DE VORST DER ZEEUWSE
KERKHERVORMERS
J
De Ml» de opperheller
Geen werkgevers uit communistische, maar
wel uit fascistische landen in commissies
Investeringen in energiebedrijven
der staatsmijnen
UIT DE KERKEN
Maandag 18 juni 1956
ZEEUWSCH DAGBLAD
Gelezen
in
ANDERE BLADEN
Debat over vrijheid van vakorganisatie
pagina 4
Johannes van Miggrode, op 'n wandeling „met hemels licht bestraald''
Hij was eerst pastoor
te Veere
Wanneer we spreken over de
.Prins der dichters", weet
iedereen, die enigszins met
de geschiedenis op de hoogte is,
dat hiermee Vondel wordt be
doeld. Zoals Rembrandt de „vorst
der schilders" genoemd wordt.
Maar van Johannes van Miggrode
zullen de meeste lezers waar
schijnlijk nog nooit gehoord heb
ben. V och wordt hij de eerste en
voornaamste kerkhervormer van
Zeeland genoemd en wel door Jo-
sua van Iperen, predikant te Vee-
Bijbelkennis
Ds. J. J. Buskes heeft in „Het Vrije
Vo\k" een artikel geschreven over ken
nis van de Bijbel.
Wij citeren:
„Reveille, het blad voor de soldaten,
probeert bijbelse geschiedenis te vertel
len op een beetje moderne wijze. Zo
plaatste het kort geleden een bijbels ver
haal. Er stond boven: „Drie joden ten
vuurdood gedoemd, krasse maatregelen
van Perzische overheerser". Daarop volg
de het bekende bijbelverhaal van de drie
jongelingen in de vurige oven. Laat er
bij de redactie een keurig getypte brief
komen van vier soldaten, die vragen,
waar de redactie dit verhaal vandaan
haalt. In de krant lazen ze er niets van.
Die Perzische overheerser is toch Mos-
sadeq niet?
Het is met de bijbelkennis van ons volk
slecht gesteld. En het zijn heus niet al
leen soldaten, die er weinig van af wetem
In „De Tijd" las ik eens het verslag van
een rede door een professor gehouden.
De verslaggever eindigde aldus: „De
spreker besloot zijn rede met het prach-
fige woord van Thomas van Aquino: In
Uw licht zien wij het licht. Jawel, maar
de spreker citeerde een woord van de
apostel Johannes".
Gemengd zwemmen
Het Parijse blad „France Soir" pu
bliceerde een vermakelijk (doch serieus
bedoeld) bericht over de verkiezingen
in Nederland:
„Leve het gemengde zwemmen! Strijdt
tegen het nog recente verleden, waarin
j'ooms-katholieken en protestanten op
verschillende stranden baadden! Geen
confessionele maar voor alles politieke
partijen.
Dit was de slogan van de P.v.d.A. (ar
beidersparty) tot de 6.300.000 Nederlan
ders, die vandaag ter stembus gingen om
honderd afgevaardigden voor de Tweede
Kamer (Chambre des Députés) te kiezen.
De Arbeiderspartij wenst namelijk de
katholieken en protestanten ervan te
overtuigen, dat men goed katholiek of
goed protestant kan zijn en toch niet op
de katholieke partij (de K.V.P.) of één
der vier of vijf protestantse partijen be
hoeft te stemmen".
En ons commentaar kan kort zijn: „Leve
de voorlichting van „France Soir"!
Werkende vrouwen
„De Volkskrant" schrijft:
„De Fransman is er over het algemeen
niet op gesteld dat zijn echtgenote bui
tenshuis werkt. Slechts een op de hon
derd heeft daar werkelijk vrede mee.
Dat neemt echter niet weg, dat het per
centage werkende gehuwde vrouwen in
Frankrijk hoger is dan in de meeste an
dere landen, namelijk 34.6 percent tegen
30.1 percent in de Ver. Staten en 31.7 per
cent in Engeland. In Parijs vooral houden
de meeste werkende gehuwde vrouwen
er een betrekking op na uit pure nood
zaak, omdat hun echtgenoten niet genoeg
verdienen om in de kosten van het gezins-
onderhoud te voorzien. De overigen doen
het om zich wat ruimer te kunnen be
druipen. Van wat zij verdienen gaat het
overgrote deel in de huishoudkast. Heel
veel vrouwen behouden van haar eigen
verdiende geld geen frank als zakgeld
voor zichzelf.
Slechts een minderheid van de wer
kende gehuwde vrouwen vertrouwen
haar kinderen toe aan crèches. De mees
ten geven er de voorkeur aan ze thuis te
laten onder de hoede van een moeder of
schoonmoeder of bij ontstentenis daarvan,
van een werkster, een buurvrouw of een
vriendin".
Dat smart de Zeeuwen
„De Banier", orgaan van de Staat
kundig Gereformeerde Partij maakt 'n
aantal opmerkingen over het Deltaplan.
Het blad schrijft o.a.:
,De vraag rijst: „Hoe moet het nu mqt
het tempo van de uitvoering?"
Aanvankelijk leek er zo'n haast bij, en
nu lijkt het wel of de ambtelijke molens
toch zodanig langzaam gaan, dat van haast
niet meer kan worden gesproken. Dat
bevreemdt de kustbewoners, en vooral
hen, die er dadelijk mee te maken hebben,
wel. Er is veel, wat de kustbewoners niet
kunnen begrijpen. Ook zij hebben wel
„kijk" op die zaken. En wat gedaan wordt
komt niet altijd met hun „kijk" overeen.
Zijn zij te weinig onderlegd? Of zijn de
anderen te theoretisch ingesteld?
Uw briefschrijver neigt er heen om te
menen, dat te weinig met de mensen uit
de omgeving, waaronder toch ook ge
schoolden zijn, wordt gerekend.
Moet dan toch worden vastgesteld, dat
Zeeland niet in aat is de mensen te le
veren, die leiding kunnen geven? Uit wat
nu ervaren wordt, wordt de schijn ver
kregen, dat daarvoor mensen van buiten
de provincie worden aangetrokken.
Dat smart de Zeeuwen. Dat is hun niet
welgevallig".
re. Deze hield nl. een historische
redevoering, toen voor Miggrode
in de Grote Kerk te Veere een ge
denknaald werd opgericht, waarin
hij hem zelfs durfde noemen de
Vorst der Zeeuwse kerkhervor
mers.
Omstreeks 1564 was Jan de Mig
grode, die ook naar de gewoonte dier
dagen met de Latijnse naam Johannes
Miggrodius genoemd werd, pastoor te
Veere. Als een bedaard, gematigd en
voorzichtig man hield hij zich stil tij
dens de beroerten in deze tijd. Mis
schien was het wel aan deze eigen
schappen te danken, dat in 't bekende
jaar 1566 de beeldenstorm in de kerk
te Veere voorkomen werd. Wel was n
jaar te voren in het klooster Sint Cla
ra (even buiten de stad gelegen) een
Mariabeeld omvergehaald en had men
van een paar andere beelden neus en
vingers afgesneden, maar de grote
kathedraal is gespaard voor verniel
zucht.
Volgens een overlevering onder de
Veerse burgerij werd hij echter
•spoedig daarna op een wandeling
naar Middelburg met hemels licht
bestraald dat hem inzicht gaf in de
waarheid der „nieuwe leer".
Wat er ook van mocht komen, hij
besloot in 't vervolg het ware licht
van Gods Woord op de kandelaar van
Veere's kerk te laten schijnen. Toen
Alva het volgend jaar (1567) in ons
land kwam, stond ook Miggrode's
naam op de lijst der „beroerte-ver
wekkers" en was hij een van de hon
derdduizend, die door de Bloedraad
moest worden ter dood gebracht.
Naar Engeland
Hij begaf zich met nog 9 of 10 Vee-
renaars naar Engeland, naar Colches
ter (later naar Norwich), waar onder
zijn leiding onder de vele vluchtelin
gen een bloeiende Nederlandse ge
meente gesticht werd. Daar predikte
hij het zuivere Woord van God, troost
te de door onweder voortged'ievenen
en goot balsem in de wonden van het
verdrukte Sion. Meermalen zag hij ook
Watergeuzen onder zijn gehoor en zijn
kalme aard trachtte zachtmoedigheid
te kweken in deze ruwe zeerovers.
Spaans- en Roomsgezinde historie
schrijvers kunnen niet nalaten telkens
weer hatelijke opmerkingen te maken
over de hervormers en predikanten.
Volgens hen was bij velen heerszucht
en dorst naar rijkdom de drijfveer;
opgekomen uit de heffe des volks wa
ren het enkel materialistische overwe
gingen, die hen het predikambt deden
kiezen.
De toenmalige evan
geliepredikers
Het is waar, dat vele predikers uit
die tijd van geringe afkomst waren en
behalve de bediening des Woords ook
een ambacht verstonden, meestal
manden- of schoenmaker. Als reizend
handwerksman trokken ze van de ene
plaats naar de andere en hadden op
deze wijze een mooie gelegenheid met
tal van mensen in aanraking te komen
zonder al te veel in 't oog te lopen.
Om bij Zeeland te blijven: de bekende
Geleyn Jansz. d'Hoorne, de eerste pre
dikant van de Hervormde gemeente te
Middelburg na de overgave aan de
Geuzen in 1574, was schoenmaker.
Hetzelfde vak oefende ook Adri-
aan Obreys te Veere uit, die daar
predikte op de zolder van een zout
keet en de bijnaam kreeg van Doc
tor Leest. Hij week ook met Mig
grode uit naar Engeland, maar daar
na horen we niets meer van hem.
Onder de nieuwe predikanten wa
ren ook vele pastoors, die na hun be
kering het zuivere Woord van God
brachten. Een paar bekende uit Zee
land waren Bernard Donder, pastoor
te Biggekerke en Hendrik van Os,
pastoor van de St. Pieterskerk te Mid
delburg.
Maar het was geen geldzucht, die
hen tot prediken dreef: het was ech
te begeerte des harten zaaiers van de
zuivere waarheid te zijn.
Op Johannes van Miggrode kon bo
venstaande lasterpraat helemaal niet
toegepast worden. Hij was van aan
zienlijke, zelfs adellijke geboorte uit
Aalst in Vlaanderen, waar hij in 1531
werd geboren. Als pastoor en kanun
nik van Veere genoot hij een groot in
komen. Zijn ouders, die evenals zijn
zuster mee naar Veere verhuisd wa
ren, zaten er warmpjes bij; zijn vader
werd daar schout en zijn zuster Mar-
garetha trouwde met een burgemees
ter van Veere. Zijn overgang tot de
nieuwe leer was dan ook een daad van
zelfverloochening: 't was de liefde tot
Christus en de naaste die hem .drong.
Terug naar Veere
Tijdens zijn vijfjarig verblijf in En
geland hadden in ons land grote ver
anderingen plaats. Op 1 april 1572 ver
klaarde Den Briel zich voor de Prins:
de eersteling der vrijheid, spoedig ge
volgd door Vlissingen op 6 april en tal
van andere steden, o.a. door Veere op
3 mei. Nu behoefde hij niet langer in
den vreemde te blijven, zijn oude
woonplaats Veere riep hem terug, nu
niet meer als Rooms priester, maar als
prediker der Gereformeerde religie.
Hij heeft deze stad 55 jaar lang
trouw gediend, tot hjj In 1627 op 96-
jarige leeftijd van zijn aardse post
werd afgelost.
L. v. W.
Redding op de Rijn
Op de Rijn in de buurt van Koblenz
is na een aanvaring met een Rijnaak
het Rijnschip Mainzna korte tijd
gezonken. De 91 passagiers en 40
koppen tellende bemanning van dit
grootste passagiersschip op de Rijn
konden allen ivorden gered, daar de
„Mainz" niet geheel onder water ver
dween, maar op een bank bleef rusten.
De foto geeft een beeld van de red
ding: op een motorboot wordt een van
de serveersters in veiligheid gebracht.
ïlond de o-ude Kelk,
In het hartje van Amsterdam staat de
Oude kerk. Het heK, dat zij alleen als
monument in stand wordt gehouden,
daar haar kerkelijke functie onderge
schikt is. In deze wijk van de hervormde
gemeente heeft mevr. A. Tromp— de
Jong een jaar als hulppredikster gewerkt.
In Woord en Dienst publiceert zij haar
bevindingen, waaraan wij het volgende
ontlenen:
Toen ik hier ongeveer een jaar geleden
kwam werken, verkeerde ik onder de
eigenaardige suggestie, als zou de oude
binnenstad „ontvolkt" raken. Het proces
van cityvorming en ontvolking zou hier
in volle gang zijn, de stad verplaatste
zich, van een functionerende gemeente
was hier nauwelijks meer sprake, de bin
nenstad kon het beste tot evangelisatie-
terrein verklaard worden, enzovoort.
Direct bij mijn eerste kennismaking met
dit stadsgedeelte viel het mij echter op
hoe stampvol hier de huizen zitten. De
oude herenhuizen op de wallen en de
grachten lenen zich bijzonder voor het
herbergen van vele gezinnen. Er was geen
zolder, geen insteek, geen sousterrain of
ik vond er mensen. Zelfs in pakhuizen
zag ik wel bedden staan.
In deze volle huizen op de wenteltrap
pen mijn weg zoekende, begreep ik ie
dere dag minder van de zgn. „ontvolking"
Inconsequentie op Internationale Arbeidsconferentie
(Van een bijzondere correspondent)
GENEVE. Het debat op de 39e Internationale Arbeidsconferen
tie over de positie der werkgeversgedelegeerden uit de totalitaire
landen is, na enkele dagen te zijn uitgesteld, thans gehouden. Enkele
regeringsvertegenwoordigers hadden om dit uitstel verzocht, ten
einde gelegenheid te hebben overleg met hun regeringen te kunnen
plegen. Gedurende vier uren heeft de conferentie in pleno over het
punt gediscussieerd. De standpunten waren vrijwel gelijk aan die
van het vorige jaar.
De zogenaamde werkgeversafgevaar
digden uit de landen achter het IJzeren
Gordijn waren van oordeel, dat zij op
dezelfde voet als de andere werkgevers
in de commissie behoren benoemd te
worden.
De werkgevers uit de vrije landen
daarentegen waren terecht - niet
bereid deze afgevaardigden te beschou
wen als vrije vertegenwoordigers van
vrije en onafhankelijke werkgeversor
ganisaties. Zij weigerden er dan ook
aan mede te werken, dat de Russische
werkgevers benoemd werden tot lid van
de commissies van voorbereiding.
Helaas begingen zij echter ook dit
jaar weer de inconsequentie om wél
bezwaar te maken tegen zogenaamde
werkgevers uit totalitaire staten van
communistische aard, doch akkoord
te gaan met de benoeming van werk
gevers uit totalitaire landen van fas
cistische signatuur als Spanje en ver
schillende Zuid-Amerikaanse staten.
TUSSEN-STANDPUNT.
De regeringen van vrijwel alle wes
terse landen namen ook thans weer een
tussen-standpunt in. Zij steunden de
Russen niet in hun pogen om de zoge
naamde werkgeversafgevaardigden ge
woon lid van de commissies te maken,
doch wilden hen wél benoemen tot
plaatsvervangend lid, dat wil zeggen
met recht tot spreken, doch geen recht
tot stemmen. De Nederlandse regerings
afgevaardigde, mr. dr. A. A. van Rhijn,
gebruikte voor de verdediging van dit
standpunt nog het argument, dat de
Raad van Beheer in november a.s. een
beslissing moet nemen over het bestaan
van vrijheid van organisatie in ver
schillende landen en het in afwachting
daarvan beter is, de status-quo te hand
haven.
De arbeidersvertegenwoordigers uit
de meeste westerse landen onthielden
zich van stemming.
TEGEN ERKENNING.
De Nederlandse arbeidersafgevaardig
de, M. Ruppert, verklaarde zich tegen
de erkenning van de communistische
werkgevers, ook als plaatsvervangend
lid, doch wees met nadruk op de in
consequente houding der vrije werkge
vers met betrekking tot de werkgevers
uit de totalitaire staten van fascistische
aard.
Na het debat werd met 113 tegen 41
stemmen en 51 onthoudingen aan de
zogenaamde werkgevers uit de Russi
sche staten het gewone lidmaatschap
van de commissies ontzegd. Daarente
gen werd met 120 tegen 35 stemmen en
36 onthoudingen besloten, deze werk
gevers te benoemen tot plaatsvervan
gend lid der commissies.
Het is wel zéér te betreuren, dat de
werkgevers en arbeiders uit de vrije
landen over deze belangrijke zaak niet
tot eenzelfde gedragslijn kunnen komen.
Beide groepen verzetten zich tegen een
heerschappij van de communisten in de
Internationale Arbeidersorganisatie.
Maar de ene groep de arbeiders) volgt
de weinig principiële weg om de com
munisten wél in de commissies te be
noemen, doch in een zo geringe om
vang, dat de niet-communistlsche ar
beiders de meerderheid behouden. De
werkgevers daarentegen weigeren de
communisten in commissies te benoe
men, doch laten de fascisten zonder be
zwaar toe.
De achtergrond van de moeilijkheden
wordt gevormd door het in 1945 geno
men besluit, dat elk land, dat door de
U.N.O. als lid wordt toegelaten, ook
door de I.A.O. als lid moet worden aan
vaard.
De conferentie voerde daarna gedu
rende twee dagen een debat over het
rapport van de commissie- Mac Nair
betreffende de vrijheid van vakorgani
satie. Een beslissing zal echter pas in
november a.s. door de Raad van Be
heer worden genomen.
's-GRAVENHAGE, 16 juni.
De investeringen van de laatste
jaren in de energiebedrijven der
staatsmijnen omvatten behalve
werken ten behoeve van de
stroomvoorziening tevens uitga
ven, verband houdende met de
vervanging van verouderde instal
laties voor de produktie en distri
butie van stoom en samengeperste
lucht, welke laatste nagenoeg ge>
heel wordt aangewend in de on
dergrondse mijnbedrijven.
Ben verhaal uit de tijd
van
Stadh. Koning Willem
UI
130)
„Ik wed, dat zij u ook nog wat geld
aangebracht heeft."
„Ik ontken niet, dat zij ook nog wat
kapitaal bezat. Zij is echter zuinig en
houdt de duim er op. Doch ik heb hier
ook geen geld nodig. Ik moet mij hier
verbergen en zal dut moeten blijven
doen, zolang de koning op de Engelse
troon zit. Ik ben toch blij, dat ik U
ontmoet heb, master Trelawney."
„Dat scheen een uur geleden toch
niet het geval te zijn."
„Dat kwam omdat ik U niet goed
begreep. Ja, man ik heb veel moeten
lijden, vóór ik Engeland verliet, maar
ik wist, dat ik, als ik hierheen kon
komen veilig was. Reeds vóór ik met
Monmouth naar Engeland ging, was
Grietje op mij verliefd, en ofschoon ik
toen niet dacht, dat het in de weg der
Voorzienigheid lag, dat ik een vrouw
zou nemen, wist ik, dat dit gebeuren
zou, als ik Holland weer kon berei
ken".
,Zij is zeker door uw gunstig uiter
lijk bekoord", merkte Trelawney op,
terwijl hij Fergusons houterige gestal
te en zijn vooruitstekende kin opnam.
„Ik ontken niet, dat er niets waars
in lag. Ik ben wel niet "zo knap als
gij zijt, maar ik ben een man, naar
wie de mensen nog eens weer zien."
„Ja, dat geloof ik ook," bevestigde
Trelawney.
,,'t Leven is echter niet in alles ro
zengeur en maneschijn. Mijn vrouw
laat zich niet leiden als een lam. Zij
is somtijds stuurs en jaloers, dat mijn
gunstig uiterlijk andere vrouwen .zal
bekoren. Maar toch heb ik over het
geheel een rustig tehuis en een soort
van toevluchtshaven gevonden na de
stormen des levens. Maar vertel me
nu eens wat er gebeurd is na die nood
lottige morgen toen Monmouth als een
lafaard vluchtte."
Trelawney vertelde hem in grote lij
nen zijn wedervaren en vroeg toen aan
Ferguson hoe hij er in geslaagd was
te ontkomen waar het zelfs Monmouth
niet gelukt was.
„Wel", sprak Ferguson,.„ik ben al
tijd iemand geweest, die een achter
deurtje openhoudt, om te kunnen ont
snappen, als de vijand aan de voor
deur staat. Dat had ik in dit geval
ook gedaan. Door wat geld aan een
Hollandse schipper te geven had ik
hem overgehaald, in een kleine haven
van Somersetshire op mij te wachten,
tot hij hoorde, dat het gevaar voorbij
was. Toen ik derhalve zag, dat Mon
mouth niet de verkorene des Heren
was, zag ik een paard machtig te wor
den en reed als eertijds Jehu".
„Maar was het in Den Haag toen
niet onveilig?"
„Ja, maar ik ging niet hierheen,
maar naar Friesland en zond bericht
aan Grietje, dat ik naar haar verlang
de. Ik ben in groot gevaar geweest,
maar de Here heeft mij geholpen,"
„En heb je de moed opgegeven om
Jacobus nog van de troon te stoten?"
„Niemand kan mij beschuldigen, dat
ik tevreden ben in Zion, maar ik zal
mij voortaan rustig houden. Ik ben
niet als Donald Stewart, die morgen
wel aan een andere expeditie zou wil
len deelnemen."
„Is die ook in Den Haag?"
„Ja, en wat jammer is, hij kan zich
hier niet aanpassen. Hij wordt hier
met rust gelaten, omdat hij niet ver
dacht wordt deel te hebben genomen
aan de opstand. Zou je Donald graag
willen ontmoeten?'.
„Zeer graag zelfs. Zou je dat kun
nen bewerkstelligen."
„Ik denk dat Donaid bij de deur
is", merkte Ferguson kalm op. „Wij
mogen al vreemdelingen zijn in een
vreemd land, doch het zou zeer hard
zijn als mannen die dezelfde leer be
lijden, het niet samen konden vinden."
Nauwelijks had hij deze woorden ge
sproken of Donald Stewart trad bin
nen.
„Wel, Trelawney", zei de Schot,
zonder ook maar de minste verrassing
te tonen, „maar nu zal Ferguson wel
op goede voet trachten te komen met
zijn vrouw."
„Waarom?" vroeg Trelawney, ter
wijl hij de hand van de Schot greep.
„Waarom? Wei, 't is tijd voor het
avondeten en 'k herinner mij nog, toen
wij samen in Engeland waren, dat je
wel wat lust. En dat zal de huishou
delijke uitgaven vergroten. Maar ik
verheug me van harte, dat ik je weer
eens de hand kan drukken. Vele ma
len heb ik aan je gedacht. Ik heb van
Jeffreys' bloedige daden gehoord, en
mij dikwijls afgevraagd hoe je er in
geslaagd bent te ontkomen."
„Wist je dan dat ik ontsnapt was?"
(Wordt vervolgd)
De uitgaven hebben in de laat
ste jaren ongeveer een derde van
de totale investeringen in de ener
giebedrijven belopen.
De investeringen in de stroomsector
betroffen voornamelijk de bouw van
een hoogspanningslijn en de vernieu
wing van distributie-inrichtingen welke
uit een oogpunt van veilige, ongestoor
de en economische stroomvoorziening
mede voor het landelijk 150kv-kop-
pelnet noodzakelijk werden geacht.
Daarnaast zijn verouderde proauktie-
eenheden door moderne installaties
vervangen, waardoor een besparing
van produkliekosten met name vari
brandstofkosten is verkregen. Dit
deelt de minister van economische za
ken mede in een brief aan de Eerste
Kamer, als antwoord op vragen van
de heer Vixseboxse.
De stroombehoefte van de staatsmij
nen beweegt zich in stijgende lijn, als
gevolg van de ontginning dieper en
verder van de schachten gelegen ko-
lenlagen, alsmede door de uitbreidin
gen in de chemische bedrijven. Tot
1953 heeft dientengevolge ook de pro
duktie telkenjare een toeneming ver
toond.
Deze hoge stroomprodukties zijn
slechts behaald door de noodzakelijke
reservecapaciteit in de elektrische cen
trales voor een belangrijk deel te be
nutten ter voorziening in de lopende
stroombehoefte.
Voor een doelmatige stroomvoorzie
ning op langere termijn zijn de staats
mijnen voorts overgegaan tot de aan
koop van stroom van de Oranje-Nas-
sau-mijnen. Aangezien de staatsmijnen
voor deze levering zelf het nodige re
servevermogen bestaande uit oude
re installaties ter beschikking heb
ben en mede doordat in de toekomst
niet voldoende laagwaardige brand
stoffen voorhanden zullen zijn om in
de totale behoefte aan stroom voor de
eigen bedrijven te voorzien, is door
genoemde aankoop van elektriciteit,
welke op basis van de kosten van een
moderne centrale geschiedt, op ratio
nele wijze een deel van het stroom
verbruik gedekt. Dit stroomleverings-
contract is in 1955 ingegaan en brengt
voorshands enige teruggang van de
stroomproduktie bij de' staatsmijnen
mede. Ter vervanging en modernise
ring van enige verouderde installaties
is nieuw produktievermogen besteld.
en mij is dan ook gebleken, dat deze
stelling moet worden losgelaten. Zowel
onze eigen cijfers van het kerkelijk be
volkingsregister als de conclusies van het
rooms-katholieke sociologische instituut
tonen aan, dat het zielenaantal de laatste
vijf jaren zelfs toeneemt.
Vandaar dan ook dat het zinvol is om
de pastorale zorg voor de zielen van dit
ogenblik in de oude woonwijken te blij
ven uitoefenen.
Ik heb in deze gemeente dus alle adres
sen, waar lidmaten wonen, op de rij af
en systematisch bezocht. Van deze 824
adressen bleken 339 meelevend, 314 half-
meelevend en 171 niet-meelevend. In pro
centen uitgedrukt is dit resp. 31 38
en 21
Utaalo-m niet naai Kelk 1
Ofschoon mevrouw Tromp niet pessi
mistisch is over het geestelijk beeld van
de binnenstad in Amsterdam (zy conclu
deert ook dat hier veel minder ressenti
ment tegen de kerk wordt gevonden dan
in de buitenwijken) rijst de vraag waar
om Öe diensten in de Oude kerk zo slecht
bezocht worden. Uit het antwoord in
Woord en Dienst knippen we dit gedeel
te:
Een van de oorzaken is stellig ook, dat
er in de binnenstad zovéél kerken staan
en de mensen dus overal heen kunnen.
Maar er zijn diepere oorzaken. Opvallend
vaak heb ik hier gehoord: „Het komt door
de oorlog; toen is alles veranderd; en.
daarna ging het kerkgaan niet meer",
öok in de Plantagebuurt is mij dit her
haaldelijk gezegd.
Ik heb in deze gevallen gemerkt, dat
het wereldbeeld en de godsdienstige voor
stellingen die men had, het niet uitge
houden hebben, toen in hun midden de
Jodendeportaties plaats vonden. Men
woonde met hen op dezelfde trap, de kin
deren g'ingen naar dezelfde school en
speelden samen in dezelfde straat. Het
is in hun midden gebeurd.
„En daarna ging het kerkgaan niet
meer". Deze huisbezoeken zijn liet moei
lijkst. Hier helpen geen vrome dooddoe
ners, geen goedkope troost. Hier moeten
wij naast hen staan, wil er ooit kans zijn
om samen verder te komen. En we zullen
hen de volgende zondag ook niet in de
Oude kerk zien. Maar 't is al veel, dat er
eens over gesproken is. En daarom ge
loof ik, dat wij naar de mensen toe moeten
als zij niet meer naar ons toe komen. Dat
is eigenlijk de conclusie van mijn rap
port.
Ontltaten yekieden
De missionaire predikant ds. A. Pos
doet in het Centraal Weekblad van de
Geref. Kerken mededelingen over de
voor de zending ontsloten gebieden van
Indonesië. De vroegere Ned. Indische re
gering stond geen evangelieprediking toe
In delen van Sumatra, o.a. Atjeh, op Ban
tam en op Bali. Dit is nu veranderd. Uit
de vergadering van de Raad van Kerken
in Indonesië vertelt ds. Poe:
Bijzondere aandacht werd ook besteed
aan het gebied van de Karo-Batak-kerk.
Hier zijn nog 90.000 heidenen naast 13.000
protestantse christenen en 3000 roomsen.
Het is van groot belang hier snel op te
treden, aangezien ook de islam actief is
om te trachten de heidenen voor zich te
winnen. In de Karo-Batak-kerk wordt
helaas nog niet de bereidheid gevonden
met buitenlandse kerken samen te wer
ken. Ze zal zich dus zeer moeten beijve
ren Indonesische krachten uit te zenden
naar haar onbewerkte gebieden.
Voor het grote gebied van Atjeh ziet
men thans nog geen duidelijke mogelijk
heid. Er werd gewezen op het grote be
lang van contacten met en geestelijke
verzorging van de Atjehse studenten aan
de verschillende universiteiten in Indo
nesië.
Een volgend besluit gold Bantam. Het
ligt voor de hand, dat de Soedanese kerk
van West-Java zich met dit gebied zal
bezig houden. Indien de Hervormde zen
ding, die wellicht niet over mogelijkhe
den voor uitbreiding beschikt, tot helpen
niet in staat blijkt, acht men het gewenst,
dat de Soedanese kerk naast Oegstgeest
nog een andere partner kiest.
Het is duidelijk, dat we aan een groot
scheepse actie in de onbewerkte gebieden
nog niet toe zijn. Het belang van de ge
noemde plannen ligt echter hierin, dat
aan het vraagstuk van deze gebieden
volle aandacht wordt besteed.
financiën ui de eiedienlt
In navolging van andere plaatsen heeft
men in de Hervormde buurgemeenten van
Treebeek-Hoensbroek-Nuth in een ge
wone kerkdienst de financiën der kerk
besproken. Het Maandblaadje van Tree
beek bericht dienaangaande:
Het was een experiment, inderdaad, om
in een gewone kerkdienst de gemeente
lijke financiën aan de orde te stellen. Er
waren een 390 lidmaten uitgenodigd, doch
er waren totaal een 220 kerkgangers,
waarvan nog heel wat niet-lidmaten.
Naar ons besef geen onbevredigende op
komst.
De reacties? Zeer verschillend. Sommi
gen zeiden: dat was nog eens goed om
precies te weten waarvoor we geven, en
wat er nodig is. Anderen zeiden: ver
schrikkelijk om zoiets in een kerkdienst
te bespreken.
Wie heeft gelijk? Is een gemeentelijke
samenkomst eigenlijk alleen maar
naast zang, gebed, geloofs- en schuldbe
lijdenis „preek"-dienst? Dus het vanuit
Gods Woord aangesproken worden? Of
behoort er ook bij: ons antwoord op dat-
gehe wat ons van Godswege gezegd
wordt; en de onderlinge bezinning op dat
antwoord; dus: het gesprek.
Hoe het ook zij: in het licht van het
Nieuwe Testament heeft in onze samen
komst een gesprek over zaken die ons
gemeenteleven raken zeker zin.
Blijft de vraag: mag daar ook over
„centen" gesproken worden? Het is toch
wel zo'n beetje een dogma dat geld en
politiek niet in de kerk thuis horen. Is
dat een juiste opvatting? Zou politiek
niet kunnen zijn „het dienen van God in
de wereldse verbanden"? En zou geld
niet een geestelijke functie kunnen heb
ben, wanneer we het zien als een „offer"
(groot woord) in dienst van de opbouw
van Gods Kerk? Zou de angst om over
geld te spreken ook niet een beetje kun
nen samenhangen met een kwaad gewe
ten? En wist de apostel daar iels van toen
hij zëi, dat geldgierigheid de wortel van
alle kwaad is?