INDISCHE NEDERLANDERS RAKEN THUIS IN ZEELANDS DREVEN. Alle gezinnen behoorlijk gehuisvest. I C. C. K. P. Werk moet er zijn voor allen. Dit zijn de prettige en nare ervaringen van twee gezinnen. „De goede buur de verre vriend letters, waarmede de gerepatrieerden vertrouwd zijn geraakt. Een verlies: mej. Kloevekorn gaat weg. Omscholing kan in vele gevallen uitkomst brengen. Prec'isie-werkers. Moeilijkheden aanpassen* EEN UITKOMST VOOR MAAGLIJDERS C.R. MAAGTABLETTEN Zaterdag 10 April 1954 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 8 TOEN in 1949 de Republik Indonesia de souvereiniteit van Nederland had overgenomen, stelde zij de zeer vele niet zuiver-Indonesische inwoners voor de keus het Indone sisch staatsburgerschap te verkiezen of te verdwijnen. De mogelijkheid: „Warga Negara" te worden bleef open tot 27 December 1951. We kennen het gevolg: in grote massa's zijn de Indische Nederlanders naar Nederland geko men. Zij moesten, want een bestaan was er niet meer voor hen. En zo ruilden tienduizenden het land van de gouden tropenzon en de klapperboom voor het waterland met de treurwilg. Verreweg de meesten hadden ons land nog nooit gezien. Zij werden over alle delen van* ons land verspreid. Oók in Zeeland waar thans 575 gezinnen verblijven. Hun komst vormde een probleem in dit land, waar jaarlijks tienduizenden Nederlanders moeten emigreren omdat zij hier geen bestaan kunnen vinden. Een probleem dat een onder werp werd van gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheid en kerkelijk en particulier ini tiatief. Waarbij duidelijk de noodzaak bleek de Indische landgenoten met raad en daad bij te «taan. Wat deed men voor hen, ook hier in Zeeland? Wat doen wij nog voor de velen die nog altijd zo sterk verlangen, nu het vroegere sprookjesland Nederland zo bitter is tegen gevallen? Een onzer redacteuren heeft een aantal van hen bezocht en ook verscheidene gesprekken gevoerd met mensen, die zijn aangewezen voor speciale zorg over de Indische Nederlanders. Zijn bevindingen legde hij vast in bijgaande artikelensèrie. en BSTAALMEESTER Van der Kerk van de Indische Staatsspoorwegen heeft de keus gemaakt. Hij is gegaan en met hem zijn vrouw en kin deren. Alles hebben zij achter moeten laten, ook het liefste wat men kan bezitten; één kind. Een zoon, die in 1945, op elfjarige leeftijd, uit Batavia werd ontvoerd en waarover zij nimmer meer iets hebben vernomen. De heer Van der Kerk is een kleine vriendelijke man, die mij gastvrij in zijn woning nodigt. Hij is boekhouder bij een firma in Lewedorp, doch woont te 's-Heer Abtskerke. „Het is Gods Genade, dat wij hier mogen wonen en al die vriendschap mogen ondervinden van de mensen hier", zegt hij. Ik C wel zeggen, dat ik, die avond huiswaarts kerend, diep onder de indruk was. Ik had mensen ontmoet, die, door de zwaarste beproevingen heen, trouw waren gebleven. Trouw aan hun Heer en aan hun vaderland. Voordien had ik al vele andere Indische Nederlanders gesproken en over velen gehoord, die niet konden inzien, dat zij temidden van het Ne derlandse volk, h n eigen volk, een taak hebben. Die nog worstelen met problemen, ja soms wegteren van heimwee. Of die zeiden: „Het ls de schuld van Nederland, dat we hier moeten zijn; laat Nederland er dan maar voor bloeden....". Gelukkig, het was maar een en kele die zo sprak. De anderen doen hun uiterste best om er van te ma ken, wat er van te maken is. Zij hebben zich laten omscholen en werken in een geheel ander milieu dan in Indonesië. Twee gezinnen, Mag ik U eens aan twee gezinnen voorstellen? Met het ene gezin heeft 0 al kennis gemaakt. Het is de familie Van der Kerk in 's Heer Abtskerke, drt vriendelijke gemoedelijke dorp op Zuid-Beveland, temidden van het vlakste land, dat Nederland te bieden heeft. Het andere gezin is dat van de heer L. W. Pietersz, wonend in Goes. De vader werkt op de tandwielafde ling van de Kon. Mij „De Schelde" te VHsslngcn. Twee gezinnen, zo maar gepakt uit do meer dan tweehonderdduizend In- ëiache landgenoten, die sinds 1949 ons land zijn binnengekomen. Tweehon derdduizend. Tweehonderdduizend nieuwe Nederlanders er bij. Van het begin af heeft iedereen, die er bij be tro' Jcen was, geweten dat zich hier een „robleem van de grootste orde aan diende. Er waren al vanaf 1946 men sen uit Indonesië naar ons land ge repatrieerd, maar in die eerste jaren waren dat voornamelijk mensen, die uit Nederland afkomstig waren en slechts na een verblijf van een aantal jaren In de tropen terugkeerden naar hun geboorteland. Maar hier kwamen nu mensen, die onze nationaliteit had den en daar zo mogelijk nog trot ser op zijn dan wij zelf maar die Nederland nog nooit hadden gezien. Dia moeilijk in te schakelen zouden lijn in het arbeidsproces en misschien ook in de Nederlandse gemeenschap. Nog voor de eersten hier kwamen, besefte men, dat er moeilijkheden zouden komen op allerlei gebied: fi nancieel, sociaal-economisch, maai vooral ook menselijk. Die moeilijkheden zjjn niet uitgeble ven. Want 200.000 mensen betekenen 200.000 grote en kleine problemen en dat maakt de zaak zo gecompliceerd. Zó kwamen zijdoor de overheid opgevangen en bemiddeld door de ambtenaren van de Dienst voor Maat schappelijke Zorg werden nieuwe kle ren uitgezocht en gekocht. Met de winterjassen aan en de stevige schoe nen, met de wollen jurk en de dikke trui leek het alsof ze al een eind op weg waren om in de nieuwe omgeving thuis te raken. Het contract-pension zorgde voor hen en zij hadden de tijd om de omgeving te verkennen. Maar toen het nieuwe allemaal voorbij was, toen dat nieuwe toch weer onwennig en onvertrouwd, ja zelfs vijandig leek, toen kwam het heimwee en zonk de grond weg onder de voeten van zeer velen. Oh neen, niet bij de Familie Van der lerk. Het hotel in Middelburg, ach. et was moeilijk wennen, maar in de Julimaand van 1951 kregen zij een ei gen huis. Het leek een wonder En het werd een wonder. Het kleine 's Heer Abtskerke ontving hen open en vriendelijk. De kinderen hadden er in een minimum var tijd tientallen vriendjes en spelen nu, net als des- ids in D jog ja, in Palembang en in Djakarta buiten in het zonnetje of binnen in de vertrouwde warmte van een boerenschuur. En niet alleen de kinderen, óók de ouders maakten vrienden. Mevrouw Van der Kerk is lid van een vrox oenvereniging en sa men met haar man heeft zij al een ■eisje meegemaakt naar België. Zij eten mij de foto's zien. Een gelukkig ezin. Dat nooit! En dan is daar die familie Pietersz. Hij was technisch ambtenaar bij PTT in Soerabaja. Over zijn geschiedenis zou ik een boek kunnen schrijven, maar om het in het kort te vertellen: hij is in October 1950 hier gekomen. Met ziekteverlof. Had hij dat niet ge kregen, dan was hij zijn leven niet zeker geweest. Want hij durfde er openlijk voor uitkomen, dat hij niet in het „Merdeka" geloofde. Het ziekte verlof duurde negen maanden en werd later verlengd tot een jaar. Toen werd hij teruggeroepen, maar is niet ge gaan. Maar die weigering betekende géén werk. En wat dan? 4PTT hier in Holland wilds hem niet hebben. Het klinkt hard, maar men zei het hem: „Te oud!" Wat bleef er dus over? De hand op houden. „Nooit en nooit en nooit!", heeft de heer Pietersz gezegd en hjj heeft zich laten omscholen op de Rijkswerkplaats te Breda en te Middelburg. Dat valt niet mee, maar hij zette door en behaalde het diploma met eer. Bij de CCKP gaf hij zich als werk zoekende op en zo kwam hij tenslotte bij „De Schelde" terecht, waar hij thans op de tandwielafdeling werk zaam is. Reusachtige machines en olie in- plaats van telefoontoestellen en fijne apparaten. Een fabriekshal inplaats van de tropenzon. „Ach wat hindert dat", zegt de heer Pietersz. „Ik ben blij, dat ik mijn kinderen kan laten stude ren Dat zijn onze nieuwe landgenoten. Nogmaals er zijn uitzonderingen die iemand de idee kunnen geven, dat al les mis zal lopen. Mensen met heim wee, met stille wrok. Maar in de meerderheid zjjn zij mensen, die willen en die, gesteund door hun vrouw, aan een nieuwe toekomst werken. Die dankbaar zijn, dat hun kinderen nu in veiligheid kunnen opgroeien. Hier in een Zeeland, dat voor de volle hon derd procent hun eigen vaderland is geworden. uist de kleine alledaagse dingen zijn oorzaak, dat een gezin zich kan gaan thuisvoelen in de nieuwe om geving. Een gezellig babbeltje met een buurman, een aanwijzing van een buurvrouw, een visite hier of daar, het zijn belangrijke factoren. Mits ze uit oprechtheid en vriendschap ge schieden. O, we weten het, het is vaal: moei lijk. Maar al te vaak klinken er grie ven over en weer. De gerepatrleerden zeggen: „Men begrijpt ons niet en men heeft zo weinig geduld met ons. Ons „kunnen" wordt zo laag- ge taxeerd en men houdt zo weinig re kening met ons „anders denken"...". De Nederlandse gemeenschap ant woordt dan: „We krijgen zo weinig vat op hen en als men ze uitnodigt komen ze vaak niet eens!" En: „Onze eigen jongeren lopen al soms jaren naar werk te zoeken!" Of: „De mees ten hebben nu onderdak en kunnen rondkomen (al ls het dan met Rijks- steun). Wat moeten we er nog meer aan doen?" Het lijkt een afgrond die niet te over bruggen valt. En toch kan het. In een goede opvatting van christelijke naastenliefde zal men de sleutel tot de oplossing van de problemen vin den. Daar kunnen de kerken aan me dewerken, met de middelen die hun ten dienste staan. En gelukkig gebeurt dit ook. Het be stuur van het C.C.K.P. verkreeg de medewerking ten volle. Het gevolg' was, dat de levensbeschouwelijke richtlijnen meer Meur en gloed aan het maatschappelijk werk zijn gaan geven, terwijl tevens hierdoor prin cipiële vragen werden opgeroepen, die tot bezinning op plaats en Inhoud van eigen werk dwongen. Enkele maatschappelijke werksters van de Herv. Kerk, n.l. Mej. Sybranda te Vlissingen en mevr. C. Soetekouw te Middelburg, hebben ons eveneens over de moeilijkheden verteld. „De Hollandse kerkmensen moeten hun nieuwe kennissen eens meenemen!" zei eerstgenoemde en Mevr. Soete kouw dacht, dat ongeveer 10 pet. van de gerepatrieerden in haar kring re gelmatig kerkwaarts gaat. Dan zijn er natuurlijk de Kerstbijeenkomsten en ook kent men In Middelburg de contactkring, die regelmatig de men sen gaat opzoeken samen met de maatschappelijk werkster van Sociale Zaken. Ook de vrouwenorganisaties zouden gaarne Iets meer doen, maar weinigen weten hóe. Mogen we het eens heel eenvoudig stellen De gerepatrieerden en wij waren reeds „verre vrienden". Nu zjjn we buren geworden en nu juist mag deze vriendschap niet verslappen. Want dan zou een goed oud-Hollands spreekwoord, dat „een goede buur beter ls dan een verre vriend" niet langer opgaan! Een goede buur is beter dan eexi verre vriend. Kijk, die kleine blonde kleu ter geeft ons ouderen een voorbeeld. Twee aan elkaar verknochte vrien dinnetjes zijn het geworden. NIET PRATEN MAAR DOEN". Dat is de lijfspreuk vah het C.C.K.P. Toen de souvereiniteitsoverdracht had plaats gevonden en toen op eens bij iedereen de repatrieering ais een sociaal probleem voor ogen stond, toen vonden overheid, kerken en particulier initiatief elkaar en konden de grondslagen worden gelegd voor een- volledige verzorging van de gerepatrieerde en de voorwaarden worden geschapen voor een volledig opgaan in de Nederlandse samenleving. Toen ook ontplooide het C.C.K.P. zich tot een landelijke organisatie. De materiële verzorging vond haar lijke Zorg, die hier in Zeeland geleid vaste vorm, maar ook de geestelijke verzorging is in vastere banen geko men. Er werd een waar netwerk van provinciale en plaatselijke comlté's ge vormd, waardoor het C.C.K.P. vrijwel overal in den lande „houvast" kreeg en waardoor de basis kon worden gelegd voor een „ontmoeting" met de Neder landse bevolking. Zeeland kreeg een provinciaal comité en Goes, Middelburg en Vlissingen plaatselijke afdelingen. Maar wat kan de Nederlandse be volking zelf doen om deze „ontmoe ting" tot een prettige ontmoeting te maken? Deze vraag stelden we aan Mej. E. H. Kloevekorn, maatschappe lijk werkster van het C.C.K.P. hier in Zeeland. Zjj leek ons de ideale vrouw yoor dit werk: voortvarend, geduldig en vooral onvermoeibaar. Zij heeft ons veel duidelijk gemaakt. Over de hotels waar zij enquêtes instel de, over de huisvesting, de meubelaan kopen, de Medingaankopen. Over de angst van de gerepatrieerde, zijn wan trouwen en zijn onwetendheid. Ook vertelde zij over de samenwer king met de Dienst voor Maatschappe- OP ZOEK NAAR WERK. - Het is een reusachtig moei lijk probleem. Gelukkig zijn er heel wat gerepatrieerden in het arbeidsproces opgenomen, maar nog vele anderen blijven in de kou staan. Ondanks het werk van ar- beidsbureaux, het kerkelijk- en het particulier initiatief. Niets is zo fnuikend als het ge- o»--> plaats waard te zijn in - - ic^andse' samenleving. Niets cidt to meer funeste consequenties. Wij spraken hierover met de heer K. van Dijk, hoofdinspecteur-directeur van het Districtsarbeidsbureau te Mid delburg. Hij wees ons erop, dat vele gerepa trieerden In Indonesië gewerkt hebben in administratieve functies. De verhou dingen in ons land liggen echter an ders en werkgevers moeten maar al te vaak diploma's eisen en daardoor krijgen deze mensen, hoe hard het ook klinkt, géén kans. Met de technische functies is het al vaak net eender. Moeilijk ook is de positie van de groep der semi-intellectuelen. Honder den vonden werk, maar honderden an deren kwamen niet aan de slag. Vaak vinden zij grote moeilijkheden op hun weg. Maar al te vaak a'cht men de po sitie, die zij in Indonesië hebben be kleed, te laag voor de beschikbare plaatsen. Weinig inschrijvingen. Ja, en dan is er de inschrijving bij een arbeidsbureau. De gerepatrieerden voelen er over het algemeen weinig voor. En dat is vaak geen wonder. Zij hebben er weinig vertrouwen in en vrezen, veelal op grond van in Indo nesië opgedane ervaringen, dat gedane toezeggingen toch niet vervuld zullen worden. Op 1 Februari j.l. telde het arbeids bureau te Middelburg in totaal zegge en schrijve 49 werkzoekenden. Hiervan hadden 44 lager onderwijs genoten en twee middelbaar onderwijs. Van hen konden in de loop van die maand er drie in een betrekking worden ge plaatst. Van die 49 mensen waren er 24 langer dan een half jaar werkloos. De andere 22 konden tijdelijk als loon- schrijver te werk worden gesteld. Geen werk dus in het vroegere beroep. Maar toch wordt iedereen een kans geboden. Industrie en nijverheid hebben gebrek aan goede vaklieden Waarom zouden de mensen dan vast houden aan de „white collarjobs"? Als het witte boord geen kans biedt kun nen zij zich laten omscholen. Dit ver eist zeker moed, maar het kan. Vele gezinnen worden met ondergang be dreigd. De vrouw verliest veelal het respect voor de „rondlummelende", mopperende man en de man verliest zijn zelfrespect. Een kans.... De Zeeuwse Industrie, hoe gering ook, is bereid hem een kans te geven. Kijk b.v. eens naar de Kon. Mij „De Schelde". Hier kunnen mensen met technische feeling, die zich hebben la ten omscholen, een verdere opleiding krijgen in de automatische precisie- afdeling waar men tandwielen ver vaardigt. Waarom juist hier? Eenvou dig omdat de gerepatrieerden al werken zij wat trager zelf uiterst precies kunnen werken. „Laat ze emigreren".... hebben dom-denkende Nederlanders vaak uit geroepen, vergetend dat de klassieke emigratielanden Canada, Australië en Zuid-Afrika hun grenzen voor de ge repatrieerden gesloten hebben omdat deze nogmaals: het klinkt hard geen „volbloed-blanken" zijn. Neen, Nederland kan heel wat doen voor de gerepatrieerden. Meer begrip en tact zijn hier gewenst. Wérk moet er komen. Zonder werk zal geen van de Indlsch-Nederlandse gezinnen in 'n helemaal gezonde toestand leven. wordt door de heer S. J. G. van Leeu wen, een samenwerking die gelukki; uitstekend ls. Hetgeen wij zowel uit haar mond als uit die van de heer Van Leeuwen bevestigd kregen. „Er zijn ontstellende dingen gebeurd", zo vertelde ons Mej. Kloevekorn. „Zo wel by de kledingaankopen als de aan koop van meubilair. Doch geluMug kon steeds bijtijds worden ingegrepen. De winkeliers waren vaak te goeder trouw, de gerepatrieerden vaak onwetend. Zjj kochten maar en letten niet op betgeen zjj nodig hadden.' Voor hun meubelaankopen kregen z(j voorschotten tot ongeveer 1600 gulden. Mej. Kloevekorn was hier voortdurend voor bezig. Zij liet lijsten maken waar op aangetekend kon worden, wat de ge repatrieerde nodig had en sjouwde van gezin naar gezin om advies te geven. Het was dan ook geen wonder, dat voor iedere gerepatrieerde een ver trouwde is. De voorschotten worden altijd vlot terugbetaald. De mensen zijn uiterst correct in het voldoen van hun verplichtingen. Deze week doet zjj het werk voor de gerepatrieerden voor het laatst, aangezien zij een benoeming heeft aanvaard als maatschappelijk werk ster bij de P.T.T. Het is een heel an dere richting, doch vele gerepatrieer den hebben haar gevraagd om haar af en toe eens te mogen schrijven. Men zal haar niet vlug vergeten! van het Huisvestingsprobleem redelijk opgelost. OVER de huisvesting in Zee land kan men kort zijn: dia is goed. Van de 575 gezinnen is er niet één slecht gehuisvest, onze maatstaven in aanmerking ge nomen. Voor gerepatrieerden, dia in Indonesië beschikten over een ruime villa met een grote tuin en bijgebouwen, valt het hard om er gens een woning in een kleine straat te betrekken met het Hollands achtertuintje van hoogstens 9 bij 6 meter. Men heeft echter getracht de gerepa trieerden zo goed mogelijk te selecte ren naar de maatstaven van een hun zo goed mogelijk passende omgeving. Later zijn hierin verschuivingen geko men. Gezinnen van militairen vooral kregen plaatsing zoveel mogelijk bij de kazerne waar vader gelegerd werd en ook bij plaatsing in een betrekMng wordt steeds getracht het gezin daar heen te laten verhulzen. De heer S. J. O. van Leeuwen ver telde ons, dat sinds anderhalf jaar geen gerepatrieerden meer in Zeeland zijn gevestigd en wel, omdat de mogelijkhe den hier werk te vinden gering zijn. Men heeft dus getracht de gezinnen bi) elkaar te laten, hetgeen van groot be lang is voor de opbouw van een goed gezinsleven en vooral voor de aanpas sing aan de omgeving. Is het gezin eenmaal definitief ge huisvest, dan pas wordt het geheel en al met de moeilijkheden geconfronteerd, vertelde ons ook Mej. Westera, maat schappelijk adj. directrice van de stich ting Zeeland, waar het secretariaat van het C.C.K.P. is gevestigd. Dan komen ook vaak de moeilijkhe den pas. Want de ouders enerzijds kun nen niet breken met het gouden verle den en de kinderen zijn maar al te be reid het verblijf In Nederland vanzelf sprekend te vinden. Overigens heeft de jeugd moeilijkheden genoeg, vooral op het platteland. Aanpassen is moeilijk. Voor het gezin, waar problemen van huishoudgeld, kleding, verwar ming en voeding soms benauwende vormen aannemen is extra hulp dik wijls noodzakelijk. Sommige gezinnen bleken na slechts een jaar van defi nitieve huisvesting diep In de schul den te steken bij allerlei leveranciers. Zij kochten en kochten en kregen vaak, zoals gebleken is, aan het eind van het jaar de rekening gepresen teerd. Gezinsverzorgsters. In Zeeland is een proef genomen om enkele gezinnen, waar dit alles heel zwaar woog, hulp te bieden door een gezinsverzorgster. De proef slaagde volkomen. De huisvrouw had voor het eerst gezien, hoe het mogelijk is toch rond te komen. Zij had de geheimen van het stoppen en versteilen ontdekt en geleerd, hoe de was ln één dag kon worden gedaan. Deze practlsche voor lichting voldeed stukken beter dan de voorliohtingscursussen die voordien ge geven werden in de pensions, waar slechts heel weinig vrouwen kwamen. Maag|:jders U kunt weer alles gaan eten. De echte C. R. MAAGTABLETTEN zijn weer in Nederland verkrijgbaar. geven direct verlichting en zjjn pijn stillend. Vooraanstaande doktoren en chirurge", hier te lande, tellen wij onder onze cliënten De .chte Ameri kaanse C. R. MAAC TA3LETTEN zijn die lichtgele tabletten. Alléén verkrijgbaar bij de importeur LOUIS RIETBERGEN Nieuwe Binnenweg 400 - Rotterdam. Vraagt de ratis brochure zonder enige verplichting. De heer L. W. Pietersz uit Goes heeft de stap genomen. Geen kans in de vroegere werkkring, dan omscholing. Nu staat hij sedert korte tijd bij een geweldige tandwielfrais. Het is een werk, dat hij met plezier doet.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 9