Talloze
schrijvers schonken de wereld veel
en ontvingen niets
£ft de fro-ti ging, otideb
Uit de. w~eAe£d imn 't Bo-tk
m I Mi
Duits auteur schreef trilogie over
soldaat en oorlog
Boekenweek 1956 (25 februari—3 maart)
Uitgevers drinken nu niet meer
uit schedels van verslagen auteurs
NIEUW BANKBILJET VAN f 25.-
k - mmm
rvfaanaag zo reoruarr r^d
ZEEUWSCH DAGBLAD
pagina 4
(Van onze paragraaf-redacteur)
UTRECHT, februari. Twee figuren zijn ten nauwste betrokken
bij de geboorte van elk boek: de schrijver en de uitgever. Hun aandeel
in dit heugelijke feit is geheel verschillend van aard. De schrijver alleen
kan zeggen, dat hij dit papieren kind met smart heeft ter wereld ge
bracht. Anderzijds zal de uitgever er terecht op wijzen, dat slechts door
zijn arbeid het manuscript als een voldragen boek het daglicht kon aan
schouwen om zijn loop door de wereld te beginnen.
Dit verschillend aandeel in het ontstaan van het boek leidt vaak ook
tot een verschil in waardering. Moederliefde is blind en elke schrijver
vindt zijn eigen boek een meesterwerk. Hij is van oordeel, dat hij voor
zijn geesteskind een flink honorarium, behoort te ontvangen, dat het op
z n fraaist uitgedost de wereld ingestuurd moet worden en dat het met
een maximum aan publiciteit behoort te« worden geïntroduceerd. De uit
gever van zijn kant houdt de nuchtere cijfers in het oog: de produktie-
kosten, de markt en de mogelijke verkoopprijs voor dit type boek.
Uit dit verschil in inzicht rijzen na
tuurlijk wel eens moeilijkheden. Zowel
in de memoires van auteurs, als in de
gedenkschriften van uitgevers kan men
hierover lange beschouwingen lezen,
die uiteraard zelden geheel objectief
zijn. Maar over het algemeen is de za
kelijke verhouding tussen schrijver en
uitgever thans behoorlijk geregeld. De
auteurs verlaten meer en meer het
standpunt, dat de uitgeverij een goud
mijn is en dat de uitgever rijk wordt
op hun kosten. Ze beginnen in te zien,
dat een best-seller een vrij zeldzaam
verschijnsel is en dat tegenover enkele
successen ook steeds een aantal mis
lukkingen staan, die ook uit de op
brengst van die successen betaald moe
ten worden. De uitgever geeft zijn au
teurs een behoorlijk honorarium,
meestal bestaande uit een vast bedrag
benevens een percentage over de ver
kochte exemplaren. Eén en ander
wordt in een behoorlijk contract gere
geld.
Stok op het hoofd.
In deze kwestie willen we ons dan
ook niet verder verdiepen. We willen
in dit artikel laten zien,- dat het vroe
ger heel anders is geweest. Menig
meesterwerk in de wereldliteratuur
heeft zijn schrijver geen cent opgele
verd.
Toen de Engelse schrijver John Wol-
cot ruim anderhalve eeuw geleden op
merkte, dat de uitgevers lieden zijn,
die wijn drinken uit de schedels van
de door hen verslagen auteurs, was de
ze uitspraak niet geheel onverdiend.
Deze auteur was echter reeds ge
prikkeld, want hij had een uitgever
met een stok op het hoofd geslagen
en was daarna door deze in de goot
geslingerd. In zijn tijd keerde trou
wens het gety reeds, want al was het
honorarium vaak nog klein, het was
er dan toch.
Aan het eind van de middeleeuwen
was de gedachte nog algemeen, dat er
geen geestelijk eigendom bestond. Een
schrjjver, wiens gedachten en inzichten
door de nog jonge drukpers tot een
groot publiek werden gebracht, was
hiervoor alleen maar dankbaar. Hij
dacht er niet over om geld te vragen
van de drukker, die hem deze dienst
beweest. De drukker-uitgever betaalde
wel de lieden, die in zijn opdracht na
slagwerken samenstelde of de correctie
verzorgden, maar niet de auteurs van
oorspronkelijk werk of de talloze be
werkers van klassieke schrijvers.
„Dictionary", heeft het eind van deze
voor de auteurs vernederende situatie
ingeluid met zijn in prachtig Engels
gestelde, hooghartige brief aan Lord
Chesterfield, die hem in de steek had
gelaten.
Opgesloten door hospita.
In zijn tijd was er trouwens soms al
van een honorarium sprake. Zo was
Oliver Goldsmith, die omstreeks 17S0
leefde, door zijn hospita opgesloten op
zijn kamer, omdat hij het achterstalli
ge kostgeld niet betalen kon.
Zijn vriend dr. Johnson zocht hem
op in de gijzeling en nam het manus'
cript mee van Goldsmith's „De pre
dikant van Wakefield". Dit verkocht
hij voor 60 pond aan een uitgever en
zodoende kon de auteur worden ver
lost. Het boek was een groot succes
voor de uitgever en is ook nu in ons
land nog bekend.
Voor die tijd was het echter voor de
schrijver: geen opdracht van een mae-
cenas, geen geld. John Bunyan ontving
niets voor zijn in 1678 verschenen we
reldberoemde boek „De Pelgrimsreis",
maar de uitgever Nathaniël Ponder,
die in 7 jaar tien drukken van zijn pers
liet komen, werd door dit boek een
rijk man. Zijn collega's noemden hem
niet voor niets „Bunyan-Ponder". Da
niel Defoe, de auteur van „Robinson
Crusoe", stierf in 1731 in behoeftige
omstandigheden. Maar zijn uitgever
Taylor, die in 1724 overleed, liet aan
de weduwe Taylor een half millioen
gulden na, dank zij dit boek. De eer
ste drie drukken alleen al, die binnen
vier maanden tijds verschenen, lever
den Taylor de voor die tijd enorme net
to-winst op van 10.000 gulden.
Milton kreeg voor zijn eveneens we
reldberoemde boek „Het verloren pa
radijs" f 60 in 1667. Dat steekt wel erg
af by de f 2000 of f 3000, die de onbe
kende schrijver van een zeer middel
matig en spoedig in de vergetelheid
verzinkend serie-boek thans toucheert!
..Volaens Bartiens" handhaafd werd, een best-seller voor
a de uitgever maar een wankel bezit
In ons land was het al niet beter. De
Amsterdamse schoolmeester Willem
Bartjens b.v. heeft nooit een cent ont
vangen voor zijn rekenboekjes, die
twee eeuwen na zijn dood nog herdrukt
werden. En toch zijn veel gebruikte
schoolboeken voor de uitgever altijd
een goudmijn geweest. Trouwens, de
Amerikaanse collega van Bartjens
kreeg nog in 1830 slechts 300 voor
zijn aardrijkskundeboekje, waarvan de
uitgever S. G. Goodrich niet minder
dan 2.000.000 exemplaren verkocht.
Heel droevig is het geval van de
Duitse leraar Christiaan Fürchtegott
Gellert, wiens „Fabelen" een der
meest gelezen boeken uit de 18e eeuw
is. Hij kreeg voor het manuscript
f 50.van de uitgever Wendler. De
ze laatste werd rijk door het boek,
ging vroeg rentenieren en plaatste
in de tuin van zijn kapitale huis een
marmeren zuil ter ere van Gellert.
De auteur zelf leidde tot zijn dood
een karig bestaan.
Bij ons is ook Hieronymus van Al
phen niet rijk geworden van zijn „Ge-
dichtjens voor de kinderen", hoewel dit
boekje zestig jaar. lang onophoudelijk
werd herdrukt en het grootste uitge
verssucces uit onze boekenhistorie
was. De uitgeversfamilie Terveen is
niet voor niets altijd zo geheimzinnig
geweest met het aantal Oplagen en de
oplagecijfers!
Betere tijden
Betere tijden braken aan, toen in het
eind van de 18e eeuw de roman zijn in
trede begon te doen. Toen had de uit
gever de gevierde schrijver nodig en
kon hij hem slechts binden door goed
te betalen. We moeten trouwens niet
vergeten, dat in de tijd vóór het
auteursrecht goed geregeld was en ge-
Erasmus bedelt.
Een duidelijk voorbeeld van deze
situatie biedt Erasmus, als hij in een
vleiende brief aan de beroemde druk
ker-uitgever Aldus Manutius in Vene
tië vraagt, of deze toch alsjeblieft zijn
uitgave van Euripides het licht wil la
ten zien. Erasmus zal hem geheel gra
tis een door hemzelf gecorrigeerd
exemplaar sturen van de slechte uit
gave, die door Badius in Parijs werd
uitgegeven. Ja, de arme humanist biedt
zelfs aan zelf 100 of 200 exemplaren te
kopen, als zijn boek maar opgenomen
wordt in de beroemde reeks van kleine
uitgaven der 'klassieken de
„pockets" van die tijd" die door Ma
nutius worden uitgegeven.
In onze Gouden Eeuw was er nog
geen sprake van een schrijvers-hono
rarium. De auteurs probeerden toen
toch wat geld te vangen door hun werk
op te dragen aan de regering van stad,
gewest of republiek. Zo ontving Pieter
Bor voor zijn grote werk over de „Ne-
derlandtsche Oorlogen" een jaargeld
van f 600 van de Staten Generaal en
de bij de verschijning van elk deel tel
kens f50 van de Haagse magistraat.
Zelfs de rijke Jacob Cats kreeg nog 150
Garolusguldens van de Staten van Hol
land wegens de opdracht van een
dichtwerk.
In het buitenland worden de boeken
vaak opgedragen aan hooggeplaatste,
adellijke personen in de hoop op een
gift. Dr Samuel Johnson, de wonder
lijke maar begaafde schrijver van de
EN DE ZON GING ONDER,
roman in vijf delen van Marg.
Steen, Vertaald door C. van Ejjs-
den. Met gekleurde tekeningen
verlucht door Anton Pieck. Uit
gave van Ad. M. O. Stok, Zuld-
Hollandsche Uitgevers Maat
schappij, Den Haag,
Dit epos heeft een omvang van in to
taal 1530 pagina's druk. Vijf forse de
len, zoals we dat van deze Ultgevers-
mij. gewend zijn. En toch is dat eigen
lijk nog lang niet alles! Want aan dit
werk van vijf kloeke delen gaat nog
een ander werk vooraf onder de ver
zameltitel: „De Zon is mijn noodlot'
een roman in vier delen.
Het werk gaat, zowel in deze eerste
delen als in het tweede sett, over de
familie Flood beginnend met Matthew
Flood, de Engelsman, die aan de Goud
kust slavenvanger en handelaar wordt.
Hy bouwde zijn aardse geluk op het
bloed en zweet, de ellende en de onder-
gang van duizenden negers, maar
kwam onder humanistische invloeden
tenslotte nog tot een inkeer.
Het tweede epos, dat wij ter bespre
king toegezonden kregen, brengt ons
in dezelfde familierelatie Flood, maar
vele jaren later. Het verhaal speelt ln
de tweede helft van de vorige eeuw en
in het begin der twintigste. De vijf de
len zyn onderverdeeld in de volgende
titels: „Bristols kluisters", „Donker
Afrika roept„Emily's vlucht",
„De zwarte dood", en Phoenix her
rezen".
Deze tweede rij delen zijn op zichzelf
te lezen. Beter is het de zwarte achter
grond waarvan de eerst ry gewaagt, te
kennen. Immers deze achtergrond, dat
„Hebt u nog wijnflesse ik wijn drink?"
„Nu ja, ik koop ook azijnflessen".
genadeloos verkwanselde slavenbloed,
blyft de dreiging over de familie Flood,
zoals zij zich in de nieuwe serie voor
doet, maar afzonderlijk zijn ze te lezen
en te genieten.
De geweldige spanning, die de
schrijfster op geniale wijze door alle
delen heen weet vol te houden, wordt
wel hierin het allermeest gedragen, dat
het werk afwisselend ons in de upper-
ten kringen van het Engelse milieu
brengt en in de donkere, geheimzinnige
oerwouden van de Afrikaanse Goud
kust. Als een Siamese tweeling, hoe
uiteenlopend, hoe innnerlijk verdeeld
ook, blijven beide elementen tot de
laatste bladzijde in harmonische com
positie aan elkander verbonden.
Het verhaal begint met de jonge
Johnny Flood, die nog maar net de
kinderschoenen ontwassen onder
vreemde naam, het ouderlijk huis ont
vlucht en zich laat inschrijven op een
vrachtschip naar Afrika. Het voorva
derlijk bloed spreekt en trekt en ge
biedt tenslotte. In feite is hij het
slachtoffer van de zonder der vooorva-
deren. Het goud uit mensenellende ge
puurd, ligt als een vloek op zijn leven
en hij wil de smet schoonwassen in een
eigen humane dadendrang, waarbij hij
ten ondergaat.
Actualiteit ontleent dit boek aan het
rassenprobleem, waarin deze Johnny
Flood, in tegenstelling tot diverse an
dere familieleden in het old-England,
een zuiver humaan standpunt inneemt
en bewaart, ook al gaat hy er aan ten
onder. In het laatste deel weet de au
teur zonder enige schade voor de com
positie het verhaal zover uit te breiden
dat er ook het Amerikaanse rassenpro
bleem in betroken wordt.
Een christelijk werk is het niet. Het
beweegt zich op het humane vlak zon
der meer. Maar de schrijfster heeft zich
gewacht bepaalde effecten te bereiken
door zwoele tekening en op sexuele
hartstochten speculerende taferelen te
schetsen, waarvoor in dit werk overi
gens gelegenheid genoeg zou zijn ge
weest.
Wie graag boeiende vertelstof leest
kan hier terecht. Maar het werk geeft
toch ook meer. Het is met deskundig
heid geschreven, karakterontledend,
met diep menselijk inzicht en ook met
kennis van zaken wat de toestanden
aan de Goudkust betreffen. Daarom
voor liefhebbers aanbevolen.
De uitvoering van het werk is boven
alle lof. Het papier is van uitstekende
kwaliteit, het lettertype duidelijk, wat
by een werk van zó lange adem ook
van betekenis genoemd mag worden.
Anton Pieck is in dit werk op zjjn best
en de sterke linnen banden, zyn
smaakvol gestempeld en kunnen de tijd
verduren.
y
was. Ieder kon zyn boek, openlijk of
later in het verborgen, nadrukken zon
der enig honorarium te betalen. Ook de
steeds stringentere regeling van deze
zaak, nationaal en later internationaal,
maakte de uitgevers williger om de
auteurs een billijk honorarium te be
talen.
Walter Scott de schrijver van „Ivan-
hoe", dacht dan ook al heel wat vrien
delijker over de uitgevers dan zijn
landgenoot Wolcot. Ja, hy had zelfs
met hen te doen en niet ten onrechte.
Hij schreef, dat uitgever is „het nete
ligste, riskantste en gevaarlijkste van
alle beroepen, dat van jockey nauwe
lijks uitgezonderd". Scott had dan ook
geen klagen, want hij inde jaarlijks
f 150.000 van zijn uitgever voor de Wa-
verley-romans. Louise Alcott, de nu
vrijwel vergeten Amerikaanse schrijf
ster van meisjesboeken, ontving 200.000
dollar voor haar werken.
Dickens kreeg als onbekend jour
nalist al f 150 voor elke maandelijkse
aflevering van de „Pickwick Papers"
in 1835. Dit bedrag werd nog ver
hoogd, toen hij in de vijfde afleve
ring Sam Weller ten tonele liet ver
schijnen en de uitgave een ongekend
succes werd.
„Het werk is een grapje, maar de
voorwaarden zijn te aanlokkelijk om
het af te wijzen", zo schreef Dickens
aan zijn „liefste Kate". Deze schrijver
werd een zeer rijk man door zyn boe
ken. Alleen de lezingen uit z'n werken,
die hij in de winter van 1867 en 1868
in Amerika hield, leverden hem na af
trek van alle kosten al 100.000 dollar
op.
Mevrouw Harriet Beecher-Stowe
werd voorgoed van haar ernstige zor
gen om het geringe huishoudgeld ver
lost na het succes van haar „Negerhut
van oom Tom". En het was niet de
schuld van haar uitgever, dat ze er
niet schatrijk door werd. Deze had
aangeboden óf de kosten zowel als de
winst met haar te delen óf alle risico
zelf te nemen en haar dan 10% van de
winst te betalen. Zij koos het laatste,
mede opaandringen van het Congreslid
Greeley die er op wees, dat door vrou
wen geschreven boeken niet in trek
waren en dat het risico dus te groot
was. Een voorbeeld uit Frankrijk:
Eugène Sue ontving 100.000 (goud)
francs voor zijn „Wandelende Jood" en
frs 160.000 voor „Geheimen van Pa
rijs".
Preken goud op snee,
In ons land met zijn veel kleiner taal
gebied konden dergelijke bedragen na
tuurlijk niet worden betaald. Toch
staat wel vast, dat Nicolaas Beets in de
loop van zijn leven een aardig bedrag
heeft ontvangen voor zijn telkens her
drukte Camera Obscura, het grote uit
geverssucces van zijn zwager Bohn. En
hij accepteerde het ook, hoe zeer hy
ook in zijn later eerwaardig leven op
deze „jeugdzonde" neerzag.
Tollens maakte hier als dichter de
overgangstijd mee op het gebied van
honoraria. Aanvankelijk ontving hij
een discreet geschenk onder couvert
van z'n uitgever, doch later had hij een
contract. Vooral in de 19e eeuw waren
prekenbundels van geliefde predikan
ten een goed artikel.
Zo wil het verhaal, dat de hoogleraar
J. H. van der Palm, die regelmatig op
Amsterdamse kansels verscheen, na de
preek altijd even hij de uitgever Mor
tier aanliep om zijn preek af te geven.
Op een vaste plaats lag dan een brief
je van honderd klaar, dat Van der
Palm discretelijk in zijn zak liet ver
dwijnen. Mortier wachtte tot hij tien
preken had en gaf ze dan gebundeld
uit. Het schrijvershonorarium van
f 1000.kwam er dan dubbel en
dwars weer uit!
We zullen ons zoals afgesproken niet
verdiepen in de verhouding tussen
schrijver en uitgever in onze tijd. We
wijzen er nog even op, dat in het En-
Binnenkort zal de Nederlandsche
Bank N.V. de uitgifte beginnen
van een nieuw biljet van ƒ25.
Het biljet is gedrukt bij de Fa.
Joh. Enschedee ert Zn. te Haarlem,
naar een ontwerp van J. F. Doeve.
De voornaamste kleuren zijn
paarsrood, roodbruin en donker
bruin. De beeltenis is van Chris
tiaan Huygens.
08-15, trilogie door Hans HeU-
mutt Klrst. Vertaling uit het
Duits van J. F. Kliphuis. Uit
gave Van De Boekerij te Baarn,
„0815" is het codewoord voor het
oude, Duitse legerpistool, waarvan
iedereen de overtuiging had, dat het
vervangen moest worden, maar dat
niet vervangen werd.
„0815" is de soldatenuitdrukking
geworden voor Iets, wat niet deugt en
toch blijft voortbestaan, in dit geval
het Duits militarisme op Pruisische
leest geschoeid.
Het eerste deel in deze trilogie be-
gelse taalgebied vooral een best-seller
de schrijver een vermogen kan ople
veren. Het bedrag, dat Margaret Mit
chell ontving voor haar „Gejaagd door
de Wind" aan honoraria, tantièmes,
vertaalrechten, filmrechten e.d. beloopt
zeker meer dan een millioen gulden.
Zulke best-sellers zijn zeldzaam en in
ons land levert zelfs een boek, dat al
gemeen de aandacht trekt, de schrijver
heel wat minder op. Maar in elk geval
wordt het werk van de auteur tegen
woordig over het algemeen behoorlijk
beloond.
Als u dus tijdens de Boekenweek
een boek koopt en dat doet u na
tuurlijk behoeft u niet bang te
wezen, dat u de uitgever daardoor
rijk zult maken. Evenmin behoeft u
te vrezen, dat de auteur ergens op
een zolderkamertje zit te verkomme
ren omdat de vruchten van zijn
geestelijke arbeid hem onthouden
worden. Beiden ontvangen wat hun
toekomt van het bedrag, waarvoor
u een boek verwerft. Wat dat be
treft kunt u dus nu mooi het boek
aanschaffen, dat u al zo lang had
willen hebben, maar dat nog steeds
in uw kast ontbreekt.
DE geen onbekende. Ze is medewerkster
de- van Het Parool, waarin ze de Vrouwen
pagina verzorgt en voorts ls ze bekend
als de autëur van kinderversjes, korte
Aquariumvissen uit verhalen, radiohoorspelen en gedichten.
het handboek voor
AQUARIUMLIEFHEBBER
len 8 en IS.
Deel 8:
Amerika H" door W. Veldhuizen
en k. Werner en Deel 13: „Wa
ter: in het aquarium en in de na
tuur." door J. F. Smies en H. H.
Murris. Uitgave van Uitgeverij
„Hollandia N.V." te Baarn.
Van deze beide delen valt weer niets dan
goeds te vertellen. Het eerstgenoemde
deel geeft 'n hoogst belangwekkende be
schrijving van verschillende aquarium
vissen uit Amerika, verlucht met vele
tekeningen en foto's op kunstdruk. Het
laatstgenoemde werk is meer van prak
tische aard en zal de aquariumllefheb-
ber verder kunnen helpen door hem wat
jrakttsche kennis bfl te brengen van
iet water, waarin zyn vissen te leven en
voort te telen hebben. Het deel bevat
van alles wat: natuurlijke wateronthar-
dlng; zout en zoutloos water; over turf
en filters; in water oplosbare organoge-
ne stoffen enz. In een „epiloog" worden
nog eens kort en bondig de tien gebo
den opgesomd, waaraan het aquarium
dient onderworpen te zijn, wil de lief
hebber werkelijk plezier van zyn vissen
beleven. Ook dit deel is ruimschoots
verlucht en versierd met platen op
kunstdruk .De uitgeefster deelt ons nog
mede, dat het volgende deel „Aquarium
vissen ln Azië en Australië" zal behan
delen. We zien er al belangstellend naar
uit. Van harte aanbebolen,
WAAROM SPEEL JE NEET
VINCENT? door Peter Jaspers.
Uitgave van de Uitgeverij „Hol
landia N.V." te Baarn.
Peter Jaspers is geen man, zoals de
naam zou doen vermoeden doch een
vrouw en ln de wereld van de publiciteit
Dat zij het vak verstaat bewijst deze
roman van haar hand. De compositie is
streng en logisch gehouden, de stijl is
onberispelijk, kort en zakelijk, er zit
vaart ln het verhaal en de personen
worden duidelijk en psychologisch ver
antwoord weergegeven en door het ver
haal heen volgehouden.
De bedoeling van dit verhaal ls de fu
neste gevolgen te laten zien voor het
kind wanneer het tussen volwassen
mensen met name ln het huwelijk niet
goed gaat. Er spreekt een grote liefde
uit deze roman tot het kind en in dit
opzicht is het boek verantwoord.
Een andere vraag blijft of de houding
die de volwassenen tegenover elkaar
aannemen moreel verantwoord ls, zoals
de schrijfster die verhouding als de op
lossing van de problemen aan de hand
doet. Het beweegt zich alles op de hu
manistische vlak-horizontale HJn. Er ls
nergens in dit boek iets te bespeuren
van een verticale verhouding die er
dient te zijn tussen schepsel en Schep
per. God is in dit boek blijkbaar een
quantitè negable. Daarom bevredigt dit
boek toch niet, ondanks de beste bedoe
lingen waarvan het doortrokken ts. Dat
de verhoudingen tussen de mensen zo
kapot en slecht zyn komt allereerst
hierdoor dat de verhouding met God ka
pot is. Er kan geen leven naar de twee
de tafel der Wet zyn, wanneer er eerst
niet een leven naar de eerste tafel der
Wet ls. Deze grondwaarheid wordt in
dit boek niet geponeerd en daarom
schiet de schrijfster naar onze gedachte
in haar tendenz te kort. Wel jammer,
want de geest van dit boek is overigens
van de beste bedoelingen doortrokken.
schrijft het Duitse kazerneleven tot
omstreeks 1939, het tweede deel behan-
elt de oorlog en het derde besluit met
„Het Einde", de komst van de Ameri
kanen en de totale instorting van de
Duitse legermacht met alles wat dit tot
catastrofale gevolgen heeft en aan eco
nomische, staatkundige, militaire en
vooral morele vernietiging.
„Boeiend, spannend, actueel, vol hu
mor en atmosfeer" kondigt de uitgever
bij het ter markt brengen van deze tri
logie aan. En er is geen woord te veel
van gezegd. We hebben dit epos met
spanning gelezen. De figuren die er in
worden opgevoerd, zijn mensen van
vlees en bloed. Stuk voor stuk krijgt
men ze als levende wezens, met alle
spanningen aan hartstochten, trouw en
ontrouw, liefde en haat, morele kracht
en immorele ravage voor zich, en zó
blijven consequent in sterke compositie
wie ze zijn, ze worden dan al meer wió
ze waren. En bij dit alles spant de au
teur de strenge, maar rechtvaardige
vierschaar over de waanzin die het
Duitse volk vele jaren lang beheerst
en naar de afgrond gevoerd heeft. De
schrijver pretendeert geen enkele ten
denz in zijn werk, maar wellicht juist
de sterke objectiviteit waarmee hij dó
pen hanteert maakt deze trilogie tot
een machtige tendenz-roman, waarin
de auteur het Duitse volk de spiegel
voorhoudt om in het eerlijke, niets ver
bergende glas dat volk zijn beeld te
laten zien zoals het onder het Nazi
regiem verwrongen en ontmensd ver
worden is tot één grote kazerne, be
heerst door een kadaver-discipline,
waarin geen plaats meer overblijft voor
de persoonlijke verantwoordelijkheid
en individuele existentie.
RAUW, NIET STOTEND.
Het is ongetwijfeld een rauw boek.
De stof brengt dat mee, maar het is
geen rioollectuur geworden. Het in
dergelijke romans steevast voorkomen
van het ij del gebruik van Gods Naam
wordt in dit werk achterwege gelaten,
waarmee deze auteur het bewijs levert
dat men de werkelijkheid in de lite
ratuur tastbaar kan maken, zonder ge
vloek. Voorts beschrijft deze roman de
barre toestanden in het kazerneleven,
aan het Oostfront, bij het terugtrekken
en ineenstorten van de Duitse legers,
waarbij de morele inzinking je soms
naar de keel grijpt. Toch is het boek
nergens gewild zwoel, speculerend om
de ongezonde hartstochten, waar bn
behandeling van deze stof toch anderS
wel gelegenheid voldoende toe zou zijn
geweest.
Wie met oordeel des onderscheids le
zen kan, neme dit werk dan ook gerust
ter hand, al blijve men gewaar
schuwd, dat het geen kinderlectuur is.
Tenslotte de vraag: heeft deze trilo
gie ook ons nog iets te zeggen? En wij
menen deze vraag bevestigend te moe
ten beantwoorden. Wij hebben geluk
kig in onze kazernes nimmer de Prui
sische geest gehad. Het ligt ons volk
ook niet. Maar er is wel reden te luiste
ren naar de waarschuwende stem van
deze schrijver, die op zo duidelijke wij
ze in zijn eerste boek de „omscholing"
van de Duitse jongens tot „soldaten"
tekent. Deze omscholing gaat gepaard
met een leegschudden van deze jon
gens, ze te degeneren tot slaven,
met kadavergehoorzaamheid aan hun
officieren, en meer nog aan hun onder
officieren. Ze worden van mens sol
daat gemaakt en er zijn slechts weini
gen, die door deze recruten-hel heen
hun persoonlijkheid weten te bewaren.
Zover is het bij ons niet. Maar wan
neer we lezen dat die „herscholing"
onder de Nazi's gepaard ging met een
nieuwe opvoeding tot Nazi-moraal en
Nazi beschouwing, dan blijft de vraag
ook voor ons: hebben we uit de bezet
tingsjaren hiervan al niet te veel van
over gehouden? Blijft in ons leger de
opleiding tot een goed soldaat beperkt
tot militaire oefeningen zonder meer?
De militaire „voorlichting" schijnt men
breed te willen opvatten, naar men
soms verneemt. Waar dat toe leiden
kan leert ons Hans Hellmut Kirst, wiens
boeken we graag aanbevelen.