üs
GESCHIEDBESCHOUWING.
1IIIIIEE
001
raim
Jud
nsBjj
iinrwj
pnï»
lil
Even lachen?
sprookjes
van
ANDERSEN
Dc herderin en de
schoorsteenveger.
Ontwikkeling
Ontspanning
Gezelligheid
Mijn beste nichtjes en neven,
Jullie hebben grote mensen mis
schien wel eens het spreekwoord ho
ren gebruiken: „Waar het hart vol van
is, loopt de mond van over", dat wil
zeggen, dat je graag vertellen wil over
iets, waar je gedachte vol van is. Nu
dan is het geen wonder, dat ik gauw
aan jullie ga overbrieven, dat ik van
middag naar 'n tentoonstelling ben ge
weest en het daar zo fijn heb gevon
den, dat ik, nu ik weer thuis ben, een
twee drie aan het vertellen ga, wat ik
daar allemaal gezien heb. Misschien,
denkt een van de nichten of neven
wel, wat hebben wij nu toch aan een
tentoonstelling. Net goed voor de grote
mensen, waar Tante Truus het daar
net over had. Maar wie zo denkt heeft
het mis, helemaal mis, want ik heb nu
eens een tentoonstelling bezocht, waar
alles wat te bekijken viel door jongens
en meisjes gemaakt was, die nog maar
op een lagere school gaan. Dus....
van hetzelfde slag als de meesten van
jullie zijn. Het was hier in Goes, en
als jullie dit te lezen krijgen, is het
alweer afgelopen, want die tentoon
stelling duurde maar twee dagen, wat
ik echt jammer vond, dat het zo kort
duurde. Het was een tentoonstelling
van Handenarbeid.
Van zestien scholen uit Zeeland wa
ren er inzendingen binnengekomen.
Een prachtige verzameling. Voor ik ga
vertellen, wat ik er alzo zag, moet ik
jullie wat verklappen. En weer over
die grote mensen. Die kunnen natuur
lijk zelf ook wel heel wat maken,
maar ik geloof, dat de meesten toch
vast niet denken, dat jullie jongeren
zoveel moois en aardigi kunt te voor
schijn toveren. Er waren tenminste
heel wat werkstukken bij de verzame
ling, waarbij ik stilletjes dacht, dat
had ik zelf vast nooit zo mooi voor
elkaar kunnen krijgen.
Nu wordt het toch tijd, dat ik eens
vertel, wat er te zien was. Te voren
zeg ik echter, dat ik zo maar een greep
moet doen, anders had ik wel twee
Weekenden nodig als ik alles moest
opnoemen. Er waren heel wat buiten
gewoon mooie kapstokken bij. Sommi
gen voor de kleren van de groteren,
maar ook leuke kapstokjes voor kin-
derkleertjes. Dan waren er schemer
lampjes bijwaarvan ik er wel zo
eentje van had willen meenemen.
(Niet netjes van me, hé? Maar te
koop was er niets). Er was ook zo'n
leuke inzending, helemaal van papier
gemaakt, waar ik met plezier naar
kijken moest. Dat was een heel dorp.
Aardige huisjes, een kerk, een molen,
een brug, een garage. Een andere
school zond weer mooie schilderijtjes
in, waarvan de lijstjes zelf gemaakt
waren. Ik denk, dat de inzending van
het plaatwerk, dat gemaakt was, door
dat men heel kunstig allerlei reepjes
en stukjes papier zo had opgeplakt,
c'at er een mooie boom te voorschijn
was gekomen, wel door jongeren ge
maakt was. Het was een precies werk
je geweest. Het is te begrijpen, dat er
ook allerlei soorten boten gemaakt
zijn en vliegmachines. Dat zijn moei
lijke werkstukken hoor. Weet je, wat
ik ook zo aardig vond? Een complete
verzameling van allerlei verkeerste
kens, zoals we die langs, de weg zien.
Natuurlijk klein nagemaakt. Daar zat
nog een hele studie aan vast, want er
zijn wat van die borden te vinden. En
elk heeft weer een andere betekenis.
Een hele tijd heb ik ook staan kijken
naar een verzameling vogels. De ver
vaardigers of vervaardigsters hadden
daarbij ruim gebruik gemaakt van
schelpen. Het resultaat was kostelijk.
Je moet maar op de gedachte komen.
Een andere kias weer, had kaarten
van Zwitserland gemaakt, maar een
bijzondere kaart hoor, want de hoog
ten van de berBen en de diepten van
de dalen was er op aangebracht. Ik
ben no gril eens ir Zwitserland geweest,
daarom weet ik wel aardig hoe het er
daar uitziet, en kan ik wel zeggen,
dat die klas best werk geleverd heeft.
Maar is het niet knap om zoiets te
maken. En wat een gemak bij de
aardrijkskunde-les. Natuurlijk was er
ook leerwerk bij. En wat een mooie
stukjes. Fijn, als je zelf zo maar een
portemonnaie of tasje voor je zelf
kunt maken, of ook zo'n stevige
portemonnaie aan je vader cadeau te
kunnen geven en er dan bij vertellen:
„Zelf gemaakt vader!" Wat zou ik nog
graag veel meer gaan opnoemen, van
wat ik zag, maarer moet nog een
plaatsje open blijven in ons Weekend.
Wat zou het goed zijn, als er bij een
volgende tentoonstelling nog veel meer
scholen meededen, want dan kreeg je
natuurlijk nog meer te zien. Als ik
weer, op een ander jaar, lees dat er
een tentoonstelling is, ga ik er vast
heen.
Maar nu moet me nog wat van het
hart eerst. Ik heb heel wat nichten
en neven, er zullen er toch wel bij
zijn, die op school zulke fijne en leuke
dingen maken, ennedaar heeft
niemand me nog over verteld. Dat
moet veranderen, hoor! Ik wil graag
eens weten of jullie dat in school ook
doen, want ik vind dit zulk prachtig
werk.
En nu tot slotik neem mijn hoed
•af voor al die jongens en meisjes, die
zoveel moois en aardigs hebben ge
maakt en ook.... voor allen die hen
daar bij helpen.
De brieven krijgen de volgende week
weer een beurt. Nu allemaal gegroet
van jullie
Tante TRUUS.
Nog even een berichtje: Wie meer
wil weten over Handenarbeid, wil ik
met het volgende adres, waar alle in
lichtingen te verkrijgen zijn, op w^g
helpen. Administratie HANDENAR
BEID, Groene Zoom 96, Rotterdam Z.
OPSTEL OP SCHOOL.
Van opvoedkundige zijde ontvingen
we volgend opstel van een jongen van
negen jaar over de koe:
„De koe is een zoogdier, zijn poten
reiken tot de grond. De koe is geen os.
Uit zijn kop puilen ongeveer twee
ogen. De koe heeft twee lange
ezelsoren, waaraan de kop bevestigd
is. In het begin noemt men een koe
geen koe omdat hij dan kalf heet. On
der aan de rug heeft de koe ook nog
iets, zijn staart, met een eind eraan,
om de vliegen weg te jagen. De koeien
leggen geen eieren, zoals de kippen.
De binnenkant van de koe eten we
op en van de buitenkant maakt de
schoenmaker leer".
ven!" „Ik wil alles, wat jij wilt", antwoordde het schoorsteenvegertje, „ia-
ten wij maar dadelijk gaan." En hij wees haar, hoe zij haar voetjes op de
uitgesneden kanten neerzetten moest. Ook nam hij zijn ladder te hulp, en zo
kwamen zij op de grond terecht. Bok spoot-boven-en-onder-generaal-krijgsbe-
velhebber-sergeant sprong hoog in de lucht, en riep de oude Chinees toe: „ze
gaan op de loop!" De oude Chinees was wakker geworden en schudde zijn hele
lichaam heen en weer. „Nu komt de oude Chinees!" riep het herderinnetje",
„er zit niets anders op, dan de wijde wereld ln te gaan!" „Heb je wezenlijk
de moed, met mij de wereld ln te gaan?" vroeg de schoorsteenveger. Heb je
wel goed bedacht, hoe groot die is en dat wij hier nooit terug kunnen komen?"
„Dat heb ik!" antwoordde zij. En hij leidde haar naar de kacheldeur. „Wat
ziet die zwart!" zei zij, maar zij ging toch met hem mee, en volgde hem
door de kachelpijp en de schoorsteen, waar het pikdonker was. „Nu zijn we
in de schoorsteen!" zei hij, „en kijk! kijk! daar heel in de hoogte schittert
de prachtigste ster!" En er stond werkelijk een ster aan de hemel, die vlak
op hen neerscheen, ais om hun de weg te wijzen. En zij krabbelden en zfl
kropen voort; zo hoog, zo hoog! en zo kwamen zij tot aan de rand van de
schoorsteen, en zij zetten er zich op neer. De hemel met al zijn sterren was
hoog boven, en de daken van de stad ver beneden hen.
Hebt ge wel eens een
echt oude houten kast
gezien met uitgesneden
krullen en lofwerk
Juist zo een stond er Ln
een hulskamer; van bo
ven tot onder versierd
met snijwerk. Maar mid
den in de kast stond
een hele iman uitgesne
den, en daarbij grijnsde
hij. Hij had bokspoten,
kleine horens op 't voor
hoofd en een lange
baard. De kinderen inde
kamer noemden hem altijd „bokspoot-boven-en-onder-generaal-krijg'9beveIhebher-
sergeant". Hij keek altijd naar de tafel onder de spiegel, waarop een alleraar
digst herderinnetje van porselein stond; ze was in één woord prachtig! Dichtbij
haar stond een kleine schoorsteenveger, overigens ook van porselein. Zij waren
daar beiden zo neergezet, en nu ze toch eenmaal naast elkaar stonden, hadden
zij zich met elkaar verloofd. Niet ver van hen af stond nog een figuur. Het
was een oude Chinees, die kon knikken; hij was ook van porselein en zei, dat hij
de grootvader was van het herderinnetje, en daarom had hij de bokspoot-boven-
en-onder-generaal-krij gsbevelhebber-sergeant, die 't herderinnetje tot vrouw wilde
hebben, ook toegeknikt. „Daar krijg je een man aan", zei de oude Chinees.
„Hij kan je tot bokspoot-boven-en-onder-generaal-krijgsbevelhebber-sergeantse
maken, hij heeft een hele kast vol zilverwerk," „Ik wil niet ln die donkere
kast!" zei het herderinnetje, „ik heb gehoord, dat hij daarbinnen al elf porse
leinen vrouwen heeft." „Dan kan jij de twaalfde worden!" zei de Chinees;
„vannacht zal je bruiloft houden!" en toen knikte hij met het hoofd en viel
ln slaap.
Maar de kleine herderin schreide, en zag naar haar hartsbeminde, de por
seleinen schoorsteenveger. ,,Ik geloof, dat lk je maar verzoeken zal", zeide zij,
.mij de wijde wereld mee in te nemen, want hier kunnen wjj niet langer blij-
iiittiiiii;
eeuu/scH
ii/ee/feno
behoort bij ZEEUWSCH DAGBLAD van Donderdag 29 April 1954.
Onder de vele vraagstukken die vandaag in de crisis ge
worpen worden behoort ook deze: hoe hebben wij de ge
schiedenis te beschouwen? Er zijn er velen die zeggen:
God heeft met de geschiedenis niet zoveel te maken. Hij
komt er soms wel als met een bliksemslag in, maar altijd
verticaal, even in snijpunt haar rakend, om dan zich weer
terug te trekken en ons zelf de geschiedenis in handen
gevend.
Groen van Prinsterer, een geschiedvorser en -kenner als
weinigen, dacht daar anders over. We kennen zijn machtig
Handboek van de Vaderlandse geschiedenis, en zijn Onge
loof en Revolutie. Maar wat minder bekend is, dat zijn de
Vaderlandsche Zangen, die hij in 1842, dus nu ruim 'n eeuw
geleden, uitgaf. Ds Rullman stipt het bestaan van deze
bundel even aan in zijn voorwoord bp het Handboek, en
vertelt daarbij dat Groen in 1842 een kort overzicht van
de Vaderlandse Geschiedenis heeft uitgegeven, bestemd
om voor kinderen van tien a twaalf jaar door ouders en
onderwijzers als leidraad bij mondelinge voordracht te wor
den gebruikt.
Aan het einde van dit werk brengt Groen naar aanleiding
van een zevental bijbelteksten, onze volkshistorie in ver
band met Gods Woord. De eerste tekst met onderschrift
luidt aldus;
„Looft den Heere en vergeet geene van Zijne weldaden".
(Ps. 103 2).
„Herinnert u de jaren welke door een treffende uitred
ding gekenmerkt zijn geweest, zoo 1572, 1588, 1600, 1629,
1672, 1747, 1813, 1831. Herinnert u den geheelen samenhang
van Nederlandsch historie, en dankt God dat Hij u een
vaderland schonk, waar Hij Zijne Kerk geplant en be
waard heeft; waar de Bijbel nog in eer wordt gehouden en
waar ook gij, door den doop opgenomen in de Christelijke
Kerk, van kinds af door de Heilige Schriften geweten hebt,
die u wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof het
welk in Christus Jezus is." Tim. 3 15.
Bij dit kort overzicht nu heeft Groen een verzameling
Vaderlandsche zangen uitgegeven.
Bij elk belangrijk feit onzer geschiedenis heeft Groen een
gedicht van een onzer bekende dichters, soms ook psalmen,
opgezocht.
Het is een ware keurcollectie, uit onze dichters.
Op het titelblad zette Groen het motto: „Zingt den
Heere„want Hij heeft wonderen gedaan." Ps. 98 1.
Hij leidt het met weinige woorden in, waarbij hij o.m.
zegt: „Ik achtte het niet ongepast bij de opgave der feiten
(n.l. in zijn kort overzicht van de Geschiedenis des Vader
lands) eenige verzen te voegen waarin voorname gebeurte
nissen of personen op indrukwekkende wijze worden ver
meldMoge het boekje nuttig voor de jeugd, en niet
ongevallig zijn aan elk die belang stelt in nationale poëzie
en in voorvaderlijken roem".
Bij de meeste versjes plaatst Groen een paar kernachtige
woorden.
Als inleiding geeft hij Psalm XLIV 3 met de woorden:
„Aan den ingang ook van Nederlands historie mag
worden geplaatst, en ook van onzen vaderen geldt, de dank
bare vermelding:
„Hun zwaard deed hun dit land niet erven;
Hun arm deed hen geen heil verwerven;
Maar Uwe rechterhand, Uw kracht
Heeft him dien voorspoed toegebracht".
Dan volgt direct een citaat van Bilderdijk, waarin de vór
ming van Nederland geschetst wordt uit slibben en zanden:
„Een handvol zeewier dreef door 't nat,
Ten spel van wind en golven,
Nu 't moedig hoofd omhoog gebeurt,
En dan, in 't schuim bedolven.
Maar, hobbelende op den woesten vloed
En worstelend met zijn baren,
Kwam eindelijk op een overplaat
Als eilandt'je aangevaren., enz.
Van Alphen's pen laat hij de Hollandse zee tekenen,
waarop de bedijking door Da Costa bezongen wordt, waar
bij Groen aantekend: „Biddend waken en werken is ner
gens noodiger dan op den Nederlandschen grond; uit rivier
en zee gewonnen en die gestadige verdediging door dijk en
zeewering behoeft."
Dan wordt een overstroming door Bilderdijk geschetst:
„De landman beeft voor oogst en schuur;
De steed'ling voor zijn wallen;
De dood slaat duizenden om 't hart,
De schrik tienduizendtallen."
De eerste evangelieprediking, de dood van Bonifacius, de
invallen der Noormannen, de verschillende huizen, die over
ons geregeerd hebben, diverse steden, alles wordt bezongen.
Vondel roemt de koophandel, de „groote visscherij", Da
Costa de uitvinding der drukkunst door Laurens Koster.
Hugo dé Groot tekent het „Pauselijk geweld".
De kerkhervorming bezingt Da Costa en onder het hoofd
je: „Bijbellezing" laat Groen Ps. CXIX 1, 5 en 8 volgen:
Welzalig zijn d'oprechten van gemoed,
Die, ongeveinsd, des Heeren wet betrachten.
Zelfs een dicht op de enige Nederlandse Paus Adriaan
(auteur Brandt) is niet vergeten:
„De geloofsvervolging" beschrijft de hartstochtelijke Bil
derdijk, evenals het „Christelijk predikambt". Vader Cats
behandelt het „Christelijk onderwijs".
Groen zegt hierbij: „Het kind, zei Cats aan de moeder,
blijve aan uwe zorg toevertrouwd tot aan de zeven jaren;
en reeds dan, reeds vóór het Christelijk schoolonderwijs:
„Leer toch de jonge zinnen
God vreezen, eeren doen, en bovenal beminnen".
Dan volgt een serie helden uit de 80-jarige oorlog, door
Bilderdijk, Da Costa en Brandt bezongen.
Natuurlijk ontbreekt het „Wilhelmus" niet. Groen zegt
hierbij: „Dit Christelijk lied, ter eere van Prins van Oranje,
is bij uitnemendheid ook het Vaderlandsche lied. Waar
schijnlijk, na den jammerlijken afloop van den Veldtocht
van 1568 onder de bevolking verspreid, drukt het op aan
doenlijke wijs, de moedige zelfopoffering en het onwrikbaar
geloofsvertrouwen van den Prins en van zijn broederen uit.
De maker is niet met zekerheid bekend. Door sommigen
wordt Marnix, door anderen Coornhert genoemd."
Ontroerend is het gedicht van O. Zw. van Haren: „De
huisvrouw van den Watergeus", door Groen kort samenge
vat: „In de echtgenoote van een wakkeren scheepskapitein
wordt hier bekommering geschetst, bij 't afwezig zijn van
den huisvader en te midden van moederlijke zorg".
Ook de Bartholomeus-nacht is niet vergeten. Groen zegt
er bij: „Volgens de laagste opgaven werden, alleen in Pa
rijs, 5000 personen in dien gruwelnacht, daaronder ook zui
gelingen, vermoord", 't Gedicht is van' Vondel:
Zoo velt de zicht de korenaren;
Zoo schudt de bui de groene blaren,
Wanneer het stormt in 't wilde woud.
Wat kan de blinde staatszucht brouwen,
Wanneer zij raast uit misvertrouwen!
Wat luidt zoo schendig dat haar rouwt!
De pacificatie van Gent, door Prins Willem van Oranje
bewerkt, wordt door een onbekende tijdgenoot bezongen:
Weest nu verblijd, Te dezer tijd,,
Wie gij zijt,
Over is nu 's nachts droev' duisteren schijn;
Al onze plagen, In blijde dagen
Veranderd zijn!
We zouden graag nog meer citeren. Maar het hoekje
beslaat 167 bladzijden.
Alleen het laatste vers, dat Groen's geloofsleven tekent,
vermelden we nog. Hij kiest tot slotzang Psalm 72:
Geloofd zij God, dat eeuwig Wezen,
Bekleed met Mogendheên;
De Heer, in Israel geprezen,
Doet wonderen, Hij alleen!
En dan: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen, enz.
Dat zijn de Vaderlandsche zangen van Groen. Ge ziet er
Groen zelve in.
„Wij zullen het niet verbergen voor de kinderen, vertel
lende de loffelijkheden des Heeren".
Ziehier, Groen's levens-ideaal.
Hieraan heeft hij ook zijn bloemlezing uit onze Neder
landse dichters in zijn Vaderlandsche zangen verzameld,
dienstbaar gemaakt.
Groen beleed het beginsel, dat God de historie maakt,
permanent en immament in de geschiedenis der mensheid
inkomt en dat de mens Gods vinger bij alles wat plaats
heeft, dient te erkennen.
Groen heeft ons geleerd: daar staat geschreven, maar
evenzeer waarschuwde hij ons op het: daar is geschied!
MARNIX.
DEZE MIJN WOORDEN.
Een iegelijk dan die deze
Mijn woorden hoort, en
ze doet.
Matth. 7 24a.
Jezus is aan het einde van de
Bergrede gekomen. Hij heeft de
Zijnen onderricht gegeven in de
wetten van het Koninkrijk der
hemelen.
En nu zou het wel van mis
verstand getuigen, wanneer wij
meenden, dat deze geboden
lichter door de natuurlijke mens
te volbrengen zijn dan het juk,
dat de Schriftgeleerden de
schare oplegden. Want terwijl
deze laatsten met hun casuistiek
bij de oppervlakte bleven staan,
was Jezus naar de diepte af
gestoken. Heel de wetsprediking,
die Hij in de Bergrede had doen
horen, werd immers van het
begin tot het einde beheerst
door het grote gebod van de
wet, gelijk dat reeds bij Mozes
te vinden is: gij' zult den HERE
uw God liefhebben met uw ge
hele hart en gij zult uw naaste
liefhebben als uzelf!
Wie naar de regels uan de
Schriftgeleerden leefde, kon in
dat alles zichzelf blijven hand
haven.
Maar dat is naar de wets
prediking, die Jezus heeft doen
horen, eenvoudig uitgesloten.
Die prediking vraagt de zelf
verloochening. En dat niet op
één punt, doch in heel het le
ven.
Wie kan dus deze wetspredi
king in de praktijk brengen?
Dat kan van nature geen
mens!
Dat kunnen wij alleen, wan
neer wij letten op Hem, door
Wien ons deze radicale eis wordt
gesteld.
Jezus spreekt hier toch van
deze MIJN woorden.
Het zijn de woorden van Hem,
Die Zichzelf aan deze eis niet
onttrokken heeft. Hij heeft Zijn
hart aan God nooit onthouden.
Hij heeft ook ons liefgehad tot
het einde toe.
En in Hem is ons nu de weg
ontsloten, om te doen de woor
den, die Jezus in de Bergrede
sprak. Die weg isootmoedig
belijdende uw volslagen en
diepschuldige onmacht ten goe
de, u overgeven aan de genade
Gods, in Christus ons geopen
baard.
Door het geloof in Hem gaat
het toonder gebeuren. Beginnen
wij te leven naar de wetten van
het Koninkrijk der hemelen.
Houden uiij op, onszelf te hand
haven.
Of beter gezegd, dan gaat Hij,
door Zijn Geest in ons deze Zijn
woorden volbrengen.
Van nature is het ons onmo
gelijk. Maar alle dingen zijn
mogelijk door het geloof in
Hem!
Goes. A. Hordt}*.
i