Toren en Ned. Herv. kerk van
Biggekerke in de steigers
STEMMED
Ingrijpende restauratie zal meer dan
een ton vergen
Ö<nldgUJkMiqt*% et* Mw&tii&sett
IN DE NATUUR
Ook loodgietersbedrijf niet
zonder loonproblemen
Voorbeeldige taakopvatting van gemeente en kerk
Best bindmiddel, maar niet
voor eeuwen
Minder koffie meer genot,
dank zij BUISMAN
UIT DE KERKEN
Merkwaardige vondsten
in het Neanderdal
JOSEPH A.BRUSSE
Ledental steeg van
164 tot 275
Maandag 3 september 19W.
ZEEUWSCH DAGBLAD
pagina 5
Ingezonden Mededeling (Adv.)
VAN EEN FRAAIE diep-dof blauwe tint'zijn
de leitjes, die de spits van de toren van Big
gekerke thans stofferen. Het zijn nieuwe lei
tjes, die onmiddellijk in het oog vallen, een op
vallend blijk van de restauratie, die toren en kerk
momenteel ondergaan. Trouwens, even beneden
de spits, die weer trots boven de huisjes-in-de-
diepte troont korte tijd geleden nog was de to
ren spitsloos, in verband met het herstel begin
nen de steigers, waarop de werklieden balan
cerend hun taak in het restauratie-apparaat ver
richten.
Nog lager begint het dak van de kerk. Dit is nog
gedeeltelijk bedekt met de oude, bemoste
leien. Waaraan thans een eind wordt gemaakt. De
leitjes moeten verdwijnen, ze hebben hun dienst
Hoe oud precies de torenmuren zijn weet men dus niet. Doch ze zijn oud, heel
oud. Ze zijn uit een tyd, voor het begrip van de mens vèr voor het heden. Toen
de binnenste steenrijen van de torenmuren werden geplaatst of hersteld, was het
een zuinige tijd. Dat is óók bekend. Want om de stenen hun hechte verbinding
te geven heeft men toen niet de Luikse kalk gebruikt, zoals men dat voor de bui
tenste der steenlagen wel heeft gedaan. Inplaats daarvan bediende men zich van
Walcherseklei. Die klei was wellicht in die dagen een best bindmiddel. Maar
niet voor de duur, waarvoor kerktorens worden gebouwd. De klei is na al die
jaren gaan verpulveren.
En thans zijn we in de jaren '50 van de
twintigste eeuw. Jaren van wederopbouw
en bloei, jaren, waarin wordt gerestau
reerd. Er zijn geslachten geweest, die de
kerken met hun torens bouwden. De ge
slachten, die daarna kwamen, hebben hun
voeten gezet op het pad, dat door de hof
naar het bedehuis leidt. De generatie van
heden kent als één van haar taken het
behouden en bewaren.
gedaan. Onder hen zijn de houten gebinten van
het kerkdak gaan verweren en dat moet worden
hersteld. Verwering, het rotten-door-de-jaren was
er ook in de dikke, uit grote moppen opgetrokken
muren van de toren.
Wanneer werd die toren van Biggekerke eigen
lijk gebouwd? Men weet het niet precies. Maar
men neemt aan: op het eind van de twaalfde eeuw.
Bij de werkzaamheden aan de toren is een steen
ontdekt, waarin het jaartal 1202 is gegrift, samen
met nog wat andere tekens en cijfers. Of die steen
ook werkelijk uit dat jaar dateert, is nog een
vraag. Een oudheidkundige zou hier zijn licht eens
over moeten laten schijnen. De steen krijgt in
ieder geval een opvallende plaats in de torenmuur.
dat zij op de eerste torenzolder zal wor
den geplaatst. Deze „opsluiting" zal het
lawaai ongetwijfeld aanzienlijk vermin
deren.
Ook bij Nescafé en andere soorten oplosbare
fcoffi* doet een beetje BUISMAN wonderen.
Torenopgang
De preekstoel ondergaat thans ook een
„opknappertje": de oude, van geringe
schoonheid zijnde verflagen worden ver
wijderd. Wat tevoorschijn komt is fraai
eikenhout! Hetzelfde Is het geval met de
tuinhekken.
De toren krijgt nog een uitbouwtje,
voor de opgang. Het zal niet nodig zijn
om, teneinde de toren te beklimmen, de
kerk te passeren. Ongeveer op de plaats,
waar dit uitbouwtje wordt opgetrokken,
zijn de fundamenten gevonden van de
sacristie, die daar vroeger moet hebben
gestaan.
Op de toren, op het kerkdak, op
de steigers en op de begane grond
verrichten de restaurateurs hun
arbeid. De kerk en toren van Big
gekerke de laatste nog niet zo
lang geleden afgebroken tot bij de
galmgaten! gaan een nieuwe
periode in hun bestaan tegemoet.
Het werk wordt uitgevoerd door
de heer Geuze uit Middelburg; ar
chitect is de heer Sturm, eveneens
uit de Zeeuwse hoofdstad.
ïRifnAcunp 1
Inplaats van Luikse kalk
werd.... Walcherse
klei gebruikt I
Geen verwijt
De eersten van Biggekerke, ze heb
ben gebouwd, wie weet welk een of
fervaardigheid hiervoor aan de dag
moest worden gelegd. Men kan de
Walcherse klei tussen de stenen be
treurenmen mag niet verwijten.
Én het zijn voorzeker niet de laat-
sten van Biggekerke, die de restaura
tie ter hand nemen.
Het zou geen ingrijpende restauratie
worden. Tenminste, dat was de eerste in
druk. Men begrootte: 15.380,Het liep
zo anders. Door de „tweede" Indruk
die o.a. een constatering van de slechte
toestand van binnenmuren en dakbe
dekking inhield kwam er 20.100,—
bij
Later bleek nog een tweede aan
vulling nodig! De totale restauratiekos
ten belopen thans 55.155,Men houdt
In Biggekerke niet van half werk. Het
rijk subsidieert 40%. Van de provincie
komt een dikke vierduizend gulden. Dit
betekent dus, dat de gemeente Bigge
kerke een slordige 30.000,moet op
brengen voor de toren.
Een juweel
Maar het is aan de keurig herstelde
spits reeds goed te zien: Biggekerke
krijgt daarvoor een schitterende toren.
Een nieuwe luidklok is reeds gearri
veerd. Spoedig zal deze in de klokke-
stoel worden gehangen. De wijzerpla
ten van het uurwerk hebben ook een
andere plaats gekregen: zij zitten nu
meer naar de hoeken van de toren.
Een wijziging, hoe klein ook, die een
merkwaardige verbetering teweeg
heeft gebracht.
Tot zover de toren. Dan is er nog de
kerk. Hier is het vooral het interieur, dat
een grote wijziging ten goede zal
ondergaan. De kerkvoogdij van de Ned.
Herv. Gemeente heeft bij de burgerlijke
gemeente een rekening-courant lopen:
zo wordt voor-gefinancierd. De restau
ratie van de kerk is voorlopig geraamd
er komt nog een aanvulling op
52.275,—. Het rijk subsidieert hier 60%,
de provincie 8% en de gemeente 15%.
Negenduizend gulden blijft er altijd
nog over, een bedrag, dat dus door
de kerk zal moeten worden opge
bracht. Daar komen nog bij een zeven
duizend gulden voor een nieuwe con
sistorie, die aan de zuidkant, ter hoog
te van het koor, zal worden gebouwd,
en een bedrag van 5.000,voor
nieuw meubilair; alles tezamen dus
f 21.000,Deze nieuwe consistorie zal
een afmeting krijgen van vier bij vijf
meter.
Wijzigingen
Grote veranderingen zullen plaatsgrij
pen voor wat betreft het Interieur, want
1-ansel en orgel, die aan de einden van de
zk staan, verwisselen van plaats! De
ingang komt namelijk weer, zoals dat
vroeger ook is geweest, onder de toren.
Het orgel komt nu boven deze nieuwe
ingang. Hierdoor zal o.a. het contact tus
sen predikant en organist worden ver.
beterd
De zijbanken, die men voor de aanvang
van de restauratie in de kerk trof, komen
te vervallen. Daarvoor in de plaats komt
een groot blok oud-hollandse knopstoe-
len, in het middengedeelte van de kerk.
Deze stoelen worden zo geplaatst, dat
een ieder een goed gezicht op de kansel
zal hebben. Langs de muren komen de
gangpaden.
Het plafond van de kerk bestond vroe
ger uit een tongewelf van muur tot muur.
DU tongewelf blijft, doch wordt enigs
zins ingesprongen.
Vlak bij de ingang komt een groot gla
zen tochtscherm in de kerk te staan. De
nieuwe consistorie zal een belangrijke
estetische verbetering aan kerk en toren,
gezien als één gebouw, betekenen. De
Ds. J. H. Velema, Chr.-Gereformeerd
predikant te Apeldoorn, wijst er in De
Wekker op, dat in deze maand de berich
ten over grote rampen elkaar snel opvol
gen. Inzonderheid de mijn-katastrofe in
België veroorzaakte een opschudding. Ds.
Velema verklaart:
Het is nodig dat we elkaar wijzen op
deze Ingrijpende rampen. Ze behoren
mede tot de tekenen der tijden, die ons
spellen de ondergang van deze wereld.
Men mag hiermee spotten en voor al deze
dingen een natuurlijke verklaring hebben
het feit dat dit gebeurt en in zulk een
kort tijdsbestek plaats vindt, mag niet
achteloos voorbijgegaan worden. Soms
zijn er nette ongelovige mensen, die zeg
gen: als je aan al die nare dingen denkt,
die er tegenwoordig gebeuren, dan zou
je haast zeggen dat de wereld spoedig
zal vergaan.
Een opmerking zonder grond of zit
achter een dergelijke stemming toch een
onbewust besef dat al de rampen teke
nen, voorboden zijn van de laatste cata
strofe, die tegelijk de grootste crisis aller
tijden zal brengen? Als een ongelovige
reeds zo iets zegt, hoeveel te meer moest
dan het volk, dat de Bijbel kent en er
bij leeft? In de waarachtige Marana-
thaverwachting staan en leven!
oude consistorie was eigenlijk een lelij
ke, vierkante „kist", een hok met een plat
dak, dat tegen de toren was aangebouwd.
De verwarming van de kerk zal geschie
den door een ollestookkachel.
Aan de lange zijden van het koor ko
men eikenhouten kerkeraadsbanken,
met luifels erboven, om de koude lucht,
dooreet pr^leSroen^van een ^oot Tientallen meters boven Biggekerke's grondgebied verrichten de
middenblok ln het schip van de kerk restaurateurs van toren en kerk hun arbeid. De torenspits is reeds
re s opgevangen te weren. mgt nieuwe leien bedekt; momenteel is men bezig met het verwij-
Dan was er de motor, die voor de wind- j
aandrijving van het orgel zorgde. Die deren van de oude, bemoste tegels op het dak van de kerk, zoals de
motor maakte zulk een storend kabaal, foto laat zién.
Mijnlamp 2
In de Zeeuwse Kerkbode wijdt dr. C.
Stam, Gereformeerd predikant te Goes,
eveneens aandacht aan het gebeuren in
Marcinelle. Schrijvende over de verant
woordelijkheid voor hen, die in de mijnen
werken, stelt h|J vast:
Eoonomische en financiële vragen kun
nen zó sterk de aandacht trekken, dat
deze dingen worden veronachtzaamd. In
dit opzicht heeft de kerk voor het sociale
leven allen het gebod voor te houden, om
zich verantwoordelijk te weten voor allen,
die door de arbeid onder toezicht van an
deren staan.
In hoeverre Rome, dat in België in ker
kelijke zin sterk naar voren treedt, deze
sociale roeping nakomt, durven wij niet
beoordelen. Zeker is, dat de kerk door
haar getuigenis in de industriële wereld
zó het gebod moet laten spreken. Hier
kén zich ook wreken, dat Rome de pre
dikdienst praktisch heeft laten ver
schrompelen. Een evangelieverkondiging,
die haar tijd verstaat en wéét, onder
welke verhoudingen er wordt gearbeid,
zal met grote ernst de verantwoordelijk
heid ten opzichte van elkaar moeten wak
ker roepen. Dan doet het Woord in de
samenleving zijn werking, als het tot alle
kringen doordringt, dat God eisen stelt
inzake de verhoudingen ln het arbeids
leven. Niemand mag de indruk opdoen,
dat hij er maar aan gewaagd wordt, om
dat het als regel wel goed gaat. Het is
christelijk-sociaal, om elkaar daarop te
wijzen. Want, het gaat altijd om het
schepsel Gods, dat in zijn arbeid belang
rijk is voor de samenleving.
passeert misschien toevallig een groepje
biddende mensen, maar het is hem niet
meer dan een flits uit een sensationeel
schouwspel, en dan nog wel een heel
dwaas fragment, waarover men de schou
ders op kan halen.
UeACutte. hoofden
Hervormd Utrecht bevatte een artikel
van ds. C. M. van Endt, naar aanleiding
van de bezinningsoproep der synode in
zake Nieuw-Guinea. Ds. Van Endt con
cludeert daarin;
Overal, waar ik de politiek op het ker
kelijk erf tegenkom, ontmoet ik verhitte
hoofden, striemende woorden, het onge
duld en de verdachtmaking, 't ultima
tum en het bedankje. Merkwaardig, dat
wij, christenen, op dit terrein zo gevoelig
zijn. Veel gevoeliger dan op terreinen,
die ons veel nader zouden moeten liggen.
Wanneer een doorbraakman en een anti
elkaar ontmoeten, stuiven de veren in
het rond. Wanneer die beiden, allebei
christenen, horen vloeken, stuiven ze
veel minder op.
Neen, wanneer het een politieke uit
spraak zou zijn, waar de kerk ons op
trakteerde, dan moet ik daar niets van
hebben. En wanneer de synode gedacht
zou hebben, daar iemand mee in het ge
vlei te komen of er winst uit te behalen,
dan zijn het toch wel heel onnozele stak
kerds, die daar op Woudschoten verga
derden. De discussie is fel en hevig, de
kerk wordt door de felheid verdrongen
en vergeten. Dreigementen worden geuit,
enkelen bedanken, acties worden gevoerd.
De schrijver, die er zich aan waagt, hier
over iets te zeggen, is ook niet politiekl
Mag ik, vooruitlopend op de behande
ling van het stuk, eens heel eerlijk iet#
zeggen? Mijn eerste reactie was: jammer,
dat ze het niet wat anders gezegd heb
ben! Maar toen ik hoorde, wat er aan
boosheid over de kerk losbrak, heb ik ge
dacht: één ding moet toch wel vast staan,
dat het bepaald niet politiek was, om dit
zo te zeggen! En toen ben ik er toe geko
men, om tegen al die mensen, die met
stenen gooien naar de kerk, die mij lief
is, te velde te trekken. Omdat ik het een
voudig schandelijk vind, dat men zijn
eigen kerk zó behandelt! Laten wij nog
in het midden laten, of de synode gelijk
had of niet met deze publikatie. Maar la
ten we aan de synode toch geen bedoe
lingen toe gaan schrijven, die er niet ge
weest kunnen zijn.
Als we eerst maar in Düssel
dorf zijn
Iedere keer, gedurende
heel die lange terugtocht van Oos
tenrijk naar Nederland, wanneer
we onze kleine voorraad levens
middelen aanspraken of een greep
deden naar onze steeds platter
wordende portemonnaie, waar
trouwens nooit veel in gezeten had
dan hoorde je het weer: „Als we
eerst maar
Düsseldorf! Dat betekende: een
overvloedige, warme maaltijd, een
heerlijk zacht bed en een verfris
send bad.
Düsseldorf! Dat betekende: ein
delijk weer eens uitrusten van de
vermoeienissen van het zwervers
bestaan.
Maar och, die weg was zo lang. En
soms kwamen we per dag niet meer
dan twintig kilometer vooruit. Met de
„benewagen" wel te verstaan, die
hoognodig een „smeertje" nodig had
(hulde aan de dappere „Zeeuwsch
Dagblad-tippelaars"!) En een heel en
kele keer, als hef ons bijzonder tegen
zat, kwam het als een klacht van Wil-
lems lippen: „It is a long way, to
Düsseldorfie
Maar goed, dat alles hebben we nu
gehad. Gisteravond om een uur of
acht zijn we de stad onzer dromen
binnenges-trompeld en nu, ruirr vier-
en-twintig uur 1 .ter zitten we, onver
beterlijk als we zijn, in de gezellige
huiskamer van onze gastheer, mijn
oude vriend Heinz Rühmer al weer
plannen te maken om zo spoedig mo
gelijk verder te trekken.
Richting Holland? Mis! We willen
precies de andere kant uit, rich
tingehnou ja, zeg maar
richting Siberië. Want Düssel mag
dan nog erg mooi zjjn (we smaak
ten o.a. het genoegen te mogen wan
delen lan,_de wijd en zijd ver
maarde Königsallee), natuurspeur-
ders zijn mensen van het vrije veld,
mensen van de bergen of de bosjes.
(Geen Bo-jesmannen!).
Nu ligt er oostelijk van Düsseldorf,
bij het plaatsje Mettmann, niet zo heel
ver verwijderd van de zwartberookte
schoorsteen uit het Roergebied, een
biet Neandertal". Een buitengewoon
aantrekkelijk oord, waarover Heinz
Rühmer, eveneens natuurspeurder ons
geestdriftige verhalen vertelt, zichzelf
telkens onderbrekend met een: „Daar
moeten jullie ook eens naar toe. Wun-
derbar!".
En zo verstrijkt de avond onder ge
noeglijk gekout en als het tenslotte tijd
wordt in de veren kussens te duiken
voorlopig weer voor het laatst
stelt Willem de vraag:
„Nou, wat doeneme? Ganeme of ga-
nemenie?" Een vraag, waarop natuur
lijk maar één antwoord mogelijk is:
Megane".
Historische grond
Het Neanderdal. We bevinden ons
thans op historische grond. Hier werd
in 1856 de schedel gevonden van een
voorhistorisch mensras, dat de aarde
althans een gedeelte daarvan
moet hebben bevolkt in een 'tijd, die
enkele honderdduizenden jaren achter
ons ligt. De schedel van deze „Nean-
dermens" wijkt belangrijk af van de
schedel der tegenwoordige mensen
rassen. t>e hersenkas is kleiner, het
voorhoofd wijkt meer naar achteren,
op: „Waar maak je je druk over? Apen
en mensen, daar is niet veel verschil
tussen. Kijk maar naar je zelf. Van
buiten aap en van binnen mens. Zo is
dat met die.... eh.piteledinges
natuurlijk ook geweest."
Maar om op het Neanderdal terug
te komen. Na 1856 heeft men nog meer
schedels en andere skeletdelen gevon
den. En ook nu nog blijft men trouw
verder zoeken. Om echter te voorko
men, dat het gebied van de Neander
zou worden beschadigd, heeft men er
een groot natuurreservaat van ge-
gemaakt, dat behalve door zijn voor
historische vondsten ook nog door iets
anders bekendheid heeft verkregen.
Maar daarover een volgende keer. (Zie
ook het artikeltje op de cultuurpagina
van zaterdag j.l.).
door
de tanden zijn veel groter en een kin
ontbreekt. We zouden zeggen: het lijkt
wel een apenschedel. Ook op andere
plaatsen ter wereld zijn zulke oeroude
mensenresten gevonden.
Dat het inderdaad mensen betreft
en geen apen, blijkt o.a. hieruit, dat
deze doden begraven waren ge
weest en in hun graf hun schamele
bezittingen primitieve wapens en
werktuigen hadden meegekregen.
Op Java zijn de resten gevonden van
de zgn. Pithecanthropus Erectus, die
door sommige onderzoekers een aap,
door andere een mens werd genoemd.
Zijn schedelinhoud was tweemaal zo
groot als die der apen en tweederde
van die van de mens. De tijd, dat de
theorie de mens stamt af van de
apen een theorie, die mede steunde
op deze en dergelijke vondsten, op
gang maakte, ligt gelukkig al ver ach
ter ons.
Maar er blijven genoeg vragen over,
zeker voor onze Christen-geleerden.
Want met een eenvoudige verwerping
van al deze dingen, als zijnde allemael
„apekool" (om in de termen te blij
ven) zijn we niet klaar.
Mijnlamp 3
Tenslotte citeren wij ds. C. van der
Woude uit Leeuwarden, die in de Geref.
Friesche Kerkbode hetzelfde onderwerp
aanroert. Het heeft hem getroffen, dat er
toeristen naar de plaats van de ramp
kwamen kijken:
Ze gingen een dagje uit en wat is er
dan sensationelers te beleven dan het
schouwspel van een ramp en van mensen,
die wanhopig zijn. Ze hebben wat rond
gelopen rondom het terrein en hun
nieuwsgierigheid de kost gegeven; ze
hebben hun ijsco's gesnoept en even ge
gluurd in een tent, waar gebeden werd;
ze hebben hun schouders opgehaald en
zijn weer verder gegaan.
De dagjesmensen hebben waarschijnlijk
niets meer dan de heerschappij van de
dood gezien. Ze zochten en verwachtten
waarschijnlijk ook niets meer en wie niet
meer zoekt, zal ook niet meer vinden. Hij
Chr. Loodgleterspafroons vergaderden
UTRECHT, 1 sept. „De periode
van de kinderziekte gaan wij lang
zamerhand verlaten om plaats te
maken voor een periode van ge
stadige opbouw". Deze opmerking
maakte mr. G. van Muiden in zijn
verslag over het wel en wee van
de jonge Bond van Christelijke
Ondernemers in het Loodgieters-,
Fitters- en Sanitair Installatiebe
drijf in het afgelopen jaar. De bond
hield zijn tweede jaarvergadering
in Utrecht. In zijn openingsrede
memoreerde ook de voorzitter, de
heer A. H. B. Breukelaar, met
dankbaarheid, dat het ledental in
één jaar tijds is gestegen van 164
tot 275.
Volgens de heer Breukelaar zijn er
echter nog honderden christelijke lood
gieters in ons land, die zyn aange
sloten bij een neutrale organisatie. De
voorzitter wekte alle leden op om mee
te werken aan de totstandkoming van
een opbouwfonds van 5000, waaruit
Willem die zo. 21J,n eiëen kijk op het de propaganda zal kunnen worden
IfDD noort W1Qn1r+ 1en>tn niiw m/m<» „„„net t .üt.13 i n
natuurreservaat, het „Naturschutzge-1 leven heeft, merkt langs zijn neus weg gefinancief1,iboxeenrtmVreX
loze obligaties te kopen. In de loop
van de vergadering werd het bestuurs
voorstel om een dergelijk opbouwfonds
te creëren door de leden aangenomen.
Een groot deel van de rede van de
heer Breukelaar was gewijd aan het
loonbeleid en het vraagstuk van de
loonvorming. De voorzitter sprak als
zijn mening uit, dat de overheid zich
heeft te beperken tot de strikt nood
zakelijke bemoeienis met het totstand
komen van de lonen. Nu het loonbeleid
in feite geheel door de overheid wordt
bepaald, wordt met de specifieke eisen
van ons ambacht te weinig rekening
gehouden, aldus spreker, terwijl ons
ambacht nu ook praktisch niet aan de
zuigkracht van de zwarte lonen kan
ontkomen, o.a. omdat het zo nauw is
betrokken bij de bouwnijverheid.
Tijdens de discussie over het ver
beteren van de arbeidsvoorwaarden
voor de werknemers in de loodgieters
branche verklaarde de heer Breuke
laar, dat men zal trachten een betere
regeling te krijgen ten aanzien van het
doorberekenen in de prijzen van een
eventuele loonsverhoging van 6 pCt.
Ondertussen raadde hij zijn leden aan
hun werknemers indien mogelijk te
geven wat hun toekomt. „Wanneer wij
de enige sector in het kleinmetaal-
bedriif vormen, waar de verhoging niet
wordt uitgekeerd, voorzie ik ernstige
moeilijkheden in verband met de krap
te op de arbeidsmarkt", zo zei hfj.
houding,
Hoe komt het, dat de Evangelisch#
Kerk in Duitsland tijdens het nazibewind
een radicaal afwijzende houding aannam,
terwijl zij ten aanzien van het commu
nisme veel tegemoetkomender blijkt te
zijn? Op deze vraag geeft prof. dr. J. Lin
deboom in Vrije Geluiden, orgaan van d#
V.P.R.O., ten antwoord:
Hitier ging verder dan alleen beper
king van de vrijheid der kerk; hij tastte
haar in haar wezen en belijdenis aan. Zijn
nationaal „Duits christendom", veelszins
een mengsel van quasi-germaanse religie
en flarden van christelijk belijden met
een sterk nationalistische inslag, dat hi)
op het overgeleverde christendom wilde
enten, was een uithollen van dit christen
dom van binnen uit.
Het communisme doet dit niet. Het is
het christendom allerminst gunstig ge
zind, beschouwt het zelfs als een vijande
lijke macht, maar acht het overbodig er
zich mee bezig te houden, als vallende
geheel buiten zijn ideeënsfeer; het be
schouwt het als water, dat buiten zijn
goot loopt en vanzelf in het zand verlo
pen zal. Het stelt tegenover het christen
dom zijn eigen „religie": het dialectisch
materialisme van het marxisme. In ze
kere zin komt dit aan de kerken ten goe
de; het gaat in dezen, globaal gezegd, om
de strijd tussen geloof en ongeloof, niet
om die tussen christelijk en misvormd-
christelijk belijden. Mannen als Dibelius
en Grüber, hoe verschillend ook georiën
teerd, stemmen dan ook hierin overeen,
dat het verzet tegen communistische aan
spraken en maatregelen heel iets anders
is dan de Duitse kerkstrijd uit de jaren
1930.
faden in
Ou&t-&utt&tand
Het Nieuw Israelietisch Weekblad ver
strekt de mededeling, dat de Joodse ge
meente van Oost-Berlün 1279 leden heeft,
en dat de gemeenten in Oost-Duitsland
bij elkaar duizend leden tellen.
Deze Joodse gemeenten aldus het
blad zijn gevestigd in Leipzig, Dresden,
Erfurt, Magdenburg, Halle, Plauen,
Schwerin en Chemnitz (dat herdoopt is
in Karl-Marxstadt). Ze zijn, met uitzon
dering van de Joodse gemeente in Oost-
Berlijn aangesloten bij het „Genootschap
van Joodse gemeenten in de Duitse Volks
republiek" dat in Halle zetelt. De Duitse
wet schrijft voor dat alle Joden die de
Joodse godsdienst belijden, lid moeten zijn
van de dichtstbijzijnde Joodse gemeente.
Desondanks wordt aangenomen dat onge
veer drie duizend Joodse inwoners van
Oost-Berljjn en Oost-Duitsland niet bij
een Joodse gemeente staan ingeschreven
en zich laten doorgaan voor christenen
of ongelovigen.
De door de Joodse gemeenten van Oost-
Berlijn gepubliceerde cijfers tonen aan
dat de Joodse bevolking in het onder com
munistisch bewind staande deel van
Duitsland sedert 1952 met tenminste een
vijfde is geslonken. Dit zou vooral een ge
volg zijn van het feit, dat tijdens de
vloedgolf van communistisch antisemitis
me in de periode 1952—1953 vlak voor de
dood van Stalin ongeveer vijfhonderd Jo
den zijn gevlucht, onder wie bijna alle
vroegere functionarissen van Joodse ge
meenten.
Tegenover de 1279 Joden in Oost-Ber-
lijn en de 1000 Joden in het overige deel
van Oost-Duitsland, staan 4300 Joden in
West-Berlijn en 12.500 Joden in de rest
van de Westduitse Bondsrepubliek.