over
(kebcAeidenPieLd.
Hoe QtMtytijk
eoti hei leven...
ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR
Boekentafel
i
Landbouwproefvelden.
Wetenswaardigheden
rond het paard.
3
Het was onlangs een paar dagen
warm. Kunt u het zich nog herinne
ren? Hoewel ik het fijn vind om ein
delijk eens echt een paar uren zonne
schijn achtereen te zien, moet ik toch
bekennen, dat zulk een warmtegraad
nu juist niet bevorderlijk is voor
intense „studie". Maar ik troostte me
met de gedachte, dat het in ons lieve
land nooit zo heel lang achter elkaar
warm blijft, dus gaf ik wat respijt, een
paar dagen lanterfanten halen we wel
in voor het weer April is. Je moet op
zo'n warme dag zo'n stel eens zien
zitten.
Gewoon geen beginnen aan om er be
weging in te krijgen. De stakkers
moeten rekenen. Hoe kun je daar nu
„warm voor lopen" als het zweet on
der je haren prikkelt. Daarom neem
ik het Jaapje niets kwalijk ais ik zie,
dat hij devotelijk zijn kopje gebogen
heeft over zijn sommenblaadje, de pen
in zijn knuistje geklemd, zij» vingers
heerlijk (ongeoorloofd) krom gebogen
maarde pientere blauwe oogjes
gesloten. Jaapje in diepe slaap. Êen
bof je is, als er juist „Zaakonderwijs"
op ons lesrooster staat. Als ze daar niet
wakker onder blijven is het alleen mijn
eigen schuld. Ik kies een plaat ge-
eigend aan het jaargetij, namelijk een
mals weidje, nogal druk bevolkt. Je
vindt er haast al onze huisdieren op.
Een sappig onderwerp. Daar valt heel
wat over te vertellen voor een juf
frouw, maar misschien nog veel meer
te beluisteren, want ge begrijpt, de
jeugd in mijn klas weet er minstens
evenveel van. Het wordt een gezellige
les. We wisselen eigenlijk van gedach
te. Het gaat er daarbij wel wat raar
naar toe soms. We springen van de
hak op de tak, maar in ieder geval zijn
ze er „in". Het komt wel voor dat we
het niet helemaal eens zijn. Geen
maakt er in mijn klas van zijn hart
een smoorkuil. We praten er over, wat
we allemaal van de dieren krijgen.
Een paard werkt voor ons. Een koe
geeft melk, waarvan weer de boter,
k^as, enz. Van het schaap komt de
lekkere warme wol. De kip zorgt voor
eieren. Met de kinderen heb ik na
tuurlijk heel eenvoudig, toen ze pas op
school waren, het Scheppingsverhaal
behandeld. Dus kan ik nu zeggen, dat
de Here het zo gemaakt heeft, dat de
dieren voor ons zorgen. Dirk, die zelf
van een grote hoeve komt, kan het zo
niet inzien. Prompt laat hij zijn me
ning blijken door te zeggen: „Niks
'oor, wiele motte voor de beeste zur-
rege". Het is in dit geval een klein
kunstje om mijn gehoor te overtuigen,
dat wij allebei gelijk hebben. Werke
lijk laat de Here de dieren voor ons
zorgen, maar wij hebben de boodschap,
dat ook wij weer voor de dieren moe
ten zorgen. Anders zou alles mis gaan.
Stel je voor, als Dirks vader eens niet
zorgde dat de paarden en de koeien
eten kregen, dan zou het paard niet
meer werkerl en misschien kregen de
stakkers dan wel zo'n honger, dat ze
boos de stal kapot maakten en zelf
eten gingen zoeken. Dan zou het
kunnen gebeuren, dat ze in de
Julianastraat gingen wandelen, waar
allemaal tuintjes voor aan de straat
zijn en daar zouden ze van de honger
de bloempjes gaan eten. Opeens komt
Ineke in actie. Ze heeft tot nu toe
niet veel geestelijke activiteit getoond,
misschien omdat zij te veel dorpse is,
wijl ze in het midden van ons dorp
woont. Maar nu ze hoort, dat er kan
sen zouden zijn, dat de koe van Dirks
vader in hun tuintje de bloemen zou
komen opeten, nu is ze op haar qui
vive. Fel reageert ze met: „Dan zal ik
'm d'r uit schoppen". Onze Bles schop-
pe....!" zegt Dirk vol verontwaardi
ging. Dan is het natuurlijk hoog tijd,
dat ik de leiding herneem. Doch door
dit imaginaire toekomstbeeld, waar
door er zomaar ruzie in mijn gebied
zou zijn ontstaan komen we terecht
bij de dierenmishandeling, en van de
dierenmishandeling stappen we over
niet letterlijk op het varken. Dit
is eigenlijk een zielig beest, want we
krijgen er wel veel goeds van, maar
dan moet het dier eerst ter ziele zijn.
De dood van het beest, geeft eigenlijk
feest. Moet je tenminste Arjaan over
horen, die zich nog het best de slacht
van onlangs heugt. Mensen, mensen,
wat heeft die toen gesmuld. Einden
worst gegeten. Als ik dan ook veel
goeds van zo'n dier zeg, komt Henk me
vertellen van 'n lelijke streek van hun
keu, die 'm omver wou lopen en dood
trappen. Daarvan wil ik meer weten
en vraag wat Henkie eerst deed
Dirk komt ook weer in actie. Die ver
dedigt alle keuen, hij durft immers bij
alle keuen in het hok krupe. Of ik het
ook zou durven? Geef daar nu eens
naar eer en geweten antwoord op. Ja,
je.... <Se keuen xqa wel
ja ze ruike wel eens
Of de juffrouw voor koeien bang is.
Nu kan ik resoluut nee antwoorden.
Maar ze willen nu ook letterlijk alles
weten. En voor paarden? Om niet al
te zeer in de achting van mijn publiek
te dalen zeg ik het voorzichtig, dat ik
daarvoor wel een heel klein beetje
bang ben. Stom verwonderd kijkt Dirk
me aan. Het is zeer klaarblijkelijk, dat
ik hem wel erg tegen val. Trouwens
de meeste jongens wel, want die be
tonen zich nu allemaal helden. Wie
heeft er al niet boven op een paard
gezeten. Dat heb ik toch ook wel eens,
al vertel ik er nu niet bij, dat ik me
toen niet honderd procent rustig voel
de. Je hoeft niet alles te zeggen.
De meisjes zijn erg tam bij dit on
derwerp. Alleen Margreetje roert zich.
Die komt zelf ook van een fikse hoeve,
waar zelfs voor deze tijd nog heel wat
paarden zijn. En deze kleine rabauw
is voor geen klein geruchtje vervaard,
dat is bekend. Als ik zo genoeg aan de
tand gevoeld ben en het bijna tijd is
om te eindigen, komen we nog even
terug op al wat ons in de dieren is
gegeven. Heel wat dus. Dirk zit bij de
opsomming instemmend te knikken.
Doch het eind is, dat hij nogeens na
drukkelijk zegt: „En de juffrouw is
bang voor onze Bles". Ik ben meters
gedaald in zijn achting. Wat moet ik
daaraan doen? Op deze warme na
middag kan ik geen middel vinden om
er weer bovenop te komen. Misschien
morgen met de nieuwe dag. Als ik
maar niet een ererondje zal moeten
rijden boven op Bles om het verloren
respect te herwinnen. Dat is me te
machtig.
Er zjjn mensen, wier levensbeschou
wing op een studverstukje te schrijven
is.
Er zijn mensen, voor wie geen levens
raadselen bestaan.
Er zijn mensen, die van alles de oor
zaak, het wezen en het doel kennen.
Ze weten het.
En ze begrijpen niet, dat een ander
het niet weet.
Ze hebben voor iedere zaak hun .oor
deel gereed, en de maatstaf voor alles
hebben ze als een duimstok bij zich.
En ze hebben overal verstand van.
En niets gaat hen naar de zin.
Kritiek is er op alles en nog wat.
De domlné preekt niet goed, de mi
nister regeert niet goed, de burgemees
ter bestuurt niet goed, de onderwijzer
leert niet goed.
Als zij te preken, te regeren of te
leren hadden zou het anders en beter
gaan.
Wonderlijk is het evenwel, dat 'juist
dé,t soort mensen overal bulten staan,
miskende genieën die ze zijn!
Geloof niet, dat ik overdrijf.
Als we opletten zullen we zien, dat
we dagelijks met dit slag mensen in
aanraking komen.
En het is ook wel begrijpelijk, dat
er zo velen zijn.
De meester in zjjn wijsheid gist, de
leerling in zijn waan beslist.
En aangezien er oneindig veel meer
leerlingen zijn dan meesters, spreekt
het vanzelf, dat zij, die in hun waan
beslissende grote meerderhekj vormen.
Kennis maakt voorzichtig, beschei
den, beschroomd.
Er hoe dieper de kennis gaat, hoe
groter de bescheidenheid wordt.
De ware geleerde, die vlees en bloed
geofferd heeft om te weten te komen,
is dieper doordrongen van zjjn onkun
de dan de mens, die nooit een boek
heeft ingekeken.
En 't lijkt er naar of we door de
waan der opgeblazen nietweters ge
regeerd worden, dat ls wel het diep-
treurlge, het diep-tragische van ons
leven.
Wat is de waan en hoe ontstaat ze?
'k Heb in mijn kinderjaren eens een
fabel gelezen van drie muggen en een
olifant.
Eén mug zat op de slurf van het
beest, de andere op de brede rug en
een derde op de smalle pluimstaart.
Alle drie wisten ze, dat ze op een
olifant zaten.
En ieder bekeek het dier op zijn
wijze.
Die het voorrecht had op de slurf te
huizen meende, dat de olifant een lan
ge smalle gedaante was, niet ongelijk
aan'een slang. Het beestje zag Immers
niet meer dan dat!
Die op de rug zat vond, dat de olifant
een platte, brede, kale plank was,
zwaar gerimpeld, zonder vorm of ge
daante.
En de staart-mug meende, dat de
olifant een dun stokje was met een
pluim aan het eind!
Alle drie hadden ze een waanvoor
stelling van de olifant, die niets met
de werkelijkheid gemeen had.
En toch zweerden ze alle drie bij
eigen mening en lieten die voor niets
ter wereld los. Het was hun olifants
beschouwing, die vrucht was van eigen
aanblik der dingen.
Zo is ook de mens.
Feitelijk iedere mens.
Zonder enige uitzondering.
We beschouwen de dingen zoals we
ze zien met eigen ogen.
De oer-heidenen dachten, dat het
luchtruim een doek was, gespannen
over het aardrijk, hier en daar waren
er grotere of kleinere gaten in, waar
door het eeuwige en grote 'licht heen
drong. De zon was b.v. het grootste
gat in het doek en hierdoor gaf het
grote vuur het meeste licht.
Volgens hun beschouwing was de
aarde een wijd vierkant vlak, met af
gronden aan de einden.
En het is algemeen bekend, dat of
schoon men later enig begrip kreeg
van het zonnestelsel, de natuurkundige
Galilél nog in 165S met de inquisitie tn
aanraking kwam, omdat hij tegen de
officiële waan inging en als product
van ernstig onderzoek vaststelde, dat
de aarde zich bewoog.
Wij weten ten dele en wij kennen ten
dele en we profeteren ten dele.
En dat „ten dele" moeten we maar
DE BARRE WINTER VAN NE
GENTIG, door Herman de Man.
Uitgave van Bosch Kenning
N.V. te Baarn.
Dat dit boek een herdruk beleeft
juichen we van harte toe. Herman de
Man, van Joodse afkomst, die in de
bange oorlogsjaren moest vluchten
naar het buitenland, de gast was van
(toen nog) prinses Juliana, verloor zijn
vrouw en kinderen aan de Duitse mis
dadigers. Zelf bleef hij gespaard, maar
kwam direct na de bevrijding om het
leven bij een vliegtuig-ongeluk. We
missen in hem een van onze beste, so
liedste, puur Hollandse romanschrij
vers, die zijn regionale romans, spe
lend in de streek van Schoonhoven en
Oudewater, opbouwde, zo levensecht
en met kennis van mensen en zaken,
dat hij altijd weer een groot afzetge
bied vond onder een enthousiaste le
zerskring.
Ook „de barre winter van negentig",
speelt in deze omgeving. Het boek be
schrijft de psychologische reacties bij
de bevolking op deze lange, barre win
ter, en dan komt er niet veel moois
voor de dag. Onder de kunstenaars
hand van Herman de Man wordt de
winter van negentig tot een schier
apocalyptisch getij.
Men leze deze roman en geniete nog
eens weer van een brok echt, Hollands
leven, uit een periode die nu al weer
zo heel ver van 'ons weggezonken
schijnt, maar die toch nog velen der
ouderen welbewust hebben beleefd.
Gaarne aanbevolen.
GEZANTEN VAN DE HEMEL,
door Dr J. Blauw. Uitgave van
Bosch Keuning N.V. te Baarn.
Dit werk geeft een „bijbelse getui
genis aangaande de engelen", een ac
tueel onderwerp, waarover helaas wei
nig wordt nagedacht en waarvan de
meeste mensen weinig weten. Dat dit
feit niet zijn oorzaak vindt in het zwij
gen van de Schrift over de engelen
wereld, bewijst deze studie, welke een
breedvoerige verhandeling geeft over
de engelen en hun dienst, naar aan
leiding van wat de Schrift er allemaal
van zegt.
Er wordt in dit boek niet gefanta
seerd over de engelen en hun wereld.
Op grond van wat de Bijbel ons zegt,
wordt in deze studie ons een beeld ge
geven, Schriftgetrouw, zuiver en klaar,
welke we allen wel eens met diepe
ernst mogen voor ogen stellen.
Op vele plaatsen gaat de Schrift
duidelijker voor ons spreken, wordt
het inzicht in het verband tussen de
engelen en de mensenwereld verdiept
en gaat de wereld der geesten, die wij
engelen noemen een realiteit voor ons
worden. Afgerekend wordt met een
van de Schrift afwijkende angelogie,
waaraan vooral Rome zich, de eeuwen
door, bezondigd heeft.
Een goed werk, dat we gaarne aan
bevelen.
niet te groot opvatten.
B(j de meesten is het maar heel erg
„ten dele".
En de menselijke waan heeft dikwijls
gemeend, dat de steen der wijzen ge
vonden was, maar nog altijd liep het
mis en begon het zoeken opnieuw.
En De Génestet merkte zeer terecht
op:
„Niet in scholen, neen heb ik gevonden,
En van geleerden, och weinig geleerd,
Wat ons de wijzen als wijsheid
verkonden,
Strata komt een wijzer, die 't weg
redeneert."
Het weten en het kennen, och! het
bleef in alle dingen en over alle onder
werpen zo heel betrekkelijk, en zo heel
subjectief!
Deze droeve ervaring is wel de grote
„smart" voor hen, die kennis vermeren.
Als nu de wetenschap zelve dit erkent
en er bescheidenheid uit leert, waar
moet dan de ongeleerde blijven?
Is het dan geen belachelijk ding, dat
hij in zijn eigen waan de oplossing alleir
levensraadselen meent te bezitten?
Omstreeks half Mei verscheen het
proefveldnummer van „Zaadbelangen"
en ook de overige vakbladen zullen
zeer binnenkort een grotere of klei
nere artikelenreeks aan de proef
velden wijden.
En terecht. Over geheel Nederland
worden jaarlijks veel proefvelden
aangelegd, met tweeërlei doel. In de
eerste plaats 'om een inzicht te geven
in de waarde van nieuwe rassen,
bestrijdingsmiddelen, cultuurmetho
den éct. eet. In de tweede plaats
beogen deze proefvelden het doel de
praktijk, dus de landbouwers, in ken
nis te brengen met al het nieuws, dat
zteh inmiddels heeft gemeld en tevens
om ons een inzicht te geven in de
werking en gevolgen van toegepaste
middelen, enz.
Neemt iedere landbouwer deze ge
legenheid wel jaarlijks te baat, zodat
hij wat zijn ontwikkeling betreft, ge
lijke tred houdt met de vorderingen
der wetenschap? Gedeeltelijk wel. Er
is een bepaalde categorie landbouwers
die deze unieke gelegenheid gebruikt
om zich terdege op de hoogte te stel
len van al het belangrijke dat de
proefvelden hem bieden. Lang niet
allen echter. In procenten van het
totaal uitgedrukt zou het getal der
weetgierigen wel eens schrikbarend
klein kunnen :ijn. Wij willen ons
echter niet aan een schatting wagen.
Maar waarom toch is dit percen
tage zo gering? Niet de te grote af
stand van boerderij tot proefvelden
is hiervan de oorzaak, noch gebrek
aan tijd, want in eigen provincie lig
gen diverse proefvelden en de perio
de waarin de proefvelden op zijn
mooist zijn valt in een voor iedere
landbouwer slappe tijd. Dan zal ge
brek aan belangstelling de oorzakelijke
factor zijn. En dat bevreemdt ons. Zijn
wij landbouwer met geheel ons hart
dan kan het niet anders of ook de
proefvelden zullen onze belangstelling
hebben, tenzij wij niet van het nut
van beproeving overtuigd zijn en het
liefst 'zien, dat onze buren deze of
gene nieuwigheid proberen. Pas als zij
en zovele anderen er niet aan te
gronde gaan, heeft het zijn waarde
bewezen. Wie er zo, bewust of onbe
wust, tegenover staat is fout en dient
zich anders in te stellen, want de
onderzoekmethodes zjjn tegenwoordig
dusdanig goed, dat we hierop volledig
kunnen vertrouwen.
Naast de jaarlijks terugkerende
rassen- en bestrijdingsproeven, bemes-
tings- en bewerkingsproeven troffen
we in „Zaadbelangen" een nieuwig
heid aan, n.l. proeven met Cresco Plus.
Cresco Plus is bijna een wonder
middel. We schrijven bijna, want won
deren gebeuren er niet. Het is ech
ter zeer beslist een merkwaardig mid
del, dat vermengd met het zaaizaad
of pootgoed, een aanzienlijke meer
opbrengst kan geven volgens de fabri
kant. Meerdere praktijkproeven gaven
meeropbrengsten van 1015 te
zien. De uitslagen zijn echter niet ge
controleerd en gecorrigeerd, zodat we
hieraan niet te grote waarde mogen
hechten. Gelukkig is het daarom, dat
de officiële instanties de Cresco Plus in
onderzoek hebben genomen, zodat we
in de loop van 1954 een juister inzicht
in de werking van dit middel en zijn
invloed op de opbrengst kunnen ver
wachten.
Enkele proefjes, genomen in 1953,
gaven een gegronde reden, met het
onderzoek op wat grotere schaal door
te gaan.
In Zeeland treffen we deze proe
ven aan o.a. op het landbouwproef-
bedrijf van de N.A.K. in de Wilhel-
minapolder, waar erwten, vlas en sui
kerbieten, behandeld met Cresco Plus,
groeien, doch ook op Schouwen, Wal-
BRieuen
cheren en in de zak van Zuid-Beve
land, waar resp. voederbieten, schok
kers en gerst hun reactie op een be
handeling moeten tonen.
Buiten Zeeland hebben meerdere
consulentschappen dergelijke proef
velden aangelegd, alsook het Neder
lands Vlasinstituut te Wageningen.
Het zou voorbarig zijn nu reeds een
conclusie te trekken, hoewel hier en
daar een duidelijke reactie valt waar
te nemen. Deze reactie behoeft echter
geen meeropbrengst tengevolge te
hebben. Het zal verstandig zijn het
verloop der proeven te blijven vol
gen, omdat, wanneer dit middel waar
de blijkt te hebben, het zeker onze
volle aandacht verdient. W. J. L.
We kennen paarden van uiteen
lopende haarkleur, zoals zwart, wit
bruin, diverse schimmelkleuren, enz.
Niet veel voorkomend bij de tegen
woordige landbouwbedrijfspaarden is
de z.g.n. isabelkleur.
Deze paard hebben een geelachtig
witte of vuilgele kleur, gewoonlijk
met lichte manen, staart en onder
benen, vleeskleurige huid en vaak
glasogen.
Daarnaast onderscheiden we nog de
z.g.n. onechte isabelle, welke
een geelgrijze beharing, vuilgrijzige
huid, een aalstreep (d.i. een donkere
streep over de rug), zwarte manen,
onderbenen en staart heeft.
Deze benaming wordt in verband
gebracht met de kleur van het hemd
van een vroegere Spaanse vorstin
Isabella. Niet dat een hemd in' deze
kleur de voorkeur van Isabella had.
Integendeel, zij droeg witte onder-
kleding.
Bij een der belegeringen van een
stad door haar gemaal had zij echter
ee eed gezworen niet van kleding
te verwisselen voor de stad was in
genomen. Deze belegering kostte zo
veel tijd, dat het koninklijk hemd
inmiddels geel was geworden eer zij
het voor een ander kon verwisselen.
30 Mei vieren wij de „Memorial
Day". Althans in de Noordelijke Sta
ten. Het Zuiden van Noord-Amerika
doet er niet aan mee. De oorzaak ligt
in het feit dat „Memorial Day" een
herinnering is aan de grote oorlog
tussen de Noordelijke en de Zuidelijke
Staten, de zgn. „slavenoorlog", welke
oorlog door de Noordelijken, na een
bloedige strijd werd gewonnen en ten
gevolge waarvan de slaven hun vrij
heid kregen en de slavernij werd af
geschaft. Intussen is het thans niet
meer alléén een herdenkingsdag aan
die bloedige veldtocht. Tegenwoordig
wordt „Memorial Day" door iedereen
in de Noordelijke Staten gebruikt om
de doden te herdenken. Elke familie
heeft wel een dode te betreuren. Men
gaat naar de graven. De bloemenwin
kels rekenen er op. En ieder kerkhof
lijkt dan wel een grote bloementuin.
Intussen blijft toch de herinnering
aan de broederstrijd tussen Noord en
Zuid levendig bij ons volk. Wanneer
er al neiging zou zijn om die te ver
geten dan zorgen de negers, bloot door
hun bestaan al, zélf wel dat dit niet
in het vergeetboek komt. Want het
negervraagstuk blijft het grote pro
bleem voor Noord-Amerika. Net zo
goed als het een brandend vraagstuk
blijft voor Zuid-Afrika. Dat de Zui
delijke Staten niets van de afschaffing
der slavernij wilden weten kwam door
het feit, dat daar de Negers in grote
getalen aanwezig waren. Veel meer
dan in de Noordelijke Staten. Zij wer
den gebruikt voor de katoen- en ta
bakplantages en vormden een zeer
goedkope werkkracht. De eigenaars
van deze plantages werden schatrijk
en de Negers bleven straatarm, im
mers ze waren eigendom van de plan
tage-houders, die naar willekeur met
hen handelden. Er waren goede sla
venhouders, maar ook zeer onmense
lijke. We kennen allen wel de roman:
„De Negerhut van oom Tom", die van
de toenmalige toestanden een goed
beeld geeft en mede aanleiding is ge
worden, dat de slavernij in ons land
werd afgeschaft.
Niemand zal deze slavernij verde
digen, wanneer hij waarlijk christen is.
Maar dat neemt niet weg, dat het ne
ger-probleem daarmee toch niet is op
gelost. De Negers blijven een zeer af
zonderlijk ras. Anders dan b.v. met de
Chinezen, de Japanners en de Philip-
pijn'en, die er ook heel wat in Ame
rika, vooral in Califomië, gevonden
worden. Deze mensen weten zich aan
te passen. Ze zijn helder en zindelijk,
ijverig en arbeidzaam, bouwen zelf
standig zaken op en nemen aan het
gewone onderlinge verkeer deeL
Anders is het echter met de Negers.
Zij zijn na de bevrijdingsoorlog in
grote getalen naar het Noorden ver
huisd, waar heil een betere behande
ling wachtte dan zij van hun vroegere
eigenaars verwachten konden. Toch
zijn ze in die Noordelijke Staten een
geheel afzonderlijke bevolking geble
ven. Ze hebben er alle kansen gekre
gen, die ieder ras in Amerika krijgt,
maar ze hebben deze niet benut. De
buurten in de grote steden, zoals Chi
cago en New York, waar zij zich heb
ben gevestigd, worden onbewoonbaar
voor de blanken. Ze zijn vuil en slor
dig, leven in ongeverfde huizen met
kapotte ruiten, die met krantenpapier
zijn dichtgeplakt. Ze zijn zorgeloos, en
hun kinderen krijgen geen opvoeding.
Waar zij zich vestigen in de grote ste
den, dalen de prijzen der huizen di
rect enorm. De blanken trekken uit
de omgeving noodgedwongen weg. Zo
hebben wij in Chicago een buurt, waar
eertijds heel wat leden van onze kerk
woonden en waar een grote kerk van
onze gemeente stond. Maar de buurt
werd overwoekerd door de Negers, die
allemaal grote gezinnen hebben. De
blanken vertrokken naar andere de
len van de stad en de kerk moest voor
afbraak verkocht worden.
Daar waar de Negers tot het chris
tendom overgaan, wordt het wel iets
beter. Ook hier kan men zien, dat het
christelijk geloof mede helpt tot ver
edeling en verbetering van het gewone
menselijke leven. Wij hebben in de
Negerwijk te New York een zendings
centrum. Er is daar een Negerpredi
kant door onze kerkelijke gemeen
schap aangesteld, die er goed werk
doet. Hij heeft het vertrouwen van
zijn rasgenoten en weet hoe hij ze
moet aanpakken. Maar het blijft te
betreuren dat het kerkelijk leven ge
scheiden moet blijven. Gelovige Ne
gers zijn onze broeders. Ze zijn ook
vrijgemaakt door de Zoon des mensen
en gekocht met het dierbaar bloed van
de Zoon van God. Maar hier op aarde
is het niet wel anders mogelijk dan
gescheiden te leven. De muur die
scheiding maakt schijnt eerst in het
hiernamaals volkomen te kunnen
worden opgeheven.
Zo blijft het Negervraagstuk een
groot probleem, die ons wel voor on
oplosbare vragen stelt. Ook al neemt
het gelukkig bij ons niet die
schrikbarende afmetingen aan, welke
het heeft in Zuid-Afrika, dat tenslotte
ook het oorspronkelijke land van de
Negers is geweest.
OOM CEES.
REPARATIE.
Nee, lezer, er zijnin de
huurwet geen omschrijvingen
gegeven van de reparaties die
voor rekening huurder ko
men, en welke de eigenaar
zou moeten betalen. Daarvoor
gelden nog alle bepalingen
zoals die van ouds-her in het
burgerlijk wetboek zijn ge
steld. Kleine reparaties zijn
voor rekening van de huur
der. Wat hieromtrent in een
huurcontract is bepaald en
„het plaatselijk gebruik" zijn
mede beslissend. Wat nu pre
cies een kleine reparatie is,
en wat niet, kan ook niet wor
den omschreven. Buitenwerk
(schilderwerk) is iets waar
men de eigenaar niet toe ver
plichten kan. Wel tot die her
stellingen welke nodig zijn om
de bewoonbaarheid van hef
huis in stand te houden. Toch
blijft het gewenst een deur
waarder in de arm te nemen,
want anders maakt men fou
ten.
DWINGENDE OUDERS.
Jammer genoeg schijnt het
niet tot alle ouders door te
dringen dat, wanneer hun kin
deren eenmaal zijn gehuwd, ze
die kinderen los moeten laten.
De bron van veel echtschei
dingen ligt bij de ouders!
Een lezeres heeft een groot
gezin, met kleine kinderen,
waar ze zonder hulp voor
moet zorgen. Toch beweert
haar schoonmoeder dat zij
„moreel" en „als kind" ver
plicht is ook nog voor haar
te wassen. Onze lezeres heeft
een zwakke gezondheidstoe
stand. Welnu, wij ontkennen
dat morele recht, in dit geval.
Natuurlijk mogen gehuwde
kinderen onder bepaalde om
standigheden wel eens iets
voor hun ouders doen. Maar
er zijn grenzen en die wor
den in dit geval overschreden.
In een ander geval, ver
plicht de moeder haar gehuw
de zoon om haar minstens 3
avonden per week gezelschap
te houden en de Zondagmid
dag. „Ik heb ook rechten op
hem" is haar opvatting. De
vrouw van die gehuwde zoon
blijft dan met 4 kleine kinderen
alleen. „Wanneer je het niet
doet, kijk ik je niet meer aan"
dreigt de moeder. Gevolg?
Dat nu man en vrouw een
meningsverschil hebben. Op
lossing? Die oplossing is er
maar één, namelijk deze, dat
de man onherroepelijk de zij
de van zijn vrouw en gezin
kiest. Ook deze moeder is er
helemaal naast. Bij de keus
tussen moeder en vrouw met
gezih, moet altijd vrouw en
gezin voor gaan. Dan moet
deze moeder maar de gevol
gen dragen van haar eigen
despotische optreden en haar
zoon helemaal verliezen. Want
dat laatste is nu eenmaal de
consequentie van het huwe
lijk.
NOODWET.
Ter verkrijging van een
noodwet-uitkering, moet u
zich tot de Raad van Arbeid
wenden.
RAADGEVER.