G. MULDER voor KERSTMIS Hoe zullen wij nog Kerstfeest vieren 1 Vrijdag 21 december 1956 KERSTNUMMER Pagina 4 DEKALKOEN ER GEBEUREN veel mooie en vaak romantische dingen op 'n pluimveemarkt in de stad. Men vergist zich zeer met te den ken, dat dit alleen vroeger kon en dan liefst in een klein dorp, een gehucht, of al houtsprokke- lende in een donker bos. Neen, het kan vandaag de dag ook en zelfs in een moderne stad. Als men de ogen maar open heeft en niet alleen maar bedacht is op eigen veiligheid in het drukke verkeer. Het kan, als men niet vliegt, auto-rijdt of fietst.... doch z'n paadje al wandelend gaat. Fotografen van een stadskrant zijn meestal te druk bezet met het „vereeuwigen" van actuele gebeur tenissen, grote branden, grote men sen en helaas ongelukken.... de tijd, de gelegenheid en de aan dacht voor de kleine wereld en de geringe dingen missen ze al te vaak. Ze hadden dat oude mannetje niet, een grote kalkoen aan een touwtje van de veemarkt komende eens moeten zien! Ze hadden dan vast een foto gemaakt en een handig journalist zou vast een onderschrift geschreven hebben.iets als: „Mijn vader kocht een bokkie Ja, met enkele stippeltjes. Ze zien hem gelukkig niet en dit verhaal is eigenlijk ook niet geschikt voor een blad, dat modern „bij" is. De kalkoen loopt rustig achter het mannetje aan.maakt voet- prenten in een laagje sneeuw, waar in ook het mannetje voetprenten achterlaat. Het touwtje zit losjes vast om die lange gevederde nek, net beneden het kleurige lellengeval van het mannetjekalkoen. Het oude kereltje hoest een keer.... en dan hoest die kalkoen ook, alleen veel luidruchtiger. Acht, een oude man moest nooit behoeven te hoesten en waarom toch laat een kalkoen zich vaak al te opzettelijk horen? Het is zo naar, dergelijke geluiden ze hebben zo weinig met het kerstfeest te maken. Wfj horen lie ver kinderzang en orgelspel of de stemmen van een mannenkoor. Ja wel, en toch is deze kalkoen óók een stukje kerstfeest. Want de oude krijgt gasten, zijn kinderen komen, fen zijn kinderen hebben ook kin deren gekregen, en die komen mee. Heel veel gasten krijgen zehij en zijn vrouw hebben heel lang ge spaard om al die kinderen op tweede kerstdag te kunnen ontvangen en om dan feestelijk met hen te eten. Wekenlang hebben ze beknibbeld op him geringe inkomsten. En over de zorg, dat al die gasten maar moeilijk in hun woninkje geborgen kunnen worden, hebben ze zich niet druk gemaakt. Veel moeilijker lag het geval met de kalkoen. Een com promis met de vrouw heeft het gro te plan van de man gered Want, waar denkt een man aan top kerstfeest? Laten we eerlijk zijn: aan eten en drinken! En natuurlijk is een christenman op de leeftijd van deze oude, tégen enige versie ring van de woningdat is on geveer heidens. Een degelijke preek, de kinderen over.... en dan samen eten. Tot zwetens toe! Maar een vrouw voelt de dingen even anders aanzij wil stemming scheppen, kleine versieringen aanbrengen, de woning feestelijk maken. En wat zit er dan toch voor heidens in een tikkeltje kaarslicht en een kruimel tje groen zo hier en daar. Heidens, heidens is als die mannen zó roken dat het in huis bijna niet meer uit te houden is, dat de ruimste borst moet hoesten. Weken lang hebben die oude man en die oude vrouw slag geleverd: hij wou preek en vleesen zij wou zang, met wat zacht licht en groen. De vrede kwam pas, toen ze elkaar gelijk hadden gegeven: zij mocht een weinig ver sieren en hij zou zijn eigen kal koen kopen. Dertien kilo schoon aan de haak, had de verkoper gezegd hij rekent op één of anderhalve kilo lager, maar ruim twintig pond vlees is niet te versmaden. Als morgen de preek maar goed is aan het feest van het vlees zal het niet liggen. Wat zullen die jongens opkijken, wat zullen de kleinkinderen ogen opzetten! Zo'n grote kalkoen Kom maar, beestje. Hij hoest er van en dan hoest die kalkoen ook al weer.het is of ze elkaar verstaan die twee, alsof ze tachtig jaren samen hebben op getrokken. Toch kennen ze elkaar pas vanmorgen vroeg op de markt ontdekte hij hem. Maar de oude heeft heel veel met dieren om gegaan hij weet dat hij praten moet tegen een dier en dat je er mee om moet gaan als met je ge lijke. Een dier wil vertrouwd en ge acht zijn niet gejaagd of ge plaagd. Eerst de pijp stoppen, m'n jon ge! Hij blijft staan en de kalkoen blijft ook staan. Terwijl de oude man zijn pijp stopt uit een goor tabakszakje, bekijkt hij met lust de kleurige kopversieringen van zijn kalkoen. Hjj is goed gezond, consta teert het mannetje. De stad heeft te veel haast om dit stilleven te bekijken alleen een agent van politie in straatdienst maakt een opmerking die de oude slechts half verstaaten waarop hij antwoordt: Ja, 't is een knaapl Als de tabak in de pijp gloeit, zegt hij tegen de nieuwkoop: Kom jonge, laten we voortma kende vrouw zal de koffie wel gezet hebben Hij heeft trek in een kop koffie, hij wil ook de schoenen uitgooien z'n sokken en tenen sijpelen in sneeuwwater, dat voelt hij. Maar hij heeft wel vaker natte voeten ge had.... en thuis staan warme pan toffels naast de kachel te wachten. Daarom herhaalt hij: Kom jonge. Er moet ook nog zo heel veel ge beuren, hij heeft het druk. Hij moet die kalkoen nog slachten ook en dan moet hij er nog op uit om enkele stoelen te lenen. Er kpmt ook zoveel kijken als je toch je huis vol met kinderen krijgt. En zijn vrouw moet ook nog naar de stad om inkopen te doen. D e kalkoen doet niets dan al maar hoesten en kuchelen, als hij bij de vrouw in de kamer komt. Hij voelt zich onwennig, dat is het.... en hij begrijpt ook niets van het twistgesprek tussen die beide oude mensen. Véél te groot! roept de oude vrouw ontsteld. Ja, 't is een knaap! antwoordt de man. Heb ik geen pan voor We eten met z'n zeventienen Ik bedoelde zo'n kleintje.... De oude vrouw gebaart met haar handen de omvang van een konijn tje. Kan ik alleen wel op, we zijn met z'n Daar zijn toch kleine kinderen bij Die lusten ook Kinderen hebben liever sinaas appel en pudding En de vrouwen van de jongens een sigaret! Begin je nü al weer te schel den, ze zijn er nog niet eens Hei-rood van verontwaardiging over deze twist zo 't lijkt, hakkelt de kalkoen en hij kan het luider Hij begraaft de afval achter in het tuintje, hij klopt de matten uit, hij staat te kijken als zijn vrouw de keuken met zeepsop afneemthij staat in da weg als zij de vloer dweilt en hij voelt zich teveel. Stil letjes verdwijnt hij in de kamer, ont doet zich daar voorzichtig van z'n vuile plunje en trekt wat anders aan, zonder zich eerst behoorlijk te heb ben gewassen. Als zij binnenkomt, staat hij daar opgedirkt.... en dan moet ze toch lachen ook: Doe je goeie kleren uit en was je eerst. Hoe kom je toch.... kl a 't eten van een opgebakken prakkie, moet de oude vrouw eerst wat rustenzij heeft zich teveel ingespannen. Die oude man, Kerstvertelling door achthij is ook moe. Even uitpuf fen in een luie stoel, eventjes de ogen toe en daarna een verse pijp.... Hij wandelt over de straat met zijn kalkoen aan een touwtje en daar is die agent. Die straatagent vraagt naar zijn vergunning om een kalkoen wandelende te vervoeren. Moet je daar ook al een vergunning voor hebben, vraagt hij. Maar dan ge beurt het: de kalkoen vliegt die agent aan en de agent tast naar zijn gummiknuppel. De mensen blijven staan, scholen komen uit en alle kin deren blijven toekijken. Het is alle maal mensen om hem heen, hij kan niet wegkomenhij krijgt het warm en benauwd Wakker is hij misschien heeft hij vijf minuten z'n oogleden van binnen bekeken.... Foei toch! Hij dan de mensen. Het gevit al lang moe, kijkt de oude vrouw naar de kalkoen Hij stikt! Kijk, z'n hele ge zicht is al rood aangelopen.... je moet dat nare touw van z'n nek doen, dat arme dier! Toe breng 'm terug en haal me een kleintje, of 'n kipIk ben bang voor zo'n groot beest. Ach wat! Poten, kop, vleugels en veer er afen je houdt een gestroopt molletje over. Maar 't is een knaap! Kom maar vader,dan gaan we je slachten.... de vrouw heeft toch nog geen koffie. Een grote pan leen ik wel ergens.... ik moet ook nog om stoelen uit. Ga jij nu eerst winkelen? Koffie hoef ik niet, kunnen we wel uitsparen Als de oude vrouw terug komt, moe van het sjouwen langs de winkels, is de-kalkoen al niet meer in 't land der levenden. Maar haar propere keukentje! De meeste veren, de naakte poten, de kop met ver sierselen ze hebben een plaats gevonden in een vrij grote wasteil. En toch is haar heldere keukentje één en al bloed en veer. En de kleren van de oude man zien er al niet veel beter uit 't is alsof hij in het midden van een kapokmatras gekropen isdonsveertjes bij menigte zitten hem in de haren. Maar de kalkoen is geslacht en schoon, dat is voor de oude man het voornaamste en een reden om zich een weinig trots te voelen. Van de schrik van z'n vrouw trekt hij zich niemandal aanhij toont haar het geheel aan ponden vlees en roept overmoedig: Til eens! Zo'n man toch ze wil niet en toch moet ze huilen. Haar propere keukentje.ze heeft uren en uren werk om het weer schoon en opge ruimd te krijgen. En hoe zal ze ooit z'n enorme vleesklomp kunnen bra den? Daar staat ze dan met haar boodschappentas met wat groen en een paar kaarsjes.en ze huilt. Hoe zijn mannen: ze worden altijd boos en onheus als ze vrouwen tranen zien: Ga «jij maar in de kamer, ik ruim wel op! Hij zegt het echt verwijtend. Die vrouwen ook altijd. Daar heeft hij toegestaan, zeer tegen zijn zin, dat ze het huis een beetje versieren magwaar hij beslist principieel op tegen is, en dan nog huilen bo vendien. 't Is nogal de moeite waard om dat klein beetjje vuil even op te ruimen hij heeft wel voor heter vuren gestaan. Veel te luid roept hij: Ik zal 'm wel braden ook! Zij komt terug en pakt mee aan maar ze spreken geen enkel woord. grijpt naar z'n pijp. En dan loopt hij naar 't keukentje. Daar in dat hel dere keukentje ligt de kalkoen te pronken op «en grote witte schaal. Wat een gezicht! Ponden vlees, kilo's. Wat zullen de jongens ogen opzet ten! Nu nog eventjes braden Hij moet ook nog stoelen lenen hij wil ook nog een paar sigaren ko penèn hij moet er op uit om een grote pan. Waar zal hij die gaan vragen Hij heeft niet veel zin om met dro ge sokken in die lekke schoenen te gaan lopen.... wacht, ergens heeft hij nog een paar klompen staan. Op klompen baggert hij moeizaam door de sneeuw, die nu al aardig hoog ligt. 'n Mooi gezicht. Met Kerstmis moet er sneeuw liggen uit prin cipe wil hij geen groen, geen kaars licht. maar sneeuw op het Kerst feest kan hij niet missen. Sneeuw maakt hem jonger hij denkt nog graag aan het maken van grote pop pen, aan sneeuwhuizen die ze wrochten.... aan de meisjes die ze met ballen lieten schrikken. Die tijd toen dacht hij niet in eten en drinken. Toch is hij gauw tevreden, hij hoeft zelf niet veel hebben ze niet vele weken gespaard om dit voor de kinderen te kunnen doen? Uitgespaard uit hun mond, ja. Het gaat om de kinderen. Juist en één van de meisjes, nu getrouwd, heeft in een hotel gediend. Die is daar in de keuken geweest. Naar dat hotel zal hij gaan om een pan, groot genoeg om die knaap van een kal koen te kunnen braden. Misschien lenen ze hem daar ook wel stoelen,... zijn dochter heeft daar jaren ge werkt, ze mogen- best wat voor hem doen. Hij zal dan een handwagen huren en daar die stoelen en de pan op. Met alles is de oude man geslaagd ze hebben, die deugnieten!, zelfs met een takje sparregroen zijn handwagen versierd. En in dat hotel beste mensen tochmaar zijn dochter heeft daar ook een best stuk werk verzet! hebben ze hem een paar warme carbonades meegegeven. Hij kreeg ook nog een sigaar. Die bewaart hij voor de kerstdag want er zal veel gerookt worden! Het wordt nu al een beetje feest voor hem, nu de mensen zo goed voor hem zijn geweest. Dat is ook van God, het is zijn belijden. Hij kan wel psalmen zingen achter die met stoelen opgeladen handwagen. Alles is hem meegelopen vandaag mor gen eerste kerstdag hoopt hij op een paar preken waar hij ook op zingen kan. En overmorgen komen de kin deren dan zal hij goeddoen, ga ven uitdelen, een hele kalkoen op tcifc! zetten. Hij is bijna bezweet als hij thuis komt gelukkig dat hij die hand wagen niet terug hoeft te brengen.... ze zouden wel iemand sturen om die wagen op te halen, iemand van het hotel. Allereerst sjouwt hij een enorme pan naar binnen. Zijn vrouw is al even verbaasd over die grote pan als ze het eerst was over die knaap van een kalkoen. Met vereende krachten passen de oude mensen de kalkoen in de pan het gaat, maar daarmee is dan ook alles gezegd. Nu komt het aan op de kook- en braadkunst van de oude vrouw. Ik durf het nietzegt ze, met een beschamend kleurtje als van een verlegen jong meisje. Hoeveel boter moet er wel bij en hoe lang moet zo'n groot beest braden? Je braadt zo'n knaap als een grote kip, moeder je denkt maar dat het een hele grote kip is 't Is al zoveel jaren geleden, dat ik een kip gebraden hebik weet het niet meer! Heb je die knaap al wel inge wreven met zout? Is hij dan van zich zelf niet zout genoeg? Je weet, ik mag maar weinig. Kom, die dokters zeggen maar wat Ze zijn nog aan het redekavelen in dat kleine keukentje, als de huis knecht van het hotel om de wagen komt. Die man moet thee met hen drinken, dat heeft hij verdiend. En onder de thee vragen ze hem, of hij soms weet hoe je een enorme kal koen, een knaap van een oud-vader, moet braden. Hoe doen ze dat in een hotel? De huisknecht prijst de thee, hij noemt ze stukken lekkerder dan het goedje dat ze zetten in het hotel. Hoe ze daar een kalkoen braden....? ja, heel gewoon. Ja, maar hoé..e. Tot 'ie gaar is! En dan lacht hij. Hij zegt, dat hij de'kamer zo mooi versierd vindt met al dat groen en die kaarsjes. Ze heb ben het hotel ook al een beetje fees telijk aangekleed. Kerstfeest in de kroeg! moppert de oude man hij lust die versie ring niet, ze is hem afgedwongen. Hij kan er niets aa" doen, hij moet er het zijne van zeggen: 't Komt niet te pas, zoiets! Voor hem wordt die huisknecht de boze wereld, die de schijn aanneemt van ook kerstfeest te vieren. En het kerstfeest is van de kerkniét van de wereld, niet van de kroeg! Een hotel is geen kroeg, vader. Zo onderbreekt zijn vrouw hem. Jullie sluit het Kind van Beth lehem teveel op in de kerkzegt de huisknecht gemoedelijk. Dat Kind werd niet in de tempel geboren, maar in een stal, in de wereld. Ik heb vaak genoeg ruzie met m'n baasmaar ik vind het mooi van hem dat hij dit feest niet buiten de deur sluit. Weet je wat, oude baas.... ik neem die kalkoen van jullie mee, dan moeten ze die bij ons in de keu ken maar eventjes braden. Als dat eens kon! roept de oude vrouw opgelucht zij kan wel schreien van blijdschap, dat ze van 't braden van zo'n groot beest ver lost wordt. Ik breng 'm gebraden en wel bij jullie terug er is toch bijna niets te doen in de zaak, ze hebben er best de tijd voor. En ik heb de tijd ook! Hij plaatst de grote pan met de knaap van een kalkoen op de hand kar en loopt en duwt kalm de straat uit. Wat een rare en toch mooie dag beleven de oude mensen. Anders is het zo stil in huis en vandaag is het een en al drukte. En die drukte blijft je niet in de kleren zittennü pas voelen ze terdege dat ze vermoeid zijn van al dat ongewone, beiden la ten ze zich dan ook diep wegzakken in hun gemakkelijke stoelen. Ze wil len nog wat doen voor de kinderen.... en toch, ze voelen het, het gaat eigenlijk niet. Ze hebben al teveel ge daan altijd hebben ze voor de kin deren gezorgd, doch ze moeten nu zelf worden geholpen. De wil om zichzelf te behelpen en de kinderen nog een plezier-te doen is er nog wel, maar ze kunnen niet meer, ze zijn op, versleten. Daar zitten zete vechten tegen de teleurstelling, dat groen hij heeft immers ook al zo hogelijk genoten van z'n kalkoen! Geeft even woorden met de kok, als de huisknecht in de keu ken van het hotel komt aansjouwen met een grote kalkoen. Eventjes braden voor die oude mensen, ja welhij is er lekker mee. Maar hij doet het toch, 't is tenslotte voor de ouders van het meisje, dat zo'n goede naam in het hotel verworven heeft. Naar de regelen van de schoonste der kunsten wordt die knaap van een kalkoen appetijtelijk voor de consumptie gemaakt. De chef-kok levert een geslaagd werk stuk af aan de huisknecht, die het op zijn beurt trots door eenvoudig heid aan de oude mensen zal over reiken. Maar hij doet het niet achter die handwagen, hij haalt de bakfiets op waarmee hij ook bestelde diners aflevert. Hij is nog slechts even buiten of daar suist de stadsbrand- weer-auto hem voorbij, nare gelui den gierend.... Brand, en dat vlak voor kerstmis, het moet je maar overkomen! Een politie-agent kijkt keurend naar zijn bakfiets ja meneer, de lichten zijn in orde. De vaart van de drie wielen drijft de geur van heerlijk gebraad naar zijn neus hij verheugt zich er op straks het deksel van de pan te lichten en dan de verwonderde ogen van die oude mensen te zien stralen, net als de ogen van kinderen wanneer een kerstboom voor 't eerst zijn licht laat glanzen. Dat echt blijde, dat zui vere, dat wat je zo weinig ziet in deze donkere wereldhij zal er van genieten. Genietenals van de sfeer die dat meisje schiep in het hotel, dat zuivere eenvoudige en opene, dat niemand vermocht te be smeuren. Rook ziet hij en vlammenen is het dan tóch de woning van de oude mensen die in brand staat? Ach ja!!! Daar staat hij dan met z'n bakfiets en zijn gebraden kalkoen van an deren hoort hij het verhaal. Ze waren niet meer bij vuur vertrouwd, die oude mensjes, ze hadden al lang in een oudelieden-inrichting opgenomen moeten worden, zulke stakkers wa ren een gevaar voor de buren, en nog veel meer Maar waar zijn ze nu? Men vertelt de huisknecht, dat die mensjes er zelf zonder kleerscheuren uitgekomen zijn en bij de buren on dergebracht. De brandweer heeft de vlammen vrij spoedig bedwongen, het vuur ge blust. en nóg zoekt die huisknecht naar de oude mensen. Eindelijk vindt hij ze natuurlijk heeft een moeder van een groot gezin zich over de stakkerds ontfermd. De kinderen zijn er overstuur van blijdschap, dat ze nu een echte grootvader en groot moeder in de kamer hebben. Er is alleen geen bed voor hen, anders zouden ze best kunnen blijven zo vertelt de moeder van ai die kin- se wat ze samen zijn begonnen niét hebben kunnen volbrengen. En toch ook blij en dankbaar voor de aange boden hulp. Zelf niet meer kunnen.... en dan geholpen worden, dat is ook kerstfeest. Ze weten het, maar ze willen het niet erkennen en het komt zeker niet over hun lippen. Een goed uur zitten ze zo, versla gen in 't leven.... en toch ook te vreden. En dan moet die oude vrouw als het slechts even begint te sche meren, toch eerst haar feestverlich ting zien branden. Hij protesteert nog zwakjes, doch zij zet door: Zij wil de volle glorie voorproeven van haar opgespaarde centjes voor kaarsen en deren aan de huisknecht. Die huis knecht hij maakt korte metten met het geval: hij beslist voor zijn baas, dat ze met hem mee naar het hotel gaan, Daar zijn bedden genoeg. En dan helpt hij die oude man en die oude vrouw op de bakfiets, de ge braden kalkoen tussen hen in. Streng verbiedt hij, dat ze er onderweg al vast wat van gaan eten Het is wel opgehouden met sneeu wen, doch de huisknecht heeft een zware trap aan z'n zware vracht hij zweet er van. Voor het hotel helpt hij de oude mensen weer op de been, brengt hen in de zachtverlichte res tauratie en geeft de ober een wenk Hoe zullen wij nog Kerstfeest [vieren, nu allen hunnen naaste vloeken? Hoe zingen: „Jesu goedertieren, voor ons gelegd in schaam'le [doeken?" Hoe zullen wij de glans [verdragen van zoveel lichtjes aan de ogen en zeggen: In de mens behagen", in deze tijd, bij zoveel logen? Wij moeten keren op de [schreden, want deze koude weg loopt dood. Wie God zijn onmacht heeft [beleden, die mag nog eens opnieuw [beginnen en 't Kindje op Maria's schoot weer met de kinderen beminnen. JO KALMIJN-SPIERENBURG. voor twee koffie. Daarna haast hij zich naar de baas. Zo en zo, hij hoeft niet naar woorden te zoeken, want de feiten spreken en met een grapje besluit hij zijn relaas: Ze hebben hun eten meege bracht En overmorgen komen hun grote kinderen hier om raad te schaffen voor later. Daar zit nu die oude vrouw mid den in zacht licht en groen.... en de oude man in een wereld van vol op eten en drinken. Neen, thuis voelen ze zich in deze omgeving niet, maar zij ondervinden zoveel goed heid en medeleven, dat ze er verlegen onder worden. e preken zijn wel goed, die eerste L/ kerstdagen het grote orgel speelt wel mooien ook de zang van de gemeente lijkt opgewekter dan anders, doch de aandacht van de oude mensen is meer bij wat ze hebben beleefd en wat ze nu nog zul len beleven. Het omvallen van een kaars door 'n onhandige beweging van de oude vrouw, het vlamvatten van papierfranje, het eerst redden van de kaars, de poging om met doe ken te doven, het halen van een em mertje water, de vlammen, de buren die kwamen om hen er uit te halen... de rit op de bakfiets, een slapeloze nacht in een hotelbed. En dan het vooruitzicht dat morgen de kinderen komen, dat ze een klein zaaltje krij gen om daar samen te zijn. Dat alles neemt haar zó in beslag, dat ze wel in de kerk zittenen er toch niet zijn. Ere zij God, dat wel! A Isof het zo beschikt is.... zegt de volgende dag één van de grote jongens, die met zijn vrouw ergens bij anderen inwoont, ik heb vóór de kerstdagen een woning toegewezen gekregen. Wij hebben geen kinde ren vader en moeder komen bij ons in, dan worden zij weer ouders en wij kinderen. Dit voorstel, zo welda dig ingekleed, en zo echt gemeend, vindt feestelijke bijval. Alsof het zo beschikt ismooier had hij het niet kunnen zeggen niet geloviger ook. De oude mensen belijden Gods zorgende hand. Zeker, ze waren nog graag samen in hun huisje gebleven en ze zullen hun verbrande'spulletjes terdege missen, al dat eigene, al die herinneringen, al die „sprekende" dingen maar ze erkennen nu toch ook, dat het zo niet langer kon. De getrouwde dochter die in het hotel heeft gediend, zij weet de tafel feestelijk te makgn. En als de kalkoen op tafel' komt, glinsteren toch de ogen van de oude man en hij zegt: 't Enige dat we hebben gered, maar 't is ook een knaap Feestelijk eten ze en na tafel gaat een van de kleinkinderen voor de piano zitten, speelt psalmen en kerstliederen. Ja, ook de oude men sen zingen mee. Dit samen zingen verjongt hun geloof in de grote ge- ,nadejuist, Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt: het is goed en het komt goed. Van de kalkoen zijn alleen de bot jes overgebleven.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1956 | | pagina 10