ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR
NICOLAAS BEETS
over KINDERRAMPEN.
9
2
Oplossing puzzle van 23 April
In zijn Camera Obscura heeft Hilde-
brand (Beets) ook een hoofdstuk ge
schreven over kinderrampen. De vijf
entwintigjarige jongeling, die nog
nooit paedagogiek gestudeerd had,
toonde zioh ook ditmaal een goed op
merker.
Het ging in het jaar 1839 (het jaar
dat de Camera verscheen) al net een
der als nu. De ouderen zien de kinder
leeftijd als een tijdperk van louter
vreugde en geluk. Toen we op de
schoolbanken zaten, toen was alles
goed. Louter zonneschijn. Maar we
waardeerden het niet. Beets zag de
zaak enigszins anders. Hij had er oog
voor, hoe onkinderlijk de leerlingen op
school behandeld werden. Hoe de deugd
hun werd aangepraat. Welke dwaas
heden men bij het rekenonderwijs uit
haalde. Men gaf het kind niet wat des
kinds was. En daar heeft Beets op
gewezen. Op een goedhartige manier
de fouten der toenmalige opvoeding
aan de kaak gesteld.
Grote mensen jubelen:
Wat vreugd, het schooluur heeft
geslagen,
Waarnaar elk kind om 't zeerst
verlangt.
Zingen de kinderen dat versje ook?
Hildebrand gaf daar een antwoord
op.
„Mijn spelen is leren" zong Van Al
phen. Beets antwoordde hierop: „Dat
wil er bij niet één kind in, zelfs niet
bij het vlijtigste".
Beets haalde in zijn betoog nog eens
het versje van Hölty aan:
Hoe zalig als de jongenskiel
Nog om de schouders glijdt!
Dan is het leven ln de ziel,
En alles even blijd.
Niets, niets ter wereld doet hem aan
Of baart hem ongemak
Dan stuiters, die te water gaan,
Of ballen over 't dak.
Beets begon met er op te wijzen, dat
dergelijke lofredenen op het geluk der
kinderjaren door ouderen worden neer
geschreven. Hjj achtte dit een droevig
bewijs voor de toestand van later da
gen.
Hij betwijfelde echter of dichtertjes
van zeven of acht of negen jaar ook
zo onvoorwaardelijk hun actueel geluk
prezen. Hij dacht terug aan de tijd,
toen hij zelf de lagere school bezocht. Des
Woensdagsvoormiddags moesten we
zo vertelt hij allen een opstel ma
ken. We mochten soms zelf een onder
werp kiezen. Maar ik roep al de Jan
nen, Pieten, Willems en Heinen op,
waarmee ik in de Jacobijnenstraat te
H(aarlem) op de banken zat, tot ge
tuigen of er ooit iemand is geweest,
die zijn lei vol geschreven had met een
optelling der genoeglijkheden 'of een
uitweiding over het ongestoord geluk
van de kinderleeftijd.
Neen. Wij schreven wel diepzinnige
vertogen over de Deugd of over de Vier
Jaargetijden.
Sander U., wiens vader adjudant was
van een generaal, schreef zesmaal over
het Paard.
Piet Q., die nooit op het bord stond
en nooit met ons een streek uithaalde,
had het altijd over Gehoorzaamheid en
Vlijt. Geen enkele mijner collega's heb
ik eigenlijk vrolijke onderwerpen zien
behandelen. Ik zelf heb het nooit ver
der kunnen brengen dan tot de filoso
fische beschouwing der Tevredenheid.
Ik heb er wel eens over nagedacht
of de school de rechte plaats wel was
om het kindergeluk diep te doen ge
voelen.
Ik weet wel, de meester zit er niet
meer met slaapmuts en kamerjapon
en een ontzettende plak in de kathe
der. Hij brengt ons niet langer door
de verschrikkelijkheid zijner ogen en
gebaren tot een punt van angst, waar
op wij zouden willen bekennen, dat wij
zelf de wereld geformeerd hadden,
maar het nooit weer zouden doen, lie
ver dan het antwoord schuldig blijven
op de eerste vraag van het vragen
boek.
We zitten ook hier in een goed, ruim
lokaal, zo hoog' en zo luchtig, dat het
soms aan onze benen tocht. We hebben
er niet zelden het uitzicht op een
bleekveld met een appelboom of op
een binnenplaats met een beste kamer.
Maar toch, de meester is zo dik en
de ondermeesters zijn zo lang en hun
brillen en bakkebaarden zien er" zo on
verbiddelijk uit
En dan hebt ge nog bloedt mijn
hart de Tafel der Werkzaamheden
(lesrooster). Schrikkelijke werkzaam
heden! Ik denk aan rekenboeken en ge-
ografieboeken (aardrijkskunde). Ik
denk aan die jeugdige heren, die maar
niet konden onthouden hoeveel koelen
er jaarlijks aan de Hoornse markt ko
men En hoeveel inwoners en drukke
rijen Enschede telt. En dan de reken
boeken!
Zij waren de zwakke zijde van velen
onzer. In mijn oog waren er geen hate
lijker boeken. Vooreerst waren zij veel
te vol letters en ten andere veel te vol
cijfers. Die opgaven zijn verschrikke
lijk. Ga eens na. Gij hebt uw lel vol
met een berekening van belang: drie
maal hebt ge reeds de helft uitgeveegd,
omdat gij bemerktet, dat gij het vraag
stuk niet begrepen hadt. Maar einde
lijk, de som is af en gij krijgt tot uit
komst: 12 lasten, 7 mudden, 5 schepels,
3 kop, 8 maten rogge.
Met een gerust geweten en met een
zalig gevoel van als een ijverig lid der
maatschappij uw plicht gedaan te heb
ben, zoudt gij uw lei aan de onder
meester geven om te laten nacjjferen.
Maar neen! Het hatelijk rekenboek
geeft als Uitkomst aan: 95 lasten, 2
mudden, 1 schepel rogge, en niet één
kop of maat. Het is blijkbaar, dat ge
u vergist hebt.
Driemaal doet ge al de vermenigvul
digingen en delingen nog eens over.
Eindelijk besluit ge alies uit te vegen.
Ge doet het. Ge hebt nog uw mouw
op de lei, als de ondermeester komt,
om te geloven, dat ge niets hebt uit
gevoerd. Dit heb ik tegen die reken
boeken. Daar zit ge sedert halftien op
school, bij mooi weer, in de maand Mei,
als het groen jong is gelijk gijzelf en,
wat meer is, als de plassen opgedroogd
zijn, zodat het heerlijk weer is om te
knikkeren. Daar zit ge sedert halftien
op de school, waar gij de voet hebt in
gezet, met benijding terugziende op
de armelui's kinderen, die geen opvoe
ding krijgen en „duitjen óp" spelen op
straat.
Eerst heeft men u gedwongen, met
al uw speelse lotgenoten het lied aan
te heffen: Wat vreugd, het schooluur
heeft geslagen, Waarnaar elk kind om
't zeerst verlangt!
Daarna hebt ge een uur gelezen van
het model van een brave jongen, zo
braaf, zo zoet, zo gehoorzaam, zo knap
en zo goedleers, dat ge hem met ple
zier een paar blauwe ogen zoudt slaan,
als ge hem op straat ontmoette.
Het volgende uur hebt gij geschreven:
het woord wederwaardigheid. Een
woord met twee moeilijke w's, door
aandikken haast niet goed te krijgen.
Dit moet in groot schrift. Of ge moet
in klein schrift opschrijven: Voorzich
tigheid is de moeder der wijsheid: 15
regels, achtmaal op en zevenmaal tus
sen de lijn. Helaas, eenmaal hebt ge
voorwijzigheld ln plaats van voorzich
tigheid geschreven. En enigszins ang
stig zit ge te denken aan het uur,
waarop de kritiek des meesters haar
uitspraak zal komen doen.
Nu komt weer het rekenboek.
Ik heb het lang laten wachten, om
dat het dikwijls voor mij te vroeg ge
komen is. Ons wacht de dertiende som.
Daarin wordt ons een voorstelling ge
daan van vijf jongens, zegge vijf, die
tezamen zouden knikkeren en waarvan
de één bij de aanvang van het spel be
zat 20, zegge 20 knikkers; de tweede
30, de derde 50, de vierde neen
het is niet uit te houden! de tranen ko
men er u bjj ln de ogen; maar daar zit
gij, voor u nog een geheel uur, en dan
nog wel te cijferen. Waarlijk, ik houd
het er voor, dat de meeste rekenboek
makers afstammelingen van koning
Herodes zijn!
Eén ding heeft Beets goed gezien:
de rekenboekjes van een eeuw gele
den leken meer op een puzzle-boekje
dan op een rekenboek. Het was hersen
gymnastiek van de slechtste soort. In
mijn jeugd heb ik nog van die verve
lende kloksommen en vraagstukken
over die elkander passerende of tege
moet gaa.n de wandelaars moeten maken.
Doch deze haalden het niet bij de som
men van een eeuw geleden!
Beets was wel een weinig sentimen
teel, toen hij de school met de volgende
zwarte kleuren tekende: De school is
niet de plaats om het kinderlijk ge
moed te doen overstromen van het be
sef van geluk en genot. Ik geloof niet,
dat het denkbeeld daarvan ooit onder
enig blond of bruin kinderhaar is óp-
gekomen. Neen, neen! de school is zo
goed ais zij zijn kan! De school wordt,
naar de nieuwste verordeningen zo aan
genaam en dragelijk mogelijk gemaakt.
Maar-haar genoegens zijn ten hoogste
negatief. De school blijft altijd iets van
het gevangenisachtige en de meester,
met en benevens al de ondermeesters,
iets van het vogelverschrikkende be
houden.
Het gezegde van Van Alphen: „Mijn
leren is spelen" wil er bij niet één kind
in, zelfs niet bij het vlijtigste.
Ik verbeeld mij, nog al tot de vlij
tigste behoord te hebben. Maar toch,
wanneer mijn vader of moeder aan mijn
ooms en tantes vertelde, dat ik altijd
blij was als de vacantie uit was, kwam
mijn ganse gemoed tegen dat edel denk
beeld op en ik heb jaren nodig gehad,
om zekere schuwheid voor mijn vorige
meesters te leren overwinnen.
Zo schreef Hildebrand in 1839.
Hoe staat het er in 1954 met onze
scholen en haar leerlingen voor?
Gelukkig de meester en de juffrouw,
die hun kinderen stimuleren kunnen
tot hun werk, zodat deze werken met
lust en gedreven door een innerlijke
drang.
Gelukkig de kinderen, die zulk een
meester of juffrouw hebben.
ONDER DE STREEP
Maapmcmdelen
„Een grote tegenstrijdigheid in de na
tuur, de weldaad van de slaap te genieten
en te gelijker tijd als wakende te hande
len", klaagt de dokter, als Lady Macbeth
slapend ronddwaalt en tracht haar handen
te wassen. Deze scène maakt altijd grote
indruk. Maar ook in het leven doet het hui
verig aan een slaapwandelaar te zien. Het
is daarom niet te verwonderen, dat de fan
tasie aan mensen die aan dergelijke toe
standen onderhevig zijn, allerlei geheim-
Zinnige klachten toedicht. Het heet, dat zij
met onbegrijpelijke zekerheid langs steile
daklijsten en dakgoten kunnen lopen, gees
tesarbeid verrichten, die, in wakende toe
stond boven hun krachten gaat, boeken
lezen in een vreemde taal, die zij nooit
geleerd hebben.
Deze mededelingen worden echter ge
woonlijk gedaan door mensen wier op-
merkin(pgwpe en oordeel weinig betrouw
baar zijn. De toestand heeft, ook al wordt
algemeen het tegendeel aangenomen niets
met een geheimzinnige invloed van de maan
te maken. De „maanzieke" slaapwandelaar
wandelt of deze schijnt of niet, of zij wast
of afneemt maar ook in andere opzichten
is het niets bovenzinnelijks. „Alles wat de
slaapwandelaar doet", schrijft Dr Lehman,
laat zich verklaren uit het feit, dat hij
slechts handelingen verricht met zijn droom.
Gewoonlijk bepaalt hij zich er bij op een
bekende plaats wat rond te lopen, enige
tijd dagelijks werk te verrichten en dan
weer rustig naar bed te gaan.
Tijdens zijn omwandeling wordt hij ge
heel door zijn droom beheerst, hij begrijpt
alleen, wat met zijn droom in verband staat.
Meermalen is opgemerkt, dat de slaap
wandelaar slechts antwoordt, wanneer hem
iets uit zijn droom gevraagd wordt, op an
dere dingen gaat hij niet in.
Van de apotheker Castelle, wiens vatl-
vuldige aanvallen van slaapwandelen door
Dr Soave nauwkeurig bestudeerd zijn,
wordt het volgende verhaald. Men vond
hem op zekere nacht bezig het Italiaans in
het Frans te vertalen. Hij zocht woorden
op in een dictionnaire en scheen bij het
licht van een nabijstaand lampje te zien. Men
deed het licht uit, hij stak het onmiddellijk
weer aan; maar terwijl hij meende, dat hij
zich in het donker bevond, was hij in een
hel verlichte kamer, waar men intussen
andere lichten had aangestoken. Hierbij
kon hij echter niet zien, omdat hij niet
wist, dat zij brandden.
Het kan natuurlijk voorkomen, dat een
slaapwandelaar onder invloed van de droom
zich op gevaarlijke plaatsen begeeft, bijv.
op daken en wel met een zekerheid, die hij
in wakende toestand niet bezitten zou. Dit
is echter ook weer zeer verklaarbaar, als
men bedenkt, dat de slaapwandelaar niet
w$et, waar hij zich bevindt. Iedereen kan
natuurlijk met volkomen zekerheid in een
dakgoot lopen, wanneer die op de grond
ligt. Bevindt deze zich echter aan het dak
van een hoog huis, dan wordt hij angstig
door het bewustzijn, dat hij tussen aarde
en hemel zweeft. Weet nu de slaapwande
laar niet waar hij is, dan moet hij met even
veel zekerheid op het dak als op de grond
kunnen lopen. Overigens gebeurt het soms,
dat een slaapwandelaar van een hoogte
neerstort, wat niet van absolute zekerheid
getuigt.
Zelden zijn de handelingen van een slaap
wandelaar betrouwbaar beschreven. Binz
deelt echter een gelovenswaardig bericht
mee van Dr Ebers uit Breslau. Het betreft
zijn pleegzoon „een vrolijke, frisse jongen
van elf jaar; hardop dromen, opstaan
bij vo x° maan, doelloos ronddwalen, auto
matisch verschillende voorwerpen in de
hand nemen, rustig op zij gaan voor op
zettelijk aangebrachte hindernissen, ven
sters openen en naar buiteh zien, onge-
voèligheid voor licht, dat hem voor de
halfgeopende ogen gehouden wordt, even
min voor toespreken, ten slotte vrijwillig
terugkeren naar bed en een ontbreken van
alle herinneringen aan dit slaapwandelen,
het wordt alles eenvoudig en duidelijk be
schreven, maar het hele verloop is zonder de
minste geheimzinnigheid.
De slaapwandelaar verstond geen vreem
de talen, nam echter „Rousseau" van de
boekenplank, ging zitten, en deed of hij las.
Een prachtige gelegenheid om bij het
slaapwandelen de ontwikkeling van hogere
geestelijke vermogens te constateren het
plotseling kennen van een vreemde taal!
Ebers echter merkte hierbij op, dat de
slaapwandelaar het boek doorbladerde even
werktuigelijk ais hij al het andere deed, en
kon niet geloven', dat hij zelfs in een Duits
boek iets zou hebben kunnen lezen. Toen
Redacteur H. M. Slabbekoom
Oostsingel 60a Goes
Fragment uit de wedstrijd om het
Hoofdklasse Kampioenschap van Zee
land.
W 9 mww
"/ps
Zwart: 12, 13, 14, 15, 18, 22, 27 en 28.
Wit: 25, 30, 31, 33, 36, 38, 39 en 48.
Zwart aan zet speelde 2832 en nu
staat wit altijd verloren:
B.v. 48—43 (3237 27—32 (22x31)
14—20 en 13—19.
Op 39—34 volgt 32x43 (14—20) en
1319. Wit speelde in'de partij 4342
(32x34) 30x39 en wit won door de
zelfde zetten.
Uit de zelfde wedstrijd.
Zwart: 9, 26, 29 en 34.
Wit: 44, 27, 22 en 7.
Waarom speelde wit niet direct 71!!
Zwart is dan wel gedwongen 29S3
te spelen en verliest dan als volgt.
1x45 (33—38) 35—23!!! dreigt op
(3842) 2337 en wint. Ook 2631
helpt niet daar dan eveneens 2337
volgt en op 913 speelt wit 2332 en
wint.
Uit de wedstrijd om het le klasse
Kampioenschap van Zeeland
m
W6
mT'-m
M JU
Wit aan zet speelde 22—18? en na-
enige zetten werd het remise.
Zwart 10 schijven op: 3, 8, 11, 12,
13, 116, 17, 18 en 22.
Wit 10 schijven op: 24, 26, 27, 30, 31,
33, 36, 42, 45 en 48.
Zwart speelde in deze stand 2228
(33x22) 17x28 blijkbaar in de ver
onderstelling dat wit de schijfwinst
zou nemen doo- 2721 enz. waarop
zwart gespeeld zou hebben 1823 om
door 2329 de verloren schijf terug
te winnen. Het liep anders: na 17x28
speelde wit 2419 en 2721 en won
de partij.
Wit had in het middenspel de hek
stelling genomen, zwart had er nu
voor moeten zorgen om een schijf op
6 en 7 te hebben om eventueel te
kunnen spelen 1621 en 2227.
Vanuit de diagramstand was de
aangewezen zet 1419 maar door goed
spel krijgt wit dan ook een gewonnen
stand.
b.v.' 30—25 (19x30) 25x34 (3—9 ge-
d ongen) 34—30 (914 gedwongen)
3024 (1419) 24—20 met winst.
Horizontaal: 1. opge
wekt, 6. roofdier, 11. mu
zieknoot, 12. geiuid van
een ezel, 13. bijwoord, 14.
telwoord, 16. pers. voor
naamwoord, 18. gratis, 22.
familielid, 23. optelling,
25. lidwoord (Fr.), 26.
voornaamwoord, 27. aar
den of metalen vaatwerk,
28. oude naam van Ier
land, 30. munt in Eng. In-
die, 32. godin van de vre
de, 34. onderricht, 36. stad
in Duitsland, 38. ont-
brandbare stof, 39. krijgs
bouwkunst, 41. voorzetsel,
42,,vervoermiddel, 43. zui
ver gewicht, 44. vragend
voornaamwoord, 46. dwin
geland, 48. vlug, 51. broe
der van Mozes, 54. lopend
touw tot het inkorten dei-
zeilen, 55. bekoorlijk ge
legen, 57. plaats in Enge
land met een bekend col
lege, 59. grondbalk van
een schip, 60. stap, 62. af
korting van titanium, 63.
maanstand (afk.)64.
boomloot, 66. titel (afk.), 67. gem. in Z.H.,
71. voedsel, 72. ais 11 hor.! 73. afkorting
voor selenium, 74. bijwoord, 75. telwoord,
77. staartster, 78 bekende.
Verticaal: 2. voorzetsel, 3. buiging, 4.
vorderen, 5. knaagdier, 6. vlies, 7. geurig
heid, 8. stapel, 9. lengtemaat, 10 sluw, 15.
uitstekend, 17. jongensnaam, 19. vette
vloeistof, 20. door erfenis verkrijgen, 21.
dorpje in Gelderland onder Epe, 22. ri
vier in Italië, 24. bazin, 27. dorpsvertelling,
29. rerum novarum (afk.), 31. staatsbe-!
drijf (afk.), 33. deel van een schip, 34.
buigzaam, 35. gebergte in Arabië bekend
uit de bijbel, 37. en omstreken (afk.), 39.
zwart agaatsteen, 40 telwoord, 44. gem
in N. Brab., 45. als 12 hor., 47. interest!
49. meisjesnaam, 50. plechtig, 52. jon
gensnaam, 53. rekening, 55. meisjesnaam,
56. dat is (afk. Lat.), 58. gem. in Zeeland,
59. sterke drank, 61. slede, 65. afkorting
voor neon, 67. jongensnaam, 68. sportterm
69. achterdeel van de hals, 70. gemalin'
v. d. zeegod Aegir, 72. soort onderwijs
(afk.), 76. munt in China,
Horizontaal: 1. leest, 5. Ee, 6. op, 7,
rap, 8. e.d. 9. Po, 11. vleiend, 14. ms,
16. na, 17. ren, 18. ui, 20. D.S., 22.
enkels, 25. nikkel, 27. ris, 28. mis, 29.
kommer, 33. staken, 36. as, 37. i.e., 38.
pap, 40. er, 41. L.K., 42. portier, 45. fa,
46. eb, 47. tot, 48. ge, 49. eg, 51, snert.
Verticaal: 1. le, 2. eerder, 3. soppen,
4. t.p., 8. el, 10. on, 11. valreep, 12. iep,
13. duister, 14. Mekka, 15. sn., 16. Ne,
19. ik, 20. de, 21. slank, 23. kam, 24.
sir, 25. nis, 26. kok, 30. os, 31. mi, 32.
lat, 34. ar, 35. el, 38. praten, 39. Pieter.
43. of, 44. eb, 48. G.S., 50. G.T.
/tpA&tiAAnen
vtaG.qbU.VAG.&'i
-.M' v I t A
'■"m
De Stoute Jongen.
Terwijl ma bezig was schoe
nen te passen, ging zoon (4j.)
eens op verkenning uit in de
winkel. Niemand lette op hem,
zijn moeder die daarvoor in
de eerste plaats in aanmer
king kwam, ook niet. Toen
kreeg hij zo'n mooie buis in
handen, die bestemd was om
licht in de etalage te versprei
den. De buis ging in diggelen.
De winkelier wil nu de scha
de betaald hebben. Moet dat?
In zekere zin wel. Alleen
het scheen dat die lamp ook
wel erg onvoorzichtig lag. In
een winkel moet men reke
ning houden met alle omstan
digheden en dus bepaalde be
scherming en zorgvuldigheid
in acht nemen. Ook de winke
lier heeft dus zelf wel een
beetje schuld. Zijn cliënte
moest passen. Wij zouden
maar eens praten met hem,
want zo zeker dat u de hele
„strop" moet betalen, zijn wij
nog niet.
Het Hondje.
Het is niet waar, lezeres, dat
de dierenbescherming er zich
pas mee bemoeit, wanneer een
hond bijna is doodgeslagen.
Dat hondje van de buren
wordt heel veel geslagen om
„hem zindelijk te krijgen".
Volgens uw omschrijving in
feite mishandeld. U kunt zich
dan gerust wenden tot de die
renbescherming. Men beschikt
daar wel over methoden om
de waarheid na te gaan en
eventueel in te grijpen. De
dierenbescherming wil jyist
liever preventief werken, in-
plaats van straffen na een
misdaad aan een dier ge
pleegd. Het is ons een raadsel
waarom sommige mensen een
beest houden. Nog onbegrijpe
lijker wordt het waarom ze
een dier ten behoeve van kin
deren houden, wanneer ze toe
staan dat die kinderen 'n dier
slaan of kwellen. Een dier kan
geen speelgoed zijn, maar wel
een vriend.
Over Kamperen.
Ons bereiken reeds vragen
over- of verband houdende
met kamperen. Nu is het kam
peren inderdaad een zaak die
ligt op sociaal vlak. Een milli-
oen Nederlanders kampeerden
vorig jaar en men verwacht dat
dit zal oplopen tot Ui mil-
lioen. Of iedereen kan kampe
ren is een andere zaak. Daar
om is het duidelijk, dat ad
vies aan hen die kampeer-
plannen hebben ook een soci
ale kwestie raakt, n.l.: de va-
cantie-besteding van de massa.
De gezondheid spreekt hier
zelfs een rol. Wij willen daar
om graag in de rubriek (of in
een persoonlijk schrijven als
er te veel plaatsruimte wordt
gevergd) adviezen geven op
kampeer-gebied. Op enkele
vragen willen wij daarom al
vast deze raad geven.
Om te kunnen kamperen,
heeft u een kampkaart nodig.
Dit document moet worden
aangevraagd bij de A.N.W.B.
het is zaak dit tijdig te doen
(pasfoto is nodig) want als
men wacht tot het laatste
ogenblik, loopt men ge
vaar het te laat te krijgen.
Het is nuttig reeds nu aan de
uitrusting te denken. Wij heb
ben deze week eens geïnfor
meerd en weten dat men nu al
huurtenten bespreekt. Vorig
jaar bleek er een tekort te zijn
in het seizoen.
-t'C
Madame de Staël was door de na
tuur wat stiefmoederlijk bedeeld, al
leen had zij prachige armen, die ze dan
ook gaarne en op hun voordeligst liet
zien.
„Ik moet mijn gezicht tonen waar ik
het toevallig heb", zeide ze.
Vraag het even
Onze abonné's kunnen
iedere moeilijkheid aan
onze medewerker voor
leggen. Zij krijgen des
gewenst steeds antwoord
in een persoonlijk scbrjj-
ven. Brieven moeten wor
den gericht aan de redac
tie en links in de hoek
v. d. enveloppe moet wor
den geschrevenRaads
man. Op uw briefpapier
gaarne uw naam en adres
in blokletters. Voor de
antwoorden wordt niets
in rekening gebracht.
Over de volgende onder
werpen kunt u (onder
meer) vragen stellen: ju
ridische aangelegenheden,
sociale verzekeringen, as
suranties, erfeniskwes
ties, woning-aangelegen-
heden, alles wat ligt op
het terrein van het maat
schappelijk werk, per
soonlijke moeilijkheden,
huishoudelijke vraagstuk
ken (recepten, bloemen-
verzorging etc.), opvoe
dingsmoeilijkheden en al
wat aanleiding kan geven
voor zorgen of moeilijk
heden. Alle brieven wor
den strikt vertrouwelijk
behandeld.
De adel, zeiden de edellieden, ie een
schakel en verbinding tussen de ko
ning en het volk.
Chamfort voegde er aan toe: „Zoals
de jachthond tussen de jager en het
wild".
Abbé de Beauvais hield in tegen
woordigheid van Louis XV en de
maarschalk de Richelieu een felle boe-
tepreek tegen de uitspattingen van
oude zondaars.
„En, Monsieur le Maréchal", zei de
Koning, toen ze de. kapel verlieten,
terwijl hij Richelieu op de arm tikte,
„hebt U niet de indruk dat de Abbé
enige stenen in Uw tuin. heeft gewor
pen?
„Inderdaad, en zelfs zo krachtig,
dat sommige tot in het park van Uwe
Majesteit terecht kwamen.
Men vertelde elkaar roversverhalen.
De beurt kwam aan Voltaire en zijn
verhaal was het kortste: „Er was eens
een belastinginspecteur!"
WOORDEN VAN WAARDE.
„Wanneer je mij belooft dat lelijke
woord niet meer te zeggen, krijg je
een kwartje van me".
Waarop het „kleintje":: „O, maar
dan weet ik er nog een, dat is mins
tens een gwlden waard!"