Engelsen verboden onze troepen op Java te landen
Nederlandse invloed bij geallieerde
leiding was zeer miniem
Parlementaire Enquêtecommissie publiceerde haar achtste verslag
Onze regering werd niet
eens ingelicht
Geïnterneerden op fava mochten
kampen niet verlaten
Australië dwarsboomde Nederlandse
plannen met Indië
Passieve houding deed de
Nederlandse zaak geen goed
Strijd op zee, te land
en in de lucht
Duizenden kwamen nog om na de
Japanse capitulatie
Schermerhorn en Gerbrandy mochten
niet naar Potsdam
Nederlands bestuur mocht tot
geen prijs worden hersteld
Zaterdag 15 september 1956
ZEEUWSCH DAGBLAD
pagina 5
Britse tegenwerking leidde tot Indië-dra
(Van onze parlementsredactie)
's-GRAVENHAGE, 14 september. De Parle
mentaire Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-
1945 heeft het achtste deel van haar verslag gepu
bliceerd. Naar dit deel zullen velen met meer dan
gewone belangstelling hebben uitgezien, omdat
het o.m. een uitvoerig gedocumenteerd overzicht
bevat van het Indiëbeleid gedurende de eerste
maanden na de capitulatie van Japan. Daarnaast
geeft het een beeld van het algemeen militair be
leid der Nederlandse regering in de oorlogsjaren.
Het feit, dat de commissie zich in haar verslag
(dat in hoofdzaak bestaat uit een compilatie van
tientallen verhoren) niet uitsluitend beperkt tot
beleidskwesties, maar ook aandacht schenkt aan
de krijgsverrichtingen van land-, zee- en lucht-
Nergens is het gebrek aan medewerking der geallieerden en de
minieme invloed der Nederlandse regering op beslisingen van de ge
allieerde leiding zo duidelijk gebleken als in de weinig verheffende
geschiedenis van de wijziging der z.g. theatergrenzen in het Verre
Oosten in augustus 1946, waarbij Indië van het Amerikaanse com-
mandogebied overging naar het Britse. Hoewel hierbij voor Neder
land grote belangen op het spel stonden, werd de wijziging uitge
voerd zonder dat ons land door de geallieerden zelfs maar was inge
licht. De gevolgen van de Engels-Amerikaanse maatregel waren
zeer onaangenaam, om niet te zeggen catastrofaal.
Inplaats van door een sterke Amerikaanse strtfdmacht werd Indië „bevrijd"
door de slecht voor de hun toegemeten taak berekende Engelse troepen, die
aanvankelijk veel te gering in aantal waren. De Nederlandse regering gaat
In dezen overigens niet vrijuit. Zjj heeft een passieve houding aangenomen ten
aanzien van de commando wijziging en daarmee de Nederlandse zaak geen
goed gedaan.
macht, maakt dit achtste deel tot een levendig en
leesbaar geheel. De belangrijkste conclusie van de
commissie is, dat de Nederlandse invloed op de
beslissingen van de hogere geallieerde leiding zeer
miniem is geweest. Dit heeft vooral ten aanzien
van de ontwikkeling in Indië rampzalige gevolgen
gehad. Dit verslag bestaat uit vijf gedeelten. De
laatste vier hoofdstukken staan geheel in het te
ken van de strijd om de bevrijding van Neder-
landsch-Indië. Er wordt ingegaan op de diploma
tieke activiteiten tot het verkrijgen van gealli
eerde medewerking voor de formatie van batal
jons voor Indië. De pogingen hiertoe zijn afgestuit
op gebrek aan belangstelling en medewerking.
In het verslag der commissie zijn de
eerste hoofdstukken gewijd aan het uit
wijken ln 1940 van marine- en luchton-
derdelen uit Nederland naar Engeland
en de recruterlng ln het buitenland.
Voorts wordt een beeld gegeven van de
strijd der marine-, land- en luchtmacht.
De commissie wijst erop, dat de krijgs
geschiedenis in engere zin door de daar
voor bestemde afdelingen van het de
partement van oorlog en marine wordt
bestudeerd. De commissie zegt ook, dat
de Nederlandse strijdkrachten geduren
de de oorlog bijna altijd onder opera
tioneel bevel van geallieerde comman
danten hebben gevochten.
Zeer veel aandacht wordt besteed
aan het probleem van de toelaatbaar
heid van het in 1940 door de beroeps
officieren aan de Duitsers gegeven
erewoord en de daarmee verband
houdende vraag, of dit erewoord ge
broken mocht worden. Terwijl alle
overige conclusies in het verslag een
stemmig zijn genomen, is op dit punt
een minderheidsnota Ingediend.
Opbouw strijdmacht
Volgende hoofdstukken behandelen
de voorbereiding van de militaire te
rugkeer naar Nederland en de plannen
van het kabinet-Gerbrandy bij de
hoogste militaire en politieke leiding
aanbevolen tot opbouw der Neder
landse strijdkrachten na de bevrijding
van het grondgebied in Europa, vooral
met het oog op de bevrijding van In
dië. Uitvoerig gaat de commissie ook
ln op de verbindingen met het bezette
Indië. Reeds vrij spoedig na de caputi-
latie van Indië in 1942 heeft men op
Ceylon in Australië van Nederlandse
zijde getracht contact te verkrijgen met
het door de Japanners bezette gebied.
Na aanvankelijke moeilijkheden, vooral
in Australië, kwamen geheime diensten
tot stand, die tot taak hadden deze ver
bintenissen te leggen.
De conimandowijziging
Naar het oordeel der commissie heeft
onze regering niet voldoende ingezien
welke bezwaren moetsen kleven aan
een verdeling van Indië over twee com
mando's. Na het einde van de strijd ln
de Indische Archipel formeerde gene
raal MacArthur n.l. zijn commando, de
South West Pacific Area (SWPA),
waartoe geheel Indië met uitzondering
van Sumatra behoorde. Sumatra be
hoorde tot het Engelse bevelsgebied van
het z.g. India-command. De Nederland
se vloot, op Ceylon gestationneerd, res
sorteerde onder de opperbevelhebber
van de Engelse Eastern Fleet.
In 1943 besloot de opperste geallieer
de oorlogsleiding het South-East Asia
Command (SEAC) in te stellen. Hier
over is onze regering niet gehoord. De
commissie acht het een ernstige daling
van het Nederlandse prestige en be
treurt het, dat onze regering zelfs geen
voord van protest heeft doen horen te
gen deze gang van zaken.
Geen bevoorrading
Een belangrijk aspect van de Indeling
dre commandogebieden was de bepaling,
dat het land, waaruit de opperbevelheb
ber gekozen werd, verantwoordelijk was
voor de bevoorrading van het te be
vrijden gebied. Gunstig was de omstan
digheid, dat een zo groot deel van In
dië onder Amerikaans bevel heroverd
moest worden, ook voor deze bevoor
rading. Het is helaas anders uitgeko
men. In augustus 1945, op de dag van
Japans capitulatie, werd het SEAC. uit
gebreid met geheel Indië, behalve Ti
mor en de zuidelijke helft van Frans
Indo-China. Indië kwam dus onder En
gelse voogdij. Dit was in feite een En
gelse prestigekwestie. De Britten waren
namelijk van oordeel, dat in het Verre
Oosten zij een even belangrijk comman
do moesten hebben als de Amerikanen.
Naar het oordeel der commissie zou
de inschakeling van Amerikaanse troe
pen bij de bevrijding van Indië er
waarschijnlijk toe geleid hebben, dat
de ontwapening en internering der
Japanse troepen effectiever en snel
ler haar beslag zou hebben gekregen
dan thans het geval is geweest. Het
ontstaan van de chaotische toestand
najaar 1945 had misschien door het
optreden van Amerikaanse troepen
voorkomen kunnen worden.
„Uit het bovenstaande is duide
lijk geworden, dat over grote Ne
derlandse belangen buiten Neder
land om werd beschikt. De grote
mogendheden bekommerden zich
weinig om de belangen van de
kleinere geallieerden", aldus de
commissie, die verder zegt, dat de
reeds met Amerika gemaakte af
spraken over de bevoorrading van
Indië niet verwezenlijkt konden
worden, omdat door de comman
dowijziging ook deze verantwoor
delijkheid was verlegd.
Imposant werkstuk
(Van onze parlementsredactie)
's-GRAVENHAGE, 14 sept.
Alvorens zij het imposante werk
stuk ruim 700 pagina's tekst
en ongewoon veel documentatie -
het licht kon doen zien, moest de
Parlementaire Enquêtecommis
sie niet minder dan 208 getuigen
aan een verhoor onderwerpen.
Verschillende van hen zijn meer
dan één keer gehoord. Eén der
getuigen beantwoordde de hon
derdduizendste vraag. Het totale
verslag (acht delen dus) omvat
nu meer dan 15.000 pagina's.
Steeds meer blijkt, dat bij velen
de herinnering aan het gebeurde
vervaagt: zy kunnen de feiten
niet meer op de gewenste wijze
reconstrueren. De commissie heeft
gemeend Prins Bernhard niet als
getuige te moeten horen, „omdat
de constitutionele verhoudingen
in ons land niet gedogen, dat ge
tuigenverklaringen van een lid
van het koninklijk huis onder
werp van openbare discussie
kunnen worden." De commissie
wil echter wel uitdrukking ge
ven aan haar gevoelen, dat het
Nederlandse volk aan Prins Bern
hard grote dank verschuldigd is
voor zijn onvermoeid medestrij
den voor de bevrijding van het
Koninkrijk.
Dr. H. J. van Mook, de voormalige
luitenant-gouverneur, die vooral na de
capitulatie van Japan in Indië zulk
een belangrijke rol heeft gespeeld.
Regering slecht op
de hoogte
(Van onze pari. redactie.)
's-GRAVENHAGE, 14 sept. Het
is gebleken, dat de Nederlandse rege
ring in Den Haag in de eerste maan
den na de bevrijding van Indië van
de toestand aldaar niet goed op de
hoogte was. Dit was vooral een ge
volg van het feit, dat de materiële
middelen voor het radiotelegrafische
verkeer met Nederland onvoldoende
waren. De mogelijkheid van dit ver
keer werd pas beter, toen in 1948 te
Batavia een nieuwe zendmast was ge
bouwd. De Enquettecommissie' heeft
zich erover verbaasd, dat, waar de
berichtgeving zo uiterst gebrekkig
was, niettemin de heer Van Mook her
haaldelijk heeft moeten aandringen,
dat van regeringszijde een autoriteit
naar Indië zou worden gezonden, die
door geregeld heen en weer reizen dit
grote gebrek aan inlichtingen had kun
nen verhelpen.
iet
Order werd terecht gegeven
(Van onze parlementsredactie)
's-GRAVENHAGE, 14 september. Veel bekritiseerd is de
order van de bevelhebber der geallieerde strijdkrachten in Zuid
oost Azië, luitenant-admiraal Mountbatten, waarin hij gelastte,
dat de geïnterneerden op Java de kampen niet mochten ver
laten, voordat de bevrijdingstroepen waren aangekomen. De
Enquêtecommissie acht deze kritiek niet gerechtvaardigd en
meent, dat een dergelijke order nodig is geweest om de mensen
te beschermen. Velen van hen, die haar niet hebben opgevolgd,
ondervonden later grote moeilijkheden, terwijl een aantal dit
met de dood moest bekopen. De Nederlands-Indische regering
heeft zich dan ook terecht niet tegen de order verzet.
De Engelsen waren niet in staat orde en rust te herstellen, terwijl
de Jappen tegenwerking aan de dag legden. De toestand werd nog
ingewikkelder door het uitroepen van de republiek Indonesië. De her
bezetting vergde vooral op Java veel tijd. Het was buitengewoon
moeilijk alle Japanse wapens in handen te krijgen.
De vrijlating van Nederlandse krijgsgevangenen en burgers kon niet
dan met de grootste moeite geschieden. Ongeveer 150.000 Nederlan
ders, onder wie vele vrouwen en kinderen, waren over heel Java
verzameld in kampen, zeer slecht gevoed, gekleed en gehuisvest.
Medische verzorging was zeer schaars. Vrij spoedig na de capitulatie
hebben de z.g. Rapwi-teams met de grote kampen te Batavia, Mage-
lang, Semarang, Ambarawa, Baadoeng en Buitenzorg contact opgeno
men. Hoewel de Indonesische autoriteiten aanvankelijk medewerking
verleenden aan deze teams, werd deze geheel en al gestaakt, toen ge
vechten op grotere schaal uitbraken tussen Indonesische troepen ener
zijds en Engelse, Japanse en in Batavia ook Nederlandse troepen an
derzijds. Grote aantallen burger-geïnterneerden zijn daarop door In
donesische strijdgroepen mishandeld, terwijl op vele plaatsen moord
partijen voorkwamen. Eind 1945 waren nog ongeveer 80.000 mensen
in de kampen in het voor de geallieerden niet toegankelijke republi
keinse gebied. Hoevelen er toen zijn omgekomen is nooit nauwkeurig
vastgesteld.
(Van onze parlementsredactie)
•s-GRAVENHAGE, 14 sept.
Het is vooral Australië gevbeest,
dat de Nederlandse plannen tot
herstel van gezag en orde in Indië
in 1945 heeft gedwarsboomd, al
dus is een conclusie, welke uit het
verslag der Parlementaire Enquê
tecommissie getrokken kan wor
den. De publieke opinie in dit we
relddeel was tegen het eind van
de oorlog de Nederlanders niet
gunstig gezind. De belangrijkste
oorzaak daarvan was de vooral in
de kringen van vakorganisaties
der havenarbeiders verkondigde
mening, dat de Nederlanders de
Indonesiërs schandelijk behandel
den. De Australische regering wei-
Dicht bij de rivier staat een getuigenis
van de algehele vernieling door de
atoombom, die op de morgen van 6
augustus 1945 boven Hirosjima explo
deerde. Het gebouw, de Industrie Ten
toonstellingshal, blijft in dezelfde staat,
waarin het direct na de ontploffing
verkeerde. Meer dan 120.000 doden
vielen op die verschrikkelijk dag.
(Van onze parlementsredactie)
's-GRAVENHAGE, 14 september. Harde woorden spreekt de
Parlementaire Enquêtecommissie over het niet toelaten van Neder
landse troepen op Java door de Engelsen. Van Nederlandse zijde is
voortdurend getracht van de geallieerde opperbevelhebber toestem
ming te krijgen om eenheden van ex-krijgsgevangenen van het KNIL
naar Batavia over te brengen. Dit is door de opperbevelhebber niet
toegestaan, met uitzondering van de bataljons, die begin oktober
zijn gekomen. Ook de bataljons uit Nederland wensten de Engelsen
in dit tijdvak niet te laten debarkeren te Batavia. Half november
1945 hadden te Batavia aanwezig kunnen zijn: 8 Nederlandse en on
geveer 8_bataljons, gevormd uit Indische krijgsgevangenen; er waren
er maar'twee.
De voornaamste reden om deze batal
jons niet toe te laten was, dat de Britse
regering niet betrokken wenste te raken
in een strijd tussen Nederlanders en In
donesiërs; zij wenste geen „tweede Grie
kenland". De Britse troepen mochten
slechts gebruikt worden om de Japan
ners te ontwapenen en te interneren en
om hulp te bieden aan krijgsgevangenen
en geïnterneerden. Slechts kleine gebie
den te Batavia, later Buitenzorg, Sema
rang en Soerabaja, waarvan de bezet
ting noodzakelijk was om deze doelein
den te verwezenlijken, zouden onder
Brits gezag komen.
Andere reden door de Engelsen naar
voren gebracht waren, dat de Neder
landse troepen nog onvoldoende ge
traind waren en dat de discipline, met
name bij verschillende K. N. I. L.-een-
heden, te gering was om hen te kunnen
inzetten voor de taken, zoals de Britse
bevelhebber die zag.
Van Mook handelde juist
Het is de commissie gebleken, dat van
Nederlandse militaire zijde, vooral in
Indië, alles wat mogelijk was is gedaan
om de troepen, zowel van het K.N.Ï.L.
als van de K.L. op Java te krijgen. Even
eens Is gebleken, dat ook door dr. Van
Mook alles is gedaan om Nederlandse
troepen te doen landen.
De meningen als zou het de heer Van
Mook z(jn geweest die de landing heeft
getraineerd, en dat de heer Van Mook
de K. N. I. L.-bataljons uit Stam niet op
Java wenste, zfln naar het oordeel van
de commissie onjuist.
Uit de telegrammen uit die tijd en ook
uit de verklaringen van de leden van de
toenmalige Nederlandse regering staat
vast, dat de heer Van Mook er voortdu
rend op heeft aangedrongen zoveel mo
gelijk Nederlandse troepen in Indië te
krijgen.
Ernstige zaak
Da commissie noemt de weigering van
de Britten Nederlandse troepen op Java
toe te laten „een zeer ernstige zaak".
Men zou, aldus de commissie, met de
Britse houding nog enigszins vrede ge
had kunnen hebben, wanneer de Engel
sen maar in staat waren geweest hun
taken op Java binnen redelijks termijn
uit te voerpn. Maar daar was slechts
zeer ten dele sprake van. De Nederland
se regering, die telkens in oktober, no
vember en december zoveel bataljons als
zij kon sturen naar Indië zond, had dan
ook voldoende reden om ernstig teleur
gesteld te zijn toen de hulp, die zij ln
da vorm van deze bataljons verstrekte,
niet aanvaard werd. Dit te meer, daar
het in de eerste plaats om Nederlandse
belangen ging. Voor de lichte infanterie-
bataljons konden Inderdaad zakelijke
argumenten aangevoerd worden om hen
niet direct toe te laten: ze waren nog
niet voldoende geoefend en hadden ook
geen tropentraining gekregen.
Maar deze argumenten golden ze
ker niet voor de mariniersbrigade, die
eind december 1945 op de rede van
Batavia aankwam. Deze brigade, die
onder leiding stond van de latere ge-
neraal-majoor M. R. de Bruyne en
4500 man combattante mariniers tel
de, was behoorlijk opgeleid en boven
dien voorzien van het beste oorlogs
materiaal, dat toen te krijgen was.
Uit het feit, dat ook deze brigade niet
werd toegelaten, concludeert de com
missie dan ook, dat politieke, Nederland
niet welgezinde overwegingen de voor
naamste redenen zijn geweest voor het
niet toe laten van onze troepen op Java.
Deze gehele aangelegenheid over
ziende komt ze tot de conclusie,.
dat de Britse houding en besluiten
in strijd waren met de tijdens de
oorlog gemaakte afspraken en dat
zij de Nederlandse belangen ern
stig hebben geschaad.
Overeenkomst genegeerd
De Nederlands-Indische regering en
de Nederlandse regering konden bij de
bevrijding van Indië niet zelfstandig op
treden. Zij waren gebonden door over
eenkomsten, die met de Amerikanen op
10 december 1944 en met de Engelse re
gering op 24 augustus 1945 betreffende
het bestuur en de rechtspraak na de be
vrijding in Indië waren gesloten. Krach
tens, deze overeenkomsten zou het de ge
allieerde opperbevelhebber zijn, die in
de eerste tijd na de bevrijding de facto
volledige bevoegdheid zou hebben om
alle noodzakelijke maatregelen te nemen.
Deze overeenkomsten gaven aan Mac
Arthur en aan Mountbatten zeer grote
feitelijke macht.
In het door de Amerikanen en Aus
traliërs bevrijde gebied van Indië heeft
de overeenkomst goed gewerkt. De tus
sen de Engelse en Nederlandse regerin
gen gesloten overeenkomst heeft niet
gewerkt. De overeenkomst werd door de
Engelsen feitelijk terzijde geschoven. Zij
wensten nu eenmaal hun troepen niet in
te zetten voor een herstel van het Ne
derlandse bestuur.
De Engelse opperbevelhebber ge
bruikte zijn feitelijke bevoegdheden in
de eerste beslissende weken èf naar
eigen goeddunken öf naar de aanwij
zingen, die de Engelse regering (hem
gaf, zonder zich te houden aan de in
zichten van de Nederlandse autoritei
ten bij het nemen van politieke be
slissingen en bij het nemen van maat
regelen betreffende het burgerlijk be
stuur.
gerde dan ook de troepen te laten
landen. Ook nam de politie geen
maatregelen tegen de anti-Neder
landse demonstraties. De troepen
zijn toen doorgezonden naar het
inmiddels bevrijde Penang op Ma-
lakka.
De zaak van de vijftien gezagsbatal-
jons, die voor Indië waren bestemd,
heeft wel een zeer triest slotakkoord
gekregen. Toen ln juli-augustus 1945
maar geen schot kwam ln het vervoer
der troepen naar het Verre Oosten en
het ook verder onze regering niet ge
lukte troepen ter bevrijding van Indië
getraind te krijgen, heeft zij getracht
op het hoogste niveau stappen te on
dernemen. Ook wilde z(j pleiten voor
een spoedige bevrijding van Java.
Minister-president Schermerhorn
zou, vergezeld van oud-premier Ger
brandy, aan president Truman en
premier Churchill, die te Potsdam
waren, de Nederlandse belangen
voorleggen Alle overredingskracht
werd bij de SHEAF-missie en te Was
hington aangewend om gedaan te
krijgen, dat de Nederlanders te Pots
dam ontvangen zouden worden. Een
ontvangst werd echter geweigerd.
Gedwarsboomd
Op dat moment wisten de geallieerde
leiders waarschijnlijk reeds, dat ln
augustus atoombommen op Japan ge
worpen zouden worden, waarna ver
wacht mocht worden, dat Japan spoe
dig zou capituleren. De Nederlandse
troepen zouden dan van geen enkel be
lang meer zijn voor de geallieerde oor
logvoering. Niettemin acht de commis
sie het weigeren van de ontvangst
uitermate onhoffelijk.
In het verslag wordt een brede uit
eenzetting gegeven van de wijze, waar
op de Nederlandse regering ls gedwars
boomd. Reeds in 1943 besloot zij vijftien
Infanteriebataljons der Kon. Land
macht ter beschikking te stellen om
na de nederlaag van Japan het Kuil te
helpen hij de handhaving van orde en
rust en voor kleinere operaties. Gene-
raal-majoor L. H. van Oyen werd met
deze taak belast en vastgesteld werd,
dat deze bataljons (totaal 15.000 man)
bij Perth in Australië zouden worden
gelegerd. Engeland zou hen kleden en
bewapenen.
Najaar 1944 besloot de opperste
geallieerde leiding in Washington
echter, dat eerst 18.720 man uit het
bevrijde Zuiden van Nederland afge
staan moesten worden voor militaire
neventaken ten behoeve van SHAEF.
Dit betekende, dat met de uitzending
van de recruten voor de gezagsbatal-
jons voorlopig niet kon worden be
gonnen.
Eind februari 1945 werd bereikt, dat
4000 man gerecruteerd mochten wor
den voor genoemde bataljons. Maar
toen werd medegedeeld, dat misschien
pas tegen het eind van de oorlog in
Europa scheepsruimte beschikbaar zou
zijn om hen naar Australië te brengen.
Toen uiteindelijk de Australischa
regering verklaarde geen nieuwe ver
plichtingen meer op zich te kunnen
nemen, was het pleit beslecht. Een
gering aantal militairen, dat intussen
onderweg was naar Australië, werd in
Sydney met demonstraties ontvangen:
zij mochten niet landen....