ZESTIG TEGEN JAAR VOCHT GERRIT VISSER HET WATER Aantal Chr. Reformed Churches steeg in acht jaar van 14 tot 145 „Ge moet er aan, manneke Zo verwierf hij de eretitel van „Opperste der Zinkbazen" Zendingshogeschool te Oegstgeest jubileerde Oudste Geref. predikant (96 jaar) overleden Achter werkloosheidscijfers schuilt politieke agitatie Bonus voor bezitters lagere akte gymnastiek Donderdag 6 October 1955 ZEEUWSCH DAGBLAD pagina 7 Er woont een mens in Werkendam die het geheim van een wonderlijk leven meedraagt in zijn door de natuur geharde wezen. Er komt een dwalende, wat hulpeloze blik in zijn ogen als ge hem er naar vraagt. Hij licht de pet op en krabt zich in de korte haren. Het duurt lang voor er wat meer glans in zijn ogen komt. Dan antwoordt hiji „Ik heb nooit niks geen bijzonders beleefd". StilteEen kleine achterkamer van een arbeiderswoning in de Kruisstraat van dit dorp der rijswerkers en steenzetters op de grens van Brabant en Zuid- Holland. Buiten stroomt de Merwede traag en majestueus voorbij in de eeuwige beweging van eb en vloed. De man zwijgt; er zijn herinneringen, die traag als ebbend water door zijn brein gaan. Alléén zijl ge niks waard Zestig jaar geleden begon dit leven aan de waterkant, in de ondoordring bare ruigheid van de toenmalige Biesbosch. Tussen de grauwe stobben en stronken, waarop de waaiers der takken ontspruiten, strompelde een kleine jongen. De twjjgen sloegen hem om de oren met felle, zwiepende slag. Glib berend op de modderige paden bracht hij armen vol rijshout naar zijn vader, die de bossen snel in elkaar stampte en met teen omwond. Zo leerde de knaap het materiaal kennen, Waarmee de rjjswerker vanouds het water be dwingt: rijshout. Hjj hoorde ook dag en nacht de stemmen van de wind en van het water, hij leerde de roep der trekvogels onderscheiden en de wol kenstoeten die goed of slecht weer voorspelden. De geuren van dit harde natuurleven waren die van modder en bast. Zij werden een deel van zijn bestaan en doortrokken zijn kleren. Bjjna zeventig jaar is hjj nu, deze ge- water. Springtij, gierstroom, doodtij, sloten man. Ingenieurs, uitvoerders, aannemers en waterschapbestuurders bewonderen de kunde van deze zink- baas de oudste van ons land en gissen naar het geheim van zjjn wel slagen. Hjj heeft zjj aan zjj gestaan met ministers, commissarissen der Koningin en andere autoriteiten; er kwam zelfs een dag, waarop Koningin Juliana hem persoonlijk de hand drukte en infor meerde naar de stand der werkzaam heden. „Het gaat best, Majesteit", ant woordde Gerrit Visser en hij maakte dat brede gebaar waarmee hij heel zijn leven omvat: een oever, golven en de kleine kracht van mensen tegen het geweld van de zee. Bij dit alles is hij de jongen gebleven die in het oer woud van de Biesbosch onopvallend zijn uitputtend werk deed. Soms wor den zijn ogen opeens zacht en verwon derd, wanneer hij zijn ruige kop ge tekend ziet op een krantenpagina, de oorkonden beziet die hem werden uit gereikt of een plaquette weegt in zijn vereelte hand. Binnen- en buiten landse journalisten hebben om hem heengestaan en knappe waterstaat kundigen sloegen de bonkige kerel gade als hij toornig het water bezwoer met de eeuwenoude kreet van de zink- baas: „Alles in de gangboorden. Gooi weg! Gooi ze weg!".... Wonderlijk leven Een wonderlijk leven. Gerrit was de eerstgeborene in het grote gezin van een Werkendamse „grienduïl" en als kind nog moest hij mee naar het werk. „Gij moet er aan, manneke", zei z'n vader. De jongen begreep het. 's Maandagsmorgens om vier uur trok hij mee de Biesbosch in met de hak- ploeg. Dat waren harde winters. In een scheefhangend krot van riet en takken vonden de griendwerkers een week lang onderdak. De koude wind blies er hard doorheen en op de stookplaats smeulden vochtige bossen hout. De rook vond geen uitweg en walmde in dichte wolken om hen heen. 's Nachts gingen de ratten op roof uit. Wie zijn brood- niet wegsloot in de kist vond het 's morgens aange vreten door hun scherpe tanden. 's Avonds zaten gekromde mannen nat en doodmoe bij een petroleum lampje. Zij aten aardappelen met een schijfje spek en tienponds tarwebro den. De rook prikkelde in ogen en slijm vliezen, modder en water hadden de kleren doorweekt. Nadat een oude man met bijziende ogen op trage lees- toon de heilige woorden uit de Bij bel had gespeld, kwam de loodzware slaap. De ratten piepten en ritselden in het stro, sleepten soms hun kille staart over het gezicht van de half- bewusteloze griendwerkers. Op de „Ruwen Hennep" heeft Gerrit Visser het wel meegemaakt, dat ze over zijn gezicht tippelden. Zij kwamen in horden opzetten als het witwater de Biesbosch blank zette. Bij die over stromingen zaten de Werkendammers soms dagenlang geïsoleerd in hun er barmelijke keten, hoestend van de rook en bezorgd opsommend, hoeveel kostbare werkuren het water hen ontstal. Zingend huiswaarts Het gebeurde ook wel, dat het water over de drempel kwam. Soms gingen de mannen slapen, terwijl de roeiaak als een huisdier aan de deurstijl was gebonden, zodat zjj in geval van nood direct konden ontsnappen. Dat was de jeugd van Gerrit Visser, een hard en bitter bestaan. Het gebeurde wel dat vader en zoon thuiskwamen met een weekloon van zes gulden. Het grauwe spook van de armoede wierp een scha duw over zijn jonge leven. Maar be rusting was hun deel. Vrijdagsavonds roeiden de mannen psalmzingend huis waarts. Zij zongen hun gewijde liederen langzaam en met donkere stemmen en de vrouwen d'ie het hoorden namen de melodie over. Vele winters huisde de kleine Gerrit in de Biesbosch. Hjj leer de opgaan in het jachtende arbelds- rmpo en maakte zich de verwoede slag eigen, waarmee de ouderen snoei mes en rijsliaak hanteerden. De zomers bracht hij door op de buitenwerken, in een of andere ne derzetting aan de kust, waar de rijs werkers werden ingezet. Hij leefde dicht bij de natuur en leerde veel van haar geheimen doorgronden. Met de jaren groeide zijn kennis van de wisselvallige bewegingen van het neren en kolken en onderstromen, verraderlijke opstuwende vloeden, 't zuigen en sabbelen van de valse eb- stroomop ieder werk stelde de zee of de rivier hem voor nieuwe raadselen. Tenslotte groeide er iets in hem, dat meer was dan kennis en ondervinding, een zesde zintuig, waarvoor de Werkendammer geen naam heeft. Hij werd een man die zwijgend en met wijde stappen langs het water gaat, voorovergebogen van het bukken naar de stobben en de machtige armen schommelend aan weerszijden van een sterk lichaam. Tenslotte werd hij zinkbaas, de man die leiding geeft aan het neer laten van de reusachtige rijshouten vlotten, die dijkvoeten beschermen tegen uitschuring door de stroom, onschatbare diensten bewijzen bij het sluiten der bressen en gebruikt worden als fundament voor tal van waterwerken. En hjj werd de grootste der zinkbazen, omdat nooit een stuk verloren ging en hij na de ramp deelde in de glorie van zijn broodheren. Op winderige kusten en vlakke oevers vuurt Gerrit Visser zijn troe pen aan. Hij schreeuwt er soms bij als een verbolgen profeet, de zenu wen knagen aan zijn gemoedsrust en op het beslissende moment voelt hij het koude zweet op zijn lichaam. Dan is de stille, oude man een bezeten kerel, die zijn keel stukschreeuwt, stampvoet en met de armen zwaait en tekeer gaat of hij het water dood wil trappen als een rat. Hij werkt op zijn instinct van natuurmens, schenkt nauwelijks aandacht aan de schetsen en becijferingen van ingenieurs en weet als een magiër het moment, waarop de enorme matrassen naar be neden geranseld moeten worden. Het zinkstuk is zijn leven. Hjj volgt het in gedachten als het langzaam af steekt naar de diepte der zee en zich uitspreidt over het zand, terwijl de ballaststenen neerhagelen op het water. Spanning Dat moment van het zinken is voor Gerrit Visser een ogenblik, waarop de wereld de adem schijnt in te hou den. Het vlot ligt gereed boven de plaats waar het neergelaten zal wor den. Het hangï aan touwen in een carré, gevormd door zolderbakken en mannen met lieslaarzen en olie- jassen aan, staan gereed om het met stenen te bezwaren. Alles wat nu ge beuren gaat is reeds bliksemsnel door het brein van Gerrit Visser gegaan. Het zinkstuk en zijn eer staan op het spel. Verspeelt hij het aan de roof zuchtige stroom, dan kan zijn firma een schadepost boeken van tien, twin tigduizend gulden en hijzelf zou het Gy moet mij niet teveel om hooghevelen" zei de man. Daarna zweeg hij weer lange tijd, terwijl de trage stoet der herinneringen aan hem voorbij trok. Zo is het geslacht Visser; zwijgzaam en in zichzelf gekeerd, stug als het taaie rijshout en de klei die zij in de strijd werpen om onze lage landen voor het water te behoeden.. Hun spaar zame lach is als zonlicht op diep water en de gedachten gaan langzaam achter hun steenrode voorhoofd. Zij leven dicht bij de natuur, Gerrit Visser kreeg nau welijks gelegenheid om lezen en schrijven te leren. Hij leefde zestig jaar aan de rand van on ze beschaving. In de wildernis van de Biesbosch en afgelegen nederzettingen aan onze kust groeide hij op tot een natuur mens, die de geheimen der ge tijden en seizoenen leerde door gronden en nooit faalde in de beteugeling der felste stromen. Hij is de opperste der zinkbazen uit de Merwedestreek. Zijn vier broers doen hetzelfde werk en - ook zijn vijf zonen ploeteren aan de waterkant. Tussen hen leeft de zeventigjarige als een stam vader, een ruige natuurmens die het water beschouwt als zijn persoonlijke vijand. Maar toen wij tegenover hem zaten, zweeg hij over het geheim van zijn wel slagen. „Alleen zijt ge niks waard.. mompelde hij. liefst in het water springen, omdat hij kapot is van woede en schaamte. De mannen wachten en ook Gerrit Visser wacht op het ondeelbare mo ment. Hij verroert zich niet en heel zijn grote lichaam schijnt te luiste ren. Eb en vloed onderbreken enke le seconden hun eeuwige loop; dén moet het gebeuren. Zijn harde vin gers zjjn gevoelig als de snorharen van een kat. Tussen die vingers hangt het met steen bezwaarde touwtje, waarmee hij de onderstroom peilt. Er gaat iets onherroepelijks gebeuren. Het is of hjj, Gerrit Visser, recht moet spreken over een duister en eeuwenoud geschil tussen de door God geschapen elementen water en land. Het zjjn angstige ogenblikken Misschien ziet de zinkbaas in gedach ten hoe de wielende stroom het stuk aan flarden scheurt en voor zich uit jaagt als een onderzeese vleermuis. Het zweet breekt hem uit en hij beeft. Dan is er de tjjding die van wie weet waar tot hem bomt, en vertrouwend op zjjn instinct en ervaring geeft hjj zjjn geweldige schreeuw: „Alles in de gang boorden!'' De stenen hagelen neer, wa terfonteinen ontspringen tussen de lompe zolderbakken, tientallen mannen smjjten stenen naar omlaag, als verde digers van een middeleeuwse veste. Sterk is de stroom, de vijand van de dijkenbouwers. Hoe sterk werd destjjds ook bewezen bij „Schelp- hoek". GERRIT VISSER een wonderlijk leven De zinkbaas staat groot en eenzaam onder de wolkenhemel; een zinkbaas die voelt dat hij wéér gaat winnen en zjjn spanning uitschreeuwt en stuk breekt met lompe bewegingen van zijn bezwete lichaam: „Gooi uit! Gooi weg! Gooi ze weg!" Zijn mond ver trekt in een vreemde grimas en hij zwaait met zijn armen. Niet lang daarna loopt hij uitgeput en puffend naar de keet en wrijft zich met een rode zakdoek over de schedel. Het is voorbij, het stuk ligt keurig gespreid binnen de raai. Maar „Ik heb nooit niks bijzonders beleefd", vertelt deze Gerrit Visser ons. Op de schoorsteenlijst ligt een boek, „Het verjaagde water" van A. den Doolaard. Deze schrijver heeft Gerrit Visser ontmoet bij de droog making van "Walcheren. In zijn roman noemt hij hem Klaas Otterkop en hij speurt naar het geheim van ziin we zen. Een tekening van Gerrit Visser's barse kop vult een hele pagina. Walcheren Walcheren. Een kleurige oorkonde herinnert aan hetgeen de zinkbaas daar presteerde. Er werden alleen in de Schelde 36 zinkstukken neergela ten met een gezamenlijke oppervlak te van 52.700 vierkante meter. Dit was nog maar een onderdeel van het gi gantische werk voor herstel van het verdronken eiland. Gerrit Visser denkt na. Hjj herinnert zich de kwa de geulen bij fort Rammekes, de ge schonden zeeweringen en de ellende van de geschonden dorpen. Zo heeft Gerrit Visser overal in Nederland gewerkt; zjjn leven is een aaneenschakeling van zinkstukken geweest. En nu komt er avondrood aan zijn stormachtige hemel. „Een mens wordt oud, weet ge...." De laatste jaren waren zwaar en af mattend en wentelen in zjjn herinne ring rond als een wilde stoet van beel den: schuim en branding, de groene tanden van het verwoestende water, maar ook het triomphanteijjke fluiten van sleepboten als weer een gat was gesloten. Operatie Levensstrjjdhet verschrikkeljjke stroomgat van de Schelphoek, het gevecht met de gemene geul en de klompengeulzjjn zoons, die verbeten naast hem aan het front stonden. Het was een bovenmenselijke strjjd, maar ook hier bleef het Gerrit Visser bespaard, dat een van zjjn zink stukken door de stroom werd ver scheurd. Hjj kreeg een bronzen plaquet te en een prachtig album van het Aan- nemersbedrjjf Van Oord, waarvoor hjj al meer dan 25 jaar werkt. Zijn rasperige vingers tasten naar het kunstdrukpapier; hij ziet foto's, een gedicht „Het zinkstuk" van Den Doolaard, Hare Majesteit met zjjn ba zen. Het is een spiegel van onverge telijke jaren doch in wezen blijft het beeld hem vreemd. Hij heeft zijn eigen herinneringen, zoals zijn vier broers zinkbazen hun herinneringen hebben en zijn zoons die het water werk trouw blijven. Zjjn zoon Sjaan zal zjjn vader opvolgen als zinkbaas. Er zal een grote „putter" uit hem groeien. Hij is ook zo'n stille, die het water aankijkt als een tegenstander wiens krachten hij meet. „Gij moet mij niet teveel omhoog hevelen", vermaant Gerrit Visser ons nogmaals. „Alleen zijt ge niks waard. Ge moet op oew volk kun nen vertrouwen." Hij houdt de pla quette in zijn hand en staart zwij gend voor zich uit. Misschien hoort hij het psalmgezang, drijvend over een brede stroom of ziet hij het licht van schijnwerpers in het brui sende stroomgat van de „Schulpen- hoek", de caissons als spooksche pen in de nacht. Daartussen ligt zijn leven. Een wonderlijk leven... (Van één onzer verslaggeefsters) OEGSTGEEST, 4 Oct. In aanwezig heid van vele autoriteiten en belangstel lenden, onder wie de hoge commissaris van Indonesië, werd vandaag in de Pau- luskerk te Oegstgeest het vijftig-jarig be staan herdacht van de Zendingsschool der Ned. Herv. Kerk, die in 1946 een hoge school werd. De bijeenkomst werd ge opend door prof. K. H. Miskotte, voorzit ter van het curatorium. „Vijftig jaar zen dingsopleiding" was het onderwerp va.i het openingscollege door dr E. Jansen Schoonhoven, reetor van de Zendingsho geschool. De Zendingsschool is nu wel vijftig jaar oud, maar de opleiding tot zendeling begon al in 1816, in de pastorie van ds Samuël Kamp te Berkel. In de 19e eeuw ontstonden er verschillende zendingsge nootschappen, hetgeen tot gevolg had, dat de zendingsactiviteit werd verbrokkeld. Men kwam tot de overtuiging dat sa menwerking en concentratie noodzakelijk waren en in 1905 stichtten het Ned. Zen dingsgenootschap en de Utrechtse Zen dingsvereniging samen de Ver. Ned. Zen dingsschool. De school begon in Rotterdam met 18 leerlingen. In 1912 was dit aantal bijna verdubbeld en de wens werd geuit, de school naar de onmiddellijke omgeving van Leiden te verplaatsen, om zo medi sche en theologische studenten te kunnen winnen voor het zendingswerk. De school kwam in 1917 in Oegstgeest, maar een le vend contact met de studentenwereld is nog steeds een onvervulde wens gebleven. Toen in 1946 het candidaatsexamen in de theologie als toelatingseis gesteld was, werd de zendingsschool een hogeschool. Door de jaren heen is de taak van de hogeschool meer gaan omvatten dan al leen de opleiding tot zendingsarbeider, en ook de opleiding van medici en van toe komstige echtgenoten van zendelingen is ter hand genomen. De opleiding van nu heeft zich geheel ingesteld op het nieuwe Azië, op het ge tuigen en dienen inplaats van op het op voeden. De zendeling zal een nieuw soort pionier moeten zijn in een totaal veran derde wereld. Als bewijs van de scheidingen-overwin nende kracht van de zending, vertelde de rector, dat de hogeschool in de afgelopen 8 jaar is bezocht door studenten uit acht verschillende landen en werelddelen, ter wijl ook leden van vrijwel alle Neder landse protestantse kerken aan de oplei ding hebben deelgenomen. 's-GRAVENHAGE, 3 Oct. In de ouderdom van 96 jaar is te Amsterdam overleden ds H. T. Hoeksema, emeritus predikant der Gereformeerde kerken en do oudste voorganger dezer kerken. Ds Hoeksema werd 5 Mei 1859 te Ap- pingedam geboren en studeerde aan de Theologische Hogeschool te Kampen, werd in 1891 candidaat en aanvaardde 13 De cember van dat jaar te Zevenhuizen (Gr.) het predikambt. In 1898 vertrok hjj naar Nieuwolda (Old.) welke gemeente hij ge- cix na heeft tot aan zjjn emeritaat op 1 Oc tober 1933, waarna hij zich vestigde te Amsterdam. Gesprek met mrVandervliet (Van onze §-redacteurJ DEN HAAG, 4 Oct. In de Residentie ontmoetten we dezer dagen de heer J. Vandervliet, Hollands-Canadees en secretaris-penningmeester van het Immigratie- comité, dat in 1946 door de Christian Reformed Churches werd opgericht. Deze kerken toonden daarmee een vooruitziende blik te bezittten, want kort daarna is de grote emigratiestroom naar Canada begonnen. Wat dit betekende voor deze kerken geven de cjjfers welsprekend weer: in 1947 waren er in Canada 14 Chr. Reformed Churches, nu zjjn er 145. Het comité heeft sedert zjjn oprichting niet minder dan 40.000 Nederlandse emigranten geplaatst. De heer Vandervliet woont zelf al se dert 1926 in Canada en reeds in 1927 is hij begonnen met de hiilp aan emigranten. De Immigrantencommissie, waarvan hjj thans de motor is, bestaat uit 9 leden, één uit iedere classis van de kerken en een vertegenwoordiger van de synode. De eigenlijke hulp bij het zoeken van werk en huisvesting wordt verleend door eigen fieldmen", die een volledige functie heb ben in dit werk en die in dienst staan van de commissie. De heer Vandervliet is van plan om tij dens'zijn verblijf in Nederland vooral agrariërs te interesseren voor emigratie naar Canada. Hij is geschrokken van de toestanden, die in ons land op de zand gronden heersen door te kleine bedrijven, de daarmee verbonden „verborgen werk loosheid" en het volkomen gebrek aan vooruitzichten voor veel boerenzoons in die streken. Canada roept om jonge boeren, aldus de heer Vandervliet. Dit voorjaar had den we 1000 aanvragen voor jonge agrariërs en veel Canadezen dienen niet eens meer een aanvraag in, omdat zjj weten dat het toch niets helpt. In het meest geliefde emigrantenoord, Ontario, is nog plaats genoeg. Boven dien hebben comité's van de Chr. Re formed Churches een onderzoek inge steld naar de vestigingsmogelijkheden in andere provincies, die tot dusver op de achtergrond hieven. Vooral In het uiterste Oosten, in Nova Scotia en nieuw Brunswjjk en in het uiterste Westen, in Brits Columbia, bleken praohtige kansen te zjjn voor vestiging van Nederlandse boeren. Ambachtslieden, geschoolde en onge schoolde arbeiders kunnen ook steeds ge plaatst worden. Er is grote vraag naar dienstboden en verpleegsters, die in de grote steden tachtig tot honderdtwintig dollar in de maand verdienen met kost en inwoning. Voor jongens en meisjes met een mulo-diploma is er steeds plaats op de banken en andere grote kantoren. WERKLOOSHEID. De alarmerende berichten over de grote werkloosheid in de winter worden vol gens onze zegsman de wereld ingestuurd door de oppositie in de politieke arena van Canada, die tegen immigratie is. Deze berichten worden door de buitenlandse pers vanwege hun sensationeel karakter gretig overgenomen. De Canadese Kamer van Koophandel heeft berekend, dat men van het cijfer van 600.000 werklozen, dat deze winter steeds werd genoemd, zeker de helft tot 60 moet aftrekken. De gepubliceerde cjjfers hebben steeds betrekking op werk zoekenden en daar zjjn talloze gehuwde vrouwen bij, mensen met ruim voldoende inkomen, lieden die van betrekking willen veranderen e.d. Op dit moment staan 140.000 werkzoekenden ingeschreven, wat wil zeggen dat 't aantal werkelijke werk lozen voor een land als Canada zeer laag is. De opnemingscapaciteit van de indus trie neemt vooral in sommige bedrijfstak, ken snel toe. Niemand behoeft zich door dergelijke berichten te laten afschrikken, aldus de heer Vandervliet. Onze zegsman prees het werk van de chr. vakbeweging, de C.L.A. die thans over 50 contactpunten in geheel Canada beschikt. Onze mensen kunnen moeilijk lid van de grote, neutrale vakbonden wor den, want deze hebben een volkomen ma- trialistische inslag, zo zei hjj. Zij vechten slechts om een hoger loon, treden dicta toriaal op, praten alleen maar over de rechten en niet over de plichten van de werknemer en vergaderen bij voorkeur op Zondag. De synode heelt over het lid maatschap van deze bonden geen uit spraak willen doen, maar verschillende van onze kerken hebben dat lidmaatschap onverenigbaar verklaard met het zijn van ambtsdrager. EINDHOVEN, 4 Oct. Het ligt in de bedoeling, aan bezitters van de lagere akte gymnastiek de zgn. ak te S een bonus toe te kennen. Voorts zal een regeling verschijnen voor vergoeding van boeken en reis kosten aan hen, die voor deze akte studeren.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1955 | | pagina 7