ILeuttyedachUfr
ONZE JAARLIJKSE PUZZLE
In
lag de Bijbel sieeds opengeslagen
Simeon en hei Kindeke
Kerstboodschap
van eerbied
en schoonheid
Vrijdag 21 december 1956
KERSTNUMMER
pagina 3
Wanneer men zich in een
enigszins bijbels ge
stroomlijnd denken af
vraagt wat de zin en de inhoud
van het Kerstfeest is, zal men
moeten antwoorden: deze lig
gen in een historisch feit! Zo
veel eeuwen geleden is er eens
iets gebeurd, in het land Pale
stina, in het stadje Bethlehem
dat is nog steeds de inhoud
van het Kerstfeest.
Natuurlijk staat dat histori
sche feit niet vereenzaamd in de
geschiedenis. Het heeft een ge
zelschap van andere feiten om
zich heen gekregen. Er is bij
voorbeeld het besef in de chris
tenheid, dat de historische Je
zus in het heden de levende
Heer is, uit kracht van Zijn op
standing. Er is ook het besef,
dat datgene wat toen gebeurd
is de vleeswording des
Woords op de één of andere
wijze in het heden wordt voort
gezet of tegenwoordig gesteld,
in ieder geval actueel is, in de
kracht van de Heilige Geest.
Een puur historisch feit is het dus
niet. Er staat van allerlei omheen.
Maar de bloem van het Kerstfeest
is toch van haar wortel afgesneden,
als men dat zou loslaten: wij vieren
de geboorte van Jezus in Bethlehem.
Voor de natuurlijke, onherboren
rede van de mens ligt hier een
enorm struikelblok: waarom alleen
dit éne moment van de geschiede
nis? Waarom alleen dit éne stadje
uit alle steden en dorpen der aar
de? Waarom alleen die éne baby,
in de stal van Bethlehem? De rede
denkt liever, dat het heil en de
waarheid gelijkmatig verspreid lig
gen in alles wat er is en geschied. Zij
moet nog leren de vrijmacht der
verkiezing te respecteren: het heeft
Gode behaagd Zijn heil en Zijn
waarheid zó en niet anders te
schenken.
Deze binding aan een historisch
feil heeft van oudsher aan de chris
telijke geest een scherp ontwikkeld
zintuig gegeven voor de grote be
tekenis van de geschiedenis. Als het
Gode behaagd heeft in Zijn Zoon
zelf een factor in de geschiedenis te
worden, dan moet deze voor Zijn
aangezicht toch wel de moeite
waard zijn! Het Kerstevangelie geeft
aan het christelijke geloof een diep
gaande aardsgezindheid, althans
een radicale trouw aan de aarde
en aan datgene wat op haar ge
beurt.
T och is deze binding aan een his-
torisch feit nog niet het meest
verbazingwekkende in het Kerst
feest naar christelijke belijdenis. Als
wij horen wat de inhoud van dit
feit is, kunnen wij immers alleen
maar van puur ongeloof de ogen
wijd open sperren en zeggen: maar
dat is ongehoord!
Wat is dan precies de inhoud van
dit feit? Wie was Jezus? De chris
telijke kerk heeft er een vijfhonderd
jaar over gedaan om het antwoord
op deze vraag enigszins te formule
ren. Men kan zeggen: dat is rijkelijk
lang, die eenvoudige evangelisten
en apostelen hadden er minder
moeite mee, zij schreven zomaar
hun getuigenis neer. Ja, dat is wel
zo, maar zij hadden daarbij toch
wel heel sterk het besef, dat zij
daarin aan een ondoorgrondelijk
mysterie van God in de geschiedenis
uitdrukking gaven. Er staan in het
Nieuwe Testament dan ook onge
hoorde dingen over Jezus,
Daarom is het niet vreemd, dat
de christelijke kerk er een aantal
eeuwen bitter over heeft gestreden,
hoe men deze dingen, die over Je
zus gezegd worden, denkend kan
opvangen en enigszins in woorden
kar. uitdrukken.
Tenslotte is zij op de formule ge
komen, dat dit de eigenlijke in
houd van het Kerstfeest ik: Dat in
Jezus Christus God de Zoon het
menselijk vlees heeft aangenomen
en om onzentwil mens is geworden.
Wie hier niet sprakeloos van ver
bazing staat, heeft nog niet goed
gehoord, wat hem wordt gezegd.
Want dit is het toch wat op het
Kerstfeest van mij wordt verwacht:
dat ik bedenk, dat daar een dood
gewone baby in de kribbe ligt,
waar niets bijzonders aan te zien
is, en dat deze baby God zelf, na
melijk God de Zoon is, in het men
selijke vlees, dat Hij door een
soevereine daad van genade aan
nam.
Dat zijn de kernpunten van het
christelijk geloof: hij is waarlijk
God en waarlijk mens. In de latere
eeuwen, vooral in de laatste twee
eeuwen, heeft men op alle moge
lijke manieren geprobeerd de vol
slagen onmogelijkheid van deze
formuleringen van het dogma aan
te wijzen. Maar het merkwaardige
is, dat het getuigenis van het Nieu
we Testament aangaande Jezus zich
als een granieten rots zeer weer
barstig blijft verzetten tegen alle
mogelijke verzachtende uitleggin
gen. En hoe langer de moderne
bijbelwetenschap zich onbevangen
met dit getuigenis bezighoudt, hoe
meer zij tot de ontdekking komt,
dat men denkend moeilijk beter
kan zeggen wie Jezus was dan de
Kerk het in haar dogma stame
lend en stotterend heeft gedaan.
Intussen zijn deze dingen er niet
alleen om er met het logische ver
stand over te tobben. Men zou er
zich ook met het prijzende hart
over kunnen verheugen.
Want als dat waar is, dat God in
Jezus Christus werkelijk mens is
geworden, dan is dat zo iets fan
tastisch groots, dat men daarover
niet uitgeprezen raakt.
Laten we ons indenken wat dat
betekent!
Het betekent in ieder geval ook
deze grote waarheid: niet de mens
omhoog, maar God omneer! De
orthodoxie is er dan meteen bij,
om dit aldus uit te leggen, dat de
mens op het diepst vernederd
wordt, omdat hjj als de zaken
zo staan geen zuchtje aan zijn
eeuwige zaligheid toedoet, en dat
God alleen op het hoogst verhoogd
wordt.
Maar men kan daarover ook in
een andere toonaard spreken. Want
de mens wil wel steeds opwaarts
streven, om zo zichzelf te redden
en zichzelf te rechtvaardigen. Maar
in deze activiteit van de zondaar
schuilt toch ook weer een goede
dosis wanhoop. De zonde is in zich
zelf ook waan en vertwijfeling (zij
het ook geen schijn, maar schuld!).
Als dat ontmaskerd wordt en als
ons duidelijk wordt, niet alleen
dat dit omhoog willen zinloos is,
maar dat het ook overbodig is, om
dat wij niet tot God behoeven op
DOOR
Prof. Dr A. A. van Ru>er
te klimmen, aangezien God tot
ons omneergeklommen is dan is
dat ook een enorme bevrijding. De
zondaar wordt dan van zijn waan
zin verlost en de mens kan dan
volstaan met simpelweg mens te
zijn. Een onuitsprekelijk diepe vre
de valt in het Kerstfeest over ons
hart.
Daarmee zijn we bij een ander
punt gekomen. Ik bedoel de
kwestie van de vrede. De engelen
zongen in de velden van Bethle
hem ook over de vrede. Nog wel
van de vrede op aarde. En
wij hebben ons als moderne men
sen aangewend, met name op het
Kerstfeest, ons met wrevel af te
vragen: waar is nu die vrede,
waarvan de engelen zo mooi en zo
enthousiast gezongen hebben?
Uit dit vredesvraagstuk op de
Kerstdag komen we alleen, als we
strak in het oog houden, met het
oog op wie de engelen dat zongen.
Daarin bestaat de vrede, dat God
zelf tegenwoordig is in het men
selijk vlees, op de aarde.
We moeten meteen doorlezen in
het Evangelie en er opmerkzaam
op worden, dat deze vrede, welke
geschonken is in Jezus Christus,
verwerkelijkt wordt in een onop
houdelijke en bittere strijd met de
demonische machten. Zijn bekro
ning vindt deze strijd in het Kruis.
Daarvoor kwam de Zoon van God
in het menselijk vlees: om het
Kruis te dragen, het offer dér ver
zoening te brengen. De vrede heeft
de gestalte van de strijd. God is
tegenwoordig in de godverlaten
heid.
Aan dit bijbelse beseffen van
want „vrede" is moeten we ons ge
wennen. Wij denken bij dit woord
te eenzijdig aan ongestoorde rust,
aan een strakke koperen koepel, die
zich (in de gestalte van een we
reldstaat?) over het gehele mens
dom spant. Het Evangelie denkt
echter in de eerste plaats daarvan,
dat Godzelf temidden van de ver
schrikkelijke baaierd van de we
reld worstelend en zegevierend
tegenwoordig is.
Deze tegenwoordigheid is de wer
kelijkheid vaa de liefde. Ook
dat is zo'n onuitputtelijke bron
van vreugde. Dat de liefde niet
een ideaal is, waarheen wij men
sen al zwoegend onderweg zijn, dat
echter steeds verder wijkt en on
bereikbaar lijkt, maar dat zij een
historische realiteit is. Zij ligt ach
ter ons! Wij kunnen er uit leven!
Wij leven van de liefde, waarmee
God ons in Christus heeft liefge
had!
Het is, dunkt mij, niet juist hier
alleen maar tegenstellingen te zien.
Alsof het Evangelie ons alle idea
len en alle inspanning ontnam.
Maar de kramp en de wanhoop zijn
er uit weggenomen. Het éérste is>
dat God ons heeft liefgehad en dat
dit een historisch feit is. Dat zet ons
in beweging en geeft ons een enor
me stuwkracht, om nu ook op onze
beurt als medearbeiders en in
strumenten van God het leven
en de wereld aan te vallen, om ze
te doorleven als rijk van God.
Ook dan worden we gedurig door
moedeloosheid overvallen. We vra
gen ons af, of er ooit iets van te
recht zal komen, zowel in ons per
soonlijk leven als in het leven van
de volkeren der wereld. Maar als
we zo terugdeinzen voor de toe
komst, lopen we met onze rug te
gen God op: Hij heeft ons in Chris
tus daadwerkelijk liefgehad. Wat
kunnen wij dan anders dan ons la
ten liefhebben en eenvoudig van en
in deze liefde leven?
Dat zijn hoge tonen in het Kerst
evangelie: vrede! liefde! De
hoogste toon is echter, dat God in
de mensen een welbehagen heeft!
Dat kunnen wij ons in het ge
heel niet voorstellen. Hoe komt Hij
er eigenlijk bij, uitgerekend in óns
dwalende, opstandige, vechtende
mensen een welbehagen te heb
ben? Bij onszelf is dit tenminste
heel anders. Wij zijn tegenwoordig
zover, dat wij er rijp voor zijn, van
de mensen (trouwens ook van ons
zelf) veeleer walging te hebben of
op z'n best het bestaan als verve
ling te doorleven.
Hoe de Here God daarbij
komt? Daarop is maar één ant
woord: Hij heeft de oorzaak uit
zichzelf genomen, het is het
pure, gloed witte licht der vrij
macht, het is inderdaad welbe
hagen, dat Hij in ons heeft.
Daar is verder geen verhaal op.
We moeten vooral niet probe
ren in de mens of in de wereld
dingen te vinden, die dat enigs
zins begrijpelijk maken.
We kunnen het alleen stil-
verbaasd aanvaarden en waar
laten zijn. Als we daarna dan
een eind gevorderd zijn op de
weg der godsvrucht, komen we
misschien zó ver, dat ook wij
enig welbehagen in de mensen,
in het menszijn, ook in onszelf
gaan krijgen. Want dat is de be
doeling van het Kerstfeest: dat
wij onszelf gaan aanvaarden
zoals God ons heeft aanvaard.
HORIZONTAAL: 1. vleesgerecht; 8.
werd in de Middeleeuwen gebruikt tijdens
een gevecht; 16. scherp (èn vals!) kijken;
18. tuinapparaat; 19. bolgewas; 21. ope
ning; 22. familielid; 24. lust; 25. noot; 26.
zijrivier van de Donau; 28. de onbekende;
29. land in Azië; 31. voegwoord; 32. af
scheiding; 33. sprakeloos; 35. vis; 38. vo
gel; 39. voedsel; 41. dans; 42. bid; 43. vol
komen ontwikkeld insekt; 44. grondsoort;
45. en anderen; 47. plant; 49. maat; 50.
Europeaan; 51. in orde; 52. Engels-Ame
rikaanse vlaktemaat; 54. maat; 55. omlijs
ting; 57. vervoeronderneming; 58. kaars
houder; 60. rank; 62. vis; 63. prul; 64. fijn
weefsel; 65. evenzo; 67. plaats in Noord-
Brabant; 70. honden-„stal"; 73. voorzet
sel; 75. plaats; 76. daaraanvolgende; 78.
akelig; 79. dat is; 80. tijdperk; 82. maan
stand; 83. keet; 85. Romeinse Rjjk; 86.
vermoeid; 87. schraal; 89. dwaas; 90. traag;
92. werkelijk; 94. gast; 95. kwelling; 98.
aanwijzend voornaamwoord; 99. verblijf
plaats voor dieren; 100. persoonlijk voor
naamwoord; 101. keukengerei; 102. dwars-
32. vis; 34. soort onderwijs; 36. titel; 37.
water in Noord-Brabant; 38. ter herinne
ring; 40. maat; 43. denkbeeldig; 46. vaar
tuig; 48. roofdier; 49. maat; 52. niets uit
gezonderd; 53. plaats in Drente; 55. neer
slag; 56. maat; 58. speelgerei; 59. maat;
60. deel van een boom; 61. opstootje; 66.
wapen; 68. deel van het lichaam; 69. bloei-
wijze; 71. dwaas; 72. vogel; 74. park bij
Wenen; 76. speels; 77. dal; 79. plaats in
Groningen; 81. plaats in Frankrijk; 83.
vaartuig; 84. gat in de grond; 86. water
vlakte; 88. bijwoord; 89. voorzetsel; 91.
voorzetsel; 93. uitgave; 95. vogel96. voed
sel; 97. aarde; 100. werkplaats voor het
bouwen van schepen; 103. voertuig; 106.
bijbelse naam; 107. aanwijzend voornaam
woord; 109. korf; 110. insekt; 112. bevel;
113. vaartuig; 114. soort onderwijs; 115.
rijksgrond.
hout; 104. grof; 105. voertuig; 106. smart;
108. gesteente; 109. ijzeren staaf; 111. fa
milielid; 112. lang (van. tijd); 114. leids
man; 116. insekt; 117. muziekinstrument.
VERTICAAL: 1. middeleeuws wapen;
2. laatstleden; 3. zeil; 4. teken; 5. lusje;
6. grondsoort; 7. de onbekende; 9. land
bouwwerktuig; 10. weg; 11. man; 12. voed
sel; 13. water in Nederland; 14. voertuig;
15. vleessoort; 17. gebied; 20. verblijf; 22.
monster; 23. stroperij; 25. goed zijn; 27.
Europeaan; 29. levenslucht; 30. tijding;
Men zoekt helaas de vrede niet
Waar God beloofde, dat men vindt:
Bij 't pas-geboren Kind
En bij het hemels lied.
Wij smeken om Uwen vrede
Drieëenheid, in Christus, het Kind;
verbreek op Uw komst dan heden
al wat ons aan onszelven bindt.
Van een grote, in 1654 door Rem
brandt vervaardigde ets van de
Voorstelling in de tempel, kozen
we dit detail, het hart van de
voorstelling, Simeon met het kin
deke op zijn armen.
7n Rembrandts hart lag de Bij
bel steeds opengeslagen, 'n Der
de deel van zijn grote levens
werk vertolkt onderwerpen uit het
Oude en Nieuwe Testament. Dat
is opmerkelijk. In zijn tijd en in
zijn land vroeg de kerk geen schil
derkunst meer, zoals nog wel in
Vlaanderen en Italië. De kooplie
den, die zich tot hem wendden met
een opdracht, wensten portretten,
geen Bijbelse voorstellingen. En
toch grijpt Rembrandt steeds weer
naar de Schrift, het Boek, dat hem
onophoudelijk inspireerde tot een
reeks schilderijen en etsen, die
niet om financieel gewin, maar al
leen uit innerlijke drang tot stand
zijn gekomen.
Dat is al heel vroeg zo. Als Hij zich
als zelfstandig schilder te Leiden
heeft gevestigd en het geld nog ont
breekt om modellen te betalen en de
gelegenheid dus klein is zich te be
kwamen in het portretschilderen,
vraagt hij zijn familieleden, of ze wil
len poseren. Ze komen op het zolder
atelier, de vader, de moeder, de
broers en de zusters. En daar is dan
ineens ook het Boek. Het ligt open
geslagen en zijn moeder leest eruit.
Men kan het haast wel zo stellen,
dat het juist deze moeder is, die hem
in de Bijbel heeft ingeleid.
Dan zijn er ook al de verbeeldin
gen van Bijbelse verhalen. Simeon is
in de tempel. De ezel van, Bileam
spreekt. Lazarus wordt opgewekt.
Rembrandts moeder is uitgebeeld
als de profetes Anna, lezend in een
boek. Nog niet lang geleden is er in
de Franse stad Tours een schilderij
ontdekt, dat door sommige deskundi
gen beschouwd wordt als het oudste,
dat van Rembrandt bekend is. Hij zou
het geschilderd hebben, toen hij ne
gentien, twintig jaar was. Het on
derwerp? De vlucht van de Heilige
Familie naar Egypte.
Wat heeft Rembrandt in de Bijbel
gevonden? Ais hij jong is, nog
vaak de kleurige gebeurtenissen uit
het Oude Testament, dramatisch be
licht. Op latere leeftijd, als de ver
dieping in zijn werk hand in hand
gaat met da toenemende stilte om
hem heen, de intimiteit, de onder
grond van de Bijbelse verhalen, de
ontmoeting met Christus zelf. Hij
heeft Hem telkens weer ontmoet, op
dezelfde Schriftplaatsen, en telkens
dieper heeft hij het geheim van de
Zoon Gods geschilderd, die God was
èn Mens.
De westerse schilderskunst heeft al
tijd gezocht naar de mens. De schil
ders van de Renaissance vindt die
mens in de gemeenschap. Frans Hals
registreert hem in al zijn verschij
ningsvormen en vindt aan het eind
van zijn leven de ontluistering van
de mens. Rubens verheerlijkt hem in
het zinneleven. Rembrandt vindt de
mens onder beslag van het Woord.
Hij schildert hem in zijn verhouding
tot God. En naast Christus, die Mens
onder de mensen was. Professor F.
van der Meer ziet Rembrandt vooral
als de schilder, die de Heiland te
kent in zijn knechtsgestalte. Hij vat
Rembrandts benadering van het
Evangelie samen in een tekst uit een
brief aan de Filippenzen:
Laat die gezindheid bij u zijn, wel
ke ook in Christus Jezus was, die in
de gestalte Gods zijnde, het Gode ge
lijk zijn niet als een roof heeft ge
acht, maar Zichzelf ontledigd heeft,
en de gestalte van een dienstknecht
heeft aangenomen, en den mensen ge
lijk geworden is.
Dat is het Kerstevangelie.
e Kerstboodschap heeft Rembrandt
U dikwijls uitgeheeld. In zijn werk
zingen de engelen, aanbidden de her
ders, prijst Simeon, wiegt Maria het
Kind. En zoals de Evangelist Lucas het
verhaal in zijn tweede hoofdstuk af
sluit, eindigt ook Rembrandt de cy
clus: de twaalfjarige Jezus gaat naar
de tempel.
Dat alles zet Rembrandt heel een
voudig neer. Neem de ets van de aan
bidding der herders. Het is allemaal
heel simpel. Negen figuren en twee
beesten zijn hier ongedwongen bij
een. De herders er is zelfs een
kleine jongen bij zijn binnengeko
men in de stal. Jozef, gezeten op een
gekantelde kruiwagen, maakt het ge
baar van „ja, kijk maar vrij, dit is
het Geheim, het Wonder!" En op het
punt, waar alle lijnen samenkomen, zit
Maria met haar Kind. Het is een ge
wone vrouw, geen koningin, geen on
aantastbare, geen schoonheid. En het
is een gewoon kind, dat ze op haar
schoot heeft.
Maar het verhaal kan niet directer
verteld worden. Het is uit de volle
realiteit gegrepen.
Moor toch: in dit aardse tafereel
vindt men de hemel terug. Deze ge
wone mensen zijn niet gewoon. Het
gaat immers om een gezegende vrouw,
om verschopte herders, die als eersten
mogen komen kijken, om een Zolig-
maker. En daarom speelt in dit be
haaglijk samenzijn klinkt de echo van
het „in mensen een welbehagen"Dit
is het moment, waarin het Woord
gesproken wordt, dat gedurende
eeuwen in het hart der mensen be
waard zal worden.
|yj eestal echter is in Rembrandts
werk deze familie alleen. Wan
neer na de dood van Saskia de op
drachten gaan uitblijven en het stil
wordt op het atelier, bladert Rem
brandt vaak in de Bijbel en hij komt
telkens terug in de sfeer van Bethle
hem. En het is een heel intieme sfeer.
Het gezin is bijeen. Maria en het Kind.
Jozef op de achtergrond of buiten,
nog juist door het venster zichtbaar,
aan het werk.
In al die beelden heeft Rembrandt
Bethlehem in het hart gedragen. Het
zijn geen verbeeldingen van een stal
of huis in het Oosten, maar van om
standigheden in het eigen land. Voor
al echter van de moederliefde. Dan
kan Maria de trekken krijgen van
Hendrikje Stoffels, de begrijpende
vrouw, met wie hij samenleefde. Dan
schaadt de huiselijkheid en de bij het
haardvuur snorrend kat niet, maar ze
verdiepen het beeld der intimiteit.
Beroemd is het schilderij, dat in het
museum van Kassei hangt. Het heet
eenvoudig De Houthakkersfamilie. Het
Kind ligt niet meer in de wieg, maaf
het staat al haast op de knie van de
moeder. Dat verhindert niet, dat Rem
brandt het weer met tederheid heeft
geschilderd: het is toch nog een kind
met zijn pogingen om te gaan staan
en met zijn afzakkende broek. Een
kind, dat bescherming nodig heeft. En
daarom is er de wakende en werken
de Jozef. Maar lang mag. u naar dit
beeld niet kijken. Rembrandt heeft
even het gordijn opzij geschoven. Dat
gordijn legt nog eens extra de itadruk
op de beslotenheid. De stille dingen
blijven hier dood-stil.
In één geval treffen deze intieme
schilderijen en etsen door een bijzon
dere visie. Op een ets uit 1654, dat
heel rijke jaar, is er weer het onder
werp. Jozef is buiten aan de arbeid.
Maria liefkoost Jezus.
Maar men moet verder zien: onder
de voet van Maria ontdekt men dan de
kop van de slang. Het Verband is
duidelijk; Rembrandt herinnert, in
het voetspoor van oude schilders, aan
deMoederbelofte. En aan de strijd,
die ook temidden van deze idylle nog
steeds woedt.
(Vervolg op pag. 5)