HET NIEUWE LEVEN „Man te roer" krotten en noodgebouwen! Ontwikkeling Ontspanning Gezelligheid Wereldberoemde Instituten gehuisvest in Grootse Cézannetentooiistelling in Haags Gemeentemuseum UIT DE SCHRIFT Frans Naerebout 't Zeeuwsch Weekend Mef schrik ontvangt men buitenlandse gasten (Van onze §-redacteur) P erlijk gezegd voelde ik me niets op m'n gemak in dat kamertje ■- van nauwelijks twee bij twee meter. De temperatuur was er pre cies 37 graden Celsius en dat is tien graden meer dan wij hier zelfs op warme zomerdagen gewend zijn. Dan waren er aan drie zijden planken, waarop allerlei onschuldig uitziend glaswerk stond. Maar ik wist, dat die glaasjes voedingsbodems bevatten, waarop de ver wekkers van miltvuur, paratyfus en tal van andere gevaarlijke ziek ten een groeizaam bestaan leiden. Een onvoorzichtige beweging met de elleboog is gauw gemaakt, als men door de dubbele deuren van de luchtsluis deze broedstoof betreedt en dan is de ellende niet te overzien. Toen ik weer veilig en wel op de gang stond, ging een student de broedstoof binnen om even later weer, al ellebogend om de deuren te openen en te sluiten, tevoorschijn te komen met een glas vol latent venijn. Daarmee moest hij door nauwe gangetjes, trapje op trapje af, naar een laboratorium wandelen. Hij deed het met veel routine, want het was niet de eerste keer, maar niettemin was ik blij, toen hij veilig en wel aangekomen was. Prof. Jansen: Ik gooide met een asbak en er was weer een muis minder Dit was maar een klein en alledaags met andere ziekten mislukken vaak tafereel in één van de instituten van de veterinaire faculteit aan de rijksuni versiteit te Utrecht, de faculteit waar aan alle Nederlandse dierenartsen wor den opgeleid. Deze faculteit telt 477 studenten en omvat 15 wetenschappe lijke instituten, elk met een hoogleraar als directeur. Sommige van deze instel lingen hebben een wereldreputatie. Maar verschillende instituten zijn al lerdroevigst gehuisvest in vervallen gebouwen, die zelfs aan de meest ele mentaire eisen niet voldoen. Talloze buitenlandse geleerden hebben een zeer hoge dunk van onze Nederlandse veterinaire faculteit, gezien de presta ties die daar worden geleverd. Men houdt echter in Utrecht zijn hart vast, als een buitenlands pro fessor zijn bezoek aankondigt, vooral als het een specialist betreft op het terrein van de infectieziekten, de tropische ziekten of de dierverlos- kunde b.v. Want wat deze man dan hier op het gebied van de huisvesting zijner hooggeleerde collega's en hun staf te zien krijgt, zal in veel geval len zijn haren te berge doen rijzen. Een buitenplaats Deze ongelukkige situatie is gedeel telijk te verklaren uit de historie van onze veterinaire faculteit. Deze ge schiedenis ving aan in 1821, toen te Utrecht een rijks-veeartsenijschool werd gesticht. Hiervoor werd de bui tenplaats Gildestein aangekocht, be- Dure veterinaire faculteit (I) staande uit een uit 1690 daterend land huis met uitgestrekte tuinen, waarin in 1811 een katoenfabriek gebouwd was. Deze fabriek werd schoolgebouw en het landhuis directeurswoning. In 1918 werd de instelling tot Veeartsenij- kundige Hogeschool verheven en in 1925 werd ze als faculteit der dierenge- neeskunde aan de rijksuniversiteit ver bonden. Daarmee ging de instelling ook over van het ministerie van landbouw naar het ministerie van onderwijs. Onder het beheer van landbouw wa ren op het terrein verschillende nieuwe en voor die tijd uitstekende gebouwen verrezen, zoals b.v. het pathologisch instituut, de kliniek voor heelkunde en de kliniek voor kleinehuisdieren. Maar na 1925, stokte dit alles en werd feen enkel nieuw instituut meer ge- ouwd. Er waren natuurlijk wel aller lei kleine verbouwingen, er werden stukken aangebouwd en verbouwd en er verrezen noodgebouwen. Maar het bleef bij lapwerk en de instituten, die vóór 1925 nog niet „aan de beurt" wa ren geweest, kwamen steeds meer in nood te verkeren. Voorhistorisch Het tafereeltje, dat we in de aanvang beschreven, speelde zich b.v. af in het instituut voor infectieziekten, dat ver deeld is in een afdeling virulogie en een afdeling bacteriologie. Economisch gezien is dit wel een der belangrijkste instituten van de faculteit, omdat hier immers belangrijke ziekten als mond en klauwzeer, pseudo vogelpest e.d. worden bestreden. Bij buitenlandse universiteiten is de afdeling infectieziekten vaak door een muur van de overige gebouwen der veterinaire faculteit gescheiden om be smetting tegen te gaan. In de enige in gang zijn ondiepe bakken met een ont- smettingsstof aangebracht, waar mens en dier doorheen moeten lopen. In Utrecht is deze afdeling echter onder gebracht in de reeds eerder genoemde gewezen directeurswoning, een ruim 250 jaar oud gebouw dat niet-geïso- leerd midden tussen de andere gehou wen staat. Deze woning werd 43 jaar geleden als tijdelijk verblijf voor dit instituut aangewezen. De tijdelijkheid duurt nog steeds voort. Rustig werken onmogelijk Het gebouw ligt aan een drukke ver keersweg en het stadslawaai is zo enorm groot, dat rustig werken moei lijk en examineren bijna onmogelijk is. De studenten leren belangrijke besmet telijke ziekten als mond- en klauwzeer en pseudo-vogelpest alleen kennen door middel van films en museumpre paraten. De stallen kunnen niet vol doende geïsoleerd worden en het is dan ook niet verantwoord om dieren, die aan deze ziekten lijden, op te ne men. Proeven met deze dieren kunnen dan ook niet worden genomen. Proeven omstandigheden moet werken, dat hier ondanks dit alles resultaten werden bereikt, dit tot ver over de grenzen de aandacht trokken. Prof. Jansen vond hier het virus, dat de veelbesproken konijnenpest ver wekt. Hier werd het eendenpest- virus voor het eerst gekweekt en hier werd het eerste geval van pseudo-vogelpest in Nederland aan getoond. Men laat zich niet ontmoe digen, al valt de kalk uit muren en (Vervolg op andere Weekend-pag.) Rembrandt als leermeester" W oor de tentoonstelling „Rembrandt als leermeester", die van 1 juni tot 1 september in het stedelijk museum „De Lakenhal" te Leiden gehouden zal wor den, heeft het Young Memorial Mu seum te San Francisco toegezegd het meesterwerk van Gerbrand van den Eeckhout uit 1667 „Petrus geneest de lamme". Uit het Louvre in Parijs wordt voor de tentoonstelling ingezonden het schilderij „De barmhartige Samaritaan", dat tot 1952 als een eigenhandig werk van Rembrandt gold. Röntgen-onderzoek heeft echter uitgemaakt, dat het stuk van een leerling moet zijn. Ook de Bathseba- voorstelling van Willem Drost uit het Louvre zal deze zomer te Lelden te zien z(jn. Werken uii vele landen door de slechte toestand van de stallen, waardoor het ene dier het andere aan steekt. Vorig jaar werden enkele kost bare koeien én stieren aangetast door mond- en klauwzeer dank zij de ellen dige behuizing. We zagen een oude keuken met po- reuse en door het vocht aangetaste mu ren, waarin zeer kostbare instrumenten stonden opgesteld. In de gang was een glazen hokje afgeschoten waarin een analyste bezig was een gevaarlijk virus te enten op eieren. Een w.c. is ingericht als werkkamer voor een analyst en zelfs de smerige kelder, waarin men In het gemeente museum te Den Haag wordt van 21 mei tot 15 juli een grote overzichtstentoon stelling gehouden van het werk van de Franse schilder Paul Cé- zanne. Deze tentoonstelling zal worden ingericht ter herdenking van het feit, dat de schilder een halve eeuw geleden is gestorven. Voor deze expositie, die door het Haagse Gemeentemuseum in sa menwerking met het Kunsthaus te Zurich wordt georganiseerd, heeft men schilderijen, tekeningen en aquarellen gevraagd uit Frankrijk, nauwelijks rechtop kan staan, moet als werkruimte worden benut en her bergt een instrumentarium, dat mis- schieen meer waarde heeft dan dit hele vervallen gebouw. Toch goed werk Toch is in dit instituut het secreta riaat gevestigd van de wereldorgani satie van dierenartsen, waarvan prof. Jansen secretaris-penningmeester is. Dagelijks komen hier brieven binnen van vooraanstaande figuren op vete rinair gebied over de hele wereld. Men hoopt echter maar, dat de brief schrijvers niet persoonlijk komen! Het pleit zeer voor de weten schappelijke staf, die onder deze zelfs een smerige kelder, waarin men nauwelijks rechtop kan staan, moet worden benut als werkruimte en bevat kostbare instrumenten Eduard van Beinum Italië D naar e dirigent van het Concertgebouw orkest, dr. Eduard van Beinum, is vertrokken voor een concertreis door Italië. Hij zal concerten dirigeren in Ro me en Turijn. Op de programma's staan o.m. werken van Schubert, Beethoven, Debussy en Hindemith. In Turijn zal Van Beinum de Symphonische Etude van Hendrik Andriessen dirigeren. In juni Duitsland, Rusland, Zwitserland, Amerika, Engeland, Canada, Zuid- Afrika en Brazilië. Door de ruime medewerking, die men voor deze grote overzichtstentoonstel ling zoals er zeker in de laatste vijf en twintig jaar in Europa niet meer is geweest heeft ondervonden, zal in het Gemeentemuseum en later in het Kunsthaus te Zürich een exposi tie worden gehouden van een vijftig tal van Cézanne's belangrijkste schil derijen en een groot aantal aquarellen en tekeningen. Het museum verkreeg o.a. reeds bruiklenen van het Louvre te Pa rijs, het Metropolitan Museum, het Museum of Modern Arts en het Gug genheim Museum te New York, van het Columbian Museum of fine arts, van de Engelse Coutauld Collection, van de Canadese National Gallery, van de museau te Bern, Basel en Zü rich en van een aantal particuliere verzamelaars in Amerika en Europa. Levensloop Paul Cézanne werd geboren in Aix en Provence op 19 januari 1839. Hij overleed in die plaats op 22 oktober 1906. Zijn vader, hoedenfabrikant en bankier, heeft zich zijn leven lang te gen de schildersaspiraties van zijn zoon met kracht verzet. „Opdat.... wij niet langer slaven der zonde zouden zijn." Rom. 66b. Want nu de Heer is opgestaan, nu vangt het nieuwe leven aan, een leven, door Zijn dood bereid, een leven in Zijn heerlijkheid." Dit bekende Paaslied geeft met andere woorden de inhoud van de tekst weer. In deze weken na Pasen overdenken wij de betekenis van Christus' opstanding, ook voor ons gewone, dagelijkse leven. Die betekenis komt in het kort hierop neer: wij hebben niet langer de zonde te dienen, want het nieuwe leven is begonnen! De opstanding van Christus neemt voor Paulus een centrale plaats in het evangelie in. Hij is verrezen en thans lééft Hij„Wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem". Jezus' leven na Zijn verrijzenis is anders dan vóór Zijn sterven, want de dood heeft er geen toegang meer. Dat is voor ons onbegrijpelijk. Wij zijn immers mensen van het aardse leven, waar de dood heerst en waar alles vergaat en verslijt en wordt vernietigd. Maar wat wij wèl kunnen begrijpen, is dit: wie bij Jezus Christus behoort, bezit in Hem een nieuwe Heer. Wie zonder Hem leeft, heeft zonde en dood als heren en meesters, doch wie Hem eenmaal bezit, heeft een nieuwe en an dere Heer gevonden, die de taak van Zijn voorgangers niet voort zet, maar vernietigt. Zo komt het, dat Jezus voor Paulus het uit gangspunt is en evenzeer het middelpunt. Hij heeft dat voor iedere Christen te zijn. Men is dan met Hem verbonden door een nieuwe band. Paulus ge bruikt hiervoor een bijzonder beeld: het beeld van de doop. In die tijd werd men gedoopt door onderdompeling. Men ging het water in, ging er in onder, om er daarna weer verfrist en gereinigd uit te ko men. Wie gedoopt is, heeft die gang gemaakt, zoals Christus in het graf onderging en er daarna weer uit verrees. De doop is een te ken van verbondenheid met Christus, zodat iedere Christen a.h.w. samen met Jezus ten onder is gegaan en samen met Hem ook weer is verrezen tot het nieuwe leven. Zo is de band met zonde en dood verbroken, maar de nieuwe band met Jezus Christus gebleven. Dan vangt het nieuwe leven aan. Evenwel is dit niet hetzelfde als vroeger. Het is een geheel nieuw leven, zoals ook Jezus na Zijn verrijzenis een nieuw leven begon. Wie met Hem verbonden is, wordt een geheel ander mens, weliswaar in deze wereld nog met zonden en gebreken, maar toch anders. „Dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat. wij niet langer slaven der zonde zouden zijn". Wie gelooft in Christus' opstanding en met Hem verbonden is, kan niet meer zijn oude leuen voortzetten. En toch: wat ziet men daar bitter weinig van. Als we eens om&èkeerd redeneerden: wie naar de gelovigen ziet, moet aan hen kunnen bemerken, dat Christus waar lijk is opgestaan dan zouden we tot de slotsom komen: Christus is niet opgestaan! Ziet maar naar de Christenen! Maar de tekst blijft waar: niet meer de zonde dienen; haar sla ven niet meer zijn. Waarom? Omdat Christus verrezen is! De Paas- boodschap is een troost, doch evenzeer een roeping om te leven voor God. Praat niet over uw geloof, maar leeft er uit, zodat een ander zal kunnen zeggen: Ziet dat is een Christen, die waarlijk in de opstan ding van Christus gelooft. Sinds zij samen in de banken van het college Bourbon te Aix zaten, was hü de vriend van Emile Zola. In 1861 vertrok Cézanne, nadat hij een rech tenstudie had voltooid en op zijn va ders bank was mislukt, met een scha mele toelage naar Parijs om zich ge heel aan de kunst te wijden. Lange jaren werd hij door publiek en kritici verguisd en hij slaagde er niet in zijn werk op de erkende ex posities en salons gehangen te krij gen. Teleurgesteld keerde hij tut Pa rijs naar Aix terug, waar hij gestaag en ondanks alle moeilijkheden door werkte. Van de jongere generaties ondervond hij later veel meer waar dering. Eenzaam overleed hij in 1906. Ingezonden Mededeling (adv.) Onbekende verhalen over het leven der aartsvaders Joodse geleerden ontcijferden De Joodse geleerden Dr. Nach- om een Aramese versie van een man Avigad en Dr. Yigael aantal hoofdstukken uit het boek Yadin van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem hebben in wetenschappelijke kringen op' zien verwekt, doordat zij er ge deeltelijk in zijn geslaagd de „rol van Lamech" te ontcijferen, de zevende van de Dode Zee-rollen, die in Israëlisch bezit zijn geko men. Gebleken is, dat het hier gaat zal het concertgebouworkest zes concer ten geven in Milaan. Een uitnodiging voor een tournee door Polen in de herfst van 1956 is in verband met reeds vastgelegde verplichtingen niet in overweging geno men. Boeiend geschreven scherpe karaktertrekken Wie herinnert zich niet van de lagere school de verhalen over de grote Vlissinger Frans Naerebout, de man, die met ware doodsverachting de door felle stormen opgezweep te golven van de Noordzee trotseerde om mensen, die op schepen in nood verkeerden, te redden? Frans Naerebout, in 1748 in Veere geboren en in 1818 in Goes overleden, spreekt nog altijd tot onze verbeelding als een man, die zichzelf wegcijferde als het ging om zijn naaste, als een man, die nimmer vroeg naar lof en naar dank, maar die eenvoudig zijn weg ging en die durfde, omdat hij ge loofde, dat zijn leven altijd in Gods hand is. Is het te verwonderen, dat Dignate Robbertz zich juist tot deze figuur voelde aangetrokken om over hem, zijn leven, zijn werk, zijn gezin te schrijven? Deze schrijfster heeft een voorliefde voor „sterke figuren" en dan is zij in haar kracht, als zij kan vertellen van mannen en vrouwen met karakter, sterke per soonlijkheden. Zjj zal dan bijna steeds die figuren projecteren tegen de achtergrond der historie. Dan gaat het léven voor de lezer. Dan krijgen droge jaartallen en feiten klans en fleur. Dan staat de be schreven persoon naast en voor ons. Zo heeft Dignate Robbertz kortge- sierk boek van Dlgnaie Robbertz leden bij Callehbach in Nijkerk het levensverhaal van Frans Naerebout laten verschijnen onder de titel „Man te roer". Het is een sterk boek ge worden, dat vlot is geschreven en de lezer vanaf de eerste bladzijde weet te boeien. Geen diepzinnige beschou wingen en geen langdradige uitwei dingen zijn in dit boek te vinden, maar het eerlijke en onopgesmukte verhaal van een eenvoudig man, die in een visioen aan boord van zijn schip, toen hij erop uit was de schipbreuke- Het levensverhaal van lingen van de gestrande Oostinjevaar- cIer Woestduin te redden, die Andere Man naast zich wist te roer. Dignate Robbertz schrijft puntig, maar wat veel belangrijker is met grote liefde voor haar onderwerp. Zij heeft zich ingeleefd in de gedachtenwereld van deze koene zeeman, maar niet minder In die van zijn vrouw. Niet alleen de red dingen zijn knap en met vaart geschre ven, maar ook de gebeurlijkheden op het land, ln het oude Vlissingen, de verhou ding tot de buren en vooral niet te ver geten de sociale toestanden, waaronder de relatie tot de heren regenten een belang rijke plaats Inneemt. Mensonterende behandeling Het wordt er ln dit boek nergens dik opgelegd, maar het ls er zo goed in te merken: de echte verontwaardiging over de mensonterende behandeling, die de heren van de Oostindische Compagnie Frans Naerebout en zijn gezin hebben aangedaan. Alleen maar feiten laat de schrijfster spreken, maar die zeggen veel meer dan beschouwingen. Een schandalige fooi is het deel van Naerebout, als hij kostbare mensenlevens en goederen ter waarde van miljoenen heeft weten te bergen. Maar hij klaagt nooit: hij deed alleen maar zijn plicht, Maar intussen werpt dit alles voor wie 't nog niet mocht weten een schril licht op de „sociale" opvattingen zo rond de wis seling van de 18e en de 19e eeuw. De manier, waarop Naerebout na zijn reddingswerk en na zijn loodsdiensten (werd hij niet in binnen- en buitenland „de loods van Vlissingen" genoemd?) aan de kant werd geschoven, omdat hij niet langer economisch bruikbaar was en hem een baantje als lichtwachter ln een vun zige keet aan de Oost-Bevelandpolder werd toegeschoven, roept nu nog protes ten op. Ondanks het standbeeld, dat ln de Scheldestad van hem prijkt. Maar het ls niet meer goed te maken en dat is het onbevredigende, dat zo duidelijk in dit werk naar voren komt. De conclusie na het lezen van „Man te roer" kan slechts zijn, dat Dignate Robbertz opnieuw heeft bewezen te kunnen schrijven. Zij bezit een goede pen en weet een boeiende en zeer aannemelijke ka raktertekening te geven. Haar compositievermogen is sterk en dit alles bij elkaar doet de lezer steeds weer naar haar boeken grijpen. T. Bij een oefening van de Britse or ganisatie voor de burgerlijke verdedi ging zal op vijf mei boven Londen een 'waterstofbom' worden uitgeworpen, die in theorie de gehele middenstad verwoest. Aan de oefening zullen ruim 2000 personen deelnemen. Bereshit (Genesis), met tot dus verre onbekende verhalen over het leven van de aartsvaders. Een andere belangrijke mededeling, die in „De Joodse Wachter" voorkwam, is, dat bij het laten springen van rotsen voor de bouw van een huis in de woon wijk Rechaviah te Jeruzalem de over blijfselen zijn gevonden van een Joodse grafkelder, waarschijnlijk daterend uit de Israëls grond geeft zijn geheimen prijs eerste eeuw voor Christus. De kelder be staat uit een rechthoekig vertrek, uitge houwen in de rots en zorgvuldig bepleis terd met cement. Daarvoor strekt zich een bijna vierkant pleintje uit. De wan den dragen twee tekeningen in zwarte verfstof van een Romeinse gallei, een zegespreuk in het Grieks, een nog niet ontcijferde Aramese inscriptie, een teke ning, die een hart voorstelt, en een klei ne Menorah, in het pleisterwerk gegrift. Olielampen Ook werd kortgeleden vaatwerk uit Thufs» op Het werk, op rpitt' Witte Kruispoedort verdrijven direct hoofd- en kie»> pijn, zenuw- of rheumotische pijnen. Ook tablof' cochot'vorm WITTE KRUIS het Byzantijnse tijdperk ontdekt bij werkzaamheden in de kibboets Evroa bij Nahariya. Deze vondst bestond o.m. uit twee en twintig olielampen, een bronzen armband en drinkgerei. De opgravingen in Massade zuilen d» volgende maand worden voortgezet onder auspiciën van de oudheidkundige afde ling van het departement van onderwij» en cultuur, de Hebreeuwse universiteit en de Israël Exploration Society. Vorig jaar werden hier de overblijfselen aan het licht gebracht van een paleis uit de tijd van koning Herodes, ln de noordelijke sector van de beroemde vesting gelegen. Bovendien werden de resten ontdekt van een kleiner gebouw uit de Hellenistische periode en een rond bouwwerk van vijf tien meter in doorsnee, waarvan men de aard tot heden nog niet heeft kunnen vaststellen. Boek over Jeruzalem Tenslotte kan worden gemeld, dat ln Israël het eerste deel is verschenen van een boekwerk onder de titel „Sefer Ye- rushalayim" onder redactie van Michale Avi-Yonah, lector in de archeologie aan de Hebreeuwse universiteit. Het gehele werk zal een gedetail leerd overzicht geven van de topogra fische gesteldheid van Jeruzalem en zijn geschiedenis en ontwikkeling van de oudste tijden tot de huidige dag. Het eerste deel behandelt de periods van de verwoesting van de tweede tempel. Men vindt er o.m. verhande lingen in over de ligging van de stad, haar geologie en klimaat, watervoor ziening, historie, archeologie en godsdienstige betekenis. Het Rijksmuseum voor Volkenkunde, „Het Nederlands Openluchtmuseum" te Arnhem heeft uit de collect ie van Dr. Wiegersma te Deume een aantal volkskunstvoorwerpen aangekocht, waarvan we er hier enkele tonen. V. I. n. r. zien we enige rijk versierde wandelstokken (de stok in het mid den, met de ketting, it met ketting en al uit één stuk hout gesneden); een palmhouten doos voor een snuifrasp, met blad- en bloemranden versierd (de doos heeft een lengte van 15 cm); een etui voor het bewaren van stenen pjjpen (het is van palmhout vervaar digd. De kop van de pijp werd in de mannekop gestopt en zo voor breken behoed).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1956 | | pagina 13