Komend uit alle Werelddelen.
NOTHELFER” werken hard in Zierikzee
fc
Als ]ean Ibenit vertelt, be
ginnen zijn ogen te glanzen,
r T t ANNEER JEAN IBENIT over zyn werk vertelt, beginnen zyn ogen
te glanzen. En geen wonder: reeds vóór de laatste oorlog nam hij
actief deel aan de werkkampen en de laatste tien jaar heeft hij ieder
jaar zyn vacantie ervoor opgeofferd.
Zestigjarige professor leidt
(J.N.A.-kamp te Nieuwerkerk.
OM DE NOOD OP SCHOUWEN- -
OUIVELAND TE HELPEN LENIGEN
»IIt
IH
Duitser en Engelsman samen in loopgraaf.
f
1
Werkgemeenschap werd na de oorlog in
Duitsland opgericht.
A
„Dat is mooi tverk voor de U.N.O.l’
Zierikzee.
Archivaris en student.
Geen anti-militarist.
pagina 3
„Come in
De wereld is klein.
Naar de Kleuterschool
En nu
W i
ZEEUWSCH DAGBLAD
14 Augustus 1954
Zaterdag
de
thans
op
Hij
is
11
1.
„dan
r,
Peter
I-
ik
werk.
willen zo
moet U eerlijk zeggen, dat het
is een gemengd
V.l.n.r,: Peter van .Westendorp, Jean Ibenit
L
l
om
5-
t
e
r
P
s
i
e
e
8
1
1
1.
Ie
3
18
>1
gaat hij
van de
professor
De kleine, donkere knaap, die me nu
als gids dient, heet Clive Roughsedge.
Hij is metselaar en l„..;t zit Ycrk ir_
Toen we daarna aan tafel gingen, zag
en. voelde ik het. Niet alleen In het ge
bed vooraf en ook niet alleen door de
bereidwilligheid en beleefdheid waarmee
men elkaar bejegende. Nee, de stijl en
sfeer die er was waren tastbaar in dit
oude schoollokaal, waar Jean Ibenit,
professor in de Franse geschiedenis uit
Leeds, tafelpresident was.
Het was hartverwarmend. Toen ik
daarna huiswaarts keerde vergat ik er
de felle wind door, die mij tegemoet
blies vanuit Zierikzee.
Er was een Hollander by. Zyn be
roep is archivaris in Den Bosch
En met een brede lach op zijn als eb
benhout zo zwarte toet werkte daar ook
mr H. O. E. Wilson. Z|jn wieg stond in
Afrika's Westkust, om precies te zyn,
in Nigeria. I!y studeert medicijnen in
Engeland en offerde net als al de an
deren zyn vacantie op om hier te ko
men werken.
„En let U straks eens op al deze jon
ge mensen, ais we aan tafel zitten",
zegt hij tenslotte. „Let eens op de team
geest, de hartelijke onderling verstand
houding, de vriendschap. Toen Clive
hier kwam, was hij een wat schuwe cn
rusteloze jongen. Nu is hij tussen al die
anderen, die geen onderscheid en geen
standsverschil kennen, een gezellige en
vrolijke knaap geworden.
Dit is mr H. O. E. Wilson, Medisch student. Puinkruier in
Nieuwerkerk.
„Of ik anti-militarist ben?Nee,
dat ben ik niet. Maar het kan zö wor
den, dat de legers van goedwillende en
elkaar begrijpende jonge mensen gro
ter worden dan de legers militairen. En
als dat In de U.N.O. doordringt, dan zal
alles gewonnen zijn!”
Jean Ibenit vertelt goed en met spre
kende gebaren. De Unesco heeft begrip
voor dit werk, zegt hij, en in September
zal in Parijs een conferentie over dit
werk in al die kampen gehouden wor
den. Want niet alleen in Holland zijn
kampen, ook elders. Ook In India en in
het Midden-Oosten. Overal waar nood
is willen jonge mensen helpen.
Jean Ibenit heeft reeds ettelijke jaren
zijn hart aan dit kampwerk verpand.
In de Spaanse burgeroorlog hielp hij de
nood in Spanje lenigen en na de Invasie
trok hij met een groep Quakers Frank
rijk In.
Die werd in 1946 opgericht, met
steun van de Engelse Quaker-organlsa-
tie, door goedwillende Duitsers, die be
grepen, dat hun vaderland in de wereld
Nothcl(c.a_
gezelschap. Maar
n Potter uit Boston, die de kinders in Istanboel het A.B.C. leert,
doch nu haar vacantie aan Zierikzee heeft gewijd.
Twee Hollanders, één professor. werkend aan Nieuwerkerks uerstel.
V.l.n.r,; Peter van .\Vestendorp, Jean Ibenit en Bram Reynhoudt.
gaat om het onderling begrip tussen de
jonge menserr, die hier werken. Het
gaat erom of die jongen uit Amerika
die jongen uit Duitsland kan begrijpen!
„Dat wilde Ik je net laten zien”, ant
woordde hij en hij bracht me naar de
kleuterschool op de Markt.
„Wat zeg je van onze vlag?” vroeg
hij. „We zijn er geweldig trots op. Het
is voor de eerste keer, dat in een werk
kamp de U.N.O.-vlag wappert,
hangt er nog maar van gisteren.”
Toen traden we de school binnen. Het
lege lokaal was gestoffeerd met schra
gen en planken en aan de muur hingen
affiches van het Rode Kruis en foto's
die de vrijwilligers zelf gemaakt heb
ben.
Op een schoolbord hing het organisa-
tle-schema van het kamp. „Dat Is alle
maal Peters werk”, zei Bram. „Zit goed
in elkaar hé?”
„En wat zeg je hiervan Hij wees
op een papierstrook, die om twee stok
ken gerold tegen de muur hing. „Iedere
dag rollen we de bovenste stok een
eindje verder op. Dan komen er drie
woorden of zinnetjes te voorschijn tn
de vertaling Hollands-Engels.
Toen we het lokaal verlieten viel mrjn
blik op een affiche met daarop de ver
klaring van de Rechten van de Mens.
Bij artikel vier was Ironisch een
kruisje gezet: „Niemand mag in sla
vernij gehouden worden
ergemeinschaft, werkzaam in Zierikzee, is een gemengd
kan Potf^' lv\aa^,aan taIel is het gezellig als thuis. Op de achtergrond
doch nu haar vacantie
Hij is metselaar en komt uit York in
Yorkshire. Hij heeft tijdens het werk
een ongeval gehad en moet nu van de
dokter een paar dagen niets doen.
„Daar is het kantoor”, zegt hij.
Ik aarzel. Dit het kantoor? Het
een afgeschoten stal, deze „office”.
Zo moet een verbandpost in de front
linie er uitzien.
De werkkampbeweging, die in 1919 haar oorsprong vond in Bilthoven, heeft
sindsdien een enorme vlucht genomen. Momenteel werken op dit terrein on
geveer zestig organisaties van verschillende politieke en religieuze overtuiging.
De Verenigde Naties wensen al deze kampen te coördineren en
mogelijk een United Nations-organisatie voor werkkampen stichten.
Nieuwerkerk is het eerste kamp in
de wereld, dat nu onder toezicht en met
medewerking van de Verenigde Naties
is georganiseerd. Als het een succes
wordt en wie twijfelt daar nog aan?
dan zullen de Verenigde Naties een
werkzaam aandeel nemen in deze be
weging.
„Dat is voor ons uiterst belangrijk",
zegt Jean Ibenit. „Want nu nog wordt
het geld voor voedsel, transport, uitrus
ting en wat er allemaal bijkomt, voor
namelijk bij particulieren ingezameld.
Hoe groot zou het voordeel niet zijn als
deze kosten voor de verzorging van de
nlets-verdienende en alles-gevende vrij
willigers als een kleine post konden ko
men op het grote budget van de United
Nations?”
Hy buigt zich naar me toe. „Wat we
ten de mensen zo in doorsnee van de
Verenigde Naties?” Hij knipt met de
vingers. „Weinig of niets”......
Vraag het ze, en wat is hun ant
woord?Ze zeggen: „Verenigde
Naties? O, dat is oorlog in Korea en
bekvechten en met veto’s zwaaien!
Wat zou het niet heerlijk zijn als de
mensen eens konden begrijpen, dat
Verenigde Naties hulp en naastenliefde
betekent. Géén oorlog meer!”
„Kijk hier eens in Nieuwerkerk”, ver
volgt hij. „Het gaat niet alleen om de
zuiver materiële opbouw van dit ver
woeste dorp. Het gaat om meer. Het
XIEUWERKERK, dodendorp. Dorp van puinhopen en van dode bomen, die
«rijgend hun kale takken omhoog strekken naar de wolken, die in Jagende
vaart over het eiland zwieren.
Over
met Zijpe verbindt, razen
Naast de cantine lag de keuken en
daar achter de slaapruimte voor de he
ren. Eenvoudige kribbetjes, strozakken
en grjjze, militaire dekens. Boven de
bedden de plankjes met schoolboekjes:
„Buurkinderen” en „De wereld in”.
Grappige symboliek.
Tenslotte nam mijn gids me mee
naar een klein huisje, dat, als het
niet in Nieuwerkerk stond, de naam
„rustiek” zou kunnen dragen. Vijf
bedden in een kamertje en op een
afgeschoten stukje zolder nog een
paar. Maar de bewoonsters zijn er
best mee tevreden. Er hangt een
goede sfeer in dit kamp. Een sfeer
van naastenliefde. Daarover ver
telde ook Jean Ibenit.
|0NGE MENSEN OFFEREN HUN VACANTIE OP
In een schuur aan de Platteweg te Zierikzee vind ik het kampement
van de „Nothelfer-Gemeinschaft der Freunde”.
Op de mendeuren van deze schuur hangt een bordje met de woorden
„Nothelfer”.
Benieuwd wie deze helpers-in-de-nood wel mogen zijn, stap ik bin
nen. Vier paar meisjesogen zien mij vragend aan en dan klinkt er twee
talig: „O, hello, Gutentag!”... How do you do?”
Eén van de vier meisjes legt haar
handwerkje weg en een andere van de
drie, die met het huishouden bezig zijn,
knikt vriendelijk: „Dat Is leuk dat U
komt. Ik zal even de kampleider roe
pen.”
De kampleider is een 24-jarige kerel.
Hy komt uit Westfalen en heet Ernst
Schmerbeck.
En terwijl daar in de keuken-eetzaal
van de schuur de volbloed Amerikaanse
Jean Martha Potter uit Boston zy
blijkt werkzaam te zyn als lerares In
Istanboel vlijtig peentjes schabben
gaat en zich in grappig Duits met een
Duitse en een Engelse onderhoudt, ver
telt Ernst mij over hun organisatie.
Dat bewijzen de bordjes met de letters U.N.A.—United Nations Association
of Great Brittain and Northern Ireland.
de brede betonweg, wit-glanzend lint, die dit dorp met Zierikzee en
snelle auto’s, auto’s met vreemdelingen soms, die een
lehuwë blik naar deze ellende werpen. Een dorp, dat het eind van de wereld
Hjkt, maar dat niet vergeten is
z~x 1f
Ik klop. Een welluidende stem geeft
antwoord: „Come in....”.
Gebukt treed ik binnen. Dan sta
ik tegenover Jean Ibenit.
Hij is niet jong meer, zestig jaar,
maar zijn ogen zijn helder als die van
een kind. Vriendelijke ogen. Witte
fladderende haren omkransen een
hoog voorhoofd.
Hij schuldt me de hand en zegt: „Zo,
een nieuweling, die ons komt helpen?"
Het spijt me haast, dat ik geen „ja”
kan zeggen, maar als Ik de reden van
mijn komst vertel, zegt hij: „Wel, dat
is fijn, ga zitten!”
Hjj stelt me voor aan zijn dochter,
Andrée, lector in het Frans te Leeds,
aan een donkere, forse jongeman, die
op een schrijfmachine ratelt en die, als
Ik hem een hand geef en me In het
Engels voorstel, even knikt en dan een
student uit Amsterdam, Peter van
Westendorp, blijkt te zijn.
Tenslotte maak ik kennis met Tineke
Gellman, ook rasecht Hollands en hoofd
van de keuken.
„Wat wilt u”, zei Jean Ibenit, „dat Ik
eerst wat over onze organisatie vertel,
of dat Ik U eerst onze projecten laat
zien?
ZOMERTIJD VACANTIE-
TIJD. Jonge mensen trekken er
met de fiets, de brommer of, als
zij veel geld hebben, met
scooter op uit en vergeten de
beslommeringen van alle dag.
Maar
„Kom", zei Bram Reynhoudt,
zal Ik je nog meer laten zien”
Hjj bracht me naar een botenhuis,
dat werd gebouwd om de boten, die
Nieuwerkerk nog heeft, op te bergen.
„Bij de molen hebben we 400 meter rio
lering aangelegd en tot nu toe hebben
we ook vijf huizen gesloopt”, vervolgde
hij.
Clive, die met ons meeliep, bleek
op het kerkhof bezig te zjjn met de
bouw van een lijkenhuisje. „Hij Is
leerling-metselaar”, zei mijn gids,
„maar zijn werkgever heeft hem
extra vacantie gegeven om hier te
komen werken. Vind je dat niet reus
achtig? We hebben hier zo nog meer
vaklui en we zijn erg verheugd over
hun hulp. Want wij kunnen alleen
maar afbreken. Zij bouwen op. Dat is
een groot verschil, zie je.”
„Hoe zijn jullie nu ondergebracht”,
vroeg ik.
van alle
niet de tientallen jonge
mensen uit alle werelddelen, die
Schouw en-Duiv eland
verblijven in één of ander werk
kamp om mee te helpen aan de»
wederopbouw van dit eiland. Zij
hebben hun vacantie opgeefferd,
ja, zich soms heel veel ontzegd
■de reis naar Holland te kun-
hetalen. Men vindt studen
ten onder hen en jonge lerares-
i'i leraren, beambten en ook
werklieden.
Om U, lezer, een indruk te ge
ien van hun leven in zo’n werk-
\kamp, hebben wij dit artikel ge
schreven.
en kwam
N NIEUWERKERK wappert op de markt, tussen de dode bomen, de vlag
der Verenigde Naties. De stormwind rukt aan het blauwe dundoek, maar
tevergeefs; de vlaggemast staat stevig in de grond geplant.
Op die markt ontmoet ik een kleine donkere jongen.
„Kunt U mij vertellen...”, begon ik. maar hij kijkt me vragend aan, schudt
dan vriendelijk van „nee” en zegt, in afgrijselijk Yorkshire-Engels:
„1 can't understoad...”
Als ik mijn vraag in het Engels herhaal, klaart zijn gezicht op en
me voor naar het doel van mijn tocht: het kantoor van het kamp
United Nations Organisation, en waar een Franstalige Zwitser en
in de Franse geschiedenis aan de Universiteil van Leeds, Jean Ibenit ge
naamd, de leiding heeft.
„Wel”, zei Ik, „dat blijft me hetzelf
de."
Toen ging de deur open
een lange kerel binnen.
„Bram Reynhoudt”, zei hij. „Da's eer.
echte Zeeuwse naam", was m'n chauvi
nistisch antwoord. „Dat klopt”, zei hij
lachend, „mijn ouders wonen tn Kloe-
ttage”
Hij is student en bleek een vriend
van Peter te zijn. Hij nam me mee het
dorp in,
..Wij studeren 'allebei sociale psycho-
togie”, vertelde hij. „Ik kende dit
niilpwerk alleen maar vanuit de verte.
“aar op een goeie dag belde Peter
op of ik kwam helpen. Toen ben
■c gegaan. Het is reusachtig fijn
„Wat voor w<-rk we allemaal doen?
mies mat er gedaan moet worden. En
“°t is heel wat.”
Hij nam me mee naar één der stra
in- In een half ingestort huls stond
drietal jonge kerels. De één sloeg
e»!) moker oude brokken steen los,
Langzamerhand zyn de anderen ook
van hun werk teruggekomen. Ernst
stelt mij voor. Het is een gemengd ge
zelschap, dat rond de tafel schuift.
Ik tel twee Amerikanen, twee Engel-
sen, een Zweed, een Deen, een Span
jaard en elf Duitsers broederlijk naast
elkaar. Een stil gebed gaat de maaltyd
vooraf, dan grypen tot mijn verrassing
inyn beide huurlieden me by de hand.
Allen doen dit, zodat er een gesloten
kring Is gevormd en dan klinkt uit allé
monden: „Smakelijk eten”
Ik ben meteen thuis. Het eten Is een
voudig, maar goed klaargemaakt.
„Wat doen jullie 's avonds?” vraag
ik.
Drie avonden in de week zijn gewijd
aan culturele problemen, vertelt Ernst
mij. Daar wordt met verlangen naaf
uitgezien. Soms is er een film over Ne
derland, dan weer discussieert men over
een brandend vraagstuk, zoals de Duit
se herbewapening, of de rassenverschil
len in Amerika. Men zingt, musiceert en
houdt voordrachten, waarbij men zoveel
mogelijk mensen uit de buurt uitnodigt.
Gedurende het weekend maken de vrij
willigers tochtjes over het eiland.
„Maar het reisgeld hierheen krijgen
zij toch wel vergoed?” vraag ik. Mijtt
gastheer schudt het hoofd. „Nietè
hoor. Er zijn zelfs mensen bij, dié
eigenlijk des zomers moeten werken
om hun college-gélden voor hun stu
die des winters te kunnen betalen.
Die hebben nu een gedeelte van die
tijd afgestaan om hier te werken, hi
het andere kamp ken ik een Ameri
kaan, die als kolentremmer is over
gevaren en zo de reis heeft ver
diend”.
Na het eten mag ik het lager zien.
De grote schuur, het is een koestal,
is met een muur van pakstro in tweeën
gesplitst. Aan de éne kant slapen de
vrouwen en aan de andere kant de
mannen.
Daarna ga ik met Ernst naar zyn
Samen met twee Engelse jon
gens werkt hij in een diepe put aan het
herstel van een afwatering. Een put,
die lijkt op een diepe loopgraaf.
Een Engelsman met op het hoofd
de rode baret van de parachutisten
en een Duitser, samen werkend aan het
herstel.
Ik
me ontroerde.
Want het is Immers nog maar r-
kort geleden, dat Engelsen en Duitser!
hun eieren loopgraven hadden.
de ander schepte ze weg en een derde
wrikte oude balken er van tussen.
„Dit is één van onze objecten”, zei
hy. „We zijn nu al aan object J. toe”.
Aan de Ooststraat stonden vier an
dere jonge mensen te werken. Zwaar
werk, want zij hadden tot taak de fun
damenten van een ingestorte woning
op te graven.
Zij spitten en hakten onvermoeid
door en lieten niet veel tyd voor een
kennismaking. „How do you do?”
iets goed te maken had en die ook be
grepen, dat geen derde wereldoorlog
meer mag volgen. „De oorzaak van de
tweede wereldoorlog hoefden WIJ niet
ver te zoeken”, zegt Ernst. Toen dan
ook de roep klonk om hulp te gaan
bieden overal daar waar nood Is, meld
den velen zich aan.
Het secretariaat van deze werkge
meenschap bevindt zich in Frankfort en
van hier worden de jonge mensen
vanaf 17 jaar uitgezonden naar nood-
gebieden. Die liggen zowel in Duitsland
als daar bulten. In Duitsland zelf helpt
men by de bouw van hulzen voor vluch
telingen uit Oost-Europa, voor oorlogs-
gewonden, soldaten-weduwen, arbeiders
en onbemiddelden.
„Als iemand bijvoorbeeld in de
„Siedlungsgenossenschaft Krefeld-
Forstwald” een huis wil laten bouwen
moet hij er zelf minstens 3000 uur aan
meewerken. Dat betekent voor velen
een groot offer en aan gezien vrouwen
en oorlogsgewonden zelf niet kunnen
meebouwen, doen wij dat voor hen.”
Hij vervolgt: „In de maanden Juli -en
Augustus werken we ook in Finland,
waar we in Kemijarvi, dat erg is ver
woest, helpen bij het bouwrijp maken
van de grond. In Oostenrijk helpen we
bij de herbouw van door lawines ver
woeste woningen en voorts hebben we
groepen, die in kampen voor vluchte
lingen trachten de nood te helpen le
nigen”. Hij zucht: „Dat is vaak een
moeilijke opgave
„En nu zyn we hier in Zierikzee. Vo
rig jaar waren we op Goeree. Wat voor
werk we hier doen? Alles wat gedaan
moet worden. We hebben mogen helpen
bij het schoonmaken van de grafstenen,
we hebben bomen geveld, buizen voor
de riolering gelegd en werken aan een
sportveld. Ga straks maar eens mee kij
ken.”
Twee Engelsen en een Duitser
werkend aan het herstel. Beneden
in de „loopgraaf Ernst Schmer
beck. de kampleider.
st
i-
J.
>r
e,
e.
>r
st
n
a
v.
ir
i-
el
s-
s,
e-
17
u.
56
M,
i.