over (kebcAeidenPieLd. Hoe QtMtytijk eoti hei leven... ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR Boekentafel i Landbouwproefvelden. Wetenswaardigheden rond het paard. 3 Het was onlangs een paar dagen warm. Kunt u het zich nog herinne ren? Hoewel ik het fijn vind om ein delijk eens echt een paar uren zonne schijn achtereen te zien, moet ik toch bekennen, dat zulk een warmtegraad nu juist niet bevorderlijk is voor intense „studie". Maar ik troostte me met de gedachte, dat het in ons lieve land nooit zo heel lang achter elkaar warm blijft, dus gaf ik wat respijt, een paar dagen lanterfanten halen we wel in voor het weer April is. Je moet op zo'n warme dag zo'n stel eens zien zitten. Gewoon geen beginnen aan om er be weging in te krijgen. De stakkers moeten rekenen. Hoe kun je daar nu „warm voor lopen" als het zweet on der je haren prikkelt. Daarom neem ik het Jaapje niets kwalijk ais ik zie, dat hij devotelijk zijn kopje gebogen heeft over zijn sommenblaadje, de pen in zijn knuistje geklemd, zij» vingers heerlijk (ongeoorloofd) krom gebogen maarde pientere blauwe oogjes gesloten. Jaapje in diepe slaap. Êen bof je is, als er juist „Zaakonderwijs" op ons lesrooster staat. Als ze daar niet wakker onder blijven is het alleen mijn eigen schuld. Ik kies een plaat ge- eigend aan het jaargetij, namelijk een mals weidje, nogal druk bevolkt. Je vindt er haast al onze huisdieren op. Een sappig onderwerp. Daar valt heel wat over te vertellen voor een juf frouw, maar misschien nog veel meer te beluisteren, want ge begrijpt, de jeugd in mijn klas weet er minstens evenveel van. Het wordt een gezellige les. We wisselen eigenlijk van gedach te. Het gaat er daarbij wel wat raar naar toe soms. We springen van de hak op de tak, maar in ieder geval zijn ze er „in". Het komt wel voor dat we het niet helemaal eens zijn. Geen maakt er in mijn klas van zijn hart een smoorkuil. We praten er over, wat we allemaal van de dieren krijgen. Een paard werkt voor ons. Een koe geeft melk, waarvan weer de boter, k^as, enz. Van het schaap komt de lekkere warme wol. De kip zorgt voor eieren. Met de kinderen heb ik na tuurlijk heel eenvoudig, toen ze pas op school waren, het Scheppingsverhaal behandeld. Dus kan ik nu zeggen, dat de Here het zo gemaakt heeft, dat de dieren voor ons zorgen. Dirk, die zelf van een grote hoeve komt, kan het zo niet inzien. Prompt laat hij zijn me ning blijken door te zeggen: „Niks 'oor, wiele motte voor de beeste zur- rege". Het is in dit geval een klein kunstje om mijn gehoor te overtuigen, dat wij allebei gelijk hebben. Werke lijk laat de Here de dieren voor ons zorgen, maar wij hebben de boodschap, dat ook wij weer voor de dieren moe ten zorgen. Anders zou alles mis gaan. Stel je voor, als Dirks vader eens niet zorgde dat de paarden en de koeien eten kregen, dan zou het paard niet meer werkerl en misschien kregen de stakkers dan wel zo'n honger, dat ze boos de stal kapot maakten en zelf eten gingen zoeken. Dan zou het kunnen gebeuren, dat ze in de Julianastraat gingen wandelen, waar allemaal tuintjes voor aan de straat zijn en daar zouden ze van de honger de bloempjes gaan eten. Opeens komt Ineke in actie. Ze heeft tot nu toe niet veel geestelijke activiteit getoond, misschien omdat zij te veel dorpse is, wijl ze in het midden van ons dorp woont. Maar nu ze hoort, dat er kan sen zouden zijn, dat de koe van Dirks vader in hun tuintje de bloemen zou komen opeten, nu is ze op haar qui vive. Fel reageert ze met: „Dan zal ik 'm d'r uit schoppen". Onze Bles schop- pe....!" zegt Dirk vol verontwaardi ging. Dan is het natuurlijk hoog tijd, dat ik de leiding herneem. Doch door dit imaginaire toekomstbeeld, waar door er zomaar ruzie in mijn gebied zou zijn ontstaan komen we terecht bij de dierenmishandeling, en van de dierenmishandeling stappen we over niet letterlijk op het varken. Dit is eigenlijk een zielig beest, want we krijgen er wel veel goeds van, maar dan moet het dier eerst ter ziele zijn. De dood van het beest, geeft eigenlijk feest. Moet je tenminste Arjaan over horen, die zich nog het best de slacht van onlangs heugt. Mensen, mensen, wat heeft die toen gesmuld. Einden worst gegeten. Als ik dan ook veel goeds van zo'n dier zeg, komt Henk me vertellen van 'n lelijke streek van hun keu, die 'm omver wou lopen en dood trappen. Daarvan wil ik meer weten en vraag wat Henkie eerst deed Dirk komt ook weer in actie. Die ver dedigt alle keuen, hij durft immers bij alle keuen in het hok krupe. Of ik het ook zou durven? Geef daar nu eens naar eer en geweten antwoord op. Ja, je.... <Se keuen xqa wel ja ze ruike wel eens Of de juffrouw voor koeien bang is. Nu kan ik resoluut nee antwoorden. Maar ze willen nu ook letterlijk alles weten. En voor paarden? Om niet al te zeer in de achting van mijn publiek te dalen zeg ik het voorzichtig, dat ik daarvoor wel een heel klein beetje bang ben. Stom verwonderd kijkt Dirk me aan. Het is zeer klaarblijkelijk, dat ik hem wel erg tegen val. Trouwens de meeste jongens wel, want die be tonen zich nu allemaal helden. Wie heeft er al niet boven op een paard gezeten. Dat heb ik toch ook wel eens, al vertel ik er nu niet bij, dat ik me toen niet honderd procent rustig voel de. Je hoeft niet alles te zeggen. De meisjes zijn erg tam bij dit on derwerp. Alleen Margreetje roert zich. Die komt zelf ook van een fikse hoeve, waar zelfs voor deze tijd nog heel wat paarden zijn. En deze kleine rabauw is voor geen klein geruchtje vervaard, dat is bekend. Als ik zo genoeg aan de tand gevoeld ben en het bijna tijd is om te eindigen, komen we nog even terug op al wat ons in de dieren is gegeven. Heel wat dus. Dirk zit bij de opsomming instemmend te knikken. Doch het eind is, dat hij nogeens na drukkelijk zegt: „En de juffrouw is bang voor onze Bles". Ik ben meters gedaald in zijn achting. Wat moet ik daaraan doen? Op deze warme na middag kan ik geen middel vinden om er weer bovenop te komen. Misschien morgen met de nieuwe dag. Als ik maar niet een ererondje zal moeten rijden boven op Bles om het verloren respect te herwinnen. Dat is me te machtig. Er zjjn mensen, wier levensbeschou wing op een studverstukje te schrijven is. Er zijn mensen, voor wie geen levens raadselen bestaan. Er zijn mensen, die van alles de oor zaak, het wezen en het doel kennen. Ze weten het. En ze begrijpen niet, dat een ander het niet weet. Ze hebben voor iedere zaak hun .oor deel gereed, en de maatstaf voor alles hebben ze als een duimstok bij zich. En ze hebben overal verstand van. En niets gaat hen naar de zin. Kritiek is er op alles en nog wat. De domlné preekt niet goed, de mi nister regeert niet goed, de burgemees ter bestuurt niet goed, de onderwijzer leert niet goed. Als zij te preken, te regeren of te leren hadden zou het anders en beter gaan. Wonderlijk is het evenwel, dat 'juist dé,t soort mensen overal bulten staan, miskende genieën die ze zijn! Geloof niet, dat ik overdrijf. Als we opletten zullen we zien, dat we dagelijks met dit slag mensen in aanraking komen. En het is ook wel begrijpelijk, dat er zo velen zijn. De meester in zjjn wijsheid gist, de leerling in zijn waan beslist. En aangezien er oneindig veel meer leerlingen zijn dan meesters, spreekt het vanzelf, dat zij, die in hun waan beslissende grote meerderhekj vormen. Kennis maakt voorzichtig, beschei den, beschroomd. Er hoe dieper de kennis gaat, hoe groter de bescheidenheid wordt. De ware geleerde, die vlees en bloed geofferd heeft om te weten te komen, is dieper doordrongen van zjjn onkun de dan de mens, die nooit een boek heeft ingekeken. En 't lijkt er naar of we door de waan der opgeblazen nietweters ge regeerd worden, dat ls wel het diep- treurlge, het diep-tragische van ons leven. Wat is de waan en hoe ontstaat ze? 'k Heb in mijn kinderjaren eens een fabel gelezen van drie muggen en een olifant. Eén mug zat op de slurf van het beest, de andere op de brede rug en een derde op de smalle pluimstaart. Alle drie wisten ze, dat ze op een olifant zaten. En ieder bekeek het dier op zijn wijze. Die het voorrecht had op de slurf te huizen meende, dat de olifant een lan ge smalle gedaante was, niet ongelijk aan'een slang. Het beestje zag Immers niet meer dan dat! Die op de rug zat vond, dat de olifant een platte, brede, kale plank was, zwaar gerimpeld, zonder vorm of ge daante. En de staart-mug meende, dat de olifant een dun stokje was met een pluim aan het eind! Alle drie hadden ze een waanvoor stelling van de olifant, die niets met de werkelijkheid gemeen had. En toch zweerden ze alle drie bij eigen mening en lieten die voor niets ter wereld los. Het was hun olifants beschouwing, die vrucht was van eigen aanblik der dingen. Zo is ook de mens. Feitelijk iedere mens. Zonder enige uitzondering. We beschouwen de dingen zoals we ze zien met eigen ogen. De oer-heidenen dachten, dat het luchtruim een doek was, gespannen over het aardrijk, hier en daar waren er grotere of kleinere gaten in, waar door het eeuwige en grote 'licht heen drong. De zon was b.v. het grootste gat in het doek en hierdoor gaf het grote vuur het meeste licht. Volgens hun beschouwing was de aarde een wijd vierkant vlak, met af gronden aan de einden. En het is algemeen bekend, dat of schoon men later enig begrip kreeg van het zonnestelsel, de natuurkundige Galilél nog in 165S met de inquisitie tn aanraking kwam, omdat hij tegen de officiële waan inging en als product van ernstig onderzoek vaststelde, dat de aarde zich bewoog. Wij weten ten dele en wij kennen ten dele en we profeteren ten dele. En dat „ten dele" moeten we maar DE BARRE WINTER VAN NE GENTIG, door Herman de Man. Uitgave van Bosch Kenning N.V. te Baarn. Dat dit boek een herdruk beleeft juichen we van harte toe. Herman de Man, van Joodse afkomst, die in de bange oorlogsjaren moest vluchten naar het buitenland, de gast was van (toen nog) prinses Juliana, verloor zijn vrouw en kinderen aan de Duitse mis dadigers. Zelf bleef hij gespaard, maar kwam direct na de bevrijding om het leven bij een vliegtuig-ongeluk. We missen in hem een van onze beste, so liedste, puur Hollandse romanschrij vers, die zijn regionale romans, spe lend in de streek van Schoonhoven en Oudewater, opbouwde, zo levensecht en met kennis van mensen en zaken, dat hij altijd weer een groot afzetge bied vond onder een enthousiaste le zerskring. Ook „de barre winter van negentig", speelt in deze omgeving. Het boek be schrijft de psychologische reacties bij de bevolking op deze lange, barre win ter, en dan komt er niet veel moois voor de dag. Onder de kunstenaars hand van Herman de Man wordt de winter van negentig tot een schier apocalyptisch getij. Men leze deze roman en geniete nog eens weer van een brok echt, Hollands leven, uit een periode die nu al weer zo heel ver van 'ons weggezonken schijnt, maar die toch nog velen der ouderen welbewust hebben beleefd. Gaarne aanbevolen. GEZANTEN VAN DE HEMEL, door Dr J. Blauw. Uitgave van Bosch Keuning N.V. te Baarn. Dit werk geeft een „bijbelse getui genis aangaande de engelen", een ac tueel onderwerp, waarover helaas wei nig wordt nagedacht en waarvan de meeste mensen weinig weten. Dat dit feit niet zijn oorzaak vindt in het zwij gen van de Schrift over de engelen wereld, bewijst deze studie, welke een breedvoerige verhandeling geeft over de engelen en hun dienst, naar aan leiding van wat de Schrift er allemaal van zegt. Er wordt in dit boek niet gefanta seerd over de engelen en hun wereld. Op grond van wat de Bijbel ons zegt, wordt in deze studie ons een beeld ge geven, Schriftgetrouw, zuiver en klaar, welke we allen wel eens met diepe ernst mogen voor ogen stellen. Op vele plaatsen gaat de Schrift duidelijker voor ons spreken, wordt het inzicht in het verband tussen de engelen en de mensenwereld verdiept en gaat de wereld der geesten, die wij engelen noemen een realiteit voor ons worden. Afgerekend wordt met een van de Schrift afwijkende angelogie, waaraan vooral Rome zich, de eeuwen door, bezondigd heeft. Een goed werk, dat we gaarne aan bevelen. niet te groot opvatten. B(j de meesten is het maar heel erg „ten dele". En de menselijke waan heeft dikwijls gemeend, dat de steen der wijzen ge vonden was, maar nog altijd liep het mis en begon het zoeken opnieuw. En De Génestet merkte zeer terecht op: „Niet in scholen, neen heb ik gevonden, En van geleerden, och weinig geleerd, Wat ons de wijzen als wijsheid verkonden, Strata komt een wijzer, die 't weg redeneert." Het weten en het kennen, och! het bleef in alle dingen en over alle onder werpen zo heel betrekkelijk, en zo heel subjectief! Deze droeve ervaring is wel de grote „smart" voor hen, die kennis vermeren. Als nu de wetenschap zelve dit erkent en er bescheidenheid uit leert, waar moet dan de ongeleerde blijven? Is het dan geen belachelijk ding, dat hij in zijn eigen waan de oplossing alleir levensraadselen meent te bezitten? Omstreeks half Mei verscheen het proefveldnummer van „Zaadbelangen" en ook de overige vakbladen zullen zeer binnenkort een grotere of klei nere artikelenreeks aan de proef velden wijden. En terecht. Over geheel Nederland worden jaarlijks veel proefvelden aangelegd, met tweeërlei doel. In de eerste plaats 'om een inzicht te geven in de waarde van nieuwe rassen, bestrijdingsmiddelen, cultuurmetho den éct. eet. In de tweede plaats beogen deze proefvelden het doel de praktijk, dus de landbouwers, in ken nis te brengen met al het nieuws, dat zteh inmiddels heeft gemeld en tevens om ons een inzicht te geven in de werking en gevolgen van toegepaste middelen, enz. Neemt iedere landbouwer deze ge legenheid wel jaarlijks te baat, zodat hij wat zijn ontwikkeling betreft, ge lijke tred houdt met de vorderingen der wetenschap? Gedeeltelijk wel. Er is een bepaalde categorie landbouwers die deze unieke gelegenheid gebruikt om zich terdege op de hoogte te stel len van al het belangrijke dat de proefvelden hem bieden. Lang niet allen echter. In procenten van het totaal uitgedrukt zou het getal der weetgierigen wel eens schrikbarend klein kunnen :ijn. Wij willen ons echter niet aan een schatting wagen. Maar waarom toch is dit percen tage zo gering? Niet de te grote af stand van boerderij tot proefvelden is hiervan de oorzaak, noch gebrek aan tijd, want in eigen provincie lig gen diverse proefvelden en de perio de waarin de proefvelden op zijn mooist zijn valt in een voor iedere landbouwer slappe tijd. Dan zal ge brek aan belangstelling de oorzakelijke factor zijn. En dat bevreemdt ons. Zijn wij landbouwer met geheel ons hart dan kan het niet anders of ook de proefvelden zullen onze belangstelling hebben, tenzij wij niet van het nut van beproeving overtuigd zijn en het liefst 'zien, dat onze buren deze of gene nieuwigheid proberen. Pas als zij en zovele anderen er niet aan te gronde gaan, heeft het zijn waarde bewezen. Wie er zo, bewust of onbe wust, tegenover staat is fout en dient zich anders in te stellen, want de onderzoekmethodes zjjn tegenwoordig dusdanig goed, dat we hierop volledig kunnen vertrouwen. Naast de jaarlijks terugkerende rassen- en bestrijdingsproeven, bemes- tings- en bewerkingsproeven troffen we in „Zaadbelangen" een nieuwig heid aan, n.l. proeven met Cresco Plus. Cresco Plus is bijna een wonder middel. We schrijven bijna, want won deren gebeuren er niet. Het is ech ter zeer beslist een merkwaardig mid del, dat vermengd met het zaaizaad of pootgoed, een aanzienlijke meer opbrengst kan geven volgens de fabri kant. Meerdere praktijkproeven gaven meeropbrengsten van 1015 te zien. De uitslagen zijn echter niet ge controleerd en gecorrigeerd, zodat we hieraan niet te grote waarde mogen hechten. Gelukkig is het daarom, dat de officiële instanties de Cresco Plus in onderzoek hebben genomen, zodat we in de loop van 1954 een juister inzicht in de werking van dit middel en zijn invloed op de opbrengst kunnen ver wachten. Enkele proefjes, genomen in 1953, gaven een gegronde reden, met het onderzoek op wat grotere schaal door te gaan. In Zeeland treffen we deze proe ven aan o.a. op het landbouwproef- bedrijf van de N.A.K. in de Wilhel- minapolder, waar erwten, vlas en sui kerbieten, behandeld met Cresco Plus, groeien, doch ook op Schouwen, Wal- BRieuen cheren en in de zak van Zuid-Beve land, waar resp. voederbieten, schok kers en gerst hun reactie op een be handeling moeten tonen. Buiten Zeeland hebben meerdere consulentschappen dergelijke proef velden aangelegd, alsook het Neder lands Vlasinstituut te Wageningen. Het zou voorbarig zijn nu reeds een conclusie te trekken, hoewel hier en daar een duidelijke reactie valt waar te nemen. Deze reactie behoeft echter geen meeropbrengst tengevolge te hebben. Het zal verstandig zijn het verloop der proeven te blijven vol gen, omdat, wanneer dit middel waar de blijkt te hebben, het zeker onze volle aandacht verdient. W. J. L. We kennen paarden van uiteen lopende haarkleur, zoals zwart, wit bruin, diverse schimmelkleuren, enz. Niet veel voorkomend bij de tegen woordige landbouwbedrijfspaarden is de z.g.n. isabelkleur. Deze paard hebben een geelachtig witte of vuilgele kleur, gewoonlijk met lichte manen, staart en onder benen, vleeskleurige huid en vaak glasogen. Daarnaast onderscheiden we nog de z.g.n. onechte isabelle, welke een geelgrijze beharing, vuilgrijzige huid, een aalstreep (d.i. een donkere streep over de rug), zwarte manen, onderbenen en staart heeft. Deze benaming wordt in verband gebracht met de kleur van het hemd van een vroegere Spaanse vorstin Isabella. Niet dat een hemd in' deze kleur de voorkeur van Isabella had. Integendeel, zij droeg witte onder- kleding. Bij een der belegeringen van een stad door haar gemaal had zij echter ee eed gezworen niet van kleding te verwisselen voor de stad was in genomen. Deze belegering kostte zo veel tijd, dat het koninklijk hemd inmiddels geel was geworden eer zij het voor een ander kon verwisselen. 30 Mei vieren wij de „Memorial Day". Althans in de Noordelijke Sta ten. Het Zuiden van Noord-Amerika doet er niet aan mee. De oorzaak ligt in het feit dat „Memorial Day" een herinnering is aan de grote oorlog tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Staten, de zgn. „slavenoorlog", welke oorlog door de Noordelijken, na een bloedige strijd werd gewonnen en ten gevolge waarvan de slaven hun vrij heid kregen en de slavernij werd af geschaft. Intussen is het thans niet meer alléén een herdenkingsdag aan die bloedige veldtocht. Tegenwoordig wordt „Memorial Day" door iedereen in de Noordelijke Staten gebruikt om de doden te herdenken. Elke familie heeft wel een dode te betreuren. Men gaat naar de graven. De bloemenwin kels rekenen er op. En ieder kerkhof lijkt dan wel een grote bloementuin. Intussen blijft toch de herinnering aan de broederstrijd tussen Noord en Zuid levendig bij ons volk. Wanneer er al neiging zou zijn om die te ver geten dan zorgen de negers, bloot door hun bestaan al, zélf wel dat dit niet in het vergeetboek komt. Want het negervraagstuk blijft het grote pro bleem voor Noord-Amerika. Net zo goed als het een brandend vraagstuk blijft voor Zuid-Afrika. Dat de Zui delijke Staten niets van de afschaffing der slavernij wilden weten kwam door het feit, dat daar de Negers in grote getalen aanwezig waren. Veel meer dan in de Noordelijke Staten. Zij wer den gebruikt voor de katoen- en ta bakplantages en vormden een zeer goedkope werkkracht. De eigenaars van deze plantages werden schatrijk en de Negers bleven straatarm, im mers ze waren eigendom van de plan tage-houders, die naar willekeur met hen handelden. Er waren goede sla venhouders, maar ook zeer onmense lijke. We kennen allen wel de roman: „De Negerhut van oom Tom", die van de toenmalige toestanden een goed beeld geeft en mede aanleiding is ge worden, dat de slavernij in ons land werd afgeschaft. Niemand zal deze slavernij verde digen, wanneer hij waarlijk christen is. Maar dat neemt niet weg, dat het ne ger-probleem daarmee toch niet is op gelost. De Negers blijven een zeer af zonderlijk ras. Anders dan b.v. met de Chinezen, de Japanners en de Philip- pijn'en, die er ook heel wat in Ame rika, vooral in Califomië, gevonden worden. Deze mensen weten zich aan te passen. Ze zijn helder en zindelijk, ijverig en arbeidzaam, bouwen zelf standig zaken op en nemen aan het gewone onderlinge verkeer deeL Anders is het echter met de Negers. Zij zijn na de bevrijdingsoorlog in grote getalen naar het Noorden ver huisd, waar heil een betere behande ling wachtte dan zij van hun vroegere eigenaars verwachten konden. Toch zijn ze in die Noordelijke Staten een geheel afzonderlijke bevolking geble ven. Ze hebben er alle kansen gekre gen, die ieder ras in Amerika krijgt, maar ze hebben deze niet benut. De buurten in de grote steden, zoals Chi cago en New York, waar zij zich heb ben gevestigd, worden onbewoonbaar voor de blanken. Ze zijn vuil en slor dig, leven in ongeverfde huizen met kapotte ruiten, die met krantenpapier zijn dichtgeplakt. Ze zijn zorgeloos, en hun kinderen krijgen geen opvoeding. Waar zij zich vestigen in de grote ste den, dalen de prijzen der huizen di rect enorm. De blanken trekken uit de omgeving noodgedwongen weg. Zo hebben wij in Chicago een buurt, waar eertijds heel wat leden van onze kerk woonden en waar een grote kerk van onze gemeente stond. Maar de buurt werd overwoekerd door de Negers, die allemaal grote gezinnen hebben. De blanken vertrokken naar andere de len van de stad en de kerk moest voor afbraak verkocht worden. Daar waar de Negers tot het chris tendom overgaan, wordt het wel iets beter. Ook hier kan men zien, dat het christelijk geloof mede helpt tot ver edeling en verbetering van het gewone menselijke leven. Wij hebben in de Negerwijk te New York een zendings centrum. Er is daar een Negerpredi kant door onze kerkelijke gemeen schap aangesteld, die er goed werk doet. Hij heeft het vertrouwen van zijn rasgenoten en weet hoe hij ze moet aanpakken. Maar het blijft te betreuren dat het kerkelijk leven ge scheiden moet blijven. Gelovige Ne gers zijn onze broeders. Ze zijn ook vrijgemaakt door de Zoon des mensen en gekocht met het dierbaar bloed van de Zoon van God. Maar hier op aarde is het niet wel anders mogelijk dan gescheiden te leven. De muur die scheiding maakt schijnt eerst in het hiernamaals volkomen te kunnen worden opgeheven. Zo blijft het Negervraagstuk een groot probleem, die ons wel voor on oplosbare vragen stelt. Ook al neemt het gelukkig bij ons niet die schrikbarende afmetingen aan, welke het heeft in Zuid-Afrika, dat tenslotte ook het oorspronkelijke land van de Negers is geweest. OOM CEES. REPARATIE. Nee, lezer, er zijnin de huurwet geen omschrijvingen gegeven van de reparaties die voor rekening huurder ko men, en welke de eigenaar zou moeten betalen. Daarvoor gelden nog alle bepalingen zoals die van ouds-her in het burgerlijk wetboek zijn ge steld. Kleine reparaties zijn voor rekening van de huur der. Wat hieromtrent in een huurcontract is bepaald en „het plaatselijk gebruik" zijn mede beslissend. Wat nu pre cies een kleine reparatie is, en wat niet, kan ook niet wor den omschreven. Buitenwerk (schilderwerk) is iets waar men de eigenaar niet toe ver plichten kan. Wel tot die her stellingen welke nodig zijn om de bewoonbaarheid van hef huis in stand te houden. Toch blijft het gewenst een deur waarder in de arm te nemen, want anders maakt men fou ten. DWINGENDE OUDERS. Jammer genoeg schijnt het niet tot alle ouders door te dringen dat, wanneer hun kin deren eenmaal zijn gehuwd, ze die kinderen los moeten laten. De bron van veel echtschei dingen ligt bij de ouders! Een lezeres heeft een groot gezin, met kleine kinderen, waar ze zonder hulp voor moet zorgen. Toch beweert haar schoonmoeder dat zij „moreel" en „als kind" ver plicht is ook nog voor haar te wassen. Onze lezeres heeft een zwakke gezondheidstoe stand. Welnu, wij ontkennen dat morele recht, in dit geval. Natuurlijk mogen gehuwde kinderen onder bepaalde om standigheden wel eens iets voor hun ouders doen. Maar er zijn grenzen en die wor den in dit geval overschreden. In een ander geval, ver plicht de moeder haar gehuw de zoon om haar minstens 3 avonden per week gezelschap te houden en de Zondagmid dag. „Ik heb ook rechten op hem" is haar opvatting. De vrouw van die gehuwde zoon blijft dan met 4 kleine kinderen alleen. „Wanneer je het niet doet, kijk ik je niet meer aan" dreigt de moeder. Gevolg? Dat nu man en vrouw een meningsverschil hebben. Op lossing? Die oplossing is er maar één, namelijk deze, dat de man onherroepelijk de zij de van zijn vrouw en gezin kiest. Ook deze moeder is er helemaal naast. Bij de keus tussen moeder en vrouw met gezih, moet altijd vrouw en gezin voor gaan. Dan moet deze moeder maar de gevol gen dragen van haar eigen despotische optreden en haar zoon helemaal verliezen. Want dat laatste is nu eenmaal de consequentie van het huwe lijk. NOODWET. Ter verkrijging van een noodwet-uitkering, moet u zich tot de Raad van Arbeid wenden. RAADGEVER.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 10