ZESTIG
TEGEN
JAAR VOCHT GERRIT VISSER
HET WATER
Aantal Chr. Reformed Churches
steeg in acht jaar van 14 tot 145
„Ge moet er aan, manneke
Zo verwierf hij de eretitel van „Opperste
der Zinkbazen"
Zendingshogeschool
te Oegstgeest
jubileerde
Oudste Geref. predikant
(96 jaar) overleden
Achter werkloosheidscijfers schuilt
politieke agitatie
Bonus voor bezitters lagere
akte gymnastiek
Donderdag 6 October 1955
ZEEUWSCH DAGBLAD
pagina 7
Er woont een mens in Werkendam die het geheim van een wonderlijk leven meedraagt
in zijn door de natuur geharde wezen. Er komt een dwalende, wat hulpeloze blik in zijn
ogen als ge hem er naar vraagt. Hij licht de pet op en krabt zich in de korte haren. Het
duurt lang voor er wat meer glans in zijn ogen komt. Dan antwoordt hiji „Ik heb nooit niks
geen bijzonders beleefd". StilteEen kleine achterkamer van een arbeiderswoning in de
Kruisstraat van dit dorp der rijswerkers en steenzetters op de grens van Brabant en Zuid-
Holland. Buiten stroomt de Merwede traag en majestueus voorbij in de eeuwige beweging
van eb en vloed. De man zwijgt; er zijn herinneringen, die traag als ebbend water door zijn
brein gaan.
Alléén zijl ge niks waard
Zestig jaar geleden begon dit leven aan de waterkant, in de ondoordring
bare ruigheid van de toenmalige Biesbosch. Tussen de grauwe stobben en
stronken, waarop de waaiers der takken ontspruiten, strompelde een kleine
jongen. De twjjgen sloegen hem om de oren met felle, zwiepende slag. Glib
berend op de modderige paden bracht hij armen vol rijshout naar zijn vader,
die de bossen snel in elkaar stampte en met teen omwond. Zo leerde de
knaap het materiaal kennen, Waarmee de rjjswerker vanouds het water be
dwingt: rijshout. Hjj hoorde ook dag en nacht de stemmen van de wind en
van het water, hij leerde de roep der trekvogels onderscheiden en de wol
kenstoeten die goed of slecht weer voorspelden. De geuren van dit harde
natuurleven waren die van modder en bast. Zij werden een deel van zijn
bestaan en doortrokken zijn kleren.
Bjjna zeventig jaar is hjj nu, deze ge- water. Springtij, gierstroom, doodtij,
sloten man. Ingenieurs, uitvoerders,
aannemers en waterschapbestuurders
bewonderen de kunde van deze zink-
baas de oudste van ons land en
gissen naar het geheim van zjjn wel
slagen. Hjj heeft zjj aan zjj gestaan met
ministers, commissarissen der Koningin
en andere autoriteiten; er kwam zelfs
een dag, waarop Koningin Juliana hem
persoonlijk de hand drukte en infor
meerde naar de stand der werkzaam
heden.
„Het gaat best, Majesteit", ant
woordde Gerrit Visser en hij maakte
dat brede gebaar waarmee hij heel
zijn leven omvat: een oever, golven
en de kleine kracht van mensen tegen
het geweld van de zee. Bij dit alles is
hij de jongen gebleven die in het oer
woud van de Biesbosch onopvallend
zijn uitputtend werk deed. Soms wor
den zijn ogen opeens zacht en verwon
derd, wanneer hij zijn ruige kop ge
tekend ziet op een krantenpagina, de
oorkonden beziet die hem werden uit
gereikt of een plaquette weegt in zijn
vereelte hand. Binnen- en buiten
landse journalisten hebben om hem
heengestaan en knappe waterstaat
kundigen sloegen de bonkige kerel
gade als hij toornig het water bezwoer
met de eeuwenoude kreet van de zink-
baas: „Alles in de gangboorden. Gooi
weg! Gooi ze weg!"....
Wonderlijk leven
Een wonderlijk leven. Gerrit was de
eerstgeborene in het grote gezin van
een Werkendamse „grienduïl" en als
kind nog moest hij mee naar het werk.
„Gij moet er aan, manneke", zei z'n
vader. De jongen begreep het.
's Maandagsmorgens om vier uur trok
hij mee de Biesbosch in met de hak-
ploeg. Dat waren harde winters. In
een scheefhangend krot van riet en
takken vonden de griendwerkers een
week lang onderdak. De koude wind
blies er hard doorheen en op de
stookplaats smeulden vochtige bossen
hout. De rook vond geen uitweg en
walmde in dichte wolken om hen
heen. 's Nachts gingen de ratten op
roof uit. Wie zijn brood- niet wegsloot
in de kist vond het 's morgens aange
vreten door hun scherpe tanden.
's Avonds zaten gekromde mannen
nat en doodmoe bij een petroleum
lampje. Zij aten aardappelen met een
schijfje spek en tienponds tarwebro
den.
De rook prikkelde in ogen en slijm
vliezen, modder en water hadden de
kleren doorweekt. Nadat een oude
man met bijziende ogen op trage lees-
toon de heilige woorden uit de Bij
bel had gespeld, kwam de loodzware
slaap. De ratten piepten en ritselden
in het stro, sleepten soms hun kille
staart over het gezicht van de half-
bewusteloze griendwerkers. Op de
„Ruwen Hennep" heeft Gerrit Visser
het wel meegemaakt, dat ze over zijn
gezicht tippelden. Zij kwamen in
horden opzetten als het witwater de
Biesbosch blank zette. Bij die over
stromingen zaten de Werkendammers
soms dagenlang geïsoleerd in hun er
barmelijke keten, hoestend van de
rook en bezorgd opsommend, hoeveel
kostbare werkuren het water hen
ontstal.
Zingend huiswaarts
Het gebeurde ook wel, dat het water
over de drempel kwam. Soms gingen
de mannen slapen, terwijl de roeiaak
als een huisdier aan de deurstijl was
gebonden, zodat zjj in geval van nood
direct konden ontsnappen. Dat was de
jeugd van Gerrit Visser, een hard en
bitter bestaan. Het gebeurde wel dat
vader en zoon thuiskwamen met een
weekloon van zes gulden. Het grauwe
spook van de armoede wierp een scha
duw over zijn jonge leven. Maar be
rusting was hun deel. Vrijdagsavonds
roeiden de mannen psalmzingend huis
waarts. Zij zongen hun gewijde liederen
langzaam en met donkere stemmen en
de vrouwen d'ie het hoorden namen de
melodie over. Vele winters huisde de
kleine Gerrit in de Biesbosch. Hjj leer
de opgaan in het jachtende arbelds-
rmpo en maakte zich de verwoede
slag eigen, waarmee de ouderen snoei
mes en rijsliaak hanteerden.
De zomers bracht hij door op de
buitenwerken, in een of andere ne
derzetting aan de kust, waar de rijs
werkers werden ingezet. Hij leefde
dicht bij de natuur en leerde veel
van haar geheimen doorgronden. Met
de jaren groeide zijn kennis van de
wisselvallige bewegingen van het
neren en kolken en onderstromen,
verraderlijke opstuwende vloeden, 't
zuigen en sabbelen van de valse eb-
stroomop ieder werk stelde de
zee of de rivier hem voor nieuwe
raadselen. Tenslotte groeide er iets
in hem, dat meer was dan kennis en
ondervinding, een zesde zintuig,
waarvoor de Werkendammer geen
naam heeft. Hij werd een man die
zwijgend en met wijde stappen langs
het water gaat, voorovergebogen
van het bukken naar de stobben en
de machtige armen schommelend aan
weerszijden van een sterk lichaam.
Tenslotte werd hij zinkbaas, de
man die leiding geeft aan het neer
laten van de reusachtige rijshouten
vlotten, die dijkvoeten beschermen
tegen uitschuring door de stroom,
onschatbare diensten bewijzen bij
het sluiten der bressen en gebruikt
worden als fundament voor tal van
waterwerken. En hjj werd de
grootste der zinkbazen, omdat nooit
een stuk verloren ging en hij na
de ramp deelde in de glorie van zijn
broodheren.
Op winderige kusten en vlakke
oevers vuurt Gerrit Visser zijn troe
pen aan. Hij schreeuwt er soms bij
als een verbolgen profeet, de zenu
wen knagen aan zijn gemoedsrust en
op het beslissende moment voelt hij
het koude zweet op zijn lichaam. Dan
is de stille, oude man een bezeten
kerel, die zijn keel stukschreeuwt,
stampvoet en met de armen zwaait
en tekeer gaat of hij het water dood
wil trappen als een rat. Hij werkt op
zijn instinct van natuurmens, schenkt
nauwelijks aandacht aan de schetsen
en becijferingen van ingenieurs en
weet als een magiër het moment,
waarop de enorme matrassen naar be
neden geranseld moeten worden.
Het zinkstuk is zijn leven. Hjj volgt
het in gedachten als het langzaam af
steekt naar de diepte der zee en zich
uitspreidt over het zand, terwijl de
ballaststenen neerhagelen op het
water.
Spanning
Dat moment van het zinken is voor
Gerrit Visser een ogenblik, waarop
de wereld de adem schijnt in te hou
den. Het vlot ligt gereed boven de
plaats waar het neergelaten zal wor
den. Het hangï aan touwen in een
carré, gevormd door zolderbakken
en mannen met lieslaarzen en olie-
jassen aan, staan gereed om het met
stenen te bezwaren. Alles wat nu ge
beuren gaat is reeds bliksemsnel door
het brein van Gerrit Visser gegaan.
Het zinkstuk en zijn eer staan op het
spel. Verspeelt hij het aan de roof
zuchtige stroom, dan kan zijn firma
een schadepost boeken van tien, twin
tigduizend gulden en hijzelf zou het
Gy moet mij niet teveel om
hooghevelen" zei de man.
Daarna zweeg hij weer lange
tijd, terwijl de trage stoet der
herinneringen aan hem voorbij
trok. Zo is het geslacht Visser;
zwijgzaam en in zichzelf gekeerd,
stug als het taaie rijshout en de
klei die zij in de strijd werpen
om onze lage landen voor het
water te behoeden.. Hun spaar
zame lach is als zonlicht op
diep water en de gedachten gaan
langzaam achter hun steenrode
voorhoofd. Zij leven dicht bij de
natuur, Gerrit Visser kreeg nau
welijks gelegenheid om lezen en
schrijven te leren. Hij leefde
zestig jaar aan de rand van on
ze beschaving. In de wildernis
van de Biesbosch en afgelegen
nederzettingen aan onze kust
groeide hij op tot een natuur
mens, die de geheimen der ge
tijden en seizoenen leerde door
gronden en nooit faalde in de
beteugeling der felste stromen.
Hij is de opperste der zinkbazen
uit de Merwedestreek. Zijn vier
broers doen hetzelfde werk en -
ook zijn vijf zonen ploeteren aan
de waterkant. Tussen hen leeft
de zeventigjarige als een stam
vader, een ruige natuurmens die
het water beschouwt als zijn
persoonlijke vijand. Maar toen
wij tegenover hem zaten, zweeg
hij over het geheim van zijn wel
slagen.
„Alleen zijt ge niks waard..
mompelde hij.
liefst in het water springen, omdat
hij kapot is van woede en schaamte.
De mannen wachten en ook Gerrit
Visser wacht op het ondeelbare mo
ment. Hij verroert zich niet en heel
zijn grote lichaam schijnt te luiste
ren. Eb en vloed onderbreken enke
le seconden hun eeuwige loop; dén
moet het gebeuren. Zijn harde vin
gers zjjn gevoelig als de snorharen
van een kat. Tussen die vingers hangt
het met steen bezwaarde touwtje,
waarmee hij de onderstroom peilt.
Er gaat iets onherroepelijks gebeuren.
Het is of hjj, Gerrit Visser, recht
moet spreken over een duister en
eeuwenoud geschil tussen de door
God geschapen elementen water en
land. Het zjjn angstige ogenblikken
Misschien ziet de zinkbaas in gedach
ten hoe de wielende stroom het stuk
aan flarden scheurt en voor zich uit
jaagt als een onderzeese vleermuis.
Het zweet breekt hem uit en hij
beeft.
Dan is er de tjjding die van wie weet
waar tot hem bomt, en vertrouwend op
zjjn instinct en ervaring geeft hjj zjjn
geweldige schreeuw: „Alles in de gang
boorden!'' De stenen hagelen neer, wa
terfonteinen ontspringen tussen de
lompe zolderbakken, tientallen mannen
smjjten stenen naar omlaag, als verde
digers van een middeleeuwse veste.
Sterk is de stroom, de vijand van
de dijkenbouwers. Hoe sterk werd
destjjds ook bewezen bij „Schelp-
hoek".
GERRIT VISSER
een wonderlijk leven
De zinkbaas staat groot en eenzaam
onder de wolkenhemel; een zinkbaas
die voelt dat hij wéér gaat winnen en
zjjn spanning uitschreeuwt en stuk
breekt met lompe bewegingen van
zijn bezwete lichaam: „Gooi uit! Gooi
weg! Gooi ze weg!" Zijn mond ver
trekt in een vreemde grimas en hij
zwaait met zijn armen. Niet lang
daarna loopt hij uitgeput en puffend
naar de keet en wrijft zich met een
rode zakdoek over de schedel. Het is
voorbij, het stuk ligt keurig gespreid
binnen de raai.
Maar „Ik heb nooit niks bijzonders
beleefd", vertelt deze Gerrit Visser
ons. Op de schoorsteenlijst ligt een
boek, „Het verjaagde water" van A.
den Doolaard. Deze schrijver heeft
Gerrit Visser ontmoet bij de droog
making van "Walcheren. In zijn roman
noemt hij hem Klaas Otterkop en hij
speurt naar het geheim van ziin we
zen. Een tekening van Gerrit Visser's
barse kop vult een hele pagina.
Walcheren
Walcheren. Een kleurige oorkonde
herinnert aan hetgeen de zinkbaas
daar presteerde. Er werden alleen in
de Schelde 36 zinkstukken neergela
ten met een gezamenlijke oppervlak
te van 52.700 vierkante meter. Dit was
nog maar een onderdeel van het gi
gantische werk voor herstel van het
verdronken eiland. Gerrit Visser
denkt na. Hjj herinnert zich de kwa
de geulen bij fort Rammekes, de ge
schonden zeeweringen en de ellende
van de geschonden dorpen.
Zo heeft Gerrit Visser overal in
Nederland gewerkt; zjjn leven is een
aaneenschakeling van zinkstukken
geweest. En nu komt er avondrood
aan zijn stormachtige hemel.
„Een mens wordt oud, weet ge...."
De laatste jaren waren zwaar en af
mattend en wentelen in zjjn herinne
ring rond als een wilde stoet van beel
den: schuim en branding, de groene
tanden van het verwoestende water,
maar ook het triomphanteijjke fluiten
van sleepboten als weer een gat was
gesloten. Operatie Levensstrjjdhet
verschrikkeljjke stroomgat van de
Schelphoek, het gevecht met de gemene
geul en de klompengeulzjjn zoons,
die verbeten naast hem aan het front
stonden. Het was een bovenmenselijke
strjjd, maar ook hier bleef het Gerrit
Visser bespaard, dat een van zjjn zink
stukken door de stroom werd ver
scheurd. Hjj kreeg een bronzen plaquet
te en een prachtig album van het Aan-
nemersbedrjjf Van Oord, waarvoor hjj
al meer dan 25 jaar werkt.
Zijn rasperige vingers tasten naar
het kunstdrukpapier; hij ziet foto's,
een gedicht „Het zinkstuk" van Den
Doolaard, Hare Majesteit met zjjn ba
zen. Het is een spiegel van onverge
telijke jaren doch in wezen blijft het
beeld hem vreemd. Hij heeft zijn
eigen herinneringen, zoals zijn vier
broers zinkbazen hun herinneringen
hebben en zijn zoons die het water
werk trouw blijven. Zjjn zoon Sjaan
zal zjjn vader opvolgen als zinkbaas.
Er zal een grote „putter" uit hem
groeien. Hij is ook zo'n stille, die het
water aankijkt als een tegenstander
wiens krachten hij meet.
„Gij moet mij niet teveel omhoog
hevelen", vermaant Gerrit Visser
ons nogmaals. „Alleen zijt ge niks
waard. Ge moet op oew volk kun
nen vertrouwen." Hij houdt de pla
quette in zijn hand en staart zwij
gend voor zich uit. Misschien hoort
hij het psalmgezang, drijvend over
een brede stroom of ziet hij het
licht van schijnwerpers in het brui
sende stroomgat van de „Schulpen-
hoek", de caissons als spooksche
pen in de nacht. Daartussen ligt
zijn leven. Een wonderlijk leven...
(Van één onzer verslaggeefsters)
OEGSTGEEST, 4 Oct. In aanwezig
heid van vele autoriteiten en belangstel
lenden, onder wie de hoge commissaris
van Indonesië, werd vandaag in de Pau-
luskerk te Oegstgeest het vijftig-jarig be
staan herdacht van de Zendingsschool der
Ned. Herv. Kerk, die in 1946 een hoge
school werd. De bijeenkomst werd ge
opend door prof. K. H. Miskotte, voorzit
ter van het curatorium. „Vijftig jaar zen
dingsopleiding" was het onderwerp va.i
het openingscollege door dr E. Jansen
Schoonhoven, reetor van de Zendingsho
geschool.
De Zendingsschool is nu wel vijftig
jaar oud, maar de opleiding tot zendeling
begon al in 1816, in de pastorie van ds
Samuël Kamp te Berkel. In de 19e eeuw
ontstonden er verschillende zendingsge
nootschappen, hetgeen tot gevolg had, dat
de zendingsactiviteit werd verbrokkeld.
Men kwam tot de overtuiging dat sa
menwerking en concentratie noodzakelijk
waren en in 1905 stichtten het Ned. Zen
dingsgenootschap en de Utrechtse Zen
dingsvereniging samen de Ver. Ned. Zen
dingsschool.
De school begon in Rotterdam met 18
leerlingen. In 1912 was dit aantal bijna
verdubbeld en de wens werd geuit, de
school naar de onmiddellijke omgeving
van Leiden te verplaatsen, om zo medi
sche en theologische studenten te kunnen
winnen voor het zendingswerk. De school
kwam in 1917 in Oegstgeest, maar een le
vend contact met de studentenwereld is
nog steeds een onvervulde wens gebleven.
Toen in 1946 het candidaatsexamen in
de theologie als toelatingseis gesteld was,
werd de zendingsschool een hogeschool.
Door de jaren heen is de taak van de
hogeschool meer gaan omvatten dan al
leen de opleiding tot zendingsarbeider, en
ook de opleiding van medici en van toe
komstige echtgenoten van zendelingen is
ter hand genomen.
De opleiding van nu heeft zich geheel
ingesteld op het nieuwe Azië, op het ge
tuigen en dienen inplaats van op het op
voeden. De zendeling zal een nieuw soort
pionier moeten zijn in een totaal veran
derde wereld.
Als bewijs van de scheidingen-overwin
nende kracht van de zending, vertelde de
rector, dat de hogeschool in de afgelopen
8 jaar is bezocht door studenten uit acht
verschillende landen en werelddelen, ter
wijl ook leden van vrijwel alle Neder
landse protestantse kerken aan de oplei
ding hebben deelgenomen.
's-GRAVENHAGE, 3 Oct. In de
ouderdom van 96 jaar is te Amsterdam
overleden ds H. T. Hoeksema, emeritus
predikant der Gereformeerde kerken en
do oudste voorganger dezer kerken.
Ds Hoeksema werd 5 Mei 1859 te Ap-
pingedam geboren en studeerde aan de
Theologische Hogeschool te Kampen, werd
in 1891 candidaat en aanvaardde 13 De
cember van dat jaar te Zevenhuizen (Gr.)
het predikambt. In 1898 vertrok hjj naar
Nieuwolda (Old.) welke gemeente hij ge-
cix na heeft tot aan zjjn emeritaat op 1 Oc
tober 1933, waarna hij zich vestigde te
Amsterdam.
Gesprek met mrVandervliet
(Van onze §-redacteurJ
DEN HAAG, 4 Oct. In de Residentie ontmoetten we dezer dagen de heer J.
Vandervliet, Hollands-Canadees en secretaris-penningmeester van het Immigratie-
comité, dat in 1946 door de Christian Reformed Churches werd opgericht. Deze
kerken toonden daarmee een vooruitziende blik te bezittten, want kort daarna is
de grote emigratiestroom naar Canada begonnen. Wat dit betekende voor deze
kerken geven de cjjfers welsprekend weer: in 1947 waren er in Canada 14 Chr.
Reformed Churches, nu zjjn er 145. Het comité heeft sedert zjjn oprichting niet
minder dan 40.000 Nederlandse emigranten geplaatst.
De heer Vandervliet woont zelf al se
dert 1926 in Canada en reeds in 1927 is hij
begonnen met de hiilp aan emigranten.
De Immigrantencommissie, waarvan hjj
thans de motor is, bestaat uit 9 leden, één
uit iedere classis van de kerken en een
vertegenwoordiger van de synode. De
eigenlijke hulp bij het zoeken van werk
en huisvesting wordt verleend door eigen
fieldmen", die een volledige functie heb
ben in dit werk en die in dienst staan van
de commissie.
De heer Vandervliet is van plan om tij
dens'zijn verblijf in Nederland vooral
agrariërs te interesseren voor emigratie
naar Canada. Hij is geschrokken van de
toestanden, die in ons land op de zand
gronden heersen door te kleine bedrijven,
de daarmee verbonden „verborgen werk
loosheid" en het volkomen gebrek aan
vooruitzichten voor veel boerenzoons in
die streken.
Canada roept om jonge boeren, aldus
de heer Vandervliet. Dit voorjaar had
den we 1000 aanvragen voor jonge
agrariërs en veel Canadezen dienen
niet eens meer een aanvraag in, omdat
zjj weten dat het toch niets helpt. In
het meest geliefde emigrantenoord,
Ontario, is nog plaats genoeg. Boven
dien hebben comité's van de Chr. Re
formed Churches een onderzoek inge
steld naar de vestigingsmogelijkheden
in andere provincies, die tot dusver
op de achtergrond hieven. Vooral In
het uiterste Oosten, in Nova Scotia en
nieuw Brunswjjk en in het uiterste
Westen, in Brits Columbia, bleken
praohtige kansen te zjjn voor vestiging
van Nederlandse boeren.
Ambachtslieden, geschoolde en onge
schoolde arbeiders kunnen ook steeds ge
plaatst worden. Er is grote vraag naar
dienstboden en verpleegsters, die in de
grote steden tachtig tot honderdtwintig
dollar in de maand verdienen met kost
en inwoning. Voor jongens en meisjes met
een mulo-diploma is er steeds plaats op
de banken en andere grote kantoren.
WERKLOOSHEID.
De alarmerende berichten over de grote
werkloosheid in de winter worden vol
gens onze zegsman de wereld ingestuurd
door de oppositie in de politieke arena
van Canada, die tegen immigratie is. Deze
berichten worden door de buitenlandse
pers vanwege hun sensationeel karakter
gretig overgenomen.
De Canadese Kamer van Koophandel
heeft berekend, dat men van het cijfer
van 600.000 werklozen, dat deze winter
steeds werd genoemd, zeker de helft tot
60 moet aftrekken. De gepubliceerde
cjjfers hebben steeds betrekking op werk
zoekenden en daar zjjn talloze gehuwde
vrouwen bij, mensen met ruim voldoende
inkomen, lieden die van betrekking willen
veranderen e.d. Op dit moment staan
140.000 werkzoekenden ingeschreven, wat
wil zeggen dat 't aantal werkelijke werk
lozen voor een land als Canada zeer laag
is. De opnemingscapaciteit van de indus
trie neemt vooral in sommige bedrijfstak,
ken snel toe. Niemand behoeft zich door
dergelijke berichten te laten afschrikken,
aldus de heer Vandervliet.
Onze zegsman prees het werk van de
chr. vakbeweging, de C.L.A. die thans
over 50 contactpunten in geheel Canada
beschikt. Onze mensen kunnen moeilijk
lid van de grote, neutrale vakbonden wor
den, want deze hebben een volkomen ma-
trialistische inslag, zo zei hjj. Zij vechten
slechts om een hoger loon, treden dicta
toriaal op, praten alleen maar over de
rechten en niet over de plichten van de
werknemer en vergaderen bij voorkeur
op Zondag. De synode heelt over het lid
maatschap van deze bonden geen uit
spraak willen doen, maar verschillende
van onze kerken hebben dat lidmaatschap
onverenigbaar verklaard met het zijn van
ambtsdrager.
EINDHOVEN, 4 Oct. Het ligt in
de bedoeling, aan bezitters van de
lagere akte gymnastiek de zgn. ak
te S een bonus toe te kennen.
Voorts zal een regeling verschijnen
voor vergoeding van boeken en reis
kosten aan hen, die voor deze akte
studeren.