G. MULDER
voor
KERSTMIS
Hoe zullen wij nog Kerstfeest
vieren 1
Vrijdag 21 december 1956
KERSTNUMMER
Pagina 4
DEKALKOEN
ER GEBEUREN veel mooie en
vaak romantische dingen op
'n pluimveemarkt in de stad.
Men vergist zich zeer met te den
ken, dat dit alleen vroeger kon
en dan liefst in een klein dorp,
een gehucht, of al houtsprokke-
lende in een donker bos. Neen,
het kan vandaag de dag ook en
zelfs in een moderne stad. Als
men de ogen maar open heeft en
niet alleen maar bedacht is op
eigen veiligheid in het drukke
verkeer. Het kan, als men niet
vliegt, auto-rijdt of fietst....
doch z'n paadje al wandelend
gaat.
Fotografen van een stadskrant
zijn meestal te druk bezet met het
„vereeuwigen" van actuele gebeur
tenissen, grote branden, grote men
sen en helaas ongelukken....
de tijd, de gelegenheid en de aan
dacht voor de kleine wereld en de
geringe dingen missen ze al te vaak.
Ze hadden dat oude mannetje niet,
een grote kalkoen aan een touwtje
van de veemarkt komende eens
moeten zien! Ze hadden dan vast
een foto gemaakt en een handig
journalist zou vast een onderschrift
geschreven hebben.iets als:
„Mijn vader kocht een bokkie
Ja, met enkele stippeltjes. Ze zien
hem gelukkig niet en dit verhaal
is eigenlijk ook niet geschikt voor
een blad, dat modern „bij" is.
De kalkoen loopt rustig achter
het mannetje aan.maakt voet-
prenten in een laagje sneeuw, waar
in ook het mannetje voetprenten
achterlaat. Het touwtje zit losjes
vast om die lange gevederde nek,
net beneden het kleurige lellengeval
van het mannetjekalkoen. Het oude
kereltje hoest een keer.... en dan
hoest die kalkoen ook, alleen veel
luidruchtiger. Acht, een oude man
moest nooit behoeven te hoesten
en waarom toch laat een kalkoen
zich vaak al te opzettelijk horen?
Het is zo naar, dergelijke geluiden
ze hebben zo weinig met het
kerstfeest te maken. Wfj horen lie
ver kinderzang en orgelspel of de
stemmen van een mannenkoor. Ja
wel, en toch is deze kalkoen óók
een stukje kerstfeest. Want de oude
krijgt gasten, zijn kinderen komen,
fen zijn kinderen hebben ook kin
deren gekregen, en die komen mee.
Heel veel gasten krijgen zehij
en zijn vrouw hebben heel lang ge
spaard om al die kinderen op tweede
kerstdag te kunnen ontvangen en
om dan feestelijk met hen te eten.
Wekenlang hebben ze beknibbeld
op him geringe inkomsten. En over
de zorg, dat al die gasten maar
moeilijk in hun woninkje geborgen
kunnen worden, hebben ze zich niet
druk gemaakt. Veel moeilijker lag
het geval met de kalkoen. Een com
promis met de vrouw heeft het gro
te plan van de man gered
Want, waar denkt een man aan
top kerstfeest? Laten we eerlijk zijn:
aan eten en drinken! En natuurlijk
is een christenman op de leeftijd
van deze oude, tégen enige versie
ring van de woningdat is on
geveer heidens. Een degelijke preek,
de kinderen over.... en dan samen
eten. Tot zwetens toe! Maar een
vrouw voelt de dingen even anders
aanzij wil stemming scheppen,
kleine versieringen aanbrengen, de
woning feestelijk maken. En wat zit
er dan toch voor heidens in een
tikkeltje kaarslicht en een kruimel
tje groen zo hier en daar. Heidens,
heidens is als die mannen zó roken
dat het in huis bijna niet meer uit
te houden is, dat de ruimste borst
moet hoesten. Weken lang hebben
die oude man en die oude vrouw
slag geleverd: hij wou preek en
vleesen zij wou zang, met wat
zacht licht en groen. De vrede kwam
pas, toen ze elkaar gelijk hadden
gegeven: zij mocht een weinig ver
sieren en hij zou zijn eigen kal
koen kopen. Dertien kilo schoon aan
de haak, had de verkoper gezegd
hij rekent op één of anderhalve kilo
lager, maar ruim twintig pond vlees
is niet te versmaden. Als morgen de
preek maar goed is aan het feest
van het vlees zal het niet liggen.
Wat zullen die jongens opkijken,
wat zullen de kleinkinderen ogen
opzetten! Zo'n grote kalkoen
Kom maar, beestje.
Hij hoest er van en dan hoest
die kalkoen ook al weer.het is
of ze elkaar verstaan die twee, alsof
ze tachtig jaren samen hebben op
getrokken. Toch kennen ze elkaar
pas vanmorgen vroeg op de
markt ontdekte hij hem. Maar de
oude heeft heel veel met dieren om
gegaan hij weet dat hij praten
moet tegen een dier en dat je er
mee om moet gaan als met je ge
lijke. Een dier wil vertrouwd en ge
acht zijn niet gejaagd of ge
plaagd.
Eerst de pijp stoppen, m'n jon
ge!
Hij blijft staan en de kalkoen
blijft ook staan. Terwijl de oude
man zijn pijp stopt uit een goor
tabakszakje, bekijkt hij met lust de
kleurige kopversieringen van zijn
kalkoen. Hjj is goed gezond, consta
teert het mannetje.
De stad heeft te veel haast om dit
stilleven te bekijken alleen een
agent van politie in straatdienst
maakt een opmerking die de oude
slechts half verstaaten waarop
hij antwoordt:
Ja, 't is een knaapl
Als de tabak in de pijp gloeit,
zegt hij tegen de nieuwkoop:
Kom jonge, laten we voortma
kende vrouw zal de koffie wel
gezet hebben
Hij heeft trek in een kop koffie,
hij wil ook de schoenen uitgooien
z'n sokken en tenen sijpelen in
sneeuwwater, dat voelt hij. Maar hij
heeft wel vaker natte voeten ge
had.... en thuis staan warme pan
toffels naast de kachel te wachten.
Daarom herhaalt hij:
Kom jonge.
Er moet ook nog zo heel veel ge
beuren, hij heeft het druk. Hij moet
die kalkoen nog slachten ook en dan
moet hij er nog op uit om enkele
stoelen te lenen. Er kpmt ook zoveel
kijken als je toch je huis vol met
kinderen krijgt. En zijn vrouw moet
ook nog naar de stad om inkopen
te doen.
D e kalkoen doet niets dan al maar
hoesten en kuchelen, als hij bij
de vrouw in de kamer komt. Hij
voelt zich onwennig, dat is het....
en hij begrijpt ook niets van het
twistgesprek tussen die beide oude
mensen.
Véél te groot! roept de oude
vrouw ontsteld.
Ja, 't is een knaap! antwoordt
de man.
Heb ik geen pan voor
We eten met z'n zeventienen
Ik bedoelde zo'n kleintje....
De oude vrouw gebaart met haar
handen de omvang van een konijn
tje.
Kan ik alleen wel op, we zijn
met z'n
Daar zijn toch kleine kinderen
bij
Die lusten ook
Kinderen hebben liever sinaas
appel en pudding
En de vrouwen van de jongens
een sigaret!
Begin je nü al weer te schel
den, ze zijn er nog niet eens
Hei-rood van verontwaardiging
over deze twist zo 't lijkt, hakkelt
de kalkoen en hij kan het luider
Hij begraaft de afval achter in het
tuintje, hij klopt de matten uit, hij
staat te kijken als zijn vrouw de
keuken met zeepsop afneemthij
staat in da weg als zij de vloer
dweilt en hij voelt zich teveel. Stil
letjes verdwijnt hij in de kamer, ont
doet zich daar voorzichtig van z'n
vuile plunje en trekt wat anders aan,
zonder zich eerst behoorlijk te heb
ben gewassen. Als zij binnenkomt,
staat hij daar opgedirkt.... en dan
moet ze toch lachen ook:
Doe je goeie kleren uit en was
je eerst. Hoe kom je toch....
kl a 't eten van een opgebakken
prakkie, moet de oude vrouw
eerst wat rustenzij heeft zich
teveel ingespannen. Die oude man,
Kerstvertelling door
achthij is ook moe. Even uitpuf
fen in een luie stoel, eventjes de
ogen toe en daarna een verse pijp....
Hij wandelt over de straat met zijn
kalkoen aan een touwtje en daar
is die agent. Die straatagent vraagt
naar zijn vergunning om een kalkoen
wandelende te vervoeren. Moet je
daar ook al een vergunning voor
hebben, vraagt hij. Maar dan ge
beurt het: de kalkoen vliegt die
agent aan en de agent tast naar zijn
gummiknuppel. De mensen blijven
staan, scholen komen uit en alle kin
deren blijven toekijken. Het is alle
maal mensen om hem heen, hij kan
niet wegkomenhij krijgt het
warm en benauwd
Wakker is hij misschien heeft
hij vijf minuten z'n oogleden van
binnen bekeken.... Foei toch! Hij
dan de mensen. Het gevit al lang
moe, kijkt de oude vrouw naar de
kalkoen
Hij stikt! Kijk, z'n hele ge
zicht is al rood aangelopen.... je
moet dat nare touw van z'n nek
doen, dat arme dier! Toe breng 'm
terug en haal me een kleintje, of 'n
kipIk ben bang voor zo'n groot
beest.
Ach wat! Poten, kop, vleugels
en veer er afen je houdt een
gestroopt molletje over. Maar 't is
een knaap! Kom maar vader,dan
gaan we je slachten.... de vrouw
heeft toch nog geen koffie. Een grote
pan leen ik wel ergens.... ik moet
ook nog om stoelen uit. Ga jij nu
eerst winkelen? Koffie hoef ik niet,
kunnen we wel uitsparen
Als de oude vrouw terug komt,
moe van het sjouwen langs de
winkels, is de-kalkoen al niet meer
in 't land der levenden. Maar haar
propere keukentje! De meeste veren,
de naakte poten, de kop met ver
sierselen ze hebben een plaats
gevonden in een vrij grote wasteil.
En toch is haar heldere keukentje
één en al bloed en veer. En de
kleren van de oude man zien er al
niet veel beter uit 't is alsof hij
in het midden van een kapokmatras
gekropen isdonsveertjes bij
menigte zitten hem in de haren.
Maar de kalkoen is geslacht en
schoon, dat is voor de oude man het
voornaamste en een reden om zich
een weinig trots te voelen. Van de
schrik van z'n vrouw trekt hij zich
niemandal aanhij toont haar
het geheel aan ponden vlees en roept
overmoedig:
Til eens!
Zo'n man toch ze wil niet en
toch moet ze huilen. Haar propere
keukentje.ze heeft uren en uren
werk om het weer schoon en opge
ruimd te krijgen. En hoe zal ze ooit
z'n enorme vleesklomp kunnen bra
den? Daar staat ze dan met haar
boodschappentas met wat groen en
een paar kaarsjes.en ze huilt.
Hoe zijn mannen: ze worden altijd
boos en onheus als ze vrouwen
tranen zien:
Ga «jij maar in de kamer, ik
ruim wel op!
Hij zegt het echt verwijtend. Die
vrouwen ook altijd. Daar heeft hij
toegestaan, zeer tegen zijn zin, dat
ze het huis een beetje versieren
magwaar hij beslist principieel
op tegen is, en dan nog huilen bo
vendien. 't Is nogal de moeite waard
om dat klein beetjje vuil even op te
ruimen hij heeft wel voor heter
vuren gestaan. Veel te luid roept
hij:
Ik zal 'm wel braden ook!
Zij komt terug en pakt mee aan
maar ze spreken geen enkel woord.
grijpt naar z'n pijp. En dan loopt hij
naar 't keukentje. Daar in dat hel
dere keukentje ligt de kalkoen te
pronken op «en grote witte schaal.
Wat een gezicht! Ponden vlees, kilo's.
Wat zullen de jongens ogen opzet
ten! Nu nog eventjes braden
Hij moet ook nog stoelen lenen
hij wil ook nog een paar sigaren ko
penèn hij moet er op uit om een
grote pan. Waar zal hij die gaan
vragen
Hij heeft niet veel zin om met dro
ge sokken in die lekke schoenen te
gaan lopen.... wacht, ergens heeft
hij nog een paar klompen staan. Op
klompen baggert hij moeizaam door
de sneeuw, die nu al aardig hoog
ligt. 'n Mooi gezicht. Met Kerstmis
moet er sneeuw liggen uit prin
cipe wil hij geen groen, geen kaars
licht. maar sneeuw op het Kerst
feest kan hij niet missen. Sneeuw
maakt hem jonger hij denkt nog
graag aan het maken van grote pop
pen, aan sneeuwhuizen die ze
wrochten.... aan de meisjes die ze
met ballen lieten schrikken. Die tijd
toen dacht hij niet in eten en
drinken. Toch is hij gauw tevreden,
hij hoeft zelf niet veel hebben
ze niet vele weken gespaard om dit
voor de kinderen te kunnen doen?
Uitgespaard uit hun mond, ja. Het
gaat om de kinderen. Juist en
één van de meisjes, nu getrouwd,
heeft in een hotel gediend. Die is
daar in de keuken geweest. Naar dat
hotel zal hij gaan om een pan, groot
genoeg om die knaap van een kal
koen te kunnen braden. Misschien
lenen ze hem daar ook wel stoelen,...
zijn dochter heeft daar jaren ge
werkt, ze mogen- best wat voor hem
doen. Hij zal dan een handwagen
huren en daar die stoelen en de pan
op.
Met alles is de oude man geslaagd
ze hebben, die deugnieten!,
zelfs met een takje sparregroen zijn
handwagen versierd. En in dat hotel
beste mensen tochmaar zijn
dochter heeft daar ook een best stuk
werk verzet! hebben ze hem een
paar warme carbonades meegegeven.
Hij kreeg ook nog een sigaar. Die
bewaart hij voor de kerstdag
want er zal veel gerookt worden! Het
wordt nu al een beetje feest voor
hem, nu de mensen zo goed voor
hem zijn geweest. Dat is ook van
God, het is zijn belijden. Hij kan
wel psalmen zingen achter die met
stoelen opgeladen handwagen. Alles
is hem meegelopen vandaag mor
gen eerste kerstdag hoopt hij op een
paar preken waar hij ook op zingen
kan. En overmorgen komen de kin
deren dan zal hij goeddoen, ga
ven uitdelen, een hele kalkoen op
tcifc! zetten.
Hij is bijna bezweet als hij thuis
komt gelukkig dat hij die hand
wagen niet terug hoeft te brengen....
ze zouden wel iemand sturen om die
wagen op te halen, iemand van het
hotel.
Allereerst sjouwt hij een enorme
pan naar binnen. Zijn vrouw is al
even verbaasd over die grote pan als
ze het eerst was over die knaap van
een kalkoen. Met vereende krachten
passen de oude mensen de kalkoen
in de pan het gaat, maar daarmee
is dan ook alles gezegd. Nu komt het
aan op de kook- en braadkunst van
de oude vrouw.
Ik durf het nietzegt ze,
met een beschamend kleurtje als van
een verlegen jong meisje. Hoeveel
boter moet er wel bij en hoe lang
moet zo'n groot beest braden?
Je braadt zo'n knaap als een
grote kip, moeder je denkt maar
dat het een hele grote kip is
't Is al zoveel jaren geleden, dat
ik een kip gebraden hebik weet
het niet meer!
Heb je die knaap al wel inge
wreven met zout?
Is hij dan van zich zelf niet
zout genoeg? Je weet, ik mag maar
weinig.
Kom, die dokters zeggen maar
wat
Ze zijn nog aan het redekavelen
in dat kleine keukentje, als de huis
knecht van het hotel om de wagen
komt. Die man moet thee met hen
drinken, dat heeft hij verdiend. En
onder de thee vragen ze hem, of hij
soms weet hoe je een enorme kal
koen, een knaap van een oud-vader,
moet braden. Hoe doen ze dat in een
hotel?
De huisknecht prijst de thee, hij
noemt ze stukken lekkerder dan het
goedje dat ze zetten in het hotel. Hoe
ze daar een kalkoen braden....? ja,
heel gewoon.
Ja, maar hoé..e.
Tot 'ie gaar is!
En dan lacht hij. Hij zegt, dat hij
de'kamer zo mooi versierd vindt met
al dat groen en die kaarsjes. Ze heb
ben het hotel ook al een beetje fees
telijk aangekleed.
Kerstfeest in de kroeg! moppert
de oude man hij lust die versie
ring niet, ze is hem afgedwongen.
Hij kan er niets aa" doen, hij moet
er het zijne van zeggen:
't Komt niet te pas, zoiets!
Voor hem wordt die huisknecht de
boze wereld, die de schijn aanneemt
van ook kerstfeest te vieren. En het
kerstfeest is van de kerkniét van
de wereld, niet van de kroeg!
Een hotel is geen kroeg, vader.
Zo onderbreekt zijn vrouw hem.
Jullie sluit het Kind van Beth
lehem teveel op in de kerkzegt
de huisknecht gemoedelijk. Dat Kind
werd niet in de tempel geboren,
maar in een stal, in de wereld. Ik
heb vaak genoeg ruzie met m'n
baasmaar ik vind het mooi van
hem dat hij dit feest niet buiten de
deur sluit. Weet je wat, oude baas....
ik neem die kalkoen van jullie mee,
dan moeten ze die bij ons in de keu
ken maar eventjes braden.
Als dat eens kon! roept de oude
vrouw opgelucht zij kan wel
schreien van blijdschap, dat ze van
't braden van zo'n groot beest ver
lost wordt.
Ik breng 'm gebraden en wel
bij jullie terug er is toch bijna
niets te doen in de zaak, ze hebben
er best de tijd voor. En ik heb de tijd
ook!
Hij plaatst de grote pan met de
knaap van een kalkoen op de hand
kar en loopt en duwt kalm de straat
uit.
Wat een rare en toch mooie dag
beleven de oude mensen. Anders is
het zo stil in huis en vandaag is het
een en al drukte. En die drukte blijft
je niet in de kleren zittennü pas
voelen ze terdege dat ze vermoeid
zijn van al dat ongewone, beiden la
ten ze zich dan ook diep wegzakken
in hun gemakkelijke stoelen. Ze wil
len nog wat doen voor de kinderen....
en toch, ze voelen het, het gaat
eigenlijk niet. Ze hebben al teveel ge
daan altijd hebben ze voor de kin
deren gezorgd, doch ze moeten nu
zelf worden geholpen. De wil om
zichzelf te behelpen en de kinderen
nog een plezier-te doen is er nog wel,
maar ze kunnen niet meer, ze zijn
op, versleten. Daar zitten zete
vechten tegen de teleurstelling, dat
groen hij heeft immers ook al zo
hogelijk genoten van z'n kalkoen!
Geeft even woorden met de kok,
als de huisknecht in de keu
ken van het hotel komt aansjouwen
met een grote kalkoen. Eventjes
braden voor die oude mensen, ja
welhij is er lekker mee. Maar
hij doet het toch, 't is tenslotte voor
de ouders van het meisje, dat zo'n
goede naam in het hotel verworven
heeft. Naar de regelen van de
schoonste der kunsten wordt die
knaap van een kalkoen appetijtelijk
voor de consumptie gemaakt. De
chef-kok levert een geslaagd werk
stuk af aan de huisknecht, die het
op zijn beurt trots door eenvoudig
heid aan de oude mensen zal over
reiken. Maar hij doet het niet achter
die handwagen, hij haalt de bakfiets
op waarmee hij ook bestelde diners
aflevert. Hij is nog slechts even
buiten of daar suist de stadsbrand-
weer-auto hem voorbij, nare gelui
den gierend.... Brand, en dat vlak
voor kerstmis, het moet je maar
overkomen! Een politie-agent kijkt
keurend naar zijn bakfiets ja
meneer, de lichten zijn in orde. De
vaart van de drie wielen drijft de
geur van heerlijk gebraad naar zijn
neus hij verheugt zich er op straks
het deksel van de pan te lichten en
dan de verwonderde ogen van die
oude mensen te zien stralen, net als
de ogen van kinderen wanneer een
kerstboom voor 't eerst zijn licht
laat glanzen. Dat echt blijde, dat zui
vere, dat wat je zo weinig ziet in
deze donkere wereldhij zal er
van genieten. Genietenals van
de sfeer die dat meisje schiep in het
hotel, dat zuivere eenvoudige en
opene, dat niemand vermocht te be
smeuren.
Rook ziet hij en vlammenen is
het dan tóch de woning van de oude
mensen die in brand staat? Ach ja!!!
Daar staat hij dan met z'n bakfiets
en zijn gebraden kalkoen van an
deren hoort hij het verhaal. Ze waren
niet meer bij vuur vertrouwd, die
oude mensjes, ze hadden al lang in
een oudelieden-inrichting opgenomen
moeten worden, zulke stakkers wa
ren een gevaar voor de buren, en
nog veel meer
Maar waar zijn ze nu?
Men vertelt de huisknecht, dat die
mensjes er zelf zonder kleerscheuren
uitgekomen zijn en bij de buren on
dergebracht.
De brandweer heeft de vlammen
vrij spoedig bedwongen, het vuur ge
blust. en nóg zoekt die huisknecht
naar de oude mensen. Eindelijk vindt
hij ze natuurlijk heeft een moeder
van een groot gezin zich over de
stakkerds ontfermd. De kinderen zijn
er overstuur van blijdschap, dat ze
nu een echte grootvader en groot
moeder in de kamer hebben. Er is
alleen geen bed voor hen, anders
zouden ze best kunnen blijven zo
vertelt de moeder van ai die kin-
se wat ze samen zijn begonnen niét
hebben kunnen volbrengen. En toch
ook blij en dankbaar voor de aange
boden hulp. Zelf niet meer kunnen....
en dan geholpen worden, dat is ook
kerstfeest. Ze weten het, maar ze
willen het niet erkennen en het
komt zeker niet over hun lippen.
Een goed uur zitten ze zo, versla
gen in 't leven.... en toch ook te
vreden. En dan moet die oude vrouw
als het slechts even begint te sche
meren, toch eerst haar feestverlich
ting zien branden. Hij protesteert nog
zwakjes, doch zij zet door: Zij wil de
volle glorie voorproeven van haar
opgespaarde centjes voor kaarsen en
deren aan de huisknecht. Die huis
knecht hij maakt korte metten
met het geval: hij beslist voor zijn
baas, dat ze met hem mee naar het
hotel gaan, Daar zijn bedden genoeg.
En dan helpt hij die oude man en die
oude vrouw op de bakfiets, de ge
braden kalkoen tussen hen in. Streng
verbiedt hij, dat ze er onderweg al
vast wat van gaan eten
Het is wel opgehouden met sneeu
wen, doch de huisknecht heeft een
zware trap aan z'n zware vracht
hij zweet er van. Voor het hotel helpt
hij de oude mensen weer op de been,
brengt hen in de zachtverlichte res
tauratie en geeft de ober een wenk
Hoe zullen wij nog Kerstfeest
[vieren,
nu allen hunnen naaste vloeken?
Hoe zingen: „Jesu goedertieren,
voor ons gelegd in schaam'le
[doeken?"
Hoe zullen wij de glans
[verdragen
van zoveel lichtjes aan de ogen
en zeggen: In de mens behagen",
in deze tijd, bij zoveel logen?
Wij moeten keren op de
[schreden,
want deze koude weg loopt dood.
Wie God zijn onmacht heeft
[beleden,
die mag nog eens opnieuw
[beginnen
en 't Kindje op Maria's schoot
weer met de kinderen beminnen.
JO KALMIJN-SPIERENBURG.
voor twee koffie. Daarna haast hij
zich naar de baas. Zo en zo, hij hoeft
niet naar woorden te zoeken, want
de feiten spreken en met een
grapje besluit hij zijn relaas:
Ze hebben hun eten meege
bracht En overmorgen komen hun
grote kinderen hier om raad te
schaffen voor later.
Daar zit nu die oude vrouw mid
den in zacht licht en groen.... en
de oude man in een wereld van vol
op eten en drinken. Neen, thuis
voelen ze zich in deze omgeving niet,
maar zij ondervinden zoveel goed
heid en medeleven, dat ze er verlegen
onder worden.
e preken zijn wel goed, die eerste
L/ kerstdagen het grote orgel
speelt wel mooien ook de zang
van de gemeente lijkt opgewekter
dan anders, doch de aandacht van
de oude mensen is meer bij wat ze
hebben beleefd en wat ze nu nog zul
len beleven. Het omvallen van een
kaars door 'n onhandige beweging
van de oude vrouw, het vlamvatten
van papierfranje, het eerst redden
van de kaars, de poging om met doe
ken te doven, het halen van een em
mertje water, de vlammen, de buren
die kwamen om hen er uit te halen...
de rit op de bakfiets, een slapeloze
nacht in een hotelbed. En dan het
vooruitzicht dat morgen de kinderen
komen, dat ze een klein zaaltje krij
gen om daar samen te zijn. Dat alles
neemt haar zó in beslag, dat ze wel
in de kerk zittenen er toch niet
zijn. Ere zij God, dat wel!
A Isof het zo beschikt is.... zegt
de volgende dag één van de grote
jongens, die met zijn vrouw ergens
bij anderen inwoont, ik heb vóór de
kerstdagen een woning toegewezen
gekregen. Wij hebben geen kinde
ren vader en moeder komen bij
ons in, dan worden zij weer ouders en
wij kinderen. Dit voorstel, zo welda
dig ingekleed, en zo echt gemeend,
vindt feestelijke bijval. Alsof het zo
beschikt ismooier had hij het
niet kunnen zeggen niet geloviger
ook. De oude mensen belijden Gods
zorgende hand. Zeker, ze waren nog
graag samen in hun huisje gebleven
en ze zullen hun verbrande'spulletjes
terdege missen, al dat eigene, al die
herinneringen, al die „sprekende"
dingen maar ze erkennen nu toch
ook, dat het zo niet langer kon.
De getrouwde dochter die in het
hotel heeft gediend, zij weet de tafel
feestelijk te makgn. En als de kalkoen
op tafel' komt, glinsteren toch de
ogen van de oude man en hij zegt:
't Enige dat we hebben gered,
maar 't is ook een knaap
Feestelijk eten ze en na tafel
gaat een van de kleinkinderen voor
de piano zitten, speelt psalmen en
kerstliederen. Ja, ook de oude men
sen zingen mee. Dit samen zingen
verjongt hun geloof in de grote ge-
,nadejuist, Zijn trouw aan Israël
nooit gekrenkt: het is goed en het
komt goed.
Van de kalkoen zijn alleen de bot
jes overgebleven.