ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR NICOLAAS BEETS over KINDERRAMPEN. 9 2 Oplossing puzzle van 23 April In zijn Camera Obscura heeft Hilde- brand (Beets) ook een hoofdstuk ge schreven over kinderrampen. De vijf entwintigjarige jongeling, die nog nooit paedagogiek gestudeerd had, toonde zioh ook ditmaal een goed op merker. Het ging in het jaar 1839 (het jaar dat de Camera verscheen) al net een der als nu. De ouderen zien de kinder leeftijd als een tijdperk van louter vreugde en geluk. Toen we op de schoolbanken zaten, toen was alles goed. Louter zonneschijn. Maar we waardeerden het niet. Beets zag de zaak enigszins anders. Hij had er oog voor, hoe onkinderlijk de leerlingen op school behandeld werden. Hoe de deugd hun werd aangepraat. Welke dwaas heden men bij het rekenonderwijs uit haalde. Men gaf het kind niet wat des kinds was. En daar heeft Beets op gewezen. Op een goedhartige manier de fouten der toenmalige opvoeding aan de kaak gesteld. Grote mensen jubelen: Wat vreugd, het schooluur heeft geslagen, Waarnaar elk kind om 't zeerst verlangt. Zingen de kinderen dat versje ook? Hildebrand gaf daar een antwoord op. „Mijn spelen is leren" zong Van Al phen. Beets antwoordde hierop: „Dat wil er bij niet één kind in, zelfs niet bij het vlijtigste". Beets haalde in zijn betoog nog eens het versje van Hölty aan: Hoe zalig als de jongenskiel Nog om de schouders glijdt! Dan is het leven ln de ziel, En alles even blijd. Niets, niets ter wereld doet hem aan Of baart hem ongemak Dan stuiters, die te water gaan, Of ballen over 't dak. Beets begon met er op te wijzen, dat dergelijke lofredenen op het geluk der kinderjaren door ouderen worden neer geschreven. Hjj achtte dit een droevig bewijs voor de toestand van later da gen. Hij betwijfelde echter of dichtertjes van zeven of acht of negen jaar ook zo onvoorwaardelijk hun actueel geluk prezen. Hij dacht terug aan de tijd, toen hij zelf de lagere school bezocht. Des Woensdagsvoormiddags moesten we zo vertelt hij allen een opstel ma ken. We mochten soms zelf een onder werp kiezen. Maar ik roep al de Jan nen, Pieten, Willems en Heinen op, waarmee ik in de Jacobijnenstraat te H(aarlem) op de banken zat, tot ge tuigen of er ooit iemand is geweest, die zijn lei vol geschreven had met een optelling der genoeglijkheden 'of een uitweiding over het ongestoord geluk van de kinderleeftijd. Neen. Wij schreven wel diepzinnige vertogen over de Deugd of over de Vier Jaargetijden. Sander U., wiens vader adjudant was van een generaal, schreef zesmaal over het Paard. Piet Q., die nooit op het bord stond en nooit met ons een streek uithaalde, had het altijd over Gehoorzaamheid en Vlijt. Geen enkele mijner collega's heb ik eigenlijk vrolijke onderwerpen zien behandelen. Ik zelf heb het nooit ver der kunnen brengen dan tot de filoso fische beschouwing der Tevredenheid. Ik heb er wel eens over nagedacht of de school de rechte plaats wel was om het kindergeluk diep te doen ge voelen. Ik weet wel, de meester zit er niet meer met slaapmuts en kamerjapon en een ontzettende plak in de kathe der. Hij brengt ons niet langer door de verschrikkelijkheid zijner ogen en gebaren tot een punt van angst, waar op wij zouden willen bekennen, dat wij zelf de wereld geformeerd hadden, maar het nooit weer zouden doen, lie ver dan het antwoord schuldig blijven op de eerste vraag van het vragen boek. We zitten ook hier in een goed, ruim lokaal, zo hoog' en zo luchtig, dat het soms aan onze benen tocht. We hebben er niet zelden het uitzicht op een bleekveld met een appelboom of op een binnenplaats met een beste kamer. Maar toch, de meester is zo dik en de ondermeesters zijn zo lang en hun brillen en bakkebaarden zien er" zo on verbiddelijk uit En dan hebt ge nog bloedt mijn hart de Tafel der Werkzaamheden (lesrooster). Schrikkelijke werkzaam heden! Ik denk aan rekenboeken en ge- ografieboeken (aardrijkskunde). Ik denk aan die jeugdige heren, die maar niet konden onthouden hoeveel koelen er jaarlijks aan de Hoornse markt ko men En hoeveel inwoners en drukke rijen Enschede telt. En dan de reken boeken! Zij waren de zwakke zijde van velen onzer. In mijn oog waren er geen hate lijker boeken. Vooreerst waren zij veel te vol letters en ten andere veel te vol cijfers. Die opgaven zijn verschrikke lijk. Ga eens na. Gij hebt uw lel vol met een berekening van belang: drie maal hebt ge reeds de helft uitgeveegd, omdat gij bemerktet, dat gij het vraag stuk niet begrepen hadt. Maar einde lijk, de som is af en gij krijgt tot uit komst: 12 lasten, 7 mudden, 5 schepels, 3 kop, 8 maten rogge. Met een gerust geweten en met een zalig gevoel van als een ijverig lid der maatschappij uw plicht gedaan te heb ben, zoudt gij uw lei aan de onder meester geven om te laten nacjjferen. Maar neen! Het hatelijk rekenboek geeft als Uitkomst aan: 95 lasten, 2 mudden, 1 schepel rogge, en niet één kop of maat. Het is blijkbaar, dat ge u vergist hebt. Driemaal doet ge al de vermenigvul digingen en delingen nog eens over. Eindelijk besluit ge alies uit te vegen. Ge doet het. Ge hebt nog uw mouw op de lei, als de ondermeester komt, om te geloven, dat ge niets hebt uit gevoerd. Dit heb ik tegen die reken boeken. Daar zit ge sedert halftien op school, bij mooi weer, in de maand Mei, als het groen jong is gelijk gijzelf en, wat meer is, als de plassen opgedroogd zijn, zodat het heerlijk weer is om te knikkeren. Daar zit ge sedert halftien op de school, waar gij de voet hebt in gezet, met benijding terugziende op de armelui's kinderen, die geen opvoe ding krijgen en „duitjen óp" spelen op straat. Eerst heeft men u gedwongen, met al uw speelse lotgenoten het lied aan te heffen: Wat vreugd, het schooluur heeft geslagen, Waarnaar elk kind om 't zeerst verlangt! Daarna hebt ge een uur gelezen van het model van een brave jongen, zo braaf, zo zoet, zo gehoorzaam, zo knap en zo goedleers, dat ge hem met ple zier een paar blauwe ogen zoudt slaan, als ge hem op straat ontmoette. Het volgende uur hebt gij geschreven: het woord wederwaardigheid. Een woord met twee moeilijke w's, door aandikken haast niet goed te krijgen. Dit moet in groot schrift. Of ge moet in klein schrift opschrijven: Voorzich tigheid is de moeder der wijsheid: 15 regels, achtmaal op en zevenmaal tus sen de lijn. Helaas, eenmaal hebt ge voorwijzigheld ln plaats van voorzich tigheid geschreven. En enigszins ang stig zit ge te denken aan het uur, waarop de kritiek des meesters haar uitspraak zal komen doen. Nu komt weer het rekenboek. Ik heb het lang laten wachten, om dat het dikwijls voor mij te vroeg ge komen is. Ons wacht de dertiende som. Daarin wordt ons een voorstelling ge daan van vijf jongens, zegge vijf, die tezamen zouden knikkeren en waarvan de één bij de aanvang van het spel be zat 20, zegge 20 knikkers; de tweede 30, de derde 50, de vierde neen het is niet uit te houden! de tranen ko men er u bjj ln de ogen; maar daar zit gij, voor u nog een geheel uur, en dan nog wel te cijferen. Waarlijk, ik houd het er voor, dat de meeste rekenboek makers afstammelingen van koning Herodes zijn! Eén ding heeft Beets goed gezien: de rekenboekjes van een eeuw gele den leken meer op een puzzle-boekje dan op een rekenboek. Het was hersen gymnastiek van de slechtste soort. In mijn jeugd heb ik nog van die verve lende kloksommen en vraagstukken over die elkander passerende of tege moet gaa.n de wandelaars moeten maken. Doch deze haalden het niet bij de som men van een eeuw geleden! Beets was wel een weinig sentimen teel, toen hij de school met de volgende zwarte kleuren tekende: De school is niet de plaats om het kinderlijk ge moed te doen overstromen van het be sef van geluk en genot. Ik geloof niet, dat het denkbeeld daarvan ooit onder enig blond of bruin kinderhaar is óp- gekomen. Neen, neen! de school is zo goed ais zij zijn kan! De school wordt, naar de nieuwste verordeningen zo aan genaam en dragelijk mogelijk gemaakt. Maar-haar genoegens zijn ten hoogste negatief. De school blijft altijd iets van het gevangenisachtige en de meester, met en benevens al de ondermeesters, iets van het vogelverschrikkende be houden. Het gezegde van Van Alphen: „Mijn leren is spelen" wil er bij niet één kind in, zelfs niet bij het vlijtigste. Ik verbeeld mij, nog al tot de vlij tigste behoord te hebben. Maar toch, wanneer mijn vader of moeder aan mijn ooms en tantes vertelde, dat ik altijd blij was als de vacantie uit was, kwam mijn ganse gemoed tegen dat edel denk beeld op en ik heb jaren nodig gehad, om zekere schuwheid voor mijn vorige meesters te leren overwinnen. Zo schreef Hildebrand in 1839. Hoe staat het er in 1954 met onze scholen en haar leerlingen voor? Gelukkig de meester en de juffrouw, die hun kinderen stimuleren kunnen tot hun werk, zodat deze werken met lust en gedreven door een innerlijke drang. Gelukkig de kinderen, die zulk een meester of juffrouw hebben. ONDER DE STREEP Maapmcmdelen „Een grote tegenstrijdigheid in de na tuur, de weldaad van de slaap te genieten en te gelijker tijd als wakende te hande len", klaagt de dokter, als Lady Macbeth slapend ronddwaalt en tracht haar handen te wassen. Deze scène maakt altijd grote indruk. Maar ook in het leven doet het hui verig aan een slaapwandelaar te zien. Het is daarom niet te verwonderen, dat de fan tasie aan mensen die aan dergelijke toe standen onderhevig zijn, allerlei geheim- Zinnige klachten toedicht. Het heet, dat zij met onbegrijpelijke zekerheid langs steile daklijsten en dakgoten kunnen lopen, gees tesarbeid verrichten, die, in wakende toe stond boven hun krachten gaat, boeken lezen in een vreemde taal, die zij nooit geleerd hebben. Deze mededelingen worden echter ge woonlijk gedaan door mensen wier op- merkin(pgwpe en oordeel weinig betrouw baar zijn. De toestand heeft, ook al wordt algemeen het tegendeel aangenomen niets met een geheimzinnige invloed van de maan te maken. De „maanzieke" slaapwandelaar wandelt of deze schijnt of niet, of zij wast of afneemt maar ook in andere opzichten is het niets bovenzinnelijks. „Alles wat de slaapwandelaar doet", schrijft Dr Lehman, laat zich verklaren uit het feit, dat hij slechts handelingen verricht met zijn droom. Gewoonlijk bepaalt hij zich er bij op een bekende plaats wat rond te lopen, enige tijd dagelijks werk te verrichten en dan weer rustig naar bed te gaan. Tijdens zijn omwandeling wordt hij ge heel door zijn droom beheerst, hij begrijpt alleen, wat met zijn droom in verband staat. Meermalen is opgemerkt, dat de slaap wandelaar slechts antwoordt, wanneer hem iets uit zijn droom gevraagd wordt, op an dere dingen gaat hij niet in. Van de apotheker Castelle, wiens vatl- vuldige aanvallen van slaapwandelen door Dr Soave nauwkeurig bestudeerd zijn, wordt het volgende verhaald. Men vond hem op zekere nacht bezig het Italiaans in het Frans te vertalen. Hij zocht woorden op in een dictionnaire en scheen bij het licht van een nabijstaand lampje te zien. Men deed het licht uit, hij stak het onmiddellijk weer aan; maar terwijl hij meende, dat hij zich in het donker bevond, was hij in een hel verlichte kamer, waar men intussen andere lichten had aangestoken. Hierbij kon hij echter niet zien, omdat hij niet wist, dat zij brandden. Het kan natuurlijk voorkomen, dat een slaapwandelaar onder invloed van de droom zich op gevaarlijke plaatsen begeeft, bijv. op daken en wel met een zekerheid, die hij in wakende toestand niet bezitten zou. Dit is echter ook weer zeer verklaarbaar, als men bedenkt, dat de slaapwandelaar niet w$et, waar hij zich bevindt. Iedereen kan natuurlijk met volkomen zekerheid in een dakgoot lopen, wanneer die op de grond ligt. Bevindt deze zich echter aan het dak van een hoog huis, dan wordt hij angstig door het bewustzijn, dat hij tussen aarde en hemel zweeft. Weet nu de slaapwande laar niet waar hij is, dan moet hij met even veel zekerheid op het dak als op de grond kunnen lopen. Overigens gebeurt het soms, dat een slaapwandelaar van een hoogte neerstort, wat niet van absolute zekerheid getuigt. Zelden zijn de handelingen van een slaap wandelaar betrouwbaar beschreven. Binz deelt echter een gelovenswaardig bericht mee van Dr Ebers uit Breslau. Het betreft zijn pleegzoon „een vrolijke, frisse jongen van elf jaar; hardop dromen, opstaan bij vo x° maan, doelloos ronddwalen, auto matisch verschillende voorwerpen in de hand nemen, rustig op zij gaan voor op zettelijk aangebrachte hindernissen, ven sters openen en naar buiteh zien, onge- voèligheid voor licht, dat hem voor de halfgeopende ogen gehouden wordt, even min voor toespreken, ten slotte vrijwillig terugkeren naar bed en een ontbreken van alle herinneringen aan dit slaapwandelen, het wordt alles eenvoudig en duidelijk be schreven, maar het hele verloop is zonder de minste geheimzinnigheid. De slaapwandelaar verstond geen vreem de talen, nam echter „Rousseau" van de boekenplank, ging zitten, en deed of hij las. Een prachtige gelegenheid om bij het slaapwandelen de ontwikkeling van hogere geestelijke vermogens te constateren het plotseling kennen van een vreemde taal! Ebers echter merkte hierbij op, dat de slaapwandelaar het boek doorbladerde even werktuigelijk ais hij al het andere deed, en kon niet geloven', dat hij zelfs in een Duits boek iets zou hebben kunnen lezen. Toen Redacteur H. M. Slabbekoom Oostsingel 60a Goes Fragment uit de wedstrijd om het Hoofdklasse Kampioenschap van Zee land. W 9 mww "/ps Zwart: 12, 13, 14, 15, 18, 22, 27 en 28. Wit: 25, 30, 31, 33, 36, 38, 39 en 48. Zwart aan zet speelde 2832 en nu staat wit altijd verloren: B.v. 48—43 (3237 27—32 (22x31) 14—20 en 13—19. Op 39—34 volgt 32x43 (14—20) en 1319. Wit speelde in'de partij 4342 (32x34) 30x39 en wit won door de zelfde zetten. Uit de zelfde wedstrijd. Zwart: 9, 26, 29 en 34. Wit: 44, 27, 22 en 7. Waarom speelde wit niet direct 71!! Zwart is dan wel gedwongen 29S3 te spelen en verliest dan als volgt. 1x45 (33—38) 35—23!!! dreigt op (3842) 2337 en wint. Ook 2631 helpt niet daar dan eveneens 2337 volgt en op 913 speelt wit 2332 en wint. Uit de wedstrijd om het le klasse Kampioenschap van Zeeland m W6 mT'-m M JU Wit aan zet speelde 22—18? en na- enige zetten werd het remise. Zwart 10 schijven op: 3, 8, 11, 12, 13, 116, 17, 18 en 22. Wit 10 schijven op: 24, 26, 27, 30, 31, 33, 36, 42, 45 en 48. Zwart speelde in deze stand 2228 (33x22) 17x28 blijkbaar in de ver onderstelling dat wit de schijfwinst zou nemen doo- 2721 enz. waarop zwart gespeeld zou hebben 1823 om door 2329 de verloren schijf terug te winnen. Het liep anders: na 17x28 speelde wit 2419 en 2721 en won de partij. Wit had in het middenspel de hek stelling genomen, zwart had er nu voor moeten zorgen om een schijf op 6 en 7 te hebben om eventueel te kunnen spelen 1621 en 2227. Vanuit de diagramstand was de aangewezen zet 1419 maar door goed spel krijgt wit dan ook een gewonnen stand. b.v.' 30—25 (19x30) 25x34 (3—9 ge- d ongen) 34—30 (914 gedwongen) 3024 (1419) 24—20 met winst. Horizontaal: 1. opge wekt, 6. roofdier, 11. mu zieknoot, 12. geiuid van een ezel, 13. bijwoord, 14. telwoord, 16. pers. voor naamwoord, 18. gratis, 22. familielid, 23. optelling, 25. lidwoord (Fr.), 26. voornaamwoord, 27. aar den of metalen vaatwerk, 28. oude naam van Ier land, 30. munt in Eng. In- die, 32. godin van de vre de, 34. onderricht, 36. stad in Duitsland, 38. ont- brandbare stof, 39. krijgs bouwkunst, 41. voorzetsel, 42,,vervoermiddel, 43. zui ver gewicht, 44. vragend voornaamwoord, 46. dwin geland, 48. vlug, 51. broe der van Mozes, 54. lopend touw tot het inkorten dei- zeilen, 55. bekoorlijk ge legen, 57. plaats in Enge land met een bekend col lege, 59. grondbalk van een schip, 60. stap, 62. af korting van titanium, 63. maanstand (afk.)64. boomloot, 66. titel (afk.), 67. gem. in Z.H., 71. voedsel, 72. ais 11 hor.! 73. afkorting voor selenium, 74. bijwoord, 75. telwoord, 77. staartster, 78 bekende. Verticaal: 2. voorzetsel, 3. buiging, 4. vorderen, 5. knaagdier, 6. vlies, 7. geurig heid, 8. stapel, 9. lengtemaat, 10 sluw, 15. uitstekend, 17. jongensnaam, 19. vette vloeistof, 20. door erfenis verkrijgen, 21. dorpje in Gelderland onder Epe, 22. ri vier in Italië, 24. bazin, 27. dorpsvertelling, 29. rerum novarum (afk.), 31. staatsbe-! drijf (afk.), 33. deel van een schip, 34. buigzaam, 35. gebergte in Arabië bekend uit de bijbel, 37. en omstreken (afk.), 39. zwart agaatsteen, 40 telwoord, 44. gem in N. Brab., 45. als 12 hor., 47. interest! 49. meisjesnaam, 50. plechtig, 52. jon gensnaam, 53. rekening, 55. meisjesnaam, 56. dat is (afk. Lat.), 58. gem. in Zeeland, 59. sterke drank, 61. slede, 65. afkorting voor neon, 67. jongensnaam, 68. sportterm 69. achterdeel van de hals, 70. gemalin' v. d. zeegod Aegir, 72. soort onderwijs (afk.), 76. munt in China, Horizontaal: 1. leest, 5. Ee, 6. op, 7, rap, 8. e.d. 9. Po, 11. vleiend, 14. ms, 16. na, 17. ren, 18. ui, 20. D.S., 22. enkels, 25. nikkel, 27. ris, 28. mis, 29. kommer, 33. staken, 36. as, 37. i.e., 38. pap, 40. er, 41. L.K., 42. portier, 45. fa, 46. eb, 47. tot, 48. ge, 49. eg, 51, snert. Verticaal: 1. le, 2. eerder, 3. soppen, 4. t.p., 8. el, 10. on, 11. valreep, 12. iep, 13. duister, 14. Mekka, 15. sn., 16. Ne, 19. ik, 20. de, 21. slank, 23. kam, 24. sir, 25. nis, 26. kok, 30. os, 31. mi, 32. lat, 34. ar, 35. el, 38. praten, 39. Pieter. 43. of, 44. eb, 48. G.S., 50. G.T. /tpA&tiAAnen vtaG.qbU.VAG.&'i -.M' v I t A '■"m De Stoute Jongen. Terwijl ma bezig was schoe nen te passen, ging zoon (4j.) eens op verkenning uit in de winkel. Niemand lette op hem, zijn moeder die daarvoor in de eerste plaats in aanmer king kwam, ook niet. Toen kreeg hij zo'n mooie buis in handen, die bestemd was om licht in de etalage te versprei den. De buis ging in diggelen. De winkelier wil nu de scha de betaald hebben. Moet dat? In zekere zin wel. Alleen het scheen dat die lamp ook wel erg onvoorzichtig lag. In een winkel moet men reke ning houden met alle omstan digheden en dus bepaalde be scherming en zorgvuldigheid in acht nemen. Ook de winke lier heeft dus zelf wel een beetje schuld. Zijn cliënte moest passen. Wij zouden maar eens praten met hem, want zo zeker dat u de hele „strop" moet betalen, zijn wij nog niet. Het Hondje. Het is niet waar, lezeres, dat de dierenbescherming er zich pas mee bemoeit, wanneer een hond bijna is doodgeslagen. Dat hondje van de buren wordt heel veel geslagen om „hem zindelijk te krijgen". Volgens uw omschrijving in feite mishandeld. U kunt zich dan gerust wenden tot de die renbescherming. Men beschikt daar wel over methoden om de waarheid na te gaan en eventueel in te grijpen. De dierenbescherming wil jyist liever preventief werken, in- plaats van straffen na een misdaad aan een dier ge pleegd. Het is ons een raadsel waarom sommige mensen een beest houden. Nog onbegrijpe lijker wordt het waarom ze een dier ten behoeve van kin deren houden, wanneer ze toe staan dat die kinderen 'n dier slaan of kwellen. Een dier kan geen speelgoed zijn, maar wel een vriend. Over Kamperen. Ons bereiken reeds vragen over- of verband houdende met kamperen. Nu is het kam peren inderdaad een zaak die ligt op sociaal vlak. Een milli- oen Nederlanders kampeerden vorig jaar en men verwacht dat dit zal oplopen tot Ui mil- lioen. Of iedereen kan kampe ren is een andere zaak. Daar om is het duidelijk, dat ad vies aan hen die kampeer- plannen hebben ook een soci ale kwestie raakt, n.l.: de va- cantie-besteding van de massa. De gezondheid spreekt hier zelfs een rol. Wij willen daar om graag in de rubriek (of in een persoonlijk schrijven als er te veel plaatsruimte wordt gevergd) adviezen geven op kampeer-gebied. Op enkele vragen willen wij daarom al vast deze raad geven. Om te kunnen kamperen, heeft u een kampkaart nodig. Dit document moet worden aangevraagd bij de A.N.W.B. het is zaak dit tijdig te doen (pasfoto is nodig) want als men wacht tot het laatste ogenblik, loopt men ge vaar het te laat te krijgen. Het is nuttig reeds nu aan de uitrusting te denken. Wij heb ben deze week eens geïnfor meerd en weten dat men nu al huurtenten bespreekt. Vorig jaar bleek er een tekort te zijn in het seizoen. -t'C Madame de Staël was door de na tuur wat stiefmoederlijk bedeeld, al leen had zij prachige armen, die ze dan ook gaarne en op hun voordeligst liet zien. „Ik moet mijn gezicht tonen waar ik het toevallig heb", zeide ze. Vraag het even Onze abonné's kunnen iedere moeilijkheid aan onze medewerker voor leggen. Zij krijgen des gewenst steeds antwoord in een persoonlijk scbrjj- ven. Brieven moeten wor den gericht aan de redac tie en links in de hoek v. d. enveloppe moet wor den geschrevenRaads man. Op uw briefpapier gaarne uw naam en adres in blokletters. Voor de antwoorden wordt niets in rekening gebracht. Over de volgende onder werpen kunt u (onder meer) vragen stellen: ju ridische aangelegenheden, sociale verzekeringen, as suranties, erfeniskwes ties, woning-aangelegen- heden, alles wat ligt op het terrein van het maat schappelijk werk, per soonlijke moeilijkheden, huishoudelijke vraagstuk ken (recepten, bloemen- verzorging etc.), opvoe dingsmoeilijkheden en al wat aanleiding kan geven voor zorgen of moeilijk heden. Alle brieven wor den strikt vertrouwelijk behandeld. De adel, zeiden de edellieden, ie een schakel en verbinding tussen de ko ning en het volk. Chamfort voegde er aan toe: „Zoals de jachthond tussen de jager en het wild". Abbé de Beauvais hield in tegen woordigheid van Louis XV en de maarschalk de Richelieu een felle boe- tepreek tegen de uitspattingen van oude zondaars. „En, Monsieur le Maréchal", zei de Koning, toen ze de. kapel verlieten, terwijl hij Richelieu op de arm tikte, „hebt U niet de indruk dat de Abbé enige stenen in Uw tuin. heeft gewor pen? „Inderdaad, en zelfs zo krachtig, dat sommige tot in het park van Uwe Majesteit terecht kwamen. Men vertelde elkaar roversverhalen. De beurt kwam aan Voltaire en zijn verhaal was het kortste: „Er was eens een belastinginspecteur!" WOORDEN VAN WAARDE. „Wanneer je mij belooft dat lelijke woord niet meer te zeggen, krijg je een kwartje van me". Waarop het „kleintje":: „O, maar dan weet ik er nog een, dat is mins tens een gwlden waard!"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 13