Christelijke levensvulling. ÜlLk mi i v y Ontwikkeling Ontspanning Gezelligheid De sprookjes van ANDERSEN Lompe Hannes buil! ■■Hi Mijn beste nichtjes en neven, Het is Maandagnamiddag terwijl ik jullie schrijf en de zon schijnt heer lijk. Wat zullen jullie er ook van ge nieten, nu je weer eens fijn kunt bui ten uithollen, zonder een nat pak op te lopen. Maar jullie moeten niet zo hard draven, dat je geen tijd over houdt om overal eens rond te kijken hoe de bloemen het ook durven wagen de kopjes boven de grond te steken. Het gaat nu weer zo mooi worden. Wat is het eigenlijk wonderlijk in de natuur. Terwijl wij al maar klaagden, dat het zo koud bleef, waardoor we maar lekker binnen bleven, waar de kachel heerlijk brandde en het dus gezellig warm bleef in de kamer, ging buiten in die koude toch alles zijn gang, want verschillende bloemen en struiken vertellen nu al in vele kleu ren, dat het toch echt lente is. De forsythia in mijn tuin is tenminste een stralend geel struikje geworden. Je denkt hoe kan het eigenlijk. Daarom ben ik dubbel blij met die eerste lente tekenen. Jullie zeker ook wel. Maar nu heb ik vorige week al ge schreven, dat ik een afscheidsgedicht van één onzer nichtjes, die te oud werd om in onze raadselfamilie te blijven, in ons hoekje zou opnemen. Hier komt het nu: „Tante, hier een gedichtje Van uw nichtje, Dat afscheid nemen wil En daarom zit ze nu niet stil, Maar wil u bedanken voor, De vele woorden door U gegeven, met de raadsels in ons [hoekje, en voor het zo nu en dan gekregen [boekje. Ook dat u op de brieven antwoord gaf, Dat was natuurlijk af! 'k Hoop, dat u nog lang mag schrijven En veel nichtjes en neven in uw [hoekje blijven. En nu, deez' laatste groet, Terwijl ik hoop, dat ik u nog eens [ontmoet!!!" Wat zeggen jullie van zo'n dichte res onder onze nichten! Ik ben er echt trots op hoor, dat er zomaar een ge dicht helemaal voor mij alleen ge maakt is. Alleen maar.er komt ook een beetje verdriet bij, omdat dit zo'n trouw nichtje was. En dat die nu juist afscheid gaat nemen. Jammer! Jullie moeten me nu maar troosten door allemaal een extra lange brief te schrijven. Zelf ga ik nu echter stoppen met mijn praatje. Allemaal gegroet. Jullie Tante TRUUS. 'b SYNONIEMEN. Examen Hersenpgnbank, Brein- melkery, Zweetweetje, Geheugenzvig- pomp, Bolwerkonderzoek, Doodsteek- proef, Koudekoortstijd, Puberplaag, ya- gewoordenvuur, Knijpkuur, Zweetzlt- ting. Weetjesmeter, Beproeving. Ze nuwsloperij, Weetstrijd, Bretnontlasting. Op de zig-zag kruis- jeslijn komt van boven naar beneden gelezen, de naam van een mooi Gelders dorp. Verder komt op de eerste rij van links naar rechts een jongens naam. 2e rij iets lekkers. 3e rij iets om vuur in te doen. 4e rij deel van een ketel. 5e rij een foto. 6e rij een stoel zon der leuning. 7e rij vier gelijke let ters. 8e rij een plaats in Zeeuwsch-Vlaanderen. 9e rjj deel van een schip. 10e rij een gebouw. Bovendien moeten de eerste en de laatste let ter van elk der boven staande woorden gelijk zijn. Op de zevende rij komt echter geen woord, doch alleen vier gelijke letters. Alle andere Inwoners van het land stonden rondom het slot tot vlak vooraan de ramen om te zien, hoe de konings dochter de vrijers ont ving, maar zodra één van hen de salon binnen kwam, stond hij met zjjn mond vol tanden en bracht geen woord uit. „Deugt niet", zet de ko ningsdochter. „Weg met hem." Nu kwam die van de broers, die het ge hele woordenboek van buiten kende, maar dat was hij allemaal weer ver geten, terwijl hij in de rij stond. De vloer kraakte en het plafond was van spiegelglas, en by elk raam stonden drie klerken en een deken, die alles, wat er gezegd werd, opschreven, zodat het dadelijk in de krant kon komen. Dat was verschrikkelijk, en verder werd er zó hard gestookt, dat de kachel roodgloeiend stond. „Wat een hitte", zei de broer van lompe Hannes. „Dat komt, omdat mijn vader vandaag snoeshanen braadt", zei de koningsdochter. Och heden, zo had hij zich dit gesprek niet gedacht. Hij was geheel beteuterd en kon boe noch ba zeggen. En hy wou nog wel zo graag iets geestigs zeg gen. „Deugt niet", zei de koningsdochter. „Weg met hem." En toen moest hij wel verdwijnen. Nu kwam de andere broer. „Jullie hebt het hier gruwelijk heet", zei hij. „Ja, wy braden vandaag snoeshanen", zei de koningsdochter. „Wat be... wat be... wat be..." stamelde hij, en alle klerken riepen: „wat be... wat be... wat be...". „Deugt niet", zei de koningsdochter. „Weg met hem." Nu was lompe Hannes aan de beurt. Hy kwam op zijn bok de kamer bin nenrijden. „Wat ls het hier ongelofelijk warm!" zei hij. „Ja, want ik braad vandaag snoeshanen", zei de koningsdochter. „Dat tref ik erg", zei lompe m Hannes. „Dan kan ik ook wel een kraai gebraden krijgen?" „Dat kunt u heel goed", zei de koningsdochter, „maar hebt U iets, om hem in te braden? Want lk heb geen pan en ook geen pot." „Ja zeker, kijkt U maar eens", zei hij, haalde de oude klomp te voorschijn en legde de kraai daar middenin. „Dat wordt een hele maaltijd", zei de koningsdochter. „Maar hoe komen wij aan jus?" „Die heb ik in mijn zak", zei hij „en het doet er niet toe of ik wat mors, ik heb rijkelijk." „Dat staat mij aan", zei de koningsdochter. Jij bent niet om een antwoord verlegen, jy bent de man, met wie ik wil trouwen. Maar weet je wel, dat ieder woord dat wy zeggen opgeschreven wordt en morgen in de krant komt? By leder raam staan drie klerken en een oude deken, zie je wel?" „Dat zyn dus waardigheidsbekleders", zei lompe Hannes. Dan moet ik de deken wel het beste geven", en hij smeet een handvol mod der pardoes in diens gezicht. „Dat was knap gedaan", zei de koningsdochter. „Dat had ik niet kunnen doen, maar lk zal het wel leren." En toen werd lompe Hannes koning, kreeg een vrouw en een kroon en zat op een troon. (Dat hebben wy woordelijk uit de krant van de deken overgenomen - en wat daarin staat, daar kun je niet van opaan). eeuu/scN weexe/iü behoort bij ZEEÜWSCH DAGBLAD van Vrijdag 9 April 1954. Ons artikel, onder de titel: „De ramp van de censuur" gaf een onzer lezers uit Goes het volgende in de pen: Geachte Heer Marnix, Uw artikel „De ramp van de censuur" liet ons zien, hoe belangrijk het is, dat de christen zich op elk terrein van het maatschappelijk leven laat gelden. Immers daardoor kan men een heilzame invloed oefenen. En daarom is 't voor mg zoveel te meer de vraag, waarom wy als protestanten ons toch steeds zo afzijdig van de film houden: het gevolg hiervan is Immers, dat de Bioscoopbond practisch niet met ons rekent. We horen wel eens iets over Christelijke Filmactie, maar het blijft dan beperkt tot een enkel geval, bijzonder hier in Zeeland. Nu viel het mij op, dat de Prot. dagbladpers in Den Haag b.v. wel regelmatig filmrecensies opneemt, en naar mijn mening hierdoor het Prot. publiek ook de zo nodige voorlichting geeft. Wij moeten toch ook om onze jeugd denken Deze ziet regelmatig op de scholen allerlei culturele en onderwijsfilms, en raakt zodoende hiermede vertrouwd als met een kunst, welke bruikbaar gemaakt wordt voor onze ontwikkeling. Het wil mij voorkomen, dat het „filmprobleem" voor hen lang niet zo sterk meer geldt als voor ons, ouderen. En waarom zuilen we hen by de opvoeding dan ook op dit terrein niet lelden? We doen dit immers toch ook op het terrein van het kerkelijke leven, op 't gebied van de lectuur, van de radio, van de sport, van het huwelijk, van het kiezen van een beroep, dat in overeenstemming is met onze protestantse principes? Waarom laten we dan juist op het gebied van de film hen in het onzekere Een paar weken geleden gaf U uit „Elsevier" een rytje titels van films, welke die week in Amsterdam draalden, en dat was allemaal sex en hartstocht en zonde. Maar ik zie dat als een geiyksoortig iets als die krantenellende in Zuid-Afrtka, die U in het genoemde artikel beschreef. Wanneer wy als protestanten ook op dat terrein een positief geluid laten horen en dan geen afwijzende houding over het gehele terrein van de film zullen we naar mijn mening ook op dat terrein tot zegen kunnen zijn, en de Bioscoopbond beïnvloeden ln zijn keuze. Wat denkt U hiervan? Onze mening is, dat de geachte inzender over deze materie wel wat te optimistisch oordeelt. Er kan eenvoudig nooit sprake van zijn, dat wij de Bioscoopbond ten goede zouden kunnen beïnvloeden. Trouwens, dat is ook de tendenz niet geweest van ons artikel over het diep bederf van de buiten landse pers, met name van de pornografie. De regering van Zuid-Afrika tracht die pers ook niet ten gunste te beïnvloe den, maar ziet zich voor de noodzaak geplaatst deze een voudig te verbieden. Er is hier geen tussenweg. Want al dat vuil in de pers (en ook in de film) is maar niet een kwestie van een bedorven smaak, die gunstig beïnvloed moet wor den, doch is een kwestie van to be or not to be, van te zyn of niet te zijn. Het is een kwestie van geld, zonder meer. De praktijk heeft uitgewezen, dat, wanneer de film niet meer speculeert op de verkeerde hartstochten, zij eenvoudig geen belangstelling meer trekt. Er bestaat een uitstekend boekje over deze materie van de heer Das, dat ons over deze feiten kan Inlichten en ons ook meteen zegt hoe op dit ogenblik de z.g. „neutrale" Bioscoop-Bond het monopolie heeft en er geen publieke film kan draalen zonder zyn toestemming. En zolang deze situatie bestaat komen we ook geen stap verder met onze christelijke films. Men kan geen geestespro duct onschadelijk, laat staan goed maken, door er de al te erge dingen uit weg te snijden. Wat uit de geest des mensen opkomt, welt op uit een bron, die goed is of slecht. Dat ls de moeiiykheid waarmee wy zitten. Want laat ons niet den ken, dat het kwaad alleen maar zit ln de schunnige film of die op het randje af zijn. Het geestelijk kwaad kan, op ogenschijniyk onschuldige manier, soms nog verderfelijker zyn, juist omdat het onschuldig ïykt. Want zo goed als in de wereld van de pers, van het boek, van het toneel, zo steekt ook in de wereld van de film een wereld- en levens beschouwing. Er bestaat hier eenvoudig geen neutraliteit. En ook al zouden we nu uit een film de z.g. aanstotelijke ge deelten kunnen uitlichten, dan blijft er toch nog altijd de geestelijke achtergrond, de levensbeschouwing van de schep per van de film, die nu eenmaal onmogelijk te elimineren of in een christeiyke levensbeschouwing om te zetten ls. Nu zal dit in beginsel door de meesten onzer nog wel worden toegestemd. Maar dan komt men met de praktyk aandragen. Immers, onze chrlstelyke jeugd is niet meer te weerhouden. Ze gaat er tóch heen, ook al wyzen we baar op het gevaarlijke van de bioscoop. Kunnen we dan maar niet beter zorgen, dat we er nog zoveel mogelijk het beste van maken? vraagt men. Ik weet waarlijk niet hoe dat zou kunnen. Ik begryp ook volstrekt niet, waarom de ouders hier niet eenvoudig het verbod kunnen opleggen aan hun kinderen. Wat voor kwaad kan er in steken, dat deze reeds vroeg aan de weet komen, dat wij niet alles mogen wat de wereld rustig doet, ook al mag die het net zo min? Ik geloof, dat hier het grote man kement niet by de jeugd, maar bij de ouders ligt. Het deugt in vele christen-gezinnen niet meer. De opvoeding is te slap. Er is meer een vragen: hoe ver kunnen we gaan? dan: hoever kunnen we er vandaan blijven? Het komt mij voor, dat er een te veel leven ls uit het negativisme, dan dat we positief zijn in ons christen-zijn. De levensvulling van de christen dient radicaal anders te zijn dan die van de wereldling. Het vermaak van de wereld ligt ln de dancing, de bioscoop, en al wat de wereld aan ydelheid oplevert. Het vermaak van Gods kinderen ligt in de dienst des HEREN, Ln het bezig zijn met Gods zaak, Zijn Kerk, Zijn dienst. De Bijbel vertelt ons dat op schier elke bladzyde. Wanneer de ouders hun kinderen van de prille jeugd af aan daarvan vertellen, hen daarin opvoeden en voor al: hen dö&rin voorgaan met hun voorbeeld, komt er in die jeugd een andere levensstijl, een andere levensvulling, een andere levensbegeerte. Het wordt dan niet meer een vragen: wat mag ik en wat mag ik niet? maar een vragen: wat móet ik? en: wat kan ik? Het verlammend negativisme maakt dan plaats voor een sterk positief beginsel, dat rug- gegraat heeft en waarbij ons nederlandse volk in zijn voor geslachten is groot en sterk geworden. Eerst wanneer het goud bij ons begint te verdonkeren komt de hunkering op naar wat de wereld biedt en begeert en waarin de wereld tenslotte ook zal ondergaan. MARNIX. Lentebloesem-pracht HET LAM GODS. Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld weg neemt. Joh. 1:29b. Nooit verstaan wij dit woord beter dan in de lijdensweken, als wij met stille eerbied de kruisweg gadeslaan, van tafe reel tot tafereel en nooit ver staan wij die kruisuieg met al zijn ontstellende veelheid be ter, dan bij het licht van dit woord. Jezus „het lam Gods", vandaar die stille berusting, die overgegevenheid onder al les wat óver Hem komt; maar ook „het lam God s", vandaar die stille majesteit, die in alles en onder alles, zelfs onder het zwaarste en vernederendste nog van Hem blijft uitstralen. Jezus „bet lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt!" Wanneer wij aandachtig toe zien, dan kunnen wij bemerken, dat in alle lijdenstaferelen, waar in de Heiland aan onze blikken voorbijgaat, Hij gebogen gaat onder iets, dat Hij dragen moet, een zware last. Het kost inspan ning om die last te kunnen dra gen en er niet onder te bezwij ken. En die last is niet alleen zwaar, maar ook heel bitter en heel smartelijk om te dragen. Zie naar Zijn gelaat, let maar op die blik Zijner ogen; dat is niet alleen moeite, maar dat is bo venal smart, diepe smart, welke daaruit spreekt. Welnu, die 'zware en smarte lijke last, die de Heiland moei zaam torst is: de zonde der we reld. Begrijpen wij het nu, waarom die last zo zwaar is en smarte lijk? Begrijpen wij nu iets van die trek, die daar ligt op het ge laat van onze Heiland, die trek van grote, ingehouden smart; die trek van ontzaglijke, haast niet meer te dragen vermoeidheid? De zonde der wereld! Dat zijn de zonden van alle geslachten uit alle eeuwen over de gehele aarde verspreid; dat zijn ook onze zonden. Hebben onze zonden ons wel eens bezwaard? Heeft die last onzer zonde ons wel eens als een drukkende last op onze ziel ge wogen? En dat waren dan nog maar alleen onze zonden; en dan: „de zonden der wereld!" Dat moet toch wel vreselijk zwaar en vre selijk moeilijk zijn! „Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt". Dat is Jezus, de Heiland. Laat ons, nu in deze lijdensweken en straks ook op de „Goede Vrij dag" zo Hem volgen met eerbied en schuldgevoel en diepe dank baarheid naar Golgotha's kruis. Zijn lijdensweg langs, waar Hij droeg de zonde der wereld, waar Hij droeg ook onze zonde tot verzoening bij God.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 16