0ncler jonge, ogon^ )7\ IMP* Ondergang van het Avondland. Kedlgttfig,. mets OntwiUcefcng Ontspanning De sprookjes van ANDERSEN Ole-ogensluifer. v\ Mijn beste nichtjes en neven, Het is na 's avonds zo öjn lang licht, dat jullie wel buiten kunnen ravotten tot je naar bed moet. Dan komt er natuurlijk niet zoveel van brieven schrijven terecht. Daarom ga ik jullie nu maar eens geen nieuwe raadsels opgeven, doch er komt nu een wed strijd, waarover je de hele vacantie kunt doen. Ik denk, dat jullie het dan wel eens fijn zullen vinden om eens een uurtje rustig thuis te zitten, want dan kun je hele dagen buiten spelen. En juist als je iets hele dagen kunt doen, ga je verlangen naar iets anders. Daarom geef ik je voor zulke uurtjes een mooi werkje op. En.... het zou ook best eens kunnen gebeuren, dat er net in die vacantietijden wat regen viel. Dan moet je wel binnen blijven. Dan vind je het vanzelf weer niet zo leuk en ga je eens kijken, wat je wel doen kunt. Als je dan teveel rommel overhoop zou halen, gaat moeder be slist niet blij kijken. Nu, dan heb ik een fijn werkje voor jullie, waarmee bovendien.... een prijs te verdienen valt. Nu geef ik twee verschillende wedstrijden, want niet iedereen houdt van hetzelfde werk. Voor elk deel van de wedstrijden komen er prijzen. Maar niemand mag aan alle twee meedoen. De eerste wedstrijd is een OPSTELLENWEDSTRIJD. Jullie mogen schrijven, waarover je maar wilt. En natuurlijk valt er over een vacantie heel veel te schrijven, want als je zo maar hele dagen de tijd hebt om eens rond te kijken, al is het zo maar vlak bij huis, valt er altijd wel wat te beleven. Jullie krijgen er genoeg tijd voor, want alle inzendin gen moeten pas binnen zijn op ZATERDAG 88 AUGUSTUS. Maar nu moeten jullie niet denken, dat je me voor die tijd niet schrijven mag. Hoe meer hoe liever zelfs. En wie mij schrijft, krijgt ook een brief weer terug in ons hoekje, want ik ga heus nog niet met vacantie. En wie het werk voor de vacantie- wedstrijden al eerder klaar heeft, mag het me gerust eerder inzenden. Ge daan is maar gedaan en als het werk verzonden is, kan er ook niet meer mee gebeuren, want het zou nog best kunnen gebeuren, dat je er heel wat werk voor deed endat je het op het laatste ogenblik nog vergat om naar mij te sturen. Stel je dat eens voor. Nee hoor, alle post komt direct bij mij terecht, ook al geef ik jullie vacantie van het raadsel oplossen. Je zult mij toch trouw in ons hoekje vin den. Ik zit klaar met de thee, zou moeder zeggen, om jullie op te wach ten. Ik blijf dus present met m'n brief Maar nu wens ik jullie een fijne tijd toe metveel mooi weer. Nog even vertellen, dat natuurlijk alle inzendin gen aan het gewone adres moeten* worden gezonden en wel aan Tante TRUUS, Redactie Zeeuwsch Weekend, Goes. KLEURWEDSTRIJD. Hiernaast volgt het plaatje, dat ge kleurd moet worden. Het is 'n grhppig plaatje, dat je heel mooi kleuren kunt. Wie echter niet veel voor kleuren voelt, wil natuurlijk toch ook graag een kansje maken op een mooi boek. Die nichten en neven moeten dus een andere opgave hebben. Die zet ik aan het schrijven, want de andere wed strijd wordt een TANTE TRUUS. Neen maar, wat stroom de de regen daar buiten! Hjalmar kon het in zijn slaap horen, en toen Ole- ogensluiter een venster opende, stond het water tot aan de vensterbank. Het was daarbuiten een hele zee, en een prach tig schip lag voor het huis geankerd. „Wil je meevaren, kleins Hjal mar?" vroeg Ole-ogen- sluiter. En opeens stond Hjalmar in zijn Zondagse kleren op het prachtige schip, en was het weer opgeklaard. Zij voeren zolang, totdat er op 't laatst geen land meer in het zicht was. Toen zagen zij een vlucht ooievaars, die eveneens van huisgekomen waren, en nu reisden naar de warme landen. Een van hen was zó moe, dat zijn vleugels hem bijna niet langer konden dragen. Hij was de allerlaatste in de rij, en weldra raakte hij een heel eind achter; ten laatste zonk hij met uitgespreide vleugels al lager en lager, en deed nog wel een paar slagen met zijn vleugels, en „bom", daar stond hij op het dek. Dadelijk nam een der scheepsjongens hem op en zette hem in het hoenderhok bij de kippen, eenden en kalkoenen; de arme ooievaar stond geheel verbluft midden tussen hen. „Kijk eens!" zeiden alle hoenders en de eenden waggelden achteruit en sna terden elkaar toe: „Haast je, rep je!" En de ooievaar vertelde hun van het warme Afrika, van de Pyramiden en de struisvogels, maar de eenden begrepen niet wat hij zei. „Vind jij ook niet, dat hij dom is?" „Dat zijn een paar mooie, dunne poten die je hebt! Kwek! kwek! kwek!" snaterden de eenden; maar de ooievaar deed, alsof hij het niet hoorde. Maar Hjalmar ging naar het hoenderhok, opende de deur, riep de ooievaar en deze tippelde aanstonds over het dek naar hem toe. Hij was nu uitgerust, en het was net, alsof hij Hjalmar toeknikte om hem te be danken. Toen spreidde hij zijn vleugels uit en vloog heen naar de warme landen. Dat was een wonderlijke reis geweest, die Ole-ogensluiter hem die nacht had laten maken! „Je moet nu niet bang zijn, want je zult hier een klein muisje zien!" zei Ole- ogensluiter, en hij hield hem zijn hand voor, met het aardige, kleine diertje erin. .Het is hier gekomen, om je voor een bruiloft uit te nodigen. Twee kleine muisjes zullen deze nacht in het huwelijk treden. Zij wonen beneden onder de vloer van je moeders provisiekamer". „Maar hoe moet ik in het kleine muizenholletje in de vloer komen?" vroeg Hjalmar. „Laat dat maar aan mij over!" zei Ole-ogen sluiter, „ik zal je wel klein maken!" En toen raakte hij met zijn toverspuitje Hjalmar aan, die dadelijk al kleiner en kleiner werd. „Nu kan je de kleren van het tinnen soldaatje lenen; ik denk wel dat ze je zullen passen". „Wilt U zo goed zijn in uw moeders vingerhoed te gaan zitten", zei het muisje, „dan zal ik de eer hebben u voort te trekken". En zo reden ze naar de muizenbruiloft. Eerst kwa men zij in een lange gang onder de vloer. „Ruikt het hier niet heerlijk?" vroeg de muis, „de hele gang is ingesmeerd met spekzwoerd!" Toen kwamen zij in de brui loftszaal. Midden in de zaal zag men het bruidspaar staan in een uitgeholde kaas- korst, Er kwamen steeds meer en meer gasten; het bruidspaar had zich midden voor de deur geplaatst, zodat niemand meer in of uit kon. De hele kamer was, evenals de gang, besmeerd met spekzwoerd en dat was het hoofdgerecht; maar op het dessert werd er een erwt opgedragen, waarin een muisje van de familie de namen van het "bruidspaar gebeten had, dat wil zeggen, de eerste letters. Alle muizen zeiden dat het een prachtige bruiloft was, en dat de conversatietoon bij zonder goed was geweest. En toen reed Hjalmar weer naar huis. eeuu/scH u/eexe/fD behoort bij ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 11 Jmri 1954. Er is voor enige tijd een boekje verschenen van de hand van de bekende Rotterdamse Ned. Herv. predikant Ds G. van Veldhuyzen, getiteld: „Op de Straathoek". In dit werk je schrijft deze predikant over de, wat wel eens genoemd wordt, de „asphaltjeugd", de jongelui, die hun vrije tijd op straat slenterend doorbrengen. Het is weinig moedgevends wat we te lezen krijgen. Het gaat mis met de Nederlandse jeugd, zo goed als het trouwens met de gehele jeugd van de Westerse beschaving misgaat. Het Westers wereldhalf rond heeft zijn ontwikkeling en beschaving te danken aan de christelijke godsdienst, wanneer deze levensnorm ver laten wprdt schiet er niets anders meer over dan een roemloze ondergang. De schuld ligt niet bij die jeugd zélf in de eerste plaats, maar bij de voorgaande generaties, die deze jeugd niet meer heeft opgevoed bij het geloof en de belijdenis, welke ons van de vaderen zijn overgeleverd. Er is in het begin van deze eeuw een nieuwe geestes stroming over het Westen gekomen, een nieuwe ideologie, die vrucht is van de geest der Franse Revolutie, der Duitse Aufklarung en van het Engels Deïsme, dat aan het be ginsel der Reformatie, zoals het van Genève tot ons ge komen is, de rug heeft toegekeerd. Rome heeft er het hare aan toegedaan met haar dualistische leer, half ontleend aan de heidense filosofie van een Plato en een Aristoteles, een mengelmoes van heidendom en christendom en zo is het waarachtig christendom, zoals dat door het Woord van God en de belijdenis der Kerk ons is bijgebracht, onder mijnd en uitgehold. We tobben nu nog een beetje voort met „doorbraak"- gedachten willen proberen de Kerk een soort „aposto laat" op te dringen, haar tot 'n sociaal-reclasseringsinstituut te denatureren en met een „comprehensive approach", z.g. begrip en omschakeling, aanpassing bij de afgevallen en afvallige buitenrand van de kerk en de onkerkelijken, de z.g. „vierde mens", nog iets te redden van wat verloren is gegaan.... door eigen schuld. Wat in de vorige eeuw van humanistisch liberalisme werd verdorven mede door een Kerk die haar roeping niet meer verstond, kan in een twintigste eeuw van „doorbraak-ideeën" en apostoliciteits- illusies niet meer worden gered. Zo wordt het geloof der vaderen in ons land steeds meer ondermijnd en komen we voor een steeds groter wordende en toenemende ontkerstening te staan. En in Amerika gaat het geen steek beter. Daar werkt een golf van humanisme verblindend op de massa in, maakt haar ongeschikt nog iets van de werkelijkheid te zien en staat de doorwerking van het positieve christendom in het volksleven volkomen in de weg. In Italië en Frankrijk, waar Rome het verknoeid heeft, het communisme een sterke greep op een groot deel van de massa heeft verkregen en intussen zo goed als in Spanje, hetzij bedekt of openlijk, de schaarse aanwezigheid van wat er nog aan Protestantisme rest, wordt onderdrukt en vermorzeld, kan men moeilijk meer van „christelijke natiën" spreken. En in Duitsland, waar de misvatting van het Luthera nisme inzake de relatie tussen Kerk en Staat, tot de meest funeste gevolgen geleid heeft, in de eerste plaats Voor de kerk zélve, sterft ook het christendom langzaamaan weg. De Kerk ziet nog slechts ouden van dagen in de kerkban- ken schuifelen wanneer het Zondag is, de jeugd vermaakt zich in bioscoop en op voetbalveld. En in het Luthers Scan- dinavië is het geen haar beter. Ook daar werkt het on- schriftuurlijk gelegd verband tussen Staat en Kerk tot cor- ruptie en vermolming van de. Kerk en is zij thans niet veel meer dan een bevroren, versteend lichaam, dat uit traditie nog wat stand houdt Neen, we moeten ons maar niet teveel meer voorstellen van een „christelijk" Westen. Dat christendom bestaat niet meer. Het Westelijk wereldhalfrond verzinkt in een modern heidendom, dat geen hogere idealen meer kent dan brood en spelen voor de domme, oppervlakkige massa en macht, aanzien, rijkdom, wellust voor de „aristocratische" top. De vraag is nu maar: hoe verhouden wij ons in deze wereld? Wat zijn U en ik daarin? Drijven we mee af op de snel afvloeiende stroom naar de ondergang? Zingen we mee in het koor van de levenswellust en de levensgenieting, zonder meer? Of leeft er in ons nog iets van het werk des GEESTES, waarvan we laatstleden Zondag in de Kerk iets gehoord hebben? Inderdaad: het is Pinksteren geweest. De Geest is uitge stort en we belijden, dat Hij Zijn Kerk nabij blijft tot aan de jongste Dag, de dag des oordeels. Maar die Geest drijft met geen enkele stroom mee af, doch gaat er dwars tegen in, dwars tegen alle menselijke redelijk denken in en dwars tegen alle menselijke kracht en wijsheid in. Ook vandaag blijft de werking des Geestes aan de gehele wereld, de Westerse z.g. gekerstende wereld incluis een ergernis en dwaasheid beiden. Wanneer ons leven de stijl vertoont van deze wereld, moeten we er maar op rekenen, dat we met deze wereld mee ondergaan. En dat gaat vandaag heel snel. De stijl van Gods werk is radicaal anders dan die van deze wereld. In elk opzicht. Dat leert ons Pinksteren. De vraag is nu maar: heeft Pinksteren dat ook U geleerd? MARNIX. Wij zijn weer opgegaan tot Gods altaren met moeite en met haast, want het was laat! Jeruzalem ligt in een drukke straat, maar geen zag, dat wij bruiloftsgangers waren. We gleden met een achteloze groet de hoge bank in, naar ons eigen kussen, naast onze broeders, maar één plaats ertussen; contact, met mate, is betamelijk en goed. En met de handen in de schoot gevouwen, verlost van psalmboek, overjas en hoed, zijn w' overwonnen door 't verzoenend bloed, voor ditmaal zonder pepermunt te kauwen. Wij legden één moment de wapens neer, verwonderd dat ze waren meegedragen bij al de schamelheid, die wij van binnen zagen, en onze broeder was geen vreemde meer! Zo zijn wij uit Jeruzalem gekomen, ja, meer dan overwinnaars, in ons Heil, maar zij, die buiten stonden, vroegen niet of wij een boodschap hadden meegenomen. ANNE SCHOUTEN (Uit „Gemeenschap") sS5><a£s> <as*5>«s^><8S©<ass®<a#Sc><&#e> NIET ONGELUKSKIND MAAR GELUKSKIND. Maar zijn «ader noemde hem Benjamin. Gen. 35 ISb. Zullen we de geboorte van kinderen naar eigen goeddunken regelen of bidden om kinder zegen? Vader Jacob koos het laatste. De naam van zijn jongste zoon, door zijn vrouw Ben-oni, onge lukskind genoemd, veranderde hij in Ben-jamin, gelukskind of te wel kind, waarmee het heil dichter naar ons toekomt. Hoe komt dat, dat de een spreekt van kinderzegen en de ander alleen maar weet te vertellen, dat kinderen krijgen een ramp is? Wel, de één heeft het oog op de grote schare van God, waarin God Zichzelf verheerlijkt en omdat hij God liefheeft, daarom moet hij zich dan wel verblijden over elke toename van die schare, maar de ander zoekt alleen maar zichzelf. Zo is het gebeurd, dat Rachel tenslotte stierf als een gedes illusioneerde vrouw met de ver zuchting: „kinderen? je hebt er alleen maar narigheid van". Vroeger had ze wel is waar an ders gepraat. Ze had hartstoch telijk verlangd naar kinderen. Ze had haar man zelfs de on zinnige eis gesteld„Geef me kinderen, anders ben ik dood". Maar Rachel had alleen maar kinderen willen hebben voor haarzelf, om te kunnen stralen in de glorie van het moeder schap, om een onuitroeibare band aan haar man te hebben, om niet onder te doen voor haar zuster, die meetelde onder de vrouwen. Nergens anders om. Voor wie zo. zichzelf zoekt is natuurlijk elk offer te zwaar. Toen ze dan ook haar eigen leven moest geven voor dat van haar kind, was de prijs te hoog. En ze zei: „neen!" ik heb me vergist, wat je er voor terug krijgt, voor alle smart, is zo'n dure prijs niet waard. Maar toen greep vaderJacob dus in. Hij veranderde de naam van Ra chels zoon. Dat ongeloof van Rachel mocht niet voortleven in zijn nageslacht. En vader Jacob greep terug naar Gods belofte: „Wees vruchtbaar en vermenig vuldig! Een volk, ja, een hoop der volken zal uit u worden en koningen zullen uit uw lendenen voortkomen." Die belofte nadèrde haar ver vulling nu Rachel een zoon ge baard had. Daarom was het kind Ben-jamin gehikskind. Het heil was dichterbij gekomen. En toch had de geboorte van zijn zoon aan Jacob het offer gekost, zijn liefste vrouw, om wie hij veertien jaar gediend had. Maar zo is het geloof, dat door de liefde is werkende. Zoute Spud. C. v. d. Jagt. iiHMuqmsJUH'aijmW"'*"".!"»»":»'""»1»'»":"'1»''1» 4

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 12