In Oost en West.
Even lachen?
2),e lAo-tifo.
De
sprookjes
van
ANDERSEN
De herderin en de
schoorsteenveger.
8
Ontwikkeling
Ontspanning
Gezelligheid
RESULTATEN.
Een jongen vraagt aan zijn vader:
„Waarom waren de Grote Drie in
Bermuda bijeen?"
„Om te besluiten in Berlijn met
vieren bijeen te komen".
„En waarorr. zijn ze in Berlijn met
vieren bijeen gekomen?"
„Om te besluiten in Genève met
vijven bijeen te komen".
DE OVERBELASTE HUISVADER.
Pieter Dingeman kwam 's morgens
te laat op kantoor. Dat had de direc
teur bemerkt en dus werd Dingeman
op het matje geroepen.
„Zo Dingeman", zei de baas, „hoe
komt het dat je te laat bent?"
„Ik heb vanmorgen zelf mijn ontbijt
klaar moeten maken en mijn schoenen
moeten poetsen", zegt Dingeman.
„Aha, dus je hebt geen dienstbode
meer?"
„Nee meneer, ik ben verleden week
met haar getrouwd".
NOODSPRONG.
Mevrouw van Zwimmel verscheen
op het theekransje, met aan een van
haar vingers een gouden ring, waarin
een juweel gevat, zo groot als een
duivenei.
Op allerhande manieren had ze al
geprobeerd de aandacht van de dames
op die prachtige ring te vestigen, ech
ter zonder succes.
Tot ze ten einde raad uitriep: „Gut,
wat is het hier benauwd, ik geloof dat
ik mijn ring maar eens uitdoe".
De hond die zijn meester te slim af was
Mijn beste nichtjes en neven,
Jullie bemoeien je zelf nog niet met
de schoonmaak, en zo lezen jullie dus
ook niet de vele goede raadgevingen,
die voor de verschillende schoonmaak-
karweitjes in de kranten staan. Maar-
deze keer kreeg ik in de vorm van
een gedicht van een onzer nichtjes ook
eens een goede raad, die jullie wél
kunnen gebruiken. Daarom zet ik
nichtjes raad maar in ons hoekje. Ik
herinner me wel, dat ik vroeger ook
wel eens een inktpot omgooide, al was
ik dan geen klein zusje meer. En toen
greep Moeder ook direct naar de melk
kan. Maar al hebben velen van de
groteren, die huiswerk moeten maken
nu al een vulpen, zo nu en dan moet
er toch een inktpot aan te pas komen.
Nu, wie dan de inktpot ook onderst
boven op de tafel terecht doet komen,
weet nu, hoe gauw de narigheid te
verhelpen is. Ik zal namens jullie Edel-
weis dan maar bedanken, want ze
spaart jullie een standje uit. De andere
brieven de volgende week.
En nu gegroet van jullie
Tante TRUUS.
Kolibrie te Grijpskerke. Twee jarigen
20 vlak achter elkander, wat een feest.
Ze zijn wel verwend geworden met
cadeaux! Kan Gillisje al aardig met
zijn nieuwe speelgoed spelen? Je bent
er al vroeg op uitgetrokken om te vis
sen. Geen wonder, dat de vangst niet
zo groot was. Tóen ik zo oud was als
jij. nu bent, heb ik ook eens kikkertjes
opgekweekt. Het waren al fixse kik
kertjes, maartoen gingen mijn
ouders net naar een heel andere plaats
verhuizen. Ik nam mijn fles met kik
kertjes mee. We kwamen heelhuids in
de nieuwe woonplaats aan, maar op
het stationsplein gleed de fles uit mijn
hfnden en.mijn kikkertjes, die dus
ook verhuisd waren, wipten met een
vaartje alle kanten heen en ik kon ze
nakijken. Een triest verhaal, hé? Doch
ik ben al een poosje over het verdriet
heen hoor. Edelweis te Colijnsplaat.
Gelukkig, dat ik weer een levensteken
uit Colijnsplaat kreeg. Nee, ik ben niet
zo gauw boos, maar als je me zo lang
vergeet, huil ik haast tranen met tui
ten, dat is erger hoor, dan boos wor
den. Je had een pracht rapport, meis-
ke. Maar als je voorlopig zo weinig
les krijgt, kon het toch wel eens raar
gaan tegen het examen. Terwijl ik je
schrijf is er in Zuid-Bsveland rog p et
veel te zien van de bloeiende bomen.
Maar je moet rekenen, dat is een week
voordat jij dit tê lezen krijgt. Het is
ook nog zo koud. Daarom heb ik nog
niet veel gefietst en van bruine benen
is bij mij nog geen sprake. Jij bent er
al vlug bij, Hoe gaat het met Fientje?
Doe Vader en Moeder en R. veel groe
ten terug. Het plakwerk heeft gehou
den.
GOEDE RAAD VAN EDELWEIS.
(Deze raad naar aanleiding van een
raadsel, dat ik vorige keer opgaf).
„Zusje, doe de inktpot dicht,
Luister toch naar goede raad!"
Bom! de inktpot valt op 't kleed.
Zusje huilt, maar.'t is te laat!
Moeder bet de vlek met melk,
Zusje schreit nog luid.
Maar, na een kleine poos,
Is de vlek er uit!
Zo zie je waar de melk
Nog meer goed voor is, dan voor elk.
Roep 't in 't rond, dat het klinkt:
Melk is ook goed voor inkt'.Hl
MARIETJE.
„Waarom geeft een zwarte koe, die
groen gras eet, witte melk, waar gele
boter van gemaakt wordt?", vroeg
Marietje, toen de onderwijzer een les
had gewijd aan de tweehoevige dieren.
F*I
m
„Man, kun je dan niet lezen?
Het arme herderinnetje legde haar kleine hoofdje tegen haar schoorsteenveger
aan en weende. „Dat kan ik niet uithouden! De wereld is al te groot! Stond ik
maar weer op het tafeltje onder de spiegel! Nooit zal ik weer vrolijk kunnen zijn,
voordat ik daar terug ben! als je me waarlijk liefhebt moet je me weer daarheen
terugvolgen!" En de schoorsteenveger trachtte haar moed in te spreken, maar zij
snikte zo vreselijk, dat hij niet anders kon dan haar toegeven, hoewel- hij het aller
dwaast vond. En zo krabbelden zij met de grootste moeite weer terug door de
schoorsteen. Eindelijk stonden zij weer in de donkere kachel; en luisterden achter
het deurtje om te horen, wat er in de kamer gebeurde op dat ogenblik. Ze keken
naar binnen - Ach, daar lag de oude Chinees midden op de grond; hij was van de
tafel gevallen en lag nu in drie stukken. Bokspoot-boven-en-onder-generaal-krijgs-
bevelhebber-sergeant stond waar hij altijd gestaan had. „Dat is vreselijk!" zei het
herderinnetje: „oude Grootvader in stukken en dat door onze schuld!" en zij
wrong haar lieve, kleine handjes. „Hij kan nog wel gekramd worden!" zei de
schoorsteenveger. „Dan kan hij weer zo goed als nieuw worden". „Geloof je dat!"
vroeg zij. En toen klom zij weer op de tafel. „Zover zijn we dus nu gekomen!" zei
de schoorsteenveger, „we hadden ons dus al die moeite wel kunnen besparen!" En
Grootvader werd gekramd en was weer zo goed als nieuw, alleen kon hij niet
meer knikken. „Je bent erg hoogmoedig geworden", zei Bokspoot-onder-en-boven-
generaal-krijgsbevelhebber-sergeant, „mij dunkt, dat dit toch iets is, waarop men
waarlijk niet trots behoeft te wezen! Kan ik haar krijgen, of kan ik haar niet
krijgen!" En de schoorsteenveger en de kleine herderin zagen de oude Chinees
smekend aan; zij waren zo vreselijk bang, dat'hij knikken zou, maar hij kon niet.
En zo bleef het porseleinen paartje bij elkaar, en zij zegenden Grootvaders kram
metje, en hadden elkaar lief tot zij in stukken braken.
u/eeKem
behoort bij ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 7 Mei 1954.
In zijn kostelijk boek „Ongeloof en Revolutie" zegt Groen
van Prinsterer: „De leugen is gedwongen de waarheid te
haten en te verbannen, dewijl exclusief en onverdraagzaam
tegen de leugen te zijn, tot het karakter der waarheid be
hoort. Het bestaan der waarheid is een gestadige veroor
deeling der dwaling; de leugen moet elk overblijfsel der
waarheid in den kring zijner haatdragendheid omvatten".
En als Groen gewezen heeft op de uitspraak van Burke:
„Wie den godsdienst niet bemint, haat hem", dan zegt hij
verder; „De haat tegen den godsdienst is het kenmerk van
de revolutie, haar anti-christelijk karakter, geenszins wan
neer zij tot buitensporigheid overslaat, dat is, haar eigen
spoor verlaat; integendeel, wanneer zij, gebleven in haar
spoor, het doel van haar voortgaande ontwikkeling bereikt.
Dit werk is aan de omwenteling eigen; zij kan er zich niet
van ontdoen. Het is vereenzelvigd met haar beginsel, omdat
het tot de uitdrukking en afspiegeling van haar wezen be
hoort. Het is het teeken van haar oorsprong, het kenmerk
van de hel".
Op meesterlijke wijze heeft Groen aangetoond dat de
oorsprong der Revolutie begint in' de loochening van Gods
gezag, want hiermede wordt de grond van alle gezag weg
genomen.
En hoe gematigd de Revolutie ook begon, het is een hel
lend vlak waarop geen stilstand mogelijk is tot de diepste
diepte is bereikt.
Het loopt uit op volledige vernietiging der burgervrijheid,
het recht der Overheid vervalt, de verscheidenheid der
staatsvormen wordt miskend, de volksvertegenwoordiging
wordt een caricatuur, de familieband wordt geslaakt en
tenslotte de godsdienst wordt vernietigd.
Ziedaar de opeenvolging der consequenties, zoals Groen
van Prinsterer haar ons in de vorige eeuw heeft getekend.
De leuze „godsdienst is privaatzaak" in 't socialistisch
kamp aangeheven, en tot vandaag gehandhaafd is een leu
gen, in volkomen strijd met het wezen van het socialisme,
dat een der vormen van de Revolutie, of zo men wil, een
der phases der Revolutie is.
„Zouden wij betwijfelen", vraagt Groen, „of, ook op dit
terrein vijandschap tusschen het zaad der vrouw en het
zaad des duivels onvermijdelijk zij? Is, in een echt revo
lutionairen staat, verdraagzaamheid jegens het levend
Evangelie denkbaar? Zal aan de arke Gods veroorloofd
worden in verbrijzelde kracht tegenover Dagon te staan?
Van de revolutionaire richting geldt de diepste zin van den
dichtregel: „zijn goddeloosheid zou den God willen ver
nietigen, dien zij verlaten heeft". Alleen door zich tegen
God te verzetten, alleen door zelf God te willen zijn, alleen
door den wensch om, ware 't mogelijk God vernietigd te
zien, blijkt men eenmaal op den revolutionairen bodem
eener stelselmatige goddeloosheid geraakt, aan zijn eigen
beginsel en aan zichzelven, naar de inblazing van den vader
der leugenen gelijk".
Het is alsof Groen bij zijn ontleding van het revolutio
naire beginsel en bij zijn tekening van de consequenties
die er noodwendig uit voortvloeien, het visioen voor zich
zag van het revolutionaire Rusland onzer dagen.
In dat diep ongelukkig land wordt gerealiseerd wat Groen
een eeuw geleden voorspeld heeft.
De burgervrijheid is daar volledig vernietigd, het recht
der Overheid en de verscheidenheid der staatsvormen zijn
er miskend, de volksvertegenwoordiging werd een carica
tuur. De familieband werd er geslaakt ende godsdienst
wordt er vernietigd.
Men weet van de strijd tegen de godsdienst, welke in
Rusland gevoerd wordt hier wel iets af.
Zo nu en dan lekt er wel iets van uit.
De revolutie haat de godsdienst.
Groen heeft het met nauwgezetheid voorspeld.
Heeft Groen bij zijn voorlezingen over dit diep ernstig
onderwerp speciaal Rusland op het oog gehad?
Geen denken aan.
Groen zag op geen enkele natie.
Hij zag op het beginsel.
Het beginsel dat in zijn dagen reeds lang bestond en
toepassing vond, zij het aanvankelijk in gematigde vorm.
Scherp moet ons steeds voor de geest staan, dat hetgeen
Groen met de revolutie bedoelt, niet ziet op een bepaalde
staatkundige omwenteling, maar ziet op de revolutie van
de mens tegen zijn God, Die hem geformeerd beeft.
Daarom, het beginsel leefde al in de eerste gevallen mens.
Maar tot volle ontplooiing kwam het in de achttiende
en negentiende eeuw, toen het zich massaal openbaarde, en
doorwerkte in het publieke leven van staat en maatschappij.
Het begint met ontkenning der Godsopenbaring in de
heilige Schrift en het eindigt met de strijd tegen de gods
dienst.
Ze zoeken beiden de vrijheid!
<as*&<&5E><&S5> ®s*3><a#3>«s=ö> <2tfn>Oss® <S?ë>
P Een vonkje in ons hart is snel een vlam.
Slechts Hij, die als Gods Zoon op aarde kwam V
P kan doven wat begonnen was te branden.
y Help gij ons Heer, wij branden onze handen. (r
i Wij worst'len onze zielen in het zweet. o)
O, Jezus laat ons raken aan Uw kleed. A,
ij De vinger der begeerte wijst naar mij.
Ik wijs naar U: zo kom ik immers vrij? X
l POOT Jr.
i' <3^ë> <3s=o> Os=ê> <asn> <3rfp><&PS> <SrfG>
Daarom staan hier schuldig niet slechts het communisme
en bolsjewisme, zij zijn slechts de consequenties, de gevol
gen, maar hier staan schuldig alien die het Licht van Gods
Woord weigeren te aanvaarden voor alle terreinen van het
leven.
Zij allen, zonder uitzondering, staan op de revolutionaire
bodem.
Hier is verwantschap, verwantschap van de geest.
Daarom is het ook niet juist om alleen naar Rusland te
zien of naar communistisch China. De revolutie is overal
waar niet meer een buigen gevonden wordt voor de Schrif
ten, die ons van God gegeven zijn. En daarom wordt het
zo beangstigend in deze wereld. Want de afval openbaart
zich niet slechts in het Oosten. Zij neemt ook al grotere
vormen aan in het Westen. Humanisme is tenslotte ook een
afwijzing van de wil des Heren en Zijn Souvereiniteit over
al hetgeen geschapen is.
We zullen ons deze dingen goed moeten realiseren bij het
beoordelen van de feiten, die in radio en pers zowel van
het Oosten als van het Westell tot ons komen.
MARNIX.
DE OVERWINNING.
„Wie is hetdie de wereld
overwint, dan die gelooft
dat Jezus is de Zo Ae
Gods?"
1 Johannes 5 5.
Deze eerste dagen van Mei
gaan onze gedachten onwille
keurig terug naar Mei 1940
toen de oorlog voor ons begon
en een stroom van leed en el
lende over ons land en volk
kwam; en naar Mei 1945 toen
de bevrijding aanbrak en. wij bij
de overwinnaarsbehoorden.
'k Heb overwinnaars tussen
aanhalingstekens gezet, want als
we in Mei 1954 vragen: wie is
overwinnaar? ach, dan halen
we onze schouders op. We leven
immers nog in een beroerde en
spannende tijd van gewapende
vrede of van koude oorlog, net
zoals u wilt.
Overwinning? „Wie is het, die
de wereld overwint, anders dan
die gelooft dat Jezus is de Zone
Gods?" Ja ons geloof: dat zal
overwinnen.'
Maar dan niet geloof-zomaar-
in-hei-wilde-weg. Maar dit ge
loof: dat Jezus is de Zone Gods,
de Zaligmaker en Verlosser;
mijn Zaligmaker en mijn Ver
losser. \Vie dat door genade
weet en Hem zó kent als Hei
land, die mag zich de Zijne roe
ten. Zijn eigendom, gekocht door
Zijn dierbaar Bloed. En Jezus
heeft de wereld, de zich van God
losgemaakte wereld, overwon
nen. Door het geloof in Jezus,
het verbonden zijn met Jezus,
kan ik „de wereld" aan: zonde
en verleiding, tegenslag en zorg,
vervlakking van de zuivere leer
en verwereldlijking van het ge
meenteleven; door het geloof,
met Jezus, in Jezus kan ik het
aan en zal ik overwinnen door
Hem. Die mij krachten geeft.
Heb ik dat geloof niet, dan
lijd ik de nederlaag, dan ga ik
verloren. Dat is de keerzijde.
Wie de Zoon niet heeft, die
heeft immers het leven niet.
Daarom: laat ieder die deze
regelen leest zich afvragen: heb
ik mijn hart voor 100 aan
Jezus gegeven niet voor een
deel, voor de Jreljt oj voor
Hij vraagt ons héle hart. En wie
zó van Jezus is, die heeft Het
Leven, nu en eeuwig. Uit vrije
genade. Lof zij het Lam.
Zierikzee.
J. P. v. Roon.