DE VORST DER ZEEUWSE KERKHERVORMERS J De Ml» de opperheller Geen werkgevers uit communistische, maar wel uit fascistische landen in commissies Investeringen in energiebedrijven der staatsmijnen UIT DE KERKEN Maandag 18 juni 1956 ZEEUWSCH DAGBLAD Gelezen in ANDERE BLADEN Debat over vrijheid van vakorganisatie pagina 4 Johannes van Miggrode, op 'n wandeling „met hemels licht bestraald'' Hij was eerst pastoor te Veere Wanneer we spreken over de .Prins der dichters", weet iedereen, die enigszins met de geschiedenis op de hoogte is, dat hiermee Vondel wordt be doeld. Zoals Rembrandt de „vorst der schilders" genoemd wordt. Maar van Johannes van Miggrode zullen de meeste lezers waar schijnlijk nog nooit gehoord heb ben. V och wordt hij de eerste en voornaamste kerkhervormer van Zeeland genoemd en wel door Jo- sua van Iperen, predikant te Vee- Bijbelkennis Ds. J. J. Buskes heeft in „Het Vrije Vo\k" een artikel geschreven over ken nis van de Bijbel. Wij citeren: „Reveille, het blad voor de soldaten, probeert bijbelse geschiedenis te vertel len op een beetje moderne wijze. Zo plaatste het kort geleden een bijbels ver haal. Er stond boven: „Drie joden ten vuurdood gedoemd, krasse maatregelen van Perzische overheerser". Daarop volg de het bekende bijbelverhaal van de drie jongelingen in de vurige oven. Laat er bij de redactie een keurig getypte brief komen van vier soldaten, die vragen, waar de redactie dit verhaal vandaan haalt. In de krant lazen ze er niets van. Die Perzische overheerser is toch Mos- sadeq niet? Het is met de bijbelkennis van ons volk slecht gesteld. En het zijn heus niet al leen soldaten, die er weinig van af wetem In „De Tijd" las ik eens het verslag van een rede door een professor gehouden. De verslaggever eindigde aldus: „De spreker besloot zijn rede met het prach- fige woord van Thomas van Aquino: In Uw licht zien wij het licht. Jawel, maar de spreker citeerde een woord van de apostel Johannes". Gemengd zwemmen Het Parijse blad „France Soir" pu bliceerde een vermakelijk (doch serieus bedoeld) bericht over de verkiezingen in Nederland: „Leve het gemengde zwemmen! Strijdt tegen het nog recente verleden, waarin j'ooms-katholieken en protestanten op verschillende stranden baadden! Geen confessionele maar voor alles politieke partijen. Dit was de slogan van de P.v.d.A. (ar beidersparty) tot de 6.300.000 Nederlan ders, die vandaag ter stembus gingen om honderd afgevaardigden voor de Tweede Kamer (Chambre des Députés) te kiezen. De Arbeiderspartij wenst namelijk de katholieken en protestanten ervan te overtuigen, dat men goed katholiek of goed protestant kan zijn en toch niet op de katholieke partij (de K.V.P.) of één der vier of vijf protestantse partijen be hoeft te stemmen". En ons commentaar kan kort zijn: „Leve de voorlichting van „France Soir"! Werkende vrouwen „De Volkskrant" schrijft: „De Fransman is er over het algemeen niet op gesteld dat zijn echtgenote bui tenshuis werkt. Slechts een op de hon derd heeft daar werkelijk vrede mee. Dat neemt echter niet weg, dat het per centage werkende gehuwde vrouwen in Frankrijk hoger is dan in de meeste an dere landen, namelijk 34.6 percent tegen 30.1 percent in de Ver. Staten en 31.7 per cent in Engeland. In Parijs vooral houden de meeste werkende gehuwde vrouwen er een betrekking op na uit pure nood zaak, omdat hun echtgenoten niet genoeg verdienen om in de kosten van het gezins- onderhoud te voorzien. De overigen doen het om zich wat ruimer te kunnen be druipen. Van wat zij verdienen gaat het overgrote deel in de huishoudkast. Heel veel vrouwen behouden van haar eigen verdiende geld geen frank als zakgeld voor zichzelf. Slechts een minderheid van de wer kende gehuwde vrouwen vertrouwen haar kinderen toe aan crèches. De mees ten geven er de voorkeur aan ze thuis te laten onder de hoede van een moeder of schoonmoeder of bij ontstentenis daarvan, van een werkster, een buurvrouw of een vriendin". Dat smart de Zeeuwen „De Banier", orgaan van de Staat kundig Gereformeerde Partij maakt 'n aantal opmerkingen over het Deltaplan. Het blad schrijft o.a.: ,De vraag rijst: „Hoe moet het nu mqt het tempo van de uitvoering?" Aanvankelijk leek er zo'n haast bij, en nu lijkt het wel of de ambtelijke molens toch zodanig langzaam gaan, dat van haast niet meer kan worden gesproken. Dat bevreemdt de kustbewoners, en vooral hen, die er dadelijk mee te maken hebben, wel. Er is veel, wat de kustbewoners niet kunnen begrijpen. Ook zij hebben wel „kijk" op die zaken. En wat gedaan wordt komt niet altijd met hun „kijk" overeen. Zijn zij te weinig onderlegd? Of zijn de anderen te theoretisch ingesteld? Uw briefschrijver neigt er heen om te menen, dat te weinig met de mensen uit de omgeving, waaronder toch ook ge schoolden zijn, wordt gerekend. Moet dan toch worden vastgesteld, dat Zeeland niet in aat is de mensen te le veren, die leiding kunnen geven? Uit wat nu ervaren wordt, wordt de schijn ver kregen, dat daarvoor mensen van buiten de provincie worden aangetrokken. Dat smart de Zeeuwen. Dat is hun niet welgevallig". re. Deze hield nl. een historische redevoering, toen voor Miggrode in de Grote Kerk te Veere een ge denknaald werd opgericht, waarin hij hem zelfs durfde noemen de Vorst der Zeeuwse kerkhervor mers. Omstreeks 1564 was Jan de Mig grode, die ook naar de gewoonte dier dagen met de Latijnse naam Johannes Miggrodius genoemd werd, pastoor te Veere. Als een bedaard, gematigd en voorzichtig man hield hij zich stil tij dens de beroerten in deze tijd. Mis schien was het wel aan deze eigen schappen te danken, dat in 't bekende jaar 1566 de beeldenstorm in de kerk te Veere voorkomen werd. Wel was n jaar te voren in het klooster Sint Cla ra (even buiten de stad gelegen) een Mariabeeld omvergehaald en had men van een paar andere beelden neus en vingers afgesneden, maar de grote kathedraal is gespaard voor verniel zucht. Volgens een overlevering onder de Veerse burgerij werd hij echter •spoedig daarna op een wandeling naar Middelburg met hemels licht bestraald dat hem inzicht gaf in de waarheid der „nieuwe leer". Wat er ook van mocht komen, hij besloot in 't vervolg het ware licht van Gods Woord op de kandelaar van Veere's kerk te laten schijnen. Toen Alva het volgend jaar (1567) in ons land kwam, stond ook Miggrode's naam op de lijst der „beroerte-ver wekkers" en was hij een van de hon derdduizend, die door de Bloedraad moest worden ter dood gebracht. Naar Engeland Hij begaf zich met nog 9 of 10 Vee- renaars naar Engeland, naar Colches ter (later naar Norwich), waar onder zijn leiding onder de vele vluchtelin gen een bloeiende Nederlandse ge meente gesticht werd. Daar predikte hij het zuivere Woord van God, troost te de door onweder voortged'ievenen en goot balsem in de wonden van het verdrukte Sion. Meermalen zag hij ook Watergeuzen onder zijn gehoor en zijn kalme aard trachtte zachtmoedigheid te kweken in deze ruwe zeerovers. Spaans- en Roomsgezinde historie schrijvers kunnen niet nalaten telkens weer hatelijke opmerkingen te maken over de hervormers en predikanten. Volgens hen was bij velen heerszucht en dorst naar rijkdom de drijfveer; opgekomen uit de heffe des volks wa ren het enkel materialistische overwe gingen, die hen het predikambt deden kiezen. De toenmalige evan geliepredikers Het is waar, dat vele predikers uit die tijd van geringe afkomst waren en behalve de bediening des Woords ook een ambacht verstonden, meestal manden- of schoenmaker. Als reizend handwerksman trokken ze van de ene plaats naar de andere en hadden op deze wijze een mooie gelegenheid met tal van mensen in aanraking te komen zonder al te veel in 't oog te lopen. Om bij Zeeland te blijven: de bekende Geleyn Jansz. d'Hoorne, de eerste pre dikant van de Hervormde gemeente te Middelburg na de overgave aan de Geuzen in 1574, was schoenmaker. Hetzelfde vak oefende ook Adri- aan Obreys te Veere uit, die daar predikte op de zolder van een zout keet en de bijnaam kreeg van Doc tor Leest. Hij week ook met Mig grode uit naar Engeland, maar daar na horen we niets meer van hem. Onder de nieuwe predikanten wa ren ook vele pastoors, die na hun be kering het zuivere Woord van God brachten. Een paar bekende uit Zee land waren Bernard Donder, pastoor te Biggekerke en Hendrik van Os, pastoor van de St. Pieterskerk te Mid delburg. Maar het was geen geldzucht, die hen tot prediken dreef: het was ech te begeerte des harten zaaiers van de zuivere waarheid te zijn. Op Johannes van Miggrode kon bo venstaande lasterpraat helemaal niet toegepast worden. Hij was van aan zienlijke, zelfs adellijke geboorte uit Aalst in Vlaanderen, waar hij in 1531 werd geboren. Als pastoor en kanun nik van Veere genoot hij een groot in komen. Zijn ouders, die evenals zijn zuster mee naar Veere verhuisd wa ren, zaten er warmpjes bij; zijn vader werd daar schout en zijn zuster Mar- garetha trouwde met een burgemees ter van Veere. Zijn overgang tot de nieuwe leer was dan ook een daad van zelfverloochening: 't was de liefde tot Christus en de naaste die hem .drong. Terug naar Veere Tijdens zijn vijfjarig verblijf in En geland hadden in ons land grote ver anderingen plaats. Op 1 april 1572 ver klaarde Den Briel zich voor de Prins: de eersteling der vrijheid, spoedig ge volgd door Vlissingen op 6 april en tal van andere steden, o.a. door Veere op 3 mei. Nu behoefde hij niet langer in den vreemde te blijven, zijn oude woonplaats Veere riep hem terug, nu niet meer als Rooms priester, maar als prediker der Gereformeerde religie. Hij heeft deze stad 55 jaar lang trouw gediend, tot hjj In 1627 op 96- jarige leeftijd van zijn aardse post werd afgelost. L. v. W. Redding op de Rijn Op de Rijn in de buurt van Koblenz is na een aanvaring met een Rijnaak het Rijnschip Mainzna korte tijd gezonken. De 91 passagiers en 40 koppen tellende bemanning van dit grootste passagiersschip op de Rijn konden allen ivorden gered, daar de „Mainz" niet geheel onder water ver dween, maar op een bank bleef rusten. De foto geeft een beeld van de red ding: op een motorboot wordt een van de serveersters in veiligheid gebracht. ïlond de o-ude Kelk, In het hartje van Amsterdam staat de Oude kerk. Het heK, dat zij alleen als monument in stand wordt gehouden, daar haar kerkelijke functie onderge schikt is. In deze wijk van de hervormde gemeente heeft mevr. A. Tromp— de Jong een jaar als hulppredikster gewerkt. In Woord en Dienst publiceert zij haar bevindingen, waaraan wij het volgende ontlenen: Toen ik hier ongeveer een jaar geleden kwam werken, verkeerde ik onder de eigenaardige suggestie, als zou de oude binnenstad „ontvolkt" raken. Het proces van cityvorming en ontvolking zou hier in volle gang zijn, de stad verplaatste zich, van een functionerende gemeente was hier nauwelijks meer sprake, de bin nenstad kon het beste tot evangelisatie- terrein verklaard worden, enzovoort. Direct bij mijn eerste kennismaking met dit stadsgedeelte viel het mij echter op hoe stampvol hier de huizen zitten. De oude herenhuizen op de wallen en de grachten lenen zich bijzonder voor het herbergen van vele gezinnen. Er was geen zolder, geen insteek, geen sousterrain of ik vond er mensen. Zelfs in pakhuizen zag ik wel bedden staan. In deze volle huizen op de wenteltrap pen mijn weg zoekende, begreep ik ie dere dag minder van de zgn. „ontvolking" Inconsequentie op Internationale Arbeidsconferentie (Van een bijzondere correspondent) GENEVE. Het debat op de 39e Internationale Arbeidsconferen tie over de positie der werkgeversgedelegeerden uit de totalitaire landen is, na enkele dagen te zijn uitgesteld, thans gehouden. Enkele regeringsvertegenwoordigers hadden om dit uitstel verzocht, ten einde gelegenheid te hebben overleg met hun regeringen te kunnen plegen. Gedurende vier uren heeft de conferentie in pleno over het punt gediscussieerd. De standpunten waren vrijwel gelijk aan die van het vorige jaar. De zogenaamde werkgeversafgevaar digden uit de landen achter het IJzeren Gordijn waren van oordeel, dat zij op dezelfde voet als de andere werkgevers in de commissie behoren benoemd te worden. De werkgevers uit de vrije landen daarentegen waren terecht - niet bereid deze afgevaardigden te beschou wen als vrije vertegenwoordigers van vrije en onafhankelijke werkgeversor ganisaties. Zij weigerden er dan ook aan mede te werken, dat de Russische werkgevers benoemd werden tot lid van de commissies van voorbereiding. Helaas begingen zij echter ook dit jaar weer de inconsequentie om wél bezwaar te maken tegen zogenaamde werkgevers uit totalitaire staten van communistische aard, doch akkoord te gaan met de benoeming van werk gevers uit totalitaire landen van fas cistische signatuur als Spanje en ver schillende Zuid-Amerikaanse staten. TUSSEN-STANDPUNT. De regeringen van vrijwel alle wes terse landen namen ook thans weer een tussen-standpunt in. Zij steunden de Russen niet in hun pogen om de zoge naamde werkgeversafgevaardigden ge woon lid van de commissies te maken, doch wilden hen wél benoemen tot plaatsvervangend lid, dat wil zeggen met recht tot spreken, doch geen recht tot stemmen. De Nederlandse regerings afgevaardigde, mr. dr. A. A. van Rhijn, gebruikte voor de verdediging van dit standpunt nog het argument, dat de Raad van Beheer in november a.s. een beslissing moet nemen over het bestaan van vrijheid van organisatie in ver schillende landen en het in afwachting daarvan beter is, de status-quo te hand haven. De arbeidersvertegenwoordigers uit de meeste westerse landen onthielden zich van stemming. TEGEN ERKENNING. De Nederlandse arbeidersafgevaardig de, M. Ruppert, verklaarde zich tegen de erkenning van de communistische werkgevers, ook als plaatsvervangend lid, doch wees met nadruk op de in consequente houding der vrije werkge vers met betrekking tot de werkgevers uit de totalitaire staten van fascistische aard. Na het debat werd met 113 tegen 41 stemmen en 51 onthoudingen aan de zogenaamde werkgevers uit de Russi sche staten het gewone lidmaatschap van de commissies ontzegd. Daarente gen werd met 120 tegen 35 stemmen en 36 onthoudingen besloten, deze werk gevers te benoemen tot plaatsvervan gend lid der commissies. Het is wel zéér te betreuren, dat de werkgevers en arbeiders uit de vrije landen over deze belangrijke zaak niet tot eenzelfde gedragslijn kunnen komen. Beide groepen verzetten zich tegen een heerschappij van de communisten in de Internationale Arbeidersorganisatie. Maar de ene groep de arbeiders) volgt de weinig principiële weg om de com munisten wél in de commissies te be noemen, doch in een zo geringe om vang, dat de niet-communistlsche ar beiders de meerderheid behouden. De werkgevers daarentegen weigeren de communisten in commissies te benoe men, doch laten de fascisten zonder be zwaar toe. De achtergrond van de moeilijkheden wordt gevormd door het in 1945 geno men besluit, dat elk land, dat door de U.N.O. als lid wordt toegelaten, ook door de I.A.O. als lid moet worden aan vaard. De conferentie voerde daarna gedu rende twee dagen een debat over het rapport van de commissie- Mac Nair betreffende de vrijheid van vakorgani satie. Een beslissing zal echter pas in november a.s. door de Raad van Be heer worden genomen. 's-GRAVENHAGE, 16 juni. De investeringen van de laatste jaren in de energiebedrijven der staatsmijnen omvatten behalve werken ten behoeve van de stroomvoorziening tevens uitga ven, verband houdende met de vervanging van verouderde instal laties voor de produktie en distri butie van stoom en samengeperste lucht, welke laatste nagenoeg ge> heel wordt aangewend in de on dergrondse mijnbedrijven. Ben verhaal uit de tijd van Stadh. Koning Willem UI 130) „Ik wed, dat zij u ook nog wat geld aangebracht heeft." „Ik ontken niet, dat zij ook nog wat kapitaal bezat. Zij is echter zuinig en houdt de duim er op. Doch ik heb hier ook geen geld nodig. Ik moet mij hier verbergen en zal dut moeten blijven doen, zolang de koning op de Engelse troon zit. Ik ben toch blij, dat ik U ontmoet heb, master Trelawney." „Dat scheen een uur geleden toch niet het geval te zijn." „Dat kwam omdat ik U niet goed begreep. Ja, man ik heb veel moeten lijden, vóór ik Engeland verliet, maar ik wist, dat ik, als ik hierheen kon komen veilig was. Reeds vóór ik met Monmouth naar Engeland ging, was Grietje op mij verliefd, en ofschoon ik toen niet dacht, dat het in de weg der Voorzienigheid lag, dat ik een vrouw zou nemen, wist ik, dat dit gebeuren zou, als ik Holland weer kon berei ken". ,Zij is zeker door uw gunstig uiter lijk bekoord", merkte Trelawney op, terwijl hij Fergusons houterige gestal te en zijn vooruitstekende kin opnam. „Ik ontken niet, dat er niets waars in lag. Ik ben wel niet "zo knap als gij zijt, maar ik ben een man, naar wie de mensen nog eens weer zien." „Ja, dat geloof ik ook," bevestigde Trelawney. ,,'t Leven is echter niet in alles ro zengeur en maneschijn. Mijn vrouw laat zich niet leiden als een lam. Zij is somtijds stuurs en jaloers, dat mijn gunstig uiterlijk andere vrouwen .zal bekoren. Maar toch heb ik over het geheel een rustig tehuis en een soort van toevluchtshaven gevonden na de stormen des levens. Maar vertel me nu eens wat er gebeurd is na die nood lottige morgen toen Monmouth als een lafaard vluchtte." Trelawney vertelde hem in grote lij nen zijn wedervaren en vroeg toen aan Ferguson hoe hij er in geslaagd was te ontkomen waar het zelfs Monmouth niet gelukt was. „Wel", sprak Ferguson,.„ik ben al tijd iemand geweest, die een achter deurtje openhoudt, om te kunnen ont snappen, als de vijand aan de voor deur staat. Dat had ik in dit geval ook gedaan. Door wat geld aan een Hollandse schipper te geven had ik hem overgehaald, in een kleine haven van Somersetshire op mij te wachten, tot hij hoorde, dat het gevaar voorbij was. Toen ik derhalve zag, dat Mon mouth niet de verkorene des Heren was, zag ik een paard machtig te wor den en reed als eertijds Jehu". „Maar was het in Den Haag toen niet onveilig?" „Ja, maar ik ging niet hierheen, maar naar Friesland en zond bericht aan Grietje, dat ik naar haar verlang de. Ik ben in groot gevaar geweest, maar de Here heeft mij geholpen," „En heb je de moed opgegeven om Jacobus nog van de troon te stoten?" „Niemand kan mij beschuldigen, dat ik tevreden ben in Zion, maar ik zal mij voortaan rustig houden. Ik ben niet als Donald Stewart, die morgen wel aan een andere expeditie zou wil len deelnemen." „Is die ook in Den Haag?" „Ja, en wat jammer is, hij kan zich hier niet aanpassen. Hij wordt hier met rust gelaten, omdat hij niet ver dacht wordt deel te hebben genomen aan de opstand. Zou je Donald graag willen ontmoeten?'. „Zeer graag zelfs. Zou je dat kun nen bewerkstelligen." „Ik denk dat Donaid bij de deur is", merkte Ferguson kalm op. „Wij mogen al vreemdelingen zijn in een vreemd land, doch het zou zeer hard zijn als mannen die dezelfde leer be lijden, het niet samen konden vinden." Nauwelijks had hij deze woorden ge sproken of Donald Stewart trad bin nen. „Wel, Trelawney", zei de Schot, zonder ook maar de minste verrassing te tonen, „maar nu zal Ferguson wel op goede voet trachten te komen met zijn vrouw." „Waarom?" vroeg Trelawney, ter wijl hij de hand van de Schot greep. „Waarom? Wei, 't is tijd voor het avondeten en 'k herinner mij nog, toen wij samen in Engeland waren, dat je wel wat lust. En dat zal de huishou delijke uitgaven vergroten. Maar ik verheug me van harte, dat ik je weer eens de hand kan drukken. Vele ma len heb ik aan je gedacht. Ik heb van Jeffreys' bloedige daden gehoord, en mij dikwijls afgevraagd hoe je er in geslaagd bent te ontkomen." „Wist je dan dat ik ontsnapt was?" (Wordt vervolgd) De uitgaven hebben in de laat ste jaren ongeveer een derde van de totale investeringen in de ener giebedrijven belopen. De investeringen in de stroomsector betroffen voornamelijk de bouw van een hoogspanningslijn en de vernieu wing van distributie-inrichtingen welke uit een oogpunt van veilige, ongestoor de en economische stroomvoorziening mede voor het landelijk 150kv-kop- pelnet noodzakelijk werden geacht. Daarnaast zijn verouderde proauktie- eenheden door moderne installaties vervangen, waardoor een besparing van produkliekosten met name vari brandstofkosten is verkregen. Dit deelt de minister van economische za ken mede in een brief aan de Eerste Kamer, als antwoord op vragen van de heer Vixseboxse. De stroombehoefte van de staatsmij nen beweegt zich in stijgende lijn, als gevolg van de ontginning dieper en verder van de schachten gelegen ko- lenlagen, alsmede door de uitbreidin gen in de chemische bedrijven. Tot 1953 heeft dientengevolge ook de pro duktie telkenjare een toeneming ver toond. Deze hoge stroomprodukties zijn slechts behaald door de noodzakelijke reservecapaciteit in de elektrische cen trales voor een belangrijk deel te be nutten ter voorziening in de lopende stroombehoefte. Voor een doelmatige stroomvoorzie ning op langere termijn zijn de staats mijnen voorts overgegaan tot de aan koop van stroom van de Oranje-Nas- sau-mijnen. Aangezien de staatsmijnen voor deze levering zelf het nodige re servevermogen bestaande uit oude re installaties ter beschikking heb ben en mede doordat in de toekomst niet voldoende laagwaardige brand stoffen voorhanden zullen zijn om in de totale behoefte aan stroom voor de eigen bedrijven te voorzien, is door genoemde aankoop van elektriciteit, welke op basis van de kosten van een moderne centrale geschiedt, op ratio nele wijze een deel van het stroom verbruik gedekt. Dit stroomleverings- contract is in 1955 ingegaan en brengt voorshands enige teruggang van de stroomproduktie bij de' staatsmijnen mede. Ter vervanging en modernise ring van enige verouderde installaties is nieuw produktievermogen besteld. en mij is dan ook gebleken, dat deze stelling moet worden losgelaten. Zowel onze eigen cijfers van het kerkelijk be volkingsregister als de conclusies van het rooms-katholieke sociologische instituut tonen aan, dat het zielenaantal de laatste vijf jaren zelfs toeneemt. Vandaar dan ook dat het zinvol is om de pastorale zorg voor de zielen van dit ogenblik in de oude woonwijken te blij ven uitoefenen. Ik heb in deze gemeente dus alle adres sen, waar lidmaten wonen, op de rij af en systematisch bezocht. Van deze 824 adressen bleken 339 meelevend, 314 half- meelevend en 171 niet-meelevend. In pro centen uitgedrukt is dit resp. 31 38 en 21 Utaalo-m niet naai Kelk 1 Ofschoon mevrouw Tromp niet pessi mistisch is over het geestelijk beeld van de binnenstad in Amsterdam (zy conclu deert ook dat hier veel minder ressenti ment tegen de kerk wordt gevonden dan in de buitenwijken) rijst de vraag waar om Öe diensten in de Oude kerk zo slecht bezocht worden. Uit het antwoord in Woord en Dienst knippen we dit gedeel te: Een van de oorzaken is stellig ook, dat er in de binnenstad zovéél kerken staan en de mensen dus overal heen kunnen. Maar er zijn diepere oorzaken. Opvallend vaak heb ik hier gehoord: „Het komt door de oorlog; toen is alles veranderd; en. daarna ging het kerkgaan niet meer", öok in de Plantagebuurt is mij dit her haaldelijk gezegd. Ik heb in deze gevallen gemerkt, dat het wereldbeeld en de godsdienstige voor stellingen die men had, het niet uitge houden hebben, toen in hun midden de Jodendeportaties plaats vonden. Men woonde met hen op dezelfde trap, de kin deren g'ingen naar dezelfde school en speelden samen in dezelfde straat. Het is in hun midden gebeurd. „En daarna ging het kerkgaan niet meer". Deze huisbezoeken zijn liet moei lijkst. Hier helpen geen vrome dooddoe ners, geen goedkope troost. Hier moeten wij naast hen staan, wil er ooit kans zijn om samen verder te komen. En we zullen hen de volgende zondag ook niet in de Oude kerk zien. Maar 't is al veel, dat er eens over gesproken is. En daarom ge loof ik, dat wij naar de mensen toe moeten als zij niet meer naar ons toe komen. Dat is eigenlijk de conclusie van mijn rap port. Ontltaten yekieden De missionaire predikant ds. A. Pos doet in het Centraal Weekblad van de Geref. Kerken mededelingen over de voor de zending ontsloten gebieden van Indonesië. De vroegere Ned. Indische re gering stond geen evangelieprediking toe In delen van Sumatra, o.a. Atjeh, op Ban tam en op Bali. Dit is nu veranderd. Uit de vergadering van de Raad van Kerken in Indonesië vertelt ds. Poe: Bijzondere aandacht werd ook besteed aan het gebied van de Karo-Batak-kerk. Hier zijn nog 90.000 heidenen naast 13.000 protestantse christenen en 3000 roomsen. Het is van groot belang hier snel op te treden, aangezien ook de islam actief is om te trachten de heidenen voor zich te winnen. In de Karo-Batak-kerk wordt helaas nog niet de bereidheid gevonden met buitenlandse kerken samen te wer ken. Ze zal zich dus zeer moeten beijve ren Indonesische krachten uit te zenden naar haar onbewerkte gebieden. Voor het grote gebied van Atjeh ziet men thans nog geen duidelijke mogelijk heid. Er werd gewezen op het grote be lang van contacten met en geestelijke verzorging van de Atjehse studenten aan de verschillende universiteiten in Indo nesië. Een volgend besluit gold Bantam. Het ligt voor de hand, dat de Soedanese kerk van West-Java zich met dit gebied zal bezig houden. Indien de Hervormde zen ding, die wellicht niet over mogelijkhe den voor uitbreiding beschikt, tot helpen niet in staat blijkt, acht men het gewenst, dat de Soedanese kerk naast Oegstgeest nog een andere partner kiest. Het is duidelijk, dat we aan een groot scheepse actie in de onbewerkte gebieden nog niet toe zijn. Het belang van de ge noemde plannen ligt echter hierin, dat aan het vraagstuk van deze gebieden volle aandacht wordt besteed. financiën ui de eiedienlt In navolging van andere plaatsen heeft men in de Hervormde buurgemeenten van Treebeek-Hoensbroek-Nuth in een ge wone kerkdienst de financiën der kerk besproken. Het Maandblaadje van Tree beek bericht dienaangaande: Het was een experiment, inderdaad, om in een gewone kerkdienst de gemeente lijke financiën aan de orde te stellen. Er waren een 390 lidmaten uitgenodigd, doch er waren totaal een 220 kerkgangers, waarvan nog heel wat niet-lidmaten. Naar ons besef geen onbevredigende op komst. De reacties? Zeer verschillend. Sommi gen zeiden: dat was nog eens goed om precies te weten waarvoor we geven, en wat er nodig is. Anderen zeiden: ver schrikkelijk om zoiets in een kerkdienst te bespreken. Wie heeft gelijk? Is een gemeentelijke samenkomst eigenlijk alleen maar naast zang, gebed, geloofs- en schuldbe lijdenis „preek"-dienst? Dus het vanuit Gods Woord aangesproken worden? Of behoort er ook bij: ons antwoord op dat- gehe wat ons van Godswege gezegd wordt; en de onderlinge bezinning op dat antwoord; dus: het gesprek. Hoe het ook zij: in het licht van het Nieuwe Testament heeft in onze samen komst een gesprek over zaken die ons gemeenteleven raken zeker zin. Blijft de vraag: mag daar ook over „centen" gesproken worden? Het is toch wel zo'n beetje een dogma dat geld en politiek niet in de kerk thuis horen. Is dat een juiste opvatting? Zou politiek niet kunnen zijn „het dienen van God in de wereldse verbanden"? En zou geld niet een geestelijke functie kunnen heb ben, wanneer we het zien als een „offer" (groot woord) in dienst van de opbouw van Gods Kerk? Zou de angst om over geld te spreken ook niet een beetje kun nen samenhangen met een kwaad gewe ten? En wist de apostel daar iels van toen hij zëi, dat geldgierigheid de wortel van alle kwaad is?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1956 | | pagina 4