Talloze schrijvers schonken de wereld veel en ontvingen niets £ft de fro-ti ging, otideb Uit de. w~eAe£d imn 't Bo-tk m I Mi Duits auteur schreef trilogie over soldaat en oorlog Boekenweek 1956 (25 februari—3 maart) Uitgevers drinken nu niet meer uit schedels van verslagen auteurs NIEUW BANKBILJET VAN f 25.- k - mmm rvfaanaag zo reoruarr r^d ZEEUWSCH DAGBLAD pagina 4 (Van onze paragraaf-redacteur) UTRECHT, februari. Twee figuren zijn ten nauwste betrokken bij de geboorte van elk boek: de schrijver en de uitgever. Hun aandeel in dit heugelijke feit is geheel verschillend van aard. De schrijver alleen kan zeggen, dat hij dit papieren kind met smart heeft ter wereld ge bracht. Anderzijds zal de uitgever er terecht op wijzen, dat slechts door zijn arbeid het manuscript als een voldragen boek het daglicht kon aan schouwen om zijn loop door de wereld te beginnen. Dit verschillend aandeel in het ontstaan van het boek leidt vaak ook tot een verschil in waardering. Moederliefde is blind en elke schrijver vindt zijn eigen boek een meesterwerk. Hij is van oordeel, dat hij voor zijn geesteskind een flink honorarium, behoort te ontvangen, dat het op z n fraaist uitgedost de wereld ingestuurd moet worden en dat het met een maximum aan publiciteit behoort te« worden geïntroduceerd. De uit gever van zijn kant houdt de nuchtere cijfers in het oog: de produktie- kosten, de markt en de mogelijke verkoopprijs voor dit type boek. Uit dit verschil in inzicht rijzen na tuurlijk wel eens moeilijkheden. Zowel in de memoires van auteurs, als in de gedenkschriften van uitgevers kan men hierover lange beschouwingen lezen, die uiteraard zelden geheel objectief zijn. Maar over het algemeen is de za kelijke verhouding tussen schrijver en uitgever thans behoorlijk geregeld. De auteurs verlaten meer en meer het standpunt, dat de uitgeverij een goud mijn is en dat de uitgever rijk wordt op hun kosten. Ze beginnen in te zien, dat een best-seller een vrij zeldzaam verschijnsel is en dat tegenover enkele successen ook steeds een aantal mis lukkingen staan, die ook uit de op brengst van die successen betaald moe ten worden. De uitgever geeft zijn au teurs een behoorlijk honorarium, meestal bestaande uit een vast bedrag benevens een percentage over de ver kochte exemplaren. Eén en ander wordt in een behoorlijk contract gere geld. Stok op het hoofd. In deze kwestie willen we ons dan ook niet verder verdiepen. We willen in dit artikel laten zien,- dat het vroe ger heel anders is geweest. Menig meesterwerk in de wereldliteratuur heeft zijn schrijver geen cent opgele verd. Toen de Engelse schrijver John Wol- cot ruim anderhalve eeuw geleden op merkte, dat de uitgevers lieden zijn, die wijn drinken uit de schedels van de door hen verslagen auteurs, was de ze uitspraak niet geheel onverdiend. Deze auteur was echter reeds ge prikkeld, want hij had een uitgever met een stok op het hoofd geslagen en was daarna door deze in de goot geslingerd. In zijn tijd keerde trou wens het gety reeds, want al was het honorarium vaak nog klein, het was er dan toch. Aan het eind van de middeleeuwen was de gedachte nog algemeen, dat er geen geestelijk eigendom bestond. Een schrjjver, wiens gedachten en inzichten door de nog jonge drukpers tot een groot publiek werden gebracht, was hiervoor alleen maar dankbaar. Hij dacht er niet over om geld te vragen van de drukker, die hem deze dienst beweest. De drukker-uitgever betaalde wel de lieden, die in zijn opdracht na slagwerken samenstelde of de correctie verzorgden, maar niet de auteurs van oorspronkelijk werk of de talloze be werkers van klassieke schrijvers. „Dictionary", heeft het eind van deze voor de auteurs vernederende situatie ingeluid met zijn in prachtig Engels gestelde, hooghartige brief aan Lord Chesterfield, die hem in de steek had gelaten. Opgesloten door hospita. In zijn tijd was er trouwens soms al van een honorarium sprake. Zo was Oliver Goldsmith, die omstreeks 17S0 leefde, door zijn hospita opgesloten op zijn kamer, omdat hij het achterstalli ge kostgeld niet betalen kon. Zijn vriend dr. Johnson zocht hem op in de gijzeling en nam het manus' cript mee van Goldsmith's „De pre dikant van Wakefield". Dit verkocht hij voor 60 pond aan een uitgever en zodoende kon de auteur worden ver lost. Het boek was een groot succes voor de uitgever en is ook nu in ons land nog bekend. Voor die tijd was het echter voor de schrijver: geen opdracht van een mae- cenas, geen geld. John Bunyan ontving niets voor zijn in 1678 verschenen we reldberoemde boek „De Pelgrimsreis", maar de uitgever Nathaniël Ponder, die in 7 jaar tien drukken van zijn pers liet komen, werd door dit boek een rijk man. Zijn collega's noemden hem niet voor niets „Bunyan-Ponder". Da niel Defoe, de auteur van „Robinson Crusoe", stierf in 1731 in behoeftige omstandigheden. Maar zijn uitgever Taylor, die in 1724 overleed, liet aan de weduwe Taylor een half millioen gulden na, dank zij dit boek. De eer ste drie drukken alleen al, die binnen vier maanden tijds verschenen, lever den Taylor de voor die tijd enorme net to-winst op van 10.000 gulden. Milton kreeg voor zijn eveneens we reldberoemde boek „Het verloren pa radijs" f 60 in 1667. Dat steekt wel erg af by de f 2000 of f 3000, die de onbe kende schrijver van een zeer middel matig en spoedig in de vergetelheid verzinkend serie-boek thans toucheert! ..Volaens Bartiens" handhaafd werd, een best-seller voor a de uitgever maar een wankel bezit In ons land was het al niet beter. De Amsterdamse schoolmeester Willem Bartjens b.v. heeft nooit een cent ont vangen voor zijn rekenboekjes, die twee eeuwen na zijn dood nog herdrukt werden. En toch zijn veel gebruikte schoolboeken voor de uitgever altijd een goudmijn geweest. Trouwens, de Amerikaanse collega van Bartjens kreeg nog in 1830 slechts 300 voor zijn aardrijkskundeboekje, waarvan de uitgever S. G. Goodrich niet minder dan 2.000.000 exemplaren verkocht. Heel droevig is het geval van de Duitse leraar Christiaan Fürchtegott Gellert, wiens „Fabelen" een der meest gelezen boeken uit de 18e eeuw is. Hij kreeg voor het manuscript f 50.van de uitgever Wendler. De ze laatste werd rijk door het boek, ging vroeg rentenieren en plaatste in de tuin van zijn kapitale huis een marmeren zuil ter ere van Gellert. De auteur zelf leidde tot zijn dood een karig bestaan. Bij ons is ook Hieronymus van Al phen niet rijk geworden van zijn „Ge- dichtjens voor de kinderen", hoewel dit boekje zestig jaar. lang onophoudelijk werd herdrukt en het grootste uitge verssucces uit onze boekenhistorie was. De uitgeversfamilie Terveen is niet voor niets altijd zo geheimzinnig geweest met het aantal Oplagen en de oplagecijfers! Betere tijden Betere tijden braken aan, toen in het eind van de 18e eeuw de roman zijn in trede begon te doen. Toen had de uit gever de gevierde schrijver nodig en kon hij hem slechts binden door goed te betalen. We moeten trouwens niet vergeten, dat in de tijd vóór het auteursrecht goed geregeld was en ge- Erasmus bedelt. Een duidelijk voorbeeld van deze situatie biedt Erasmus, als hij in een vleiende brief aan de beroemde druk ker-uitgever Aldus Manutius in Vene tië vraagt, of deze toch alsjeblieft zijn uitgave van Euripides het licht wil la ten zien. Erasmus zal hem geheel gra tis een door hemzelf gecorrigeerd exemplaar sturen van de slechte uit gave, die door Badius in Parijs werd uitgegeven. Ja, de arme humanist biedt zelfs aan zelf 100 of 200 exemplaren te kopen, als zijn boek maar opgenomen wordt in de beroemde reeks van kleine uitgaven der 'klassieken de „pockets" van die tijd" die door Ma nutius worden uitgegeven. In onze Gouden Eeuw was er nog geen sprake van een schrijvers-hono rarium. De auteurs probeerden toen toch wat geld te vangen door hun werk op te dragen aan de regering van stad, gewest of republiek. Zo ontving Pieter Bor voor zijn grote werk over de „Ne- derlandtsche Oorlogen" een jaargeld van f 600 van de Staten Generaal en de bij de verschijning van elk deel tel kens f50 van de Haagse magistraat. Zelfs de rijke Jacob Cats kreeg nog 150 Garolusguldens van de Staten van Hol land wegens de opdracht van een dichtwerk. In het buitenland worden de boeken vaak opgedragen aan hooggeplaatste, adellijke personen in de hoop op een gift. Dr Samuel Johnson, de wonder lijke maar begaafde schrijver van de EN DE ZON GING ONDER, roman in vijf delen van Marg. Steen, Vertaald door C. van Ejjs- den. Met gekleurde tekeningen verlucht door Anton Pieck. Uit gave van Ad. M. O. Stok, Zuld- Hollandsche Uitgevers Maat schappij, Den Haag, Dit epos heeft een omvang van in to taal 1530 pagina's druk. Vijf forse de len, zoals we dat van deze Ultgevers- mij. gewend zijn. En toch is dat eigen lijk nog lang niet alles! Want aan dit werk van vijf kloeke delen gaat nog een ander werk vooraf onder de ver zameltitel: „De Zon is mijn noodlot' een roman in vier delen. Het werk gaat, zowel in deze eerste delen als in het tweede sett, over de familie Flood beginnend met Matthew Flood, de Engelsman, die aan de Goud kust slavenvanger en handelaar wordt. Hy bouwde zijn aardse geluk op het bloed en zweet, de ellende en de onder- gang van duizenden negers, maar kwam onder humanistische invloeden tenslotte nog tot een inkeer. Het tweede epos, dat wij ter bespre king toegezonden kregen, brengt ons in dezelfde familierelatie Flood, maar vele jaren later. Het verhaal speelt ln de tweede helft van de vorige eeuw en in het begin der twintigste. De vijf de len zyn onderverdeeld in de volgende titels: „Bristols kluisters", „Donker Afrika roept„Emily's vlucht", „De zwarte dood", en Phoenix her rezen". Deze tweede rij delen zijn op zichzelf te lezen. Beter is het de zwarte achter grond waarvan de eerst ry gewaagt, te kennen. Immers deze achtergrond, dat „Hebt u nog wijnflesse ik wijn drink?" „Nu ja, ik koop ook azijnflessen". genadeloos verkwanselde slavenbloed, blyft de dreiging over de familie Flood, zoals zij zich in de nieuwe serie voor doet, maar afzonderlijk zijn ze te lezen en te genieten. De geweldige spanning, die de schrijfster op geniale wijze door alle delen heen weet vol te houden, wordt wel hierin het allermeest gedragen, dat het werk afwisselend ons in de upper- ten kringen van het Engelse milieu brengt en in de donkere, geheimzinnige oerwouden van de Afrikaanse Goud kust. Als een Siamese tweeling, hoe uiteenlopend, hoe innnerlijk verdeeld ook, blijven beide elementen tot de laatste bladzijde in harmonische com positie aan elkander verbonden. Het verhaal begint met de jonge Johnny Flood, die nog maar net de kinderschoenen ontwassen onder vreemde naam, het ouderlijk huis ont vlucht en zich laat inschrijven op een vrachtschip naar Afrika. Het voorva derlijk bloed spreekt en trekt en ge biedt tenslotte. In feite is hij het slachtoffer van de zonder der vooorva- deren. Het goud uit mensenellende ge puurd, ligt als een vloek op zijn leven en hij wil de smet schoonwassen in een eigen humane dadendrang, waarbij hij ten ondergaat. Actualiteit ontleent dit boek aan het rassenprobleem, waarin deze Johnny Flood, in tegenstelling tot diverse an dere familieleden in het old-England, een zuiver humaan standpunt inneemt en bewaart, ook al gaat hy er aan ten onder. In het laatste deel weet de au teur zonder enige schade voor de com positie het verhaal zover uit te breiden dat er ook het Amerikaanse rassenpro bleem in betroken wordt. Een christelijk werk is het niet. Het beweegt zich op het humane vlak zon der meer. Maar de schrijfster heeft zich gewacht bepaalde effecten te bereiken door zwoele tekening en op sexuele hartstochten speculerende taferelen te schetsen, waarvoor in dit werk overi gens gelegenheid genoeg zou zijn ge weest. Wie graag boeiende vertelstof leest kan hier terecht. Maar het werk geeft toch ook meer. Het is met deskundig heid geschreven, karakterontledend, met diep menselijk inzicht en ook met kennis van zaken wat de toestanden aan de Goudkust betreffen. Daarom voor liefhebbers aanbevolen. De uitvoering van het werk is boven alle lof. Het papier is van uitstekende kwaliteit, het lettertype duidelijk, wat by een werk van zó lange adem ook van betekenis genoemd mag worden. Anton Pieck is in dit werk op zjjn best en de sterke linnen banden, zyn smaakvol gestempeld en kunnen de tijd verduren. y was. Ieder kon zyn boek, openlijk of later in het verborgen, nadrukken zon der enig honorarium te betalen. Ook de steeds stringentere regeling van deze zaak, nationaal en later internationaal, maakte de uitgevers williger om de auteurs een billijk honorarium te be talen. Walter Scott de schrijver van „Ivan- hoe", dacht dan ook al heel wat vrien delijker over de uitgevers dan zijn landgenoot Wolcot. Ja, hy had zelfs met hen te doen en niet ten onrechte. Hij schreef, dat uitgever is „het nete ligste, riskantste en gevaarlijkste van alle beroepen, dat van jockey nauwe lijks uitgezonderd". Scott had dan ook geen klagen, want hij inde jaarlijks f 150.000 van zijn uitgever voor de Wa- verley-romans. Louise Alcott, de nu vrijwel vergeten Amerikaanse schrijf ster van meisjesboeken, ontving 200.000 dollar voor haar werken. Dickens kreeg als onbekend jour nalist al f 150 voor elke maandelijkse aflevering van de „Pickwick Papers" in 1835. Dit bedrag werd nog ver hoogd, toen hij in de vijfde afleve ring Sam Weller ten tonele liet ver schijnen en de uitgave een ongekend succes werd. „Het werk is een grapje, maar de voorwaarden zijn te aanlokkelijk om het af te wijzen", zo schreef Dickens aan zijn „liefste Kate". Deze schrijver werd een zeer rijk man door zyn boe ken. Alleen de lezingen uit z'n werken, die hij in de winter van 1867 en 1868 in Amerika hield, leverden hem na af trek van alle kosten al 100.000 dollar op. Mevrouw Harriet Beecher-Stowe werd voorgoed van haar ernstige zor gen om het geringe huishoudgeld ver lost na het succes van haar „Negerhut van oom Tom". En het was niet de schuld van haar uitgever, dat ze er niet schatrijk door werd. Deze had aangeboden óf de kosten zowel als de winst met haar te delen óf alle risico zelf te nemen en haar dan 10% van de winst te betalen. Zij koos het laatste, mede opaandringen van het Congreslid Greeley die er op wees, dat door vrou wen geschreven boeken niet in trek waren en dat het risico dus te groot was. Een voorbeeld uit Frankrijk: Eugène Sue ontving 100.000 (goud) francs voor zijn „Wandelende Jood" en frs 160.000 voor „Geheimen van Pa rijs". Preken goud op snee, In ons land met zijn veel kleiner taal gebied konden dergelijke bedragen na tuurlijk niet worden betaald. Toch staat wel vast, dat Nicolaas Beets in de loop van zijn leven een aardig bedrag heeft ontvangen voor zijn telkens her drukte Camera Obscura, het grote uit geverssucces van zijn zwager Bohn. En hij accepteerde het ook, hoe zeer hy ook in zijn later eerwaardig leven op deze „jeugdzonde" neerzag. Tollens maakte hier als dichter de overgangstijd mee op het gebied van honoraria. Aanvankelijk ontving hij een discreet geschenk onder couvert van z'n uitgever, doch later had hij een contract. Vooral in de 19e eeuw waren prekenbundels van geliefde predikan ten een goed artikel. Zo wil het verhaal, dat de hoogleraar J. H. van der Palm, die regelmatig op Amsterdamse kansels verscheen, na de preek altijd even hij de uitgever Mor tier aanliep om zijn preek af te geven. Op een vaste plaats lag dan een brief je van honderd klaar, dat Van der Palm discretelijk in zijn zak liet ver dwijnen. Mortier wachtte tot hij tien preken had en gaf ze dan gebundeld uit. Het schrijvershonorarium van f 1000.kwam er dan dubbel en dwars weer uit! We zullen ons zoals afgesproken niet verdiepen in de verhouding tussen schrijver en uitgever in onze tijd. We wijzen er nog even op, dat in het En- Binnenkort zal de Nederlandsche Bank N.V. de uitgifte beginnen van een nieuw biljet van ƒ25. Het biljet is gedrukt bij de Fa. Joh. Enschedee ert Zn. te Haarlem, naar een ontwerp van J. F. Doeve. De voornaamste kleuren zijn paarsrood, roodbruin en donker bruin. De beeltenis is van Chris tiaan Huygens. 08-15, trilogie door Hans HeU- mutt Klrst. Vertaling uit het Duits van J. F. Kliphuis. Uit gave Van De Boekerij te Baarn, „0815" is het codewoord voor het oude, Duitse legerpistool, waarvan iedereen de overtuiging had, dat het vervangen moest worden, maar dat niet vervangen werd. „0815" is de soldatenuitdrukking geworden voor Iets, wat niet deugt en toch blijft voortbestaan, in dit geval het Duits militarisme op Pruisische leest geschoeid. Het eerste deel in deze trilogie be- gelse taalgebied vooral een best-seller de schrijver een vermogen kan ople veren. Het bedrag, dat Margaret Mit chell ontving voor haar „Gejaagd door de Wind" aan honoraria, tantièmes, vertaalrechten, filmrechten e.d. beloopt zeker meer dan een millioen gulden. Zulke best-sellers zijn zeldzaam en in ons land levert zelfs een boek, dat al gemeen de aandacht trekt, de schrijver heel wat minder op. Maar in elk geval wordt het werk van de auteur tegen woordig over het algemeen behoorlijk beloond. Als u dus tijdens de Boekenweek een boek koopt en dat doet u na tuurlijk behoeft u niet bang te wezen, dat u de uitgever daardoor rijk zult maken. Evenmin behoeft u te vrezen, dat de auteur ergens op een zolderkamertje zit te verkomme ren omdat de vruchten van zijn geestelijke arbeid hem onthouden worden. Beiden ontvangen wat hun toekomt van het bedrag, waarvoor u een boek verwerft. Wat dat be treft kunt u dus nu mooi het boek aanschaffen, dat u al zo lang had willen hebben, maar dat nog steeds in uw kast ontbreekt. DE geen onbekende. Ze is medewerkster de- van Het Parool, waarin ze de Vrouwen pagina verzorgt en voorts ls ze bekend als de autëur van kinderversjes, korte Aquariumvissen uit verhalen, radiohoorspelen en gedichten. het handboek voor AQUARIUMLIEFHEBBER len 8 en IS. Deel 8: Amerika H" door W. Veldhuizen en k. Werner en Deel 13: „Wa ter: in het aquarium en in de na tuur." door J. F. Smies en H. H. Murris. Uitgave van Uitgeverij „Hollandia N.V." te Baarn. Van deze beide delen valt weer niets dan goeds te vertellen. Het eerstgenoemde deel geeft 'n hoogst belangwekkende be schrijving van verschillende aquarium vissen uit Amerika, verlucht met vele tekeningen en foto's op kunstdruk. Het laatstgenoemde werk is meer van prak tische aard en zal de aquariumllefheb- ber verder kunnen helpen door hem wat jrakttsche kennis bfl te brengen van iet water, waarin zyn vissen te leven en voort te telen hebben. Het deel bevat van alles wat: natuurlijke wateronthar- dlng; zout en zoutloos water; over turf en filters; in water oplosbare organoge- ne stoffen enz. In een „epiloog" worden nog eens kort en bondig de tien gebo den opgesomd, waaraan het aquarium dient onderworpen te zijn, wil de lief hebber werkelijk plezier van zyn vissen beleven. Ook dit deel is ruimschoots verlucht en versierd met platen op kunstdruk .De uitgeefster deelt ons nog mede, dat het volgende deel „Aquarium vissen ln Azië en Australië" zal behan delen. We zien er al belangstellend naar uit. Van harte aanbebolen, WAAROM SPEEL JE NEET VINCENT? door Peter Jaspers. Uitgave van de Uitgeverij „Hol landia N.V." te Baarn. Peter Jaspers is geen man, zoals de naam zou doen vermoeden doch een vrouw en ln de wereld van de publiciteit Dat zij het vak verstaat bewijst deze roman van haar hand. De compositie is streng en logisch gehouden, de stijl is onberispelijk, kort en zakelijk, er zit vaart ln het verhaal en de personen worden duidelijk en psychologisch ver antwoord weergegeven en door het ver haal heen volgehouden. De bedoeling van dit verhaal ls de fu neste gevolgen te laten zien voor het kind wanneer het tussen volwassen mensen met name ln het huwelijk niet goed gaat. Er spreekt een grote liefde uit deze roman tot het kind en in dit opzicht is het boek verantwoord. Een andere vraag blijft of de houding die de volwassenen tegenover elkaar aannemen moreel verantwoord ls, zoals de schrijfster die verhouding als de op lossing van de problemen aan de hand doet. Het beweegt zich alles op de hu manistische vlak-horizontale HJn. Er ls nergens in dit boek iets te bespeuren van een verticale verhouding die er dient te zijn tussen schepsel en Schep per. God is in dit boek blijkbaar een quantitè negable. Daarom bevredigt dit boek toch niet, ondanks de beste bedoe lingen waarvan het doortrokken ts. Dat de verhoudingen tussen de mensen zo kapot en slecht zyn komt allereerst hierdoor dat de verhouding met God ka pot is. Er kan geen leven naar de twee de tafel der Wet zyn, wanneer er eerst niet een leven naar de eerste tafel der Wet ls. Deze grondwaarheid wordt in dit boek niet geponeerd en daarom schiet de schrijfster naar onze gedachte in haar tendenz te kort. Wel jammer, want de geest van dit boek is overigens van de beste bedoelingen doortrokken. schrijft het Duitse kazerneleven tot omstreeks 1939, het tweede deel behan- elt de oorlog en het derde besluit met „Het Einde", de komst van de Ameri kanen en de totale instorting van de Duitse legermacht met alles wat dit tot catastrofale gevolgen heeft en aan eco nomische, staatkundige, militaire en vooral morele vernietiging. „Boeiend, spannend, actueel, vol hu mor en atmosfeer" kondigt de uitgever bij het ter markt brengen van deze tri logie aan. En er is geen woord te veel van gezegd. We hebben dit epos met spanning gelezen. De figuren die er in worden opgevoerd, zijn mensen van vlees en bloed. Stuk voor stuk krijgt men ze als levende wezens, met alle spanningen aan hartstochten, trouw en ontrouw, liefde en haat, morele kracht en immorele ravage voor zich, en zó blijven consequent in sterke compositie wie ze zijn, ze worden dan al meer wió ze waren. En bij dit alles spant de au teur de strenge, maar rechtvaardige vierschaar over de waanzin die het Duitse volk vele jaren lang beheerst en naar de afgrond gevoerd heeft. De schrijver pretendeert geen enkele ten denz in zijn werk, maar wellicht juist de sterke objectiviteit waarmee hij dó pen hanteert maakt deze trilogie tot een machtige tendenz-roman, waarin de auteur het Duitse volk de spiegel voorhoudt om in het eerlijke, niets ver bergende glas dat volk zijn beeld te laten zien zoals het onder het Nazi regiem verwrongen en ontmensd ver worden is tot één grote kazerne, be heerst door een kadaver-discipline, waarin geen plaats meer overblijft voor de persoonlijke verantwoordelijkheid en individuele existentie. RAUW, NIET STOTEND. Het is ongetwijfeld een rauw boek. De stof brengt dat mee, maar het is geen rioollectuur geworden. Het in dergelijke romans steevast voorkomen van het ij del gebruik van Gods Naam wordt in dit werk achterwege gelaten, waarmee deze auteur het bewijs levert dat men de werkelijkheid in de lite ratuur tastbaar kan maken, zonder ge vloek. Voorts beschrijft deze roman de barre toestanden in het kazerneleven, aan het Oostfront, bij het terugtrekken en ineenstorten van de Duitse legers, waarbij de morele inzinking je soms naar de keel grijpt. Toch is het boek nergens gewild zwoel, speculerend om de ongezonde hartstochten, waar bn behandeling van deze stof toch anderS wel gelegenheid voldoende toe zou zijn geweest. Wie met oordeel des onderscheids le zen kan, neme dit werk dan ook gerust ter hand, al blijve men gewaar schuwd, dat het geen kinderlectuur is. Tenslotte de vraag: heeft deze trilo gie ook ons nog iets te zeggen? En wij menen deze vraag bevestigend te moe ten beantwoorden. Wij hebben geluk kig in onze kazernes nimmer de Prui sische geest gehad. Het ligt ons volk ook niet. Maar er is wel reden te luiste ren naar de waarschuwende stem van deze schrijver, die op zo duidelijke wij ze in zijn eerste boek de „omscholing" van de Duitse jongens tot „soldaten" tekent. Deze omscholing gaat gepaard met een leegschudden van deze jon gens, ze te degeneren tot slaven, met kadavergehoorzaamheid aan hun officieren, en meer nog aan hun onder officieren. Ze worden van mens sol daat gemaakt en er zijn slechts weini gen, die door deze recruten-hel heen hun persoonlijkheid weten te bewaren. Zover is het bij ons niet. Maar wan neer we lezen dat die „herscholing" onder de Nazi's gepaard ging met een nieuwe opvoeding tot Nazi-moraal en Nazi beschouwing, dan blijft de vraag ook voor ons: hebben we uit de bezet tingsjaren hiervan al niet te veel van over gehouden? Blijft in ons leger de opleiding tot een goed soldaat beperkt tot militaire oefeningen zonder meer? De militaire „voorlichting" schijnt men breed te willen opvatten, naar men soms verneemt. Waar dat toe leiden kan leert ons Hans Hellmut Kirst, wiens boeken we graag aanbevelen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1956 | | pagina 4