Bij ideaal weer laten duikers - zich in het water zakken - tafaijlsr Gip Wilier Ou'erl ng stelde vragen Ontwikkeling Ontspanning Gezelligheid „Lijnen schuren" is hun voornaamste bezigheid DE BOODSCHAP Hel Üft?«>c>r«l koml u«l 'Van een werkstuk moet troost uitgaan' 't Zeenwsch Weekend Nederlanders aan hei Suezkanaal (Van onze reiscorrespondent Link van Bruggen) EEN strakblauwe hemel, rimpeloos water, een gouden zon. De ko lossale vangarm van de drijvende bok „Arend" torent hoog boven de woestijn van Sinaï uit, muurvast geklonken in zijn kubus- vorige sokkels. Op de kant, met 'n slagzij van zekei veertig graden, „hangt" de „Louis Perrier", de grootste snijkopzandzuiger van de Kanaalmaatschappij. Een paar meter er vandaan dobbert de „Walrus", een op een beurtschip lijkend bergingsvaartuig. Mannen in blauwe overalls en op klompen lopen tussen kabels en windassen rond. Hef- tanks enorme ketels, die onder water aan wrakken worden be vestigd en een krachtige opwaartse druk kunnen ontwikkelen liggen geboeid naast elkaar, wachtend op het moment van inzet. Drr hele, haast wanordelijke beeld leek zich zelf af te draaien, toen ik aan boord van de sleepboot „Zeehond" kilometerpaal 54 aan het Suezkanaal bereikte, waar een deel van de Smit-Tak bergingsvloot lag gemeerd om de „Louis Perrier" te lichten. Door waanzin gedreven handen hadden deze nog nieuwe, in Nederland ge bouwde bagermolen tot zinken gebracht in de dagen, dat Anglo-Franse bommen werpers laag over Egypte heenscheerden. Niemand weet overigens nog waarom, want het vaartuig, dat liefst vijftien miljoen gulden heeft gekost, is ver buiten de vaar geul van de vroegere Faroek „bypass" op de wal gezet. „Zonde", zei een Egyptenaar, die de „Louis Perrier" had zien liggen. „Deze moedwillig uitgevoerde vernietigings daad heeft geen enkel nut gehad en gaat zo meteen een schadepost van enkele miljoenen betekenen De zware vangarm van de drij vende bok „Arend' strekt zich reddend boven de half gezonken snijkop-zandzuiger „Louis Perrier" vit. Op de voorgrond links het Nederlandse bergingsvaartuig „Walrus". De „Zeehond", een alleen voor het bin nenwater bestemde bergingssleepboot, had me bij kilometerpaal 51 opge haald, tegenover de plaats, waar het Suezkanaal zich in tweeën splitst. Een lange, zwarte pijp tekende zich tegen het gele zand aan de kant af, toen ik het schip voor 't eerst opmerkte. En toen ik er vlak bij was, hobbelde er juist een Arabier op een wit ezeltje langs, een wel wat vreemd gezicht zo vlak onder de Nederlandse driekleur. Nog maar nauwelijks was de boot los, of schipper Jaap Sterling uit IJmuiden bood me met Hollandse gulheid een grote kom thee aan. „Het enige, dat ik je op dit reisje van drie kilome ter kan aanbieden', verklaarde hij, „maar ik heb de thee zo heet ge maakt, dat je de helft nog in je han den hebt, als je aankomtMet een driftig „ge-tlang" voer de „Zee hond" me toen de „bypass" in, waar in de verte de „Arend" al zichtbaar was. Steeds groter werd de bok, steeds dui delijker ook werden zijn contouren. In rechte lijn er achter lag een grote perszuiger van de Kanaalmaatschappij, roetzwarte rookslierten en vreemde, metalen geluiden makend. „Wat je daar hoort", grapte machinist Jan Pieterse, die even naar boven was gekomen, „noemen we in Nederland het Sliedrechtse volkslied. Alles wit die molen naar boven baggert, wordt door die pijp, die je daar ziet, naar de wal geperst. De muziek, die hij maakt, wordt door de stenen, die meekomen, veroorzaakt Klompen aan IK stapte aan boord van de grijs geverfde bok „Arend", die achter een sleepboot en in gezelschap van zijn tweelingbroer „Condor" de lange zeereis naar Egypte had ge maakt. Zware, stalen kabels lagen over al in het rond en bij de „winches" stond schipper Willem Sigmond uit Rotterdam „de touwtjes te vieren". Als ik niet geweten had, dat ik me in het Suezkanaal be vond, zou ik me ergens op de Schelde kunnen wanen. Met zijn blauwe overall, zijn zwarte schip perspet en vooral zijn klompen zag Sigmond er net zo uit als op een karwei in Nederland, waar hij trouwens gewoonlijk z'n dagen slijt. Op de „Walrus", die een meter of tien verder lag, daalde een duiker het water in. Ik zag hem houterig op het bui tenboordtrapje klimmen, waarna twee assistenten met het vast schroeven van zijn helm begonnen. Toen ze hiermee klaar waren, stapte de duiker lang zaam naar beneden om ten slotte ge heel onder de waterspiegel te verdwij nen. Wat borrelende bellen was alles wat hij er op achterliet: wat gekolk ook en wat fijne rimpeltjes. In een wankele sloep liet ik me naar de „Walrus" wrikken. En daar, in de stuurhut, vond ik schipper Jan de Wer ker uit Maassluis, bij de telefoondraad die hem met het „watermonster" ver bond. Door de luidspreker tussen een veelheid van sissende en kolkende ge luiden, die door het ontsnappen van lucht veroorzaakt werd, kon ik duide lijk de stem van de duiker herkennen. Hij bracht een soort verslag uit over de dingen, die hij deed en gaf ook verschillende aanwijzingen. „Vieren maar, ja, toe maar", kraakte het, „ja, nog een beetje, nog iets ver der „Ik ga nu de machinekamer in", klonk het even later en vervolgens was het een tijd lang stil. „Ik ben er, geloof ik", vervolgde de duiker toen. „Het is hier helemaal donkerIk geloof, dat ik nu een Zeg aan het volk: Er is zwaar weer op til! Maar, Heer, het is al jaar en dag zwaar weer. Nochtans: Er is nog zwaarder weer op til! Maar, Heer, geloven doet men het niet meer. Dit is een volk, dat brood en spelen wil; niet voor één keer, maar telkens, telkens weer. En hoeveel woorden ik er ook aan spil, het lacht en dansten taalt naar U niet meer. Wel zie ik hier en daar nog enkele getrouwen, maar ach, zij zijn zo weinig in getal en meestal zijn het kinderen en vrouwen. Profeet, sta op! Profeet, ga profeteren, want voordat Ik als Rechter komen zal, moet zich Mijn volk geheel tot Mij bekeren! ANDRIES DONGERA „Herfst in Europa". Uitg.: J. H. Kok N.V., Kampen kraan te pakken hebJa, inder daad, het is een kraan.... Hij is open gedraaidDe andere trouwens ook Het beeld, dat de duiker schilderde, stond me helder voor de ogen. In een volslagen duisternis, in het binnenste ook van een wildvreemd schip, zocht deze Nederlander zich tastend een weg, zijn verbindingslijnen met de buiten wereld zorgvuldig meetrekkend. Romantiek? Niet de romantiek in iedqr geval, die velen om het bestaan van duikers hebben trachten te weven. Zwaar werk moet er worden verricht, gevaarlijk soms, of althans met tien tallen risico's. Vaak moet er gewron gen en geperst worden om in een be paalde ruimte van een wrak te ko men. En soms moet er "met een snij brander worden gemanoeuvreerd alsof deze de afmeting van een zakmes heeft. Helder wafer DE duiker kwam weer naar bo ven borrelen. Zijn in rubber gestoken handen pakten het lad dertje beet en langzaam moei zaam is eigenlijk het woord, want de loden platen, die hij meevoert, gaan boven water drukken hees hij zich naar boven. Snel werd zijn kijkglas afgeschroefd, waarna de helm door twee man van zijn romp werd getild. En over de railing klom toen een reus van een kerel, die de Scheveninger Dirk Schipper bleek te zijn. Kalm, met de preciesheid van een man, wiens leven dagelijks van kleine din gen afhangt, ontdeed hij zich van zijn rubberpak en zijn met lood verzwaar de schoenen. En het duurde niet lang, of ik zat naast hem in de kombuis, waar Flip van 't Woud uit Rotterdam en Jan van de Ree uit Maassluis twee andere duikers, die bij het lich ten van de „Louis Perier" betrokken waren ook spoedig verschenen. „Ach, moeilijk duiken, is 't hier niet", zei Dirk Schipper, die zowel in Ne derland als op Nieuw-Guinea zijn spo- ren heeft verdiend. „Het water is hel der, althans op die plaatsen, waar het zonlicht kan doordringen, en eigenlijk is het een- bijzondere ervaring voor. onsAls we in de Noordzee duiken,', of in de Waterweg, is het meteen don ker om ons heenWe moeten dan met een lamp aan een kabel werken, want het is levensgevaarlijk om bij voorbeeld een electrische leiding en lamp op de helm te bevestigen Flip van 't Woud, die als eerste Neder landse duiker in het Suezkanaal is ge arriveerd en die tussen Port Said en Suez veel wrakken heeft geïnspecteerd, vond het al een even groot genoegen hier te duiken. „Vissen zijn er genoeg", vertelde hij, „maar geen groteSoms hebben we een hele school visjes om ons heen zitten, die dan plotseling en bloc kun nen wegschietenDe grootste vis hij was bijna een meter lang heb ik in de machinekamer van een boot gezien, die boven water werd getrok ken „Ons voornaamste werk hier", verklaar de Jan van de Ree nog, „is lijntjes schurenWe moeten kabels rond de schepen aanbrengen, die er door lijnen onder getrokken worden Soms gaat het vrij moeilijk vooral als het wrak in het zand verankerd ligt. Maar de „Louis Perrier" ligt vrij gunstig, omdat hij net op een richel rust, die drie meter naar beneden gaatHet Suezkanaal wordt name- Duiker Dirk Schipper uit Scheve- ningen rijst uit het water van het Suezkanaal op. lijk van de kant af trapsgewijze gebag gerd en het verschil in hoogte tussen de ene richel en de andere bedraagt ongeveer drie meter Vervolg op pag. 10) Thans reeds zeg Ik het u, eer het geschiedt, opdat ge wan neer het geschiedt gelooft, dat Ik het ben. Joh. 13 19. LI et zal verschrikkelijk zijn, als de Heiland door Zijn tafelgenoot verraden wordt. En menselijkerwijs zouden we misschien vele woor den en gedachten willen wijden aan de tragiek van Hem. Die verra den wordt èn van de man, die tot dit verraad komen kon toen de Satan in hem voer. Maar geen woord van zelfbeklag komt ove. Christus' lippen. Integen deel, Hij arbeidt ingespannen aan de kracht en het heil der discipelen, die door Hem tot de hele wereld gezonden worden en zullen worden. Op die taak en toekomst is al Zijn aandacht gericht. Daarvoor gaat Hij sterven, daar heeft Hij alles voor over, daarmee moet Hij ook nu bezig zijn. Dan moet ook alles medewerken ten goede, tot dit goede doel: een eendrachtige discipelenschare, samengebonden door het ge zag van de wettige Meester. Ja ook het verraad is aan dit doel ondergeschikt, ook Judas moet medewerken aan het grote heil der wereldwijde verlossing, ja ook de Satan, die van Judas bezit gaat nemen. De bewaring van de discipelkring is immers alleen mogelijk door het gezag van Christus? Dan gaat Hij de kracht van Zijn Woord be wijzen en dan gaat Hij zeggen: In het verraad wordt de Schrift ver vuld, in die Schrift steunt Mijn gezag, en als Ik 't u bij voorbaat zeg en het komt uit dan moet ge nu geloven en Mijn heerschappij er kennen en de eenheid bewaren om straks na Pinksteren de grote taak te volvoreen. Als Mijn Woord uitkomt, ben Ik de ware profeet lees maar Deuter. 18. Het kenmerk van de ware profeet is, dat zijn woord wordt vervuld. Dan kunt ge de Heiland in Zijn grote liefde en volharding aan schouwen. Wie zo gelooft kan zingen: ik heb geloofd en daarom zing ik van 't Woord, dat uitkwam: al wat Gij ooit beloofd hebt za bestaan. Toen onlangs een der hervorm de predikanten van Eindhoven in de Opstandingskerk een doopdtenst vervulde, moest hij het sacrament ook toedienen aan een van zijn eigen kinderen. Nadat hij het formulier gelezen had, nam de dominee plaats bij de andera doopouders. De dienstdoende ouderling las daarna de vragen. Na het antwoord van de ouders ging de predikant over tot de bediening van het sacrament. „Hervormc" Eindhoven" zegt hiervan: „De toevallige aanleiding, dat de zoon van een der wijkpredikanten gedoopt werd, kan misschien leiden tot de actieve rol van de ouderlingen in de kerkdiensten*'. voelt zich als een CARPIE DIEM" staat er op de gever van zijn huis in Egmond aan Zee. „Pluk de dag", betekent het en op wie zou dat beter van toepassing zijn dan op deze kunstenaar? Cor Wijker is eert rustige zestiger, met vriendelijke ogen en een onafscheidelijke pijp in zyn mond. Overdag werkt hij als bouwkundig tekenaar der ge meente Egmond en slechts in zijn vrije uren heeft hij de tijd „om een ander mens te zijn". „Er zijn eigenlijk twee Cor Wijkers", zegt hij, „ze zijn elkaar bijna vreemd". EEN BEPAALDE opleiding? 'k Heb nooit enige teken- of schilderles ge had. Trouwens, schilderen doe ik ook niet. Eén keer heb ik iets geprobéerd in glas en loodwerk en ja, het is ge lukt. Maar m'n eigenlijke werk is het beeldsnijden. 'k Ben al 35 jaar geleden begonnen, als liefhebberij en ontspan ning. De meeste onderwerpen vind ik in de Bijbelse verhalen. Ik lees de geschiedenis, ik probeer te zien wat ik lees en ik leg het vast. „Kijk", de kunstenaar wijst op een paneel in de huiskamer, „let ook eens op de han den van de aartsvader Abram, als hij z'n zoon Izak moet offeren. De ene hand drukt de gehoorzaamheid uit en de andere de liefde voor z'n zoon." Al pratend neemt Cor Wijker u mee naar z'n atelier, waar de eigenaardige geur van veel ruw hout hangt. „Dit is „De Storm op zee". Ziet u de angstige gezichten van de discipelen in de boot? De handen van de Heer spreken hier het meest, en het water gaat terug," Er is nog meer te zien. De zondvloed, die aan de Februari-ramp doet denken, het Laatste Oordeel, de te rugkeer van de verloren zoon, met de ge balde vuist als symbool van het verzet van de oudste zoon en ook de evacuatie. „Dat is nog vóór de oorlog gemaakt", zegt de beeldsnijder. We zien de kruiwa gen met de oude grootvader, de man met zakken op de rug, het uitgeputte vrouw tje, leunend tegen een boom en de ver starde expressie op de gezichten. „Ja", peinzend trekt de kunstenaar aan zijn pijp. ,,'k Heb niet vermoed, dat ik dat zelf ook nog zou meemaken. Een vrese lijke tijd Na een ogenblik pauze vervolgt hij: „Eigenlijk is het ook het persoonlijk be leven, wat je in het werk zoekt. Je moet n.l. zelf geloven in wat je maakt en de kunstenaar moet te herkennen zijn uit zijn werk. Als ik niet geloofde in wat ik maakte, zou ik nooit kerkelijk kunstwerk kunnen scheppen. Nu heb ik vaak het gevoel, dat m'n handen geleid worden." WERKTUIG in Gods hand kijk eens naar het paneel, waar de Chris tus de Heilige Geest belooft aan Zijn discipelen, voor Hij gekruisigd werd. (Joh. 14). Een engel geeft een door de H. Geest overglansde Bijbel aan een moede vrou wenfiguur, de aarde, terwijl hij met zijn andere hand naar boven wijst, naar 't kruis Cor Wijker exposeert maar zelden, eens in Egmond, Amersfoort en Arnhem en ook in Den Haag, waar de tentoonstelling drie weken verlengd werd; maar nu doet hij het liever niet meer. „Mijn werk lijdt er zo onder", zegt hij, „dat vind ik jam mer". Wel houdt hij lezingen: voor de badgasten 's zomers en op de wijkavon- den in Hilversum en Aunsterdam. Met een vrachtauto neemt hij de stukken mee, wat een heel karwei is, want hij is er van 's morgens 10 uur tot 's nachts 2 uur mee bezig. De opbrengst van de collecte is dan ten bate van een nieuwe kerk in Egmond. Kunst m dienst van de kerk HET is een heel gewoon klein kerkje, die kerk in Egmond aan Zee. Het is op een duinenrij gebouwd en via een grote stenen trap kunt ge er komen. Er zijn geel geschilderde houten banken en een ouderwetse potkachel. Eén hoek is er uitgebouwd, omdat er geen plaatsen genoeg waren. Nee, het is de preekstoel, de eerste in Nederland, door Cor Wijker ontworpen en van fraai reliëfwerk voor zien, die uw aandacht vraagt. Opvallend is het uiteinde van de leuning, de boog van de pols naar de hand, waardoor de preekstoel a.h.w. gedragen wordt. Hier ziet u ook de panelen die de uitstorting van de H. Geest uitbeelden, de kruisiging de Opstanding en de Hemelvaart. Hetzelf de thema, maar dan grootser vindt u in de Maranatha kerk in Amsterdam-Noord. Ontroerend van eenvoud en kunstzin nig, dat is de indruk in dit kleine kerkje, dat zo dringend vernieuwing vraagt. 'Ik geloot in wat ik maak' Troost Ineens is er de gedachte aan de abstrac te kunst. Wat zal Cor Wijker daarvan zeggen? „Ik ben er geen liefhebber van" zegt hij ernstig. „Mijn mening is, dat er van een werkstuk troost moet uitgaan. Dèt hebben de mensen in deze tijd nodig. Niet alleen de herinnering aan de ellende, die vergeten ze toch immers nooit? Maar ,Tot men op Gods tijd weer terugkeert tot de bouwvorm die de uitdrukking van het Heilige wil zijn." Deze uitspraak is geschreven in het vijfde deel van de Cul tuurgeschiedenis van het Christendom, (Uitg. Elsevier), waar ook Cor Wijkers' werk in een artikel van Jan Engelman genoemd wordt als baanbrekend voor een herleving van de protestantse religieuse kunst. Voor Hoek Er is ook een paneel gemaakt voor de kerk van Hoek in Zeeuws-Vlaanderen en een preekstoel voor het tehuis van Ou den van Dagen in Den Haag. En er zullen er meer volgen Het laatste werk van Cor Wijker is een crucifix, een kruis van 3"A m, waaraan de Christus. Een sterke figuur, de lijden de, maar ook de opgestane Heiland. Da handen hebben een zegenende uitdruk king. Het crucifix is gemaakt op verzoek van een Amerikaans geestelijke, voor de kapel van de Watkinson School te Hart ford. Werktuig „Ik voel mij als een werktuig in Gods hand", zegt de beeldsnijder, „ik ben dankbaar voor mijn gave en ik hoop nog lang het Evangelie te mogen doorgeven". Iemand vroeg hem eens, of hij niet hoog moedig werd, als men zo zijn werk roemde. Wijkers' antwoord was heel treffend: „Als ik soms neiging heb om trots te worden, dan ga ik maar een wandeling langs de zee maken. Als ik dan die machtige golven zie en die onmetelijke grootheid, och, wat ben ik dan eigenlijk? Klein en nietig im mers?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1957 | | pagina 9