e
REMBRANDT-
TENTQONSTELLING:
Utrecht viste achter het net
Nederlands wetenschappelijke verrichtingen
aangaande Indonesië
Kracht
uit 23 Amerikaanse
Universiteitsmusea
Verzameling biedt veel variatie
Ontwikkeling
Ontspanning
Gezelligheid
Centraal Museum Utrecht exposeert:
NAVO meer dan
militair
Margaret Truman
schrijft autobiografie
Humor onder valse
muniers
Hendrik de Vries
wordi gehuldigd
Tien jaar Fulbrlght
programma
UIT DE SCHRIFT
Ltt yujicMeid
-ontwlkkelmgsgang van een
begenadigd kunstenaar
Nieuw station te Eindhoven
't Zeenwscli Weekend
(Van een onzer verslaggeefsters)
SI e meeste universiteiten en „colleges" in Amerika zijn in kleine
's stadjes en in de dorpen gevestigd. Zij liggen ver van de grote
steden waar de musea staan, die zo belangrijk zijn voor het
onderwijs in de cultuur- en kunstgeschiedenis. Omdat men toch
kunstwerken als leermateriaal bij de hand wil hebben, zijn aan vele
universiteiten z.g. „college art museums" opgericht. Dé eerste werd
in 1832 aan de Universiteit van Yale gesticht. Nu zijn er in de ver
schillende staten reeds meer dan 100.
Sommige „colleges" hebben afzonderlijke gebouwen waarin de
kunstwerken geëxposeerd worden en waarin ook ateliers, college
zalen en leslokalen zijn ondergebracht. Aan enkele centra zijn zelfs
wetenschappelijke laboratoria verbonden, voor het conserveren van
kunstwerken en voor de bestudering daarvan. Vele studenten be
oefenen ook zelf de kunst in een of andere vorm.
Door sehenklngen van oud-studenten
en beschermers en door aankoop op vry
grote schaal zijn belangrijke verzame
lingen ontstaan, De universiteitsmusea
worden dan ook door veel niet-stude-
iv rde kunstliefhebbers bezocht.
De College Art Association heeft uit
het bezit van 23 universiteitsmusea ln
18 staten 50 kunstwerken gekozen. De
ze collectie maakt momenteel een reis
door de wereld. Zweden was het eerste
land waar de tentoonstelling gehouden
werd, Nederland het tweede. In het
Centraal Museum van de universitelt-
Ook onder de beeldhouwwerken be
vinden zich stukken van moderne
meesters: o.a. „Pré-Adam" van Jean
Arp en een schepping in metaal van
Alexander Calder, die de naam
„klein blauw onder rood" draagt.
e Navo-raad heeft zijn goedkeuring
gehecht aan een program voor cul
turele uitwisseling ter uitbreiding van
de niet-militaire samenwerking tussen
de aangesloten landen, zo heeft het
Amerikaanse ministerie van buitenland
se zaken bekend gemaakt, Op grond
van dit plan zullen op basis van uit
wisseling studiebeurzen van twee maan
den tot een jaar worden verleend, waar
door de betrokkenen zich op econo
misch, politiek, sociaal, cultureel en
wetenschappelijk gebied kunnen specia
liseren. De beurzen zullen worden ver
strekt door een commissie van voor
aanstaande personen van het Atlanti
sche bondgenootschap.
Margaret Truman, de dochter van
oud-president Harry S. Truman,
heeft haar autobiografie geschreven
vanaf haar jeugdjaren tot aan haar
huwelijk kortgeleden. „Souvenir", uit-
fegeven door McGraw-Hill in New
'ork, is door de kritici gunstig ont
vangen. Het dagblad „Boston Globe"
schreef, dat „dit een van de meest
bekoorlijke, op frisse wijze geschre
ven autobiografieën is", die de laatste
tijd het licht hebben gezien. De recen
sent van de New York Herald Tribu-
noemde het boek van Truman's
dochter „een gracieus geschreven ver
haal van een gewoon Amerikaans
meisje, dat toevallig op het Witte Huis
teTecht is gekomen, waar zij histori
sche tijden heeft beleefd, heeft gege
ten en gedanst met bekende figuren
uit die dagen, doch niettemin haar
eigen leven heeft geleefd". De New
York Times schreef: „Margaret Tru
man laat zich zien als een Amerikaan
se vrouw van groot kaliber en kracht,
als een vrouw van innerlijke bescha
ving". De recensent van de San Fran
cisco Call-Bulletin zeide onder meer:
„Op elke bladzijde getuigend van haar
bescheidenheid en gevoel voor humor,
is Margaret Truman's „Souvenir" een
verrukkelijk verhaal."
Van Jan van Scorel
ioi Picasso
stad Utrecht waar de reeds door
duizenden personen bezochte tentoon
stelling „Uit het Koninklijk Bezit" 15
".ugustus definitief gesloten wordt
zullen deze meesterwerken uit de Ame
rikaanse „college art museums" van 4
augustus tot en met 9 september te
bezichtigen zijn.
Veel variatie
Aangezien de collectie niet zo groot
is maar toch een algemene indruk wil
geven van de kunstwerken waarover
de Amerikaanse musea beschikken, is
e' veel variatie. Het oudste werk is
'n portret van Jan van Scorel, er zijn
schilderijen uit het begin van de 19e
eeuw en in een tweede zaal hangen
produkten van de moderne kunst.
De variatie ls wel wat erg groot en
daarom maakt de tentoonstelling op
het eerste gezicht een enigszins rom
melige indruk. Maar er zfln beslist wer
ken bij, die het in alle opzichten waard
/jtfr om afzonderlijk niet aandacht be
keken en bewonderd te worden, zoals
„St. Sebastiaan", en werk dat Hendrik
Terbrugghen in 1625 schilderde en dat
momenteel het eigendom is van het
Oberlin College In Ohio, of „De heilige
familie ln de timmermanswerkplaats'
waarschijnlijk geschilderd door Gerard
van Honthorst.
Wat de modernere kunst betreft: op
de tentoonstelling hangt o.a. een
zelfportret ln zwart krijt van Oskar
Kokoschka, een werk van Pablo Pi
casso „glas absinth" en een doek
„glazen en rozen" van Carlyle Brown.
Dit is het schilderij „St. Sebastiaan"
van de Utrechter Terbrugghen. Het
doek, dat momenteel te bezichtigen is
op de tentoonstelling: Meesterwerken
uit Amerika-Universiteitsmusea", is
in het bezit van het Oberlin College
in Ohio.
Een serie belangrijke siudies
Met de bedoeling het buiten
land op objectieve wijze en
tevens op strikt wetenschap
pelijke wijze een inzicht te geven
in hetgeen Nederland vroeger in
wetenschappelijk opzicht aangaan
de Indonesië heeft gedaan, zal een
serie studies over Indonesië ver
schijnen, die tot titel zal dragen
„Selected studies on Indonesia by
Dutch scholars". De uitgave daar
van wordt mogelijk gemaakt door
een subsidie van de Nederlandse
Organisatie voor zuiver-weten-
schappelijk onderzoek aan het Ko
ninklijk Instituut voor de Tropen
te Amsterdam. De eerste studies
zijn reeds verschenen.
Na de oorlog werd in ons land een
commissie gevormd om de Engelse uit
gave voor te bereiden van verschillende
wetenschappelijke werken over Indone
sië. De vrees bestond u.l., dat als ge
volg van het gebrek aan kennis van de
Nederlandse taal zowel in het buiten
land als ln de toekomst in Indonesië de
kennis van hetgeen Nederland weten
schappelijk aangaande Indonesië had
gedaan verloren zou gaan.
Wilde men het buitenland inlichten
over onze wetenschappelijke presta
ties, dan moest dit materiaal toegan
kelijk worden gemaakt ln een taal,
waarvan verwacht moeht worden, dat
zij blijvend gelezen zou worden, ook
ln Indonesië.
Reeds aan de gang
Nu was het wel toevallig, dat bij het
Koninklijk Instituut voor de Tropen
erJge nagelaten werken van prof. dr.
J. O. Schrleke ln bewerking waren.
Vikele van zijn medewerkers waren n.l.
segonnen de nagelaten handschriften
van dere vroegere directeur der afde
ling volkenkunde van het Instituut zo
danig te bewerken, dat zij als een af
gerond geheel zouden kunnen worden
uitgegeven. Het lag dus voor de hand,
dat de commissie die onder leiding
staat van prof. dr. F. Wertheim, hoog
leraar ln de geschiedenis en de socio
logie van Indonesië aan de gemeente
lijke universiteit van Amsterdam
haar keuze voor een eerste werk in het
Engels liet vallen op deze studies van
wijlen prof. Sehrleke. Voor de uitgave
daarvan werd het subsidie gevraagd en
verkregen.
Twee delen verschenen
Er zijn twee delen verschenen, n.l.
„Indonesian sociological studies" en
Een documenf voor
hei nageslacbi
„Essais in Asian social en economie
history", de laatste van de hand van
wijlen dr J. C. van Leur, een bekwaam
historicus, die op 34-jarige leeftijd in
de slag ln de Javazee sneuvelde.
Hij plaatste Indonesië zelf in het
centrum van zijn historische beschou
wingen en ging de sociale en econo-
sche constellatie van dit land na voor
de komst van de Nederlanders. In
zijn studie wees hij er ook op, dat het
accent, dat de Nederlandse geschied
schrijving veelal legt op de eerste
reis van Cornelis Houtman, bezien
vanuit de gezichtshoek van Indonesië,
eigenlijk misplaatst is.
Op het ogenblik is een studie ln be
werking, die de stadsontwikkeling ln
Indonesië tot onderwerp heeft, terwijl
ook nog verschillende andere studies op
stapel staan. De reeds verschenen stu
dies zijn zeer gunstig beoordeeld ook
door de internationale pers en van In
donesische Zijde is verzocht de boeken
ook in het Indonsisch te mogen verta
len.
HANNOVER, 9 aug. DP A
In Hannover zijn valse bankbil
jetten in omloop, die volgens de
politie „verontrustend goed na
gemaakt zijn. Toch zijn de bil
jetten duidelijk als valse te on
derkennen. Op die van vijf mark
b.v. luidt het opschrift: „Help u
zelf, dan helpt God u" i.p.v. het
gebruikelijke: „Eenheid en recht
en vrijheid".
Op de valse briefjes van 50
mark is de waarschuwing tegen
het namaken van bankbiljetten
vervangen door de volgende
spreuk: „Wie bankbiljetten na
maakt, kan zich vaak uit de
nood helpen. Want het is tegen
woordig moeilijk de eindjes aan
elkaar te knopen".
r\ e dichter, criticus en schilder Hen-
tte drik de Vries wordt, ter gelegenheid
van zijn 60ste verjaardag, vrijdag IT
augustus a.s. gehuldigd ln de raadzaal
van het gemeentehuis te Groningen.
Voor deze huldiging ls een erecomlté
gevormd, waarin o.m. zitting hebbende
Commissaris der Koningin ln Gronin
gen, de burgemeester van Groningen,
de rector-magntficus van de rijksuni
versiteit in deze stad en de wethouder
van onderwijs en kunstzaken dezer ge
meente.
Tijdens de huldiging zal prof. dr. N.
A. Donkersloot het woord voeren en
namens het algemene comité een hul
deblijk van vrienden en bewonderaars
aanbieden, benevens een album amico-
rum. Hierna zullen de regionale dich
ters spreken.
Des middags wordt in het museum
van oudheden te Groningen een expo
sitie geopend van tekeningen en schil
derijen van Hendrik de Vries, waarbij
de directeur van dit museum, W. Jos.
de Gruyter, een inleiding zal houden.
Deze tentoonstelling blijft tot 2 septem
ber a.s. geopend. Het Groninger boek-
verkoperscollege richt In het museum
een „litteraire hoek" ln, waar de be
zoeker een overzicht wordt gegeven
van het oeuvre van de jubilaris.
en wat gebrekkige adres
sering van een brief en
drukte bij het Utrechtse
Conservatorium zijn er oorzaak
van, dat het Centraal Museum
in Utrecht zich niet de bezitter
kan noemen van het schilderij
„St. Sebastiaan" van de
Utrechtse schilder Hendrik Ter
brugghen (15881629).
In 1952 zond een kunsthandel in
Nice een brief aan de directie van
het Centraal Museum te Utrecht.
Althans, dat was de bedoeling. Op
de enveloppe stond echter „au
conservateur du muséa d'Utrecht".
De post bezorgde de brief, waarin
de kunsthandel de koop van een
schilderij, waarschijnlijk van de
Utrechtse schilder Terbrugghen,
aanbood, bij het Utrechts conser
vatorium. Eerst zes weken later
zond dit conservatorium de brief
door naar de directie van het Cen
traal Museum. Een antwoord aan
de kunsthandel te Nice, dat men
voor dit schilderij voelde, bereikte
de kunsthandel eerst twee maan
den na de offerte. Toen had men
in Nice ook al ontdekt, dat het in
derdaad een Terbrugghen was en
inmiddels via een andere kunst
handel het doek aan hetr-OberUn
College in Oberlin, Ohio (V.S.)
verkocht.
Met enige spijt heeft de directri
ce van het Centraal Museum in
Utrecht, mej. dr. Elizabeth Hout
zager, dit doek nu in haar museum
opgehangen, waar het thans een
onderdeel uormt van de expositie
„Meesterwerken uit Amerikaanse
universiteitsmusea".
Ware de brief destijds spoedig
in het bezit gekomen van het Cen
traal Museum, dan had men dit
doek voor een bedrag van 6000
kunnen aankopen. Het Oberlin
College betaalde er trouwens een
aanzienlijk hoger bedrag voor, toen
men had uitgemaakt dat dit wer
kelijk een schepping van de
Utrechtse meester was
Het Fulbright programma, dat zich
ten doel stelt de vrede en vriend
schap te bevorderen, is op 1 augustus
het elïde jaar van zijn bestaan inge
gaan.
De desbetreffende wet, waarvoor 't
initiatief was uitgegaan van Senator
J. William Fulbright, verleende mach
tiging voor het gebruik van bepaalde
buitenlandse gelden, verkregen uit de
verkoop van overtollige Amerikaanse
legervoorraden uit de tweede wereld
oorlog, voor de uitwisseling van le
raren en studenten tussen de Ver.
Staten en andere landen.
Het Amerikaanse ministerie van
buitenlandse zaken herdacht dit feit
met de uitgave van een speciaal druk
werkje getiteld: „Zwaarden omge
smeed tot ploegscharen - een nieuw
experiment ter bevordering van inter
nationaal begrip"
....doch David sterkte zich in den Heere zijn God".
1 Sam. 30 6b.
David viel van het ene gevaar in het andere. De zorgen stapelden
zich met de dag voor hem op. Het was begonnen aan het hof van
Saul. Het lukte David maar kort om met zijn opgewekte muziek de
sombere buien van de vorst te verdrijven. Spoedig haalde hij zich
ook de woede van de jaloerse en achterdochtige koning op de hals.
Alleen de vlucht had zijn leven kunnen redden.
Bij koning Achis van Gath dacht David een goed heenkomen «e
vinden. Hij scheen het met zijn gastheer nog niet zo kwaad getroffen
te hebben. Dat kon minder. Hij kreeg in Ziklag met z'n 600 man aan
hang en hun gezinnen onderdak. Maar David was met zijn medestan
ders niet bij Achis in pension. Zij moesten niet menen, dat ze voor
vakantie in het Filistijnse land waren. Zelf hadden ze voor hun levens
onderhoud te zorgen. Daarom ondernamen ze strooptochten, die lang
niet zachtzinnig uitvielen. Daar kwam nog iets bij. Toen de Filistijnse
vorsten zich opmaakten om Saul aan te vallen, viel hun oog ook op
David. Wat hadden ze te verwachten van de man, die met z'n tien
duizenden hun Goliath versloeg? Zo heel erg vertrouwden ze hem niet.
Waar David het zeker naar gemaakt had. Kon hij midden in de strijd
niet naar Saul overlopen? Daarom, in elk geval David niet mee.
Daar in Ziklag trof hem een nieuwe slag. Uit de verte zag David
reeds de rookpluimen van de verbrande stad. In één moment werd
hem alles duidelijk. Zijn vijanden hadden tijdens zijn afwezigheid
goed revanche genomen. Na een zwakke tegenstand van wat oude
mannen was Ziklag veroverd en verwoest. Kinderen en vrouwen, ook
de twee vrouwen van David, waren met al het vee en de bezittingen
weggevoerd. En de eerste reactie bij allen was verslagenheid en smart.
Het duurde niet lang of de vuisten werden opgeheven. Niet hele
maal ten onrechte zag men in David de oorzaak van het onheil. Drei
gend kwam een verbitterde menigte op hem af. Saul joeg hem weg,
de Filistijnse vorsten zetten hem aan de kant, zijn medestanders lieten
hem allen in de steek. Alles scheen hem te ontvallen. Zou hij niets
en niemand overhouden? Alles en allen tegen hem?
In die noodsituatie kreeg David versterking. Een onzichtbare hand
werd op Davids' schouder gelegd. Bijzonder sterk licht deed hem zijn
gebrek en schuld zien. In zijn hart, bevend van angst en woede te
gelijk, daalde Gods bemoediging. Onverdiend sprong de Here hem bij.
Nee, David stond er niet fier, in eigen kracht. Hij begon ook niet
met dp anderen te redetwisten. Hij kon maar één kant meer uit. Het
tuas ae weg, die God in Christus vrij had gemaakt. Die weg vluchtte
hij op, zocht en vond er de machtige en genadige God.
Is er ook in ons leven niet meer dan één dieptepunt? Op de weg,
die we gaan, liggen vele voetangels en klemmen. Gevaren en be
zwaren komen telkens opzetten. Een kleine of grotere zorg, die ons
benauujt. Een plotseling verlies, dat verbijstert. Een verraderlijke
ziekte, die ons sterke lichaam sloopt. Een bange vrees, die onze ziel
terneerdrukt. Waar zullen we het zoeken? Hoe kunnen we dit alles
aanvaarden en verwerken? Hoe komen we klaar met al deze vragen?
Voor al deze problemen, groot en klein, biedt Gods Woord geen op
lossing. Het predikt wel de verlossing, die in Christus Jezus is. Het
zet naast en tegenover ons werk de arbeid van Gods Drieënig. In mijn
hart de vrees, maar Christus heeft de wereld overwonnen. Bij mij
een eeuwig tekort, maar de Here heeft zichzelf een Lam tot brand
offer voorzien. Rondom en in mijn leven de strijd en teleurstelling
maar juist daar is Gods belofte machtig en rijk: „De Here zal Zijn
volk sterkte geven, de Here zal Zijn volk zegenen met vrede".
Na Amsterdam is
Rotterdam
aart de beurt
(Van een speciale verslaggever)
4 1 oor de tentoonstelling van Rembrandts schilderijen, die van 18
{/s tot eind vorige week in het Rijksmuseum te Amsterdam werd
ouden (bijna 330.000 bezoekers!) en van 8 augustus tot 21 oktober
in Museum Boymans te Rotterdam haar poorten voor het publiek
openstelt, bestaat een enorme belangstelling. In het „vakantiesei
zoen" staat reeds om tien uur 's morgens een rij mensen van soms
honderd meter lang voor de ingang van het museum; de tentoonstel
lingszalen zijn de hele dag zó vol, dat men meestal slechts voetje voor
voetje langs de tentoongestelde schilderijen kan lopen. Men ziet er
mensen uit velerlei landen, men hoort er de meest verschillende
talen en dialekten, bekende en onbekende.
Velen, die dit lezen, zullen denken: „Dat is nu niet bepaald de
gewenste omgeving om eens rustig van Rembrandtskunst te kunnen
genieten." En menig bezoeker van de tentoonstelling heeft aanvan
kelijk een zekere tegenzin te overwinnen, om aan deze massale Rem
brandt-sightseeing deel te nemen. Misschien zal hij eerst enkele
minder druk bezochte zalen binnenlopen, maar al spoedig wordt hij
geboeid door Rembrandts geweldige kunst en zal hij zich voegen in
ae rij van toeschouwers, die langs de honderd schilderijen van deze
grote Hollandse kunstenaar voortschuifélen.
Da tentoonstelling biedt een chro
nologisch overzicht van zijn leven en
zijn kunst. Een negentiental archief
stukken geeft ons een beeld van de
mens Rembrandt vanaf zijn inschrij
ving als student aan de Leidse Acade
mie in 1620 tot aan de inschrijving
van zijn begrafenis in het begrafenis
register van de Westerkerk te Amster
dam in 1669. Bij de schilderijen is er
naar gestreefd zijn ontwikkeling van
1626 tot aan zijn dood, bijna jaar na
jaar te doen uitkomen.
Naast bekende werken, zoals „Het
joodse bruidje", „De Staalmees
ters" en „De verloochening van Pe-
Gistermiddag is door de president
directeur van de Nederlandse Spoor
wegen, dr. ir. F. Q. den Hollander,
het nieuwe station te Eindhoven ge
opend. De foto geeft een beeld van
de facade van het nieuwe station.
Van uiterlijke pracht
naar innerlijke weergave
trus", die we uit Nederlandse mu
sea kennen, zijn er niet minder dan
tachtig schilderijen uit particulie
re verzamelingen en buitenlandse
musea bijeengebracht, o.a. uit Rus
land, Amerika en Australië.
Een enkele kant
In dit artikel willen wij u wijzen
op een enkele kant van Rembrandt's
werk, die we op de tentoonstelling
kunnen opmerken. Wij bekijaen daar
toe eerst de twee grote portretten uit
1634, de z.g. portretten van Maerten
Daey en Machteld van Doorn. Met
grote zorgvuldigheid zijn niet slechts
de gezichten, maar ook alle details
van kleding, kanten kraag en siera
den geschilderd. Uit alles blijkt, dat
de kunstenaar zijn vak volkomen ver
staat en dat hij ongetwijfeld aan da
smaak der opdrachtgevers voldaan zal
hebben. Nu bekijken we eens het por
tret van Jan Six uit 1654, de catalo
gus zegt hiervan:
„Twintig jaar zijn verlopen sinds
Rembrandt de zogenaamde portret
tere van Maerten Daey en Machteld
van Doorn schilderde. Het verschil is
treffend. De koele tonen hebben plaats
gemaakt voor een rijke kleurenhar-
morele. De zorgvuldige schildering
heeft hij, daar waar hij deze niet no
dig achtte, laten varen: met een enke
le streek schildert hij de gouden tres
sen van de mantel, duidt hij een hand
schoen, een manchet aan. Maar be
langrijker nog is dat de zgn. Maerten,
Daey zijn levendigheid voor het groot
ste deel kreeg door elegant gebaar en
pose, terwijl Six voor ons leeft, omdat
Rembrandt zo direct het karakter van
zijn wezen getroffen heefti'.
(Vervolg op andere pagina).