0nder jonge ocj&ti^l IW TEKENEN VAN DE EIND-TIJD. iiilil? F ïïla'lcm-atPia. Ole-ogensiuiter, De sprookjes van ANDERSEN i Ontwikkeling Ontspanning Gezelligheid I ZELFMISHAGEN!! v* Vv J Mijn beste nichtjes en neven, Zo is jullie kranten-vacantie ook echt begonnen, want ik heb geen nieuwe raadsels meer opgegeven. Ik moet nu enkel nog eens gewoon goed nieuws vertellen en wel, dat de prijs van deze keer gezonden zal worden naar Waterlelie te Aagtekerke. Gaan jullie nu maar echt genieten van de vrije tijd, maar denk er om, ik reken er op, dat ik na de vacantie heel, heel lange brieven krijgen zal. Dat kan dan ook best met al het vacantie-nieuws. Maar ook voor het einde van de va cantie zijn brieven bij mij nog wel kom. En nu, allemaal heel veel groe ten en een prettige tijd toegewenst door jullie TANTE TRUUS. Leesgraag te Wemeldinge. Ik hoop dat het reisje naar V. echt fijn geweest is. Leuk, dat onze Wemeldingse neef ook meeging. Vraag eens, waarom ik niets van hem hoor. Natuurlijk kom je ook wel eens voor een prijs in aan merking, maar.dan moet je me niet telkens zo lang in de steek laten. In mijn boek teken ik alle brieven aan en vanzelf komen de trouwste klanten het meest voor een prijs in aanmer king. Wat een pracht rapport had jij. Dank voor de nieuwe raadsels. Water- leleie te Aagtekerke. Jij hebt dan wel gezellige dagen gehad. En nog een fijn schoolreisje in het vooruitzicht. Zusje heeft een goede verjaardag gehad. Kan ze al met de autoped overweg? De tijd naar je verjaardag gaat ook al op schieten. Daar verlang je toch zeker ook wel een beetje naar? Van die mooie speeltuin had ik nog nooit ge hoord. Vertel je mij er na de vacantie van. Misschien ga ik er dan later wel eens kijken. Kolibrie te Grijpskerke. Jij hebt geboft, dat je van de meester ook een boek kreeg. Wees maar zuinig op je boeken. Later is het leuk, als je de boeken uit je jonge jaren nog hebt. Ja, er was ook wel heel verdrietig nieuws in je brief. Heel verdrietig, vooral voor je vader en moeder. Wat hebben jullie zusje K. verwend met haar verjaardag. Kranig dat je zo op het land hebt meegeholpen. De ge vraagde datum stuur ik je wel eens toe. De oplossingen zijn; I. Toon, Jaap, Wim, Jan, Peter. II. Ja-pan, Japan. III. Laban, Nabal. En nu geen nieuwe raadsels. Wie me toch wat nieuws vertellen wil, kan dat natuurlijk doen. Het adres is als van ouds: Tante Truus, Redactie Zeeuwsch Weekend, Goes. Een mooi werkje voor nichten en neven allebei. In de brieven van jullie kwam de laatste weken het woord vacantie al weer voor. Dat gaat elk jaar zo. En als het vacantie is, dan ga er allicht eens op uit. Voor ons, die in Zeeland zo dicht bij de zee en de grote rivieren wonen is het vanzelfsprekend, dat je op warme dagen eens naar het water trekt. Dat hoeft voor ons in ieder geval geen grote reis te betekenen. Nu zou ik jullie raden, als je toch aan zee of bij de Ooster- of Westerschelde komt, v probeer dan eens wat aardige schelpen te zoeken. En neem die dan mee naar huis. Natuurlijk is dan oppassen de boodschap, want schelpen zijn nogal breekbaar. Maar laten we hopen, dat jullie je vondsten netjes thuis brengen. En wat dan? vragen jullie. Wachten op een regendag. Nee toch niet helemaal wachten, maar eerst zorgen, dat je een mooi houten sigarendoosje te pakken krijgt. Misschien heeft vader wel eens een doosje leeggerookt. Nu het is na tuurlijk een klein kunstje hem zo'n doosje af te bedelen. Is zo'n doosje jammer genoeg thuis niet te vinden, vraagt dan eens aan een aardige oom, of die er een heeft. Dat lukt vast wel. Als dat in je bezit is kun je de schel pen er voorlopig in bergen in afwach ting van de regendag. Op zo'n dag, dat het niet veilig is, om je neus buiten de deur te steken, vraag je moeder om /wat lijm. En dan kunnen jullie begin nen. Waarmee? Wel met die schelpjes op een heel aardige manier op het houten doosje te plakken. Je moet na tuurlijk zorgen dat je er een leuk fi guurtje van maakt. Je zult eens zien hoe aardig dat staat. Je begint maar met vlak langs de rand van het doosje, langs alle vier de zijden, een randje schelpen te plakken. En kijk dan eens, hoe je ze verder op het doosje verdelen kunt. Heb je een hele buit mee naar huis gebracht, dan kunnen ook de kanten van je sigarendoosje een beurt krijgen. Als alles opgeplakt is, wat je aan schelpen bezat, heb je een fijn doosje gekregen. Nu de nichtjes kun nen dat zelf maar al te goed gebrui ken b.v. om eens wat plaatjes of foto- tjes op te bergen. Misschien is het doosje groot genoeg om je mooiste zak doekjes er een plaatsje in te geven. De neven denken natuurlijk: „Pfff, daar doen wij toch niet aan". Dat weet ik ook wel, maar.je moeder zou zo'n doosje wel heel bést kunnen gebrui ken, want zij heeft vast wel iets, dat een goed plaatsje in een doosje nodig heeft. Wat zou je dan beter kunnen doen, dan je moeder met iets moois blij maken. Zodra je doosje klaar is, stap je dan maar meteen naar haar toe en geef haar nu eens een handwerkje van een jongen. Je zult eens zien hoe blij ze daar mee is. Deze keer is het me dus gelukt de neven en de nichtjes allebei aan het handwerken te zetten. Zoekt dus eerst maar de mooiste schel pen, die je vinden kunt. Dag hoor, jul lie tante Truus. voor", zei Ole en spande zijn mooiste parapluie over hem uit. En de hele parapluie zag er uit als een grote Chinese kom met blauwe bomen en spitse bruggen er op, waarop kleine Chineesjes stonden, die met hun hoofden knikten. We zullen de hele wereld tegen morgenochtend eens netjes op poetsen," zei Ole, „want morgen is het heilige dag Zondag. Ik zal in de kerktoren gaan om te zien of de kleine kerkdwergjes de klokken wel poet sen, zodat deze mooi klinken zullen. Ik zal al de sterren naar beneden halen om ze op te poetsen. Ik draag ze in mijn schort; maar eerst moet ik ze nummeren, en de gaten, waarin zij daarboven zitten, moeten ook genum merd worden, zodat ze later elk weer op haar eigen plaats terecht komen, anders zouden ze niet goed vastzitten en zouden we te veel vallende sterren krijgen." „Hoor eens, wil ik u eens wat zeggen, Meneer Ole-ogensluiter!" zei een oud portret, dat aan de muur hing, „ik ben Hjalmar's overgrootvader: ik ben u zeer dankbaar, dat u de jongen zoveel verhaaltjes vertelt, maar u moet zijn brein niet verwarren. Sterren kunnen niet naar beneden gehaald en opgepoetst worden! Sterren zijn evenals onze aarde wereldbollen!" „Dank u zeer, oude overgrootvader!" zei Ole-ogensluiter, „maar ik ben ouder dan U! De Romeinen en Grieken noemen mg de droom-God! Ik ben in de voor naamste huizen geweest en kom daar nog! Ik kan omgaan met kleinen en groten. Nu kunt u verteilen!" en toen ging Ole-ogensluiter weg en nam zijn parapluie mee. „Men mag tegenwoordig zijn mening helemaal niet meer zeggen!" zei het oude portret. En toen werd Hjalmar wakker. „Het is ongelofelijk, hoeveel oude mensen er zijn, die mij gaarne bij zich zouden hebben!" zei Ole-ogensluiter, „voornamelijk zij, die iets kwaads gedaan hebben!" „Goede, klei ne Ole", zeggen ze, „wij liggen de hele nacht door wakker en zien al onze boze daden, als le lijke kleine duiveltjes op de rand van ons bed zitten, terwijl zij ons met heet water bespuiten. Wil jij hen komen wegjagen? Wij zouden er gaarne ruim voor willen betalen; goede nacht, Ole! Het geld ligt op de venster bank!" „Maar ik doe het niet voor geld", zei Ole-ogensluiter. „Wat gaan we nu vannacht doen?" zei Hjalmar. „Ja, ik weet niet of je lust zou hebben vannacht weer naar een bruiloft te gaan. De grote pop van je zusje, de pop, die er als een man uitziet en Herman heet, gaat trouwen met de pop Bertha. Behalve dat, is het de verjaardag van pop Bertha, en daarom zullen er een aantal geschenken zijn." En Hjalmar keek over de tafel. Het bruids paar zat op de grond en leunde tegen een poot van de tafel; ze hadden dan ook alle reden tot nadenken. En Ole-ogensluiter, gekleed in Grootmoeders zwarte rok, trouwde hen. „Zullen we nu naar buiten gaan, of een buiten landse reis maken?" vroeg de bruigom; en toen werd de zwaluw, die veel gereisd had, en de oude hen in de tuin, die vijfmaal kuikentjes had uitge broed, geraadpleegd. En de zwaluw vertelde van de prachtige warme lan den, waar zulke grote en zware druiventrossen aan de wijnstokken hangen en waar de bergen kleuren hebben. „Onze boerenkool hebben zij daar toch niet!" zei de hen. „Ik ben met al mijn kuikens een zomer buiten op het land geweest; daar hadden we toegang tot een tuin met boerenkool!" „Ja, de hen is een verstandige vrouw!" zei de pop Bertha, „ik houd er ook niet van om in de bergen te reizen, wij zullen liever naar de zandkuil gaan en in de kooltuin rondwandelen." „Krijg ik nu weer een verhaaltje?" vroeg kleine Hjalmar, zodra Ole-ogen sluiter hem naar bed gebracht had. „Vanavond hebben we gaan tjjjrf 8 eeacuscN u/eexem behoort bij ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 18 Juni 1954. Van een onzer lezers ontvingen wij een schrijven met verzoek dit op te nemen in ons blad. Daar hij een zeer be langrijk thema aanroert en er velen zijn die met hetzelfde probleem worstelen en daarover vragen hebben, laten wij hier volgen wat hij schrijft, om daarna onze mening er over te zeggen. Hij schrijft dan: Velen zullen komen onder mijn naam. Naar aanleiding van de actueel blijvende rede van prof. Anema op 19 Jan, j.l. in de Eerste Kamer ten bate van het E.D.G.-verdrag gaarne het volgende. Spreker had het hier bij over de principiële plicht om tot het E.D.G.-verdrag toe te treden en over de vaste draad van Gods voorzienig be stel, die hij in de ontwikkeling zag. Dergelijke uitlatingen nu laten niet na indruk te maken. Juist daarom echter wordt het hoog tijd ertegen te waarschuwen. Onze principiële plicht, althans die der Christenen, is immers, naar ik stellig meen, om de geest der dingen te be proeven, n.l. of die uit God is. De geest nu, die er bij al de verenigingspogingen in Europa en daarbuiten heerst, is die van angst en geloof in gezamenlijk kunnen! Men make zich zelf en anderen dus niets wijs. Het presidium bijv. van het 2e congres der Europese Beweging, op 10 October j.l. in Den Haag bijeen, weigerde uit te spreken, dat het zijn inspan ning voor de eenheid der volkeren wilde stellen onder de bescherming van God. Dat is tenminste duidelijk. En zo zijn er meer tekenen van een zuiver heidense geest, met religieus-socialistische inslag. De vaste draad van Gods voorzienig bestel!? Inderdaad, want alles ligt daarin besloten. Hitier, ons al len welbekend, kon terecht over „De voorzienigheid" spre ken. Hij was er n.l., al besefte hij dat niet!, aan onderwor pen. En evenzo zal het zijn met de Antichrist, die komt en wil, dat men hem aanbidt. Onze tijd, tenslotte, is wel rijp voor een zodanige verering, waar weinigen, die de geest nog beproeven en men „voorzienigheid" zelfs met gerechtigheid verwart. Maar het is voor de Schriftgelovige toch wel dui delijk hoe wij in deze tijd te leven hebben. Immers er staat geschreven: „Thans reeds zeg Ik het u, eer het geschiedt, opdat gij, wanneer het geschiedt, gelooft, dat Ik het ben". (Joh. 13 19). Israël keert naar het Land terug en alom hoort men, dank zij pers en radio!, van oorlogen of geruchten daarover en van aardbevingen, die hier en daar plaats vinden. Het zijn niet te ontkennen feiten, die volkomeh in overeenstem ming zijn met de voorspellingen ten deze over de z.g.: Eindtijd. Wanneer nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing ge naakt, zei Jezus eens van deze tijdstekenen. (Luc. 21 28). De huidige leiding gevende generatie onthoudt ze ons ech ter, alsmede de daaraan verbonden bemoediging, met de verklaring, dat het onchristelijk zou zijn ze'te bestuderen en zeer moeilijk ze te kennen. Waarom? Er staat toch geschre ven: „Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet?" Zie, dit laat geen twijfel: Alleen een huichelaar of een on gelovige, naar Paulus in 1 Kor. 14 22 zegt, onderkent de tekenen der tijden niet. Waarom onthoudt men ons dus de troost, aan het in vervulling gaan der voorspellingen ver bonden? Ook omdat men ze veracht (1 Tbess. 5 20) en er geenszins acht op geeft, als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de Dag aanbreekt. (2 Petr. 1 19). Ook, omdat men niet wel doet en meer acht geeft op de menselijke politiek dan op Gods profetie in de Bijbel. Maar ook en vooral, omdat men niet gelooft en evenmin als wel eer de schriftgeleerden, de komst van Jezus nu wenst. Een komst kamers, die na de vervulling der tekenen van de Eindtijd, waaronder de verschijning van de Antichrist, plaats moet en zal vinden! Met dank voor plaatsing, Salve Meliore. Niemand zal ontkennen dat de dingen die hier worden besproken bij ons allen wel eens opkomen en ook zal wel geen tegenspraak ontmoeten wie zegt, dat velen in onze dagen zich afvragen: leVen we in het laatst der dagen, waarover Christus ons gesproken heeft? Zijn de verschijn selen, die zich aan ons voordoen, de natuurrampen, de ont wikkeling der dingen in sociaal, wetenschappelijk, technisch, politiek opzicht, nationaal en internationaal, niet beschreven door de Heiland, als de voortekenen van Zijn wederkomst? Hoe hebben wij daar tegenover te staan? Geeft God de wereld nog een kans of is Hij bezig haar alle kansen te ont nemen en haar te doen vastlopen in haar eigen gekozen doodlopend slop? Iedereen weet, dat we in een geweldige tijd leven, een tijd van de grootste spanningen op schier elk terrein. Een tijd, waarin de grote wereldeenheid bezig is zich te con solideren, een tijd waarin de geweldige machten van het Oosten bezig zijn te ontwaken en zich tot grote krachtme tingen klaar te maken, een tijd vooral, waarin de afval zienderogen toeneemt, waarin het Christendom versmald, weggedrongen wordt uit het publieke leven en zich met een geïsoleerde positie moet tevreden stellen; tengevolge waar van er een pseudo-christendom ontstaat, dat met dat isole ment geen genoegen neemt, maar dan ook met een verwa terd geloof en een al maar aanpassend christendom, pro beert het compromis met de afvallige wereld te handhaven. Wanneer we dat alles zien, hoe hebben we dan de teke nen der tijden te verstaan? Deze vraag stelt ons deze ge achte scribent en hij geeft er het antwoord op dat naar zijn mening alleen nog maar mogelijk is. We willen graag proberen er volgende week ook iets van te zeggen. Marnix. Straks komt het grote oordeelsuur. De lucht hangt dreigend om ons heen en aan de kim verschiet het vuur. Daarom zien wij voor d' aard alleen en bouwen, onder 't zwarte zwerk een semi-paradijs van steen. Krampachtig doen wij 't dagelijks werk wat dreigt negerende als schijn. Toch stijgt tot God de kreet der kerk: „Heer, scheur Uw heem'len en verschijn voordat Uw licht in ons verdooft en wij voorgoed verloren zijn." ANNIE PANSIER. „Schep mij een rein hart, o God!" Psalm 5112a. 't Is u en mij een liefhebberij van de eerste soort om met een uitgestoken wijsvinger door het leven te gaan. Er is haast niets, wat we zo graag doen als critiek uitoefenen op onze medemen sen. „Die vrouw is een laag staand mensenkind endie man is een slecht individu!" Ja!wij hebben zo onze maatstavenwij hebben zo onze normen en richtlijnen, waaraan en waarmee we bij voorkeur het doen en laten van andere mensen afmeten om daarna tot onze conclusies te komen. „Het leven van Me vrouw X kan er mee door.... het leven van Meneer IJ is ver beneden de maat!" Een leuke en een interessante bezigheid is dat. We doen het erg graag, wanneer we als ken nissen en vrienden bij elkaar zijn. Alleen!.... het kan ons lebeuren, dat de lust om andere mensen te bespreken en te ver oordelen ten enen male vergaat. Dat gebeurt, wanneer God door Zijn Heilige Geest ons te pak ken neemt. Dat gebeurt, wan neer wij eens en voor goed tegen de „Lamp" lopen! De man, die bovengenoemde Psalm heeft gedicht.... koning David!had ook zo'n uitge stoken wijsvinger. Als u het verhaal, dat de oorzaak werd van dit gedicht, niet ként, moet u eens wat snuffelen in de hoofdstfikken 11 en 12 van 2 Samuël. Als de profeet Nathan bij David komt, maakt de koning zich boos om hetgeen hem van iemand wordt meegedeeld en veroordeelt de man ter dood. Dan laat God tot David zeggen„Gij zijt die man!" Sindsdien heeft David een zelf mishagen gekregen, die hem de lust heeft benomen om met een uitgestoken wijsvinger door het leven te gaan! Nogmaals.... wij hebben zo onze normen en richtlijnen. In 't donker van die normen en richtlijnen zijn verreweg de meeste mensen brave, fatsoen lijke en degelijke lieden. Geen wonder! In 't donker valt een donker voorwerp ook niet op. Maarwanneer een donker voorwerp tegen de lamp ge houden wordt, zien we de don kerte van het voorwerp wel! Anders gezegd.... wanneer ons eigen leven valt in het licht van Hem, die in de Bijbel het „Licht der wereld" wordt genoemd, dan zien we eerst recht, wie en wat wij zelf zijndan ver gaat ons in een mateloos zelf mishagen de lust om anderen te becritiserendan veroot moedigen we ons, geleid door de Geest van God, voor de Here God en gaan onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelf in Jezus Christus zoeken en vinden! Dan wordt en blijft het „Pink steren" in ons leven! Ds S. Taima. 's Heer Arendskerke.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 12