ZEVENTIG JAAR GELEDEN EERSTE TRAM IN ZEEUWSCH-VLAANDEREN Een bont programma van gevarieerde werken GEMOEDELIJKHEID VAN DE TREKSCHUIT Een pot bier voor de machinist en.., de tram reed sneller Zeeuwse trams rijden nu in Rotterdam en... Zwitserland Minister kon lintje niet kwijt Zaterdag 20 aprfl 1957 ZEEUWSCH WEEKEND V oor tvarendheid Feesttram Lintj e mee terug Ontdekking De pijn verdwijnt direct WITTE KRUIS Autobussen Zeventig jaar geleden op 7 mei 1887 werd de eerste tramlijn in Zeeuwsch-Vlaanderen geopend. Het was de internationale lijn van Breskens naar Maldeghem, welke werd geëxploiteerd door de „Stoomtram Maatschappij Breskens-Maldeghem". Een lang gekoester de wens om ook in het zogenaamde vierde District van Zeeland een net van tramwegen aan te leggen ging vervuld worden. Pas vele jaren later zou ook het vijfde District zijn eigen tram krijgen. Boven verwachting werden beide ondernemingen door Nederlanders opge richt, hoewel het er in het begin op leek, dat de Belgen ons in dit deel van het land een slag voor zouden zijn, want reeds in 1880 be stond bij de „Société des chemins de fer éeonomiques" te Brussel het plan om westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen met een tram te verrijken. Door de enorme stuwkracht van burgemeester J. G. Gerritsen te Groede kreeg deze Belgische onderneming, die tot in de twintiger jaren o.a. de bekende „tramway chocolat" in de stad Brussel exploi teerde, geen schijn van kans. Slechts diligences, trekschuiten en een enkele stoomboot vormden voor de t »mst van de stoomtram de verbinding tussen de steden en dorpen van Zeeuwsch-Vlaanderen. Toen de Sluisse schoolmeester, J. H. van Dale,'zijn be roemd geworden woordenboek samen stelde en allerlei geschiedkundige bij dragen over dit deel van Nederland pu bliceerde, maakte hij ontelbare malen gebruik van de „barge", de door paar den getrokken trekschuit tusen Sluis en Brugge. Later kwam de „stoombarge", waarop kapitein Leyssenaar het bevel voerde. In feite is de naam van deze stoombootkapitein onverbrekelijk ver bonden met het „Groot Woordenboek der Nederlandse Taal", want Leysse naar begon zijn loopbaan als onder moester bij Van Dale en als zodanig hielp hij de grootmeester van onze taal avonden lang bij de samenstelling van het gigantische boekwerk. Van Dale heeft de tijd niet meer mogen beleven, dat de tram in 70 minuten de afstand van Sluis naar Brugge aflegde. Toch bleef de gemoedelijkheid van de trek schuit gehandhaafd, want als men in Brugge een trein wilde halen, die en kele minuten voor aankomst van de tram moest vertrekken (de aansluitin gen van tram op trein of omgekeerd waren gewoonlijk niet al te best) dan lukte dat uitstekend. Men gaf de ma chinist tien ventiemen voor een pint bier en dan had men nog vijf minuten over als de tram in Brugge arriveerde! Eigenlijk dwalen we nu wat af, want we wilden schrijven over de Nederland- Se trams in Zeeuwsch-Vlaanderen en de lijn SIuis-Brugge was in Belgische handen. Laten we daarom terugkeren tot de lijn van Breskens naar Malde ghem, In december 1882 kreeg de heer J. G. Gerritsen, burgemeester van Bres kens, Groede en Nieuwvliet concessie voor een stoomtramweg van Breskens over Schoondijke, Oostburg, Aarden burg en Eede tot de Belgische grens. In januari 1881 wist hij deze concessie uit te breiden met een toestemming van de Belgische overheid om de lijn tot Maldeghem aan te leggen. Reeds toen beoogde het tramcomité, waarvan bur gemeester Gerritsen voorzitter was, uitbreiding van het net door aanleg van een zijtak naar Sluis en een zijlijn van Schoondijke via IJzendijke naar de Bel gische grens en verder. Alle lijnen wer den, voorzover dit het technische deel betrof, ontworpen door de Rotterdamse ingenieur J. Schotel, die de ontwerpen voor vele Nederlandse tramwegen op rijn naam heeft staan. Er werd met grote voortvarendheid aan de plannen gewerkt, zodat reeds op 24 april 1888 de oprichtingsakte voor de stoomtrammaatschappij werd gepas seerd ten overstaan van notaris P. P. Slegt te Middelburg. Het kapitaal be droeg f300.000; aandeelhouders waren o.a. burgemeester J. G. Gerritsen, mr. N. J. C. Snouck Hurgronje, lid van Ged. Staten van Zeeland, notaris H G. Ham- macher te Groede, notaris A. M. Tak te Middelburg, notaris W. C. de Smidt te Schoondijke en J. H. Hennequln, burgemeester van Sluis. Op 4 septem ber d.a.v. vond de aanbesteding plaats en in december van hetzelfde jaar was het grootste deel van de lijn reeds ge reed. De eerste twee locomotieven, ge bouwd door Backer en Rueb te Breda, deden toen al met een paar open goederenwagens dienst voor de aan voer van materialen. Ongeveer terzelf der tijd verschenen advertenties in de landelijke bladen, waarbij sollicitanten voor de functie van directeur werden opgeroepen. Geheel tegen de verwach ting ontving men een stroom van solli citatiebrieven. Blijkbaar waren er veel liefhebbers, die met deze voortvarende heren wilden samenwerken. Verwonderlijk was dat niet, als men De gemoedelijke stoomtram der te Retranchement. Het oersbord op de locomotief ver meldt: „Richting Schoondijke". weet, dat er ln ons land tramplannen zijn geweest, die hun veertigjarig „ju bileum" als „plan" vierden. Commissa rissen stelden een voordracht van twee man op, doch geen van belden kon ge nade vinden bjj de aandeelhouders zo- burgemeester Gerritsen werd enkele dagen later benoemd tot ridder in de Leopoldsorde. Nauwelijks was het feestgedruis ver stomd toen de geruchten over een tram weg van Schoondijke over IJzendijke, Watervliet en Caprycke naar Eecloo hardnekkiger werden. In september 1887 kreeg het publiek te horen, dat deze lijn waarschijnlijk door de Belgi sche Nationale Maatschappij van Buurt spoorwegen, de N.M.V.B., zou worden aangelegd. Inderdaad kreeg de N.M.V.B. in december 1887 concessie voor een lfln Oostende-Brugge-Eecloo-Nederland- se grens. Intussen werd ook de bevol king van het vijfde District onrustig. Als het westen trams kreeg, dan had ook het oosten daar recht op. Aldus werd medio mei 1888 te Hulst een co mité gevormd, dat de aanleg van een trainweg van Hulst naar Walsoorden en van Hansweert naar Vlake voor stond. Jammer genoeg ging het met deze plannen net zo weinig voorspoe dig, als met de nieuwe in het 4e Dls* trict, alwaar op 25 september 1888 „Het Comité ter bevordering van den aanleg van een tramweg van Schoon dijke naar de Belgische grens" een dat in maart 1887 de heer G. Heuff, ingenieur bij de Geldersch-Overjjselsche Locaalspoorweg Maatschappij, tot direc teur der S.B.M. werd benoemd. En zo kwam de feestdag van 7 mei 1887 in zicht. De genodigden, die niet in Zeeuwsch-Vlaanderen woonden, ver zamelden zich om 10 uur aan de boot te Vlissingen. De overigen kwamen in Breskens bijeen. Het weer was niet on verdeeld gunstig, zodat het gros der „naar de vissen gingen kijken". Zelfs de minister van Buitenlandse Zaken, excellentie Van Karnebeek, deed noodgedwongen aan dit bedrijf me de! Zodra men echter weer vaste wal onder de voeten voelde was het door gestane leed gauw vergeten. Bij de aanlegsteiger te Breskens stond de feesttram klaar, bestaande uit vier rijtuigen, die werden getrokken door twee locomotieven, welke met de Ne derlandse en Belgische kleuren waren versierd. Breskens was een en al feest tooi. Dit was trouwens in alle plaatsen langs de lijn het geval. Overal waren de straten met groen en vlaggedoek versierd en iedere gemeente had ten minste twee erepoorten opgericht. In Breskens werd de feesttram gevolgd door twee wagens, voorstellende de be drijven, die in deze gemeente werden uitgeoefend. Na een voorspoedige rit van 22 mi nuten bereikte men Draaibrug, waar de werkplaats was gevestigd. Na het gebruiken van enige verversingen reed men «allereerst naar Sluis. Het was jammer, dat men het stadje nog niet kon binnenrijden, omdat pas enkele da gen tevoren overeenstemming met de gemeente was bereikt over de te vol gen route. Bij het tijdelijke eindpunt werden de gasten ontvangen in een rijk versierde loods. Van Sluis werd terug- werd gehouden. Niet minder dan 130 personen zaten aan. Helaas moest minister Van Karne beek een meegebracht „lintje", bestemd voor de heer Derote, hoofdinspecteur van de Belgische Waterstaat, weer mee terug nemen, omdat noch de heer De rote, noch enig ander hoge Belgische ambtenaar aanwezig was! Misschien waren de Belgen geschrokken van de welvaart, die toen reeds in westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen heerste. Een blad uit die dagen schreef o.a.: „Aardenburg is zeer uitgebreid en be vat menig fraai huis; datzelfde kunnen heren met hoge hoed en geklede jas gereden naar Draaibrug en vandaar ging het naar Maldeghem. In iedere gemeente volgden toespraken en werd de tram ontvangen met schetterende muziek van de plaatselijke fanfare of met een toepasselijk lied van de zang vereniging. Om drie uur was men te rug te Aardenburg, waar op het ge meentehuis het „dejeuner dlnatoire" wij niet van Maldeghem zeggen, wat zag het publiek daar er haveloos uit!" Boos waren de Belgen zeker niet, want schrijven richtte aan de Tweede Ka mer. Hierin werd op wat meer spoed aangedrongen bij de behandeling van concessie-aanvragen. In de missive werd geconstateerd, dat er reeds in 1882 concessie was aangevraagd, doch dat er tot 1887 toen het comité werd op gericht nog niets aan deze aanvraag was gedaan! Men meende, dat wat meer snelheid wel prettig zou zijn, ge zien de verarmde toestand, waarin dit deel van Zeeuwsch-Vlaanderen, mede tengevolge van de slechte verbindingen, verkeerde. Wat snelheid van werken betreft ver keerde het uiterste westen zeker in een bevoorrechte positie, want op 19 okto ber 1888 kreeg burgemeester Gerrit sen concessie voor een lijn van Sluis naar de Belgische grens, in aansluiting op de beroemde „kustlijn", die toen reeds door de Belgen was gebouwd. Op 5 jun 1890 werd deze lijn tot Sluis doorgetrokken. Voortaan waren door gaande trams Breskens-Oostende mo gelijk. Vooral vóör de eerste wereldoor log reden deze trams in het badseizoen veelvuldig. Ook in de twintiger Jaren, toen de kustlijn reeds geëlektrificeerd Toen de stoom nog opgeld deed bij de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg Maatschappij. Een stoomtram gereed voor vertrek te Breskens. was, kon men ln het hoogseizoen zonder overstappen van Breskens naar Knok- ke rijden. De stoomtramrijtuigen der S.B.M. werden dan in België door een elektrische trammotorwagen getrokken. Een enkele maal kwam het ook wel voor, dat de roomkleurige volgrijtulgen van de Belgische elektrische trams door een S.B.M.-locomotief naar Breskens werden gebracht. In dit verband moge er nog aan wor den herinnerd hoe op 14 september 1947 de „Stichting Tram-Archief' propagan da maakte voor elektrificatie van de Zeeuws-Vlaamse lijnen door het mo dernste elektrische tramstel van de kustlijn naar Zeeuwsch-Vlaanderen te brengen. Getrokken door een locomotief maakte deze elektrische tram toen een tocht over de meest belangrijke lijnen van de Z.V.T.M. en S.B.M. En om te demonstreren hoe men zonder over stappen in Oostende kon komen werd in Sluis de beugel tegen de draad ge zet en reed dezelfde elektrische tram op eigen kracht langs de kust. Het was een curieuze tocht, die de organisatoren echter veel hoofdbrekens kostte, want de douane Is niet gemak kelijk. Tijdelijke Invoer van een foto toestel valt snel te regelen, doch tijde lijke invoer van een complete elektri sche tram komt niet iedere dag voor! De S.B.M. ontwikkelde zich zeer voor spoedig. Eind 1888 waren er reeds 7 lo comotieven, 9 rijtuigen, 4 bagagewa gens, 14 goederenwagens en 1 water wagen. De waterwagens zijn steeds een onmisbaar attribuut bij de S.B.M. ge weest, omdat lang niet op iedere plaats Rond 1950 waren vrijwel alle trams uit Zeeland verdwenen. Dit wil niet zeggen dat men thans niet meer in voormalige Zeeuwse trams kan rijden. De rijtuigen van de Z.V.T.M. doen nog steeds dienst bij de „Rotter- damsche Tramweg Maatschappij" en ook een groot deel van de loco motieven en goederenwagens van de S.B.M. bleef bewaard. Helaas moet men om die nog eens te zien verder van huis gaan, want zij rij den thans in het uiterste zuiden van Zwitserland. Via de firma Smit te Nijmegen werd dit materieel n.l. verkocht aan de „Ferrovie Regio nale Ticinesi", die ze aanschafte voor de aanleg van een nieuw groot elektriciteitswerk in het Maggiadal. Ook een groot deel der rails van de S.B.M. werd naar dat verre oord verkocht. in Zeeuwsch-Vlaanderen zoutvrij water absoluut noodzakelijk voor een goed behoud van de stoomketels der locomo tieven kon krijgen. De reeds genoemde brief aan de Tweede Kamer had tot gevolg het in stellen van een kamercommissie, die na een jaar werken ontdekte, dat de concessie-aanvrage uit 1882 reeds di- rekt na ontvangst terzijde was gelegd, omdat zij niet aan de daartoe gestelde eisen voldeed. Door het comité werd echter met voortvarendheid aan de plannen gewerkt. Vooral de voorzitter, de heer Chr. Vos, wist spijkers met koppen te slaan. Geld kon hjj in zulke hoeveelheden bij elkaar krijgen, dat een verzoek om gedurende twintig jaren een provinciaal subsidie van f 3000 per jaar te mogen ontvangen, nog vóór de behandeling door Provinciale Staten, kon worden ingetrokken. Medio 1888 werd de „IJzendijhse Stoomtramweg Maat schappij" opgericht en op 1 mei 1891 werd de heer A. B. Capreau tot direc teur van die onderneming benoemd. Op 18 mei d.a.v. reed de feesttram van Eecloo naar IJzendijke. Toch werd deze verbinding met België niet zo roy aal als die via de S.B.M. Er waren geen doorgaande trams en in Veldzicht moest men een eind lopen om van de Neder landse op de Belgische tram te komen. In 1892 werden de eindpunten bij el kaar gebracht, dochoverstappen bleef steeds nodig. Een pleister op de wonder was wellicht het feit, dat de IJ.S.M. inmiddels het trajekt Schoon- dijke-IJzendijke gereed had gekregen Dit werd op 1 juni 1891 met betrekke lijk weinig feestgedruis geopend. Intussen had in augustus 1889 de heer Kuijs te 's-Gravenhage concessie gevraagd voor de lijn Hulst-Walsoor den, een aanvraag, die geen enkel suc ces heeft gehad. Uit het plan van de heer A. J. M. G. v. d. Broeck te St. Niklaas, t.w. aanleg van een stoom tram van Kieldrecht over Hulst naar Walsoorden groeide de „Stoomtram Hulst-Walsoorden", welke op 15 de cember 1902 werd geopend. Het zou te ver voeren alle uitbreidin gen, die sindsdien tot stand kwam, de revue té laten passeren. Toch mag niet onvermeld blijven, dat het 5e District voorlopig gespeend bleef van meer tramwegen. Weliswaar werd op 20 juni 1911 als uitbreiding van de S.H.W. opgericht de „Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg Maatschappij", doch het bleef voorlopig bij plannen, mede tengevolge van de eerste wereldoorlog. Pas op 19 november 1915 werd de eerste lijn van deze onderneming, het lijntje Sas van Ingezonden mededeling UdvJ wanneer U Witte Krvispoedert Inneemt. Afdoende tegen ze nuw- en rheumatifche pijnen. Ook in tabiet' en Cochet-rorm het net duurde tot 9 september 1929, op welke dag het sluitstuk, de lijn Hoofdplaat (Tol)-Breskens, in gebruik werd genomen. Inmiddels waren ook de uitbreidingen van de S.B.M., w.o. de lijn Breskens-Gadzand-Sluls, gereed ge komen, zodat het tramnet in Zeeuwsch- Vlaanderen een min of meer gesloten geheel vormde. Ideaal waren de verbin dingen echter geenszins. Vooral ln het vijfde District mankeerde een recht streekse lijn van Terneuzen naar Hulst, mede tengevolge van de aanwezigheid van een spoorlijn, waarover slechts wei nig treinen treden. Per tram moest men steeds de omweg over Walsoorden (la ter Perkpolderhaven) maken. Wat dit betekende merkte op een keer een reiziger, die in Zaamslag de tram miste. Hij wandelde naar Hulst, nam in Stoppél op z'n gemak een bier tje enzat in Hulst al weer hoog en breed op een terrasje aan de Markt, toen de tram uit Perkpolderhaven ar riveerde! Vanzelfsprekend werden ook de lijnen in Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen met muziek geopend. Het grootste feest wa» ongetwijfeld de opening van de door gaande verbinding Axel-Moerbeke op 15 mei 1928. Om 11 uur werd uit Ter- neuzen vertrokken en te 12.39 uur be reikte men de Nederlands-Belgische grens bij Roodesluis. Hier was een erepoort opgericht en liet de muziek de volkslieden horen. Uitgebreid feestte men ln Moerbeke, waarbij de genodigden in optocht ach ter enige muziekkorpsen door het dorp trokken. Het noenmaal werd aange richt op het kasteel van mevrouw da douarière Lippens de Kerchove de Den- terghem. Herhaaldelijk werden plannen ge maakt om de stoomtrams door elektri sche trams te vervangen. De S.B.M, dacht aan elektrificatie met bovenlei ding, zodat de Belgische trams vol- elektrisch tot Breskens konden komen, de Z.V.T.M. voerde in 1935 een beschei den elektrifatie in door middel van die sel-elektrische trams. Daartoe werd een aantal rijtuigen omgebouwd tot motor wagens. Het resultaat was niet best. De motor- en bagageruimte namen zo veel plaats in beslag, dat er slechts 19 zitplaatsen overbleven! Weliswaar hoop te men twee stoomtramrijtuigen te kun nen trekken, doch in de praktijk bleek dit niet erg doenlijk. Eén rijtuig extra was wel het maximaal bereikbare. Ook de maximum-snelheid van 55 kilometer per uur werd slechts hoogst zelden be reikt. Het leek wel of de motorwagens door al deze tegenslag aan een minder waardigheidscomplex leden, want op de zijkanten was met grote letters ge schilderd; „Electrische Tram". Gent-Selzaete, geopend. De uitbouw vanfeest vieren! Reeds voor de laatste wereldoorlog werden vele lijnen door autobussen ver vangen. Na 10 mei 1940 werd de tram. weer van stal gehaald. Het kwam zelfs zover dat de diesel-elektrische trams van de Z.V.T.M. gestookt moesten wor den met houtgas. Ook kort na de oor log werd de tram gehandhaafd, doch rond 1950 waren vrijwel alle trams ook uit dit deel van Zeeland verdwenen. Door fusie van de maatschappijen, een fusie welke reeds hl het midden der dertiger jaren werd overwogen, be zit Zeeuwsch-Vlaanderen thans één grote busmaatschappij, de N.V. Stoom tram Maatschappfl Breskens-Malde ghem, die thans de zeven kruisjes heeft bereikt en daarmede tot de oudste ver voersondernemingen ln ons land ba- hoort. Moge zij nog eens haar eeuw- e gramofoonplaten-industrie vetjes betekent: „buy it" (koop hem), i jj l twee sterretjes: „borrow it" (leen hem) en één sterretje: „break it" (sla hem kapot). Bij bovengenoemde plaat zou ik stellig drie sterretjes willen zetten; koopt U deze plaat, U zult er plezier van hebben! I j gaat onvermoeid voort met het fabriceren van nieuwe platen. Maandelijks verschijnen er honderden, sommige met werken die nog nooit zijn opgenomen, de meeste met composities die reeds herhaaldelijk op de zwarte schijf zijn vastgelegd. Vandaag bespreken we in ons platenpraatje een bont programma van werken van twaalf verschil lende componisten, opgenomen op vier platen. Het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Felix de Nobel zingt op Philips S 06026 R (33) lijdensmuziek van Bach, Ocke- ghen, Lotti, di Lasso en Handl, gedeel telijk met orgelbegeleiding van George Stam, gedeeltelijk a capella. Deze plaat toont weer duidelijk, welk een prachtig koor het Nederlands Kamer koor is; alle stemmen zijn gelijksoor tig van timbre zodat een prachtig harmonisch geheel ontstaat; de kleine bezetting van alle partijen maakt bo vendien dat het stemmenweefsel al tijd doorzichtig blijft. Het is dan ook een genot dit uitnemende koor te ho ren zingen; hoe ontroerend mooi klinkt bijv. het „Crucifixus" van Lotti en het „Ecc, quonodo" van Handl. In de gramofoonrubriek van een En gels dagblad waardeert de recensent de platen op humanistische wijze met één, twee of drie sterretjes; drie ster- zacht zonder overgang), één van de kenmerken van barokmuziek, past Or- mandy de overgangsdynamiek toe (geen plotselinge overgangen, maar crescendo en decrescendo, dus geleide lijk aanzwellen en afnemen in sterkte). En waarom geeft hij van het concert voor orgel en orkest in D majeur een bewerking voor orkest alleen? Ondanks deze „musicologische" bezwaren waag ik het toch deze plaat uit de goedkope Fevourite-serie drie sterren (buy it!) te geven. Velen, die nog wat huiverig staan tegen over de muziek van Handel en Co- relli, zullen door deze wijze van uit voering misschien interesse krijgen voor werken uit de achttiende eeuw. Liederenrecital door Lisa della Casa Op Decca LXT 5258 (33) zingt Lisa della Casa met pianobegeleiding van Karl Hudez telkens vier liederen van de componisten Schubert, Brahms, Wolf en Richard Strauss. Lisa della Casa is een bekend operazangeres, één van de sterren van het Mozart-Fest- spiel-firmament. Dat zij een prach tige, stralende sopraanstem bezit ho ren we al bij de eerste regel die ze zingt; dat ze niet alleen operarollen, maar ook liederen kan zingen blijkt ook spoedig. Het goed zingen van een lied is misschien wel één van de moeilijkste opgaven voor een uitvoerend musicus; wie een lied vertolkt moet niet slechts zeer goed muzikaal geschoold zijn, maar moet ook literair ontwikkeld zijn of op zijn minst literaire „feeling" be zitten. Het is begrijpelijk dat bij iedere zanger het éne lied beter zal uitval len dan het andere, al naardat hij mu ziek èn woorden beter of minder goed aanvoelt. Z- zingt Lisa della Casa af Handel en Corelli gestroomlijnd Wie in ons blad van dinsdag 16 april het eerste treintje dat Zeeland binnenreed vergeleken heeft met het gestroomlijnde materiaal dat nu ge bruikt wordt, zal ongetwijfeld getrof fen zijn door het geweldige verschil tussen deze twee treinen. Wij mensen uit het midden van de twintigste eeuw zouden ons niet meer thuis voelen in zo'n „voorwereldlijk" treintje, bij ons moet alles gestroomlijnd zijn. Deze opvatting heeft de dirigent Eugène Ormandy óók, als hij muziek uit de achttiende eeuw voor luisteraars uit de twintigste eeuw ten gehore brengt: alles moet glad en gestroom lijnd verlopen, zonder schokken of plotselinge overgangen. Op Philips S 06655 R (33) speelt hij met het Phila delphia Orkest de Watermuziek en een Concert in D majeur van Handel en een Suite voor strijkorkest van Corel li. Ormandy heeft het orkest volkomen in zijn hand en het orkest brengt een prachtig geluid voort. Maar de mu ziek, vooral de suite van Corelli, klinkt te romantisch; in plaats van de z.g. contrastdynamiek (eenvoudig ge zegd: een afwisseling van sterk en en toe iets te dramatisch, bijv. in het bekende „Gretchen am Spinarad" van Schubert (op woorden van Goethe )J „Auf dem Wasser zu singen" vait Schubert, „Schlechtes Wetter" en „Be- freit" van Richard Strauss, „Der Gart ner" van Hugo Wolf, om er maar en kele te noemen, worden echter zeer mooi ten gehore gebracht. In opname- technisch opzicht is deze plaat een bij zonder goed stuk werk, evenals da volgende, Philips A 01202 L (33). Twee strijkkwartetten van Mozart Op deze plaats speelt het Boedapes- ter Strijkkwartet twee strijkkwartet ten van Mozart en wel nr. 16 in Es majeur (K.V. 428) en nr. 17 in Be» majeur (K.V. 458, het zgn. Jachtkwar- kwartet), twee van de zes kwartetten die hij aan Haydn opdroeg als een uiting van diepe ontroering en war me vriendschap en die hij componeer de tussen 1782 en 1785. De hoes van deze plaat maakt een rustige, voorname indruk: geen op dringerige foto, geen lawaaierig grota opschriften. Het spel van het Boeda- pester strijkkwartet komt hiermee overeen. De opname is gemaakt in het ge bouw van de Congresbibliotheek ta Washington omdat zich hier vier kostbare Stradivarius-instrumenten bevinden die op grond van een clau sule uit een testament dit gebouw niet mogen verlaten. Deze instru menten waarborgen een prachtig uniform timbre; de vier musici heb ben zich bovendien uitstekend op el kaar ingesteld en spelen zeer nauw gezet, zodat iedere stem steeds dui delijk te horen is. Deze strijkkwartetten, composities van een gerijpt kunstenaar die zijn „vak" volkomen beheerst, zijn geen „musici for the millions". Wie zich echter de moeite getroost voor me nigeen zal het in 't geheel geen moeite zijn deze muziek enkele malen aan dachtig te beluisteren, zal zich onge twijfeld verrijkt voelen!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1957 | | pagina 11