33B
OPVOEDING CULTUUR
De humeuren
der weduwen
in de straat
n
zartz
i.r:;
Voor 't Paasfeest naar
het Concentratiekamp
jjJ
■mi
TA
:::i
OPVOEDKUNDIGE
Qjuiö ncrn fleA&i
'Jt
rr
iltüIZI
Oplossing puzzle van 2 April
'V>' v'v
door S. Greup-Roldanus. Uitgave
N.V. de Arbeiderspers te Am
sterdam.
We schrijven vandaag op een geheel
andere manier historische romans dan
bijvoorbeeld Bosboom-Toussaint het in
haar dagen deed. Dat blijkt weer eens
overduidelijk uit het boek dat we hier
voor ons hebben liggen. Welke manier
is er beter? We zullen maar niet aan
het vergelijken gaan. Ze zijn eenvoudig
niet voor vergelijking vatbaar. We zou
den in onze eeuw ook onmogelijk meer
de methode die Mevr. Bosboom volgde
kunnen gebruiken. Wie leest er van
daag nog een boek, waarin tientallen
bladzijden gevuld worden met de be
schrijving van een toilet? Of het geven
van een straatbeeld Of het tekenen
van een kamerintérieur?
Mevrouw Greup-Roldanus houdt zich
daar dan ook niet mee op. Met een paar
forse lijnen zet ze haar entourage m
elkaar, precies zoals dat gebeurt met
de coulissen van het toneel.
Haar roman speelt in Middelburg in
de eerste helft van de achttiende eeuw.
Er wordt verteld van hoofdzakelijk
zes vrouwen: Bernarde de Montenprê,
Maertje van der Vlies, Dlgna Quickel,
Alleta Cooltuyn, Stijn Strijckebol en
Laurien. De eerste vier genoemden, we
duwen, de laatste twee zo tussen ja
en neen, als men daar naar vragen zou.
En al deze vrouwen wonen in de kleine
straat, een paar zijn er rijk en de rest
in minder goede doen of arm.
We zullen er niet aan beginnen het
verhaal na te vertellen. Trouwens, dat
zou ook moeilijk kunnen, want het op
merkelijke in deze roman is, dat er fei
telijk niet veel in gebeurt. Er worden
portretten gegeven en die komen aar-
dig goed uit de verf; maar wie graag
veel handeling wil, een boetende ver
telling met een spannende climax, die
op de laatste bladzijde het hoogtepunt
vindt, zal zich teleurgesteld zien. Daar
is het deze schrijfster dan ook niet om
begonnen. Ze geeft inderdaad „humeu
ren" van vrouwen die weduwen gewor
den zijn, waarvan de één deze staat an
ders draagt dan de ander; vrouwen,
geheel verschillend van karakter en
aanleg. En in het uitbeelden daarvan
betoont de schrijfster het vakmanschap
van de pen volkomen te beheersen.
Maar toch, wanneer we haar boek
uitgelezen hebben, denken we onwille
keurig weer aan die andere schrijfster
van historische romans, zoéven ge
noemd. Gaan we dus toch weer ver
gelijken? Ja en neen.
Mevrouw Bosboom is in geen enkel
opzicht met deze schrijfster te verge
lijken, zeiden we reeds. Maar wat is
dan het verschil? Misschien ligt dat
hierin, dat Greup-Roldanus wel men
sen van vlees en bloed geeft, maar de
ze plaatst op het toneel, met alles wat
er aan requisieten bij behoort. We
vragen ons af: waarom laat deze
schrijfster haar mensen in het begin
van de achttiende eeuw optreden? We
hebben er de noodzaak niet van kun
nen ontdekken. Bovendien, de entou
rage is ook maar gebrekkig opgesteld.
Wie menen mocht, dat we in dit boek
werkelijk het Middelburg uit de tijd
van de pruiken, de draagkoetsen en de
brede rokkenvrachten te zien krijgen,
komt teleurgesteld uit.
Deze entourage wordt wel genoemd,
maar we zien er niets van. En dat zou
nog niet zo erg zijn, wanneer we dan
in ieder geval maar kennis konden ma
ken met de geest van de eerste helft
ONS KORT VERHAAL
door A. Jamoel-Horjus.
Het was Donderdags voor Pasen,
een stralende zonnige voorjaarsdag; de
bomen hadden hun winterpak uitge
daan en vertoonden een zacht-groen
waas uit pas ontloken knoppen; de vo
gels zongen als in koor een nieuw me
lodieus lentelied in hoge dennen en po
pels en heel de natuur zong als het
ware mee van nieuw leven en vrede.
Niemand, die dit schone en vredige na
tuurtafereel beschouwde, zou denken,
dat we midden in een oorlog waren en
heel de wereld als het ware in brand
stond.
Zo ging het ook mevrouw Pietersen,
die, zo juist bulten gekomen, al dit
schoons op haar in had laten werken
en daarvan genoten. Zij was op weg
naar de bakker, waar zij haar pas be
slagen deeg, in een vorm gegoten, even
bracht, om daar in de oven tot een
Paastractatie te worden bereid. Ineens
echter stak zij de rijweg over, daar zij
eau de overkant een tragisch, bijna
dagelijks voorvallend oorlogs-gebeuren
aanschouwde. Twee rijksveldwachters
kwamen aan, zeven jongemannen over-
der achttiende eeuw. Maar daaraan is
deze schrijfster geheel vreemd geble
ven. Het zijn moderne vrouwtjes, die
zjj ons geeft; ze spelen goed haar rol
in haar achttiende eeuwse kapsel en
kledij, maar het blijft toneelwerk.
Want de achttiende eeuw was zo met,
als Greup-Roldanus deze wil doen her
leven in haar boek. We waren in het
Middelburg van die tijd nog lang niet
toe aan de secularisatie, de verwereld
lijking, als waarvan deze humeurige
weduwtjes blijk geven. De kerk speelde
nog een grote rol in het leven dier
dagen en de predikant was er minstens
zo'n geziene figuur in de salons en de
woonkamertjes als de notaris Van Hoey
een van de mooiste figuren uit haar
boek! We stuiten bij deze roman
schrijfster op hetzelfde tekort dat we
bij veel historische romanschrijvers in
onze tijd aantreffen: men mist het ver
mogen zich In de geest en het milieu,
de sfeer en de mentaliteit van het Ker
kelijk leven dier dagen, in te leven. En
waar men soms zelf dit tekort aan
voelt, geeft men meestal een caricatuur
van het calvinisme onzer voorouders en
identificeert men dit met een noodlots
leer, een grimmig, nors en vaak fari-
zeïstlsch bestaan, dat er niets mee te
maken heeft. Gelukkig heeft deze
schrijfster zich daar niet aan misgre
pen. Maar dat zij het kerkelijk en gees
telijk bestaan in haar boek volkomen
elimineert is toch eigenlijk even erg en
komt neer op een mistekening van de
historische situatie.
Daarom nog eens: haar figuren zijn
mensen van vlees en bloed, maar de
schrijfster had ze in de twintigste eeuw
moeten houden en niet in een historisch
Middelburgs milieu moeten plaatsen,
waarin ze niet thuis behoren.
Wanneer we dan nog eens aan Bos
boom-Toussaint denken, dan treft ons
dit grote verschil: misschien waren de
figuren van deze romanschrijfster niet
steeds mensen van vlees en bloed, om
huld in het onwezenlijke kleed der ro
mantiek, zoals het in haar dagen nu
eenmaal hoorde. Maar wat de histori
sche entourage betreft: deze was niet
maar een stel toneel-requisieten, met
ter haast opgeworpen, doch een brok
levenswerkelijkheid, vrucht van diep
gaande en Intense studie en een zich
volkomen inleven in de gedachtenwereld
en het geestesbestaan van onze voor
ouders.
En dat missen, we in het overigens
zo goed geschreven boek van Mevrouw
Greup-Roldanus.
lïiïïï"
1 Mi Bij j,J |j II Tj W ÏF»l|
HluJll .tlllli n|n jJ lojuj I rllll J1 .J! I ..ill, ill III 1 Ij, J! I „li.. ijh.'llj
ff
HI)
pi|
tin
TSSmJj
ut
mud
ïïïTHJ]
Ht
did
hi
nrni
mm
Waarheen Waarom
Ik heb een vriend. Die
kwaal komt meer voor.
Maar deze vriend is me
toch nog een tikkeltje
dierbaarder dan de mees
te andere kameraden. Als
ik weer eens in mijn ge
boortedorp kwam, logeer
de ik bij voorkeur bij
hem: een voorkomende,
vriendelijke jongen, eer
lijk, vlug van verstand,
kerkelijk zeer meelevend
enm.i. een oprecht
Christen. Iemand die ook
voor zijn kinderen het
beste zoekt.
Hoewel hij nog geen
leerplichtige kinderen
had, hebben we n.a.v.
Hardegarijp vaak over de
schoolkeuze gesproken:
Openbare of Christelijke
School. Hij had het er
moeilijk mee: op de
Openbare School komt de
dominee toch ook 1 uur
per week van de 5e klas
af; ker' m gezin moeten
toch -dienstige be-
invlo. jewerken; je
brengend naar een concentratiekamp,
waar zij, als zovelen, aan allerlei mis
handelingen zouden blootstaan, om
daarna op transport naar Duitsland te
worden vervoerd. Mevrouw Pietersen,
die niets liever deed dan haar jonge
landgenoten dit lijden te helpen ver
zachten, vroeg de agenten of ze ook
trek in een kop koffie hadden en of er
ook honger was onder de jongens; nu
honger hadden ze niet, maar een lek
ker kopje koffie, daar hadden ze allen
wel erg veel behoefte aan. Welnu, zei
ze; ik woon aan de overkant en u bent
allen hartelijk welkom, maar doe het
vlug, want recht tegenover mjj wonen
N.S.B.-ers.
Even later waren agenten en Jon
gens bij de familie Pietersen in de
kamer gezeten, gezellig pratend met
mevrouw, terwijl de dochter en het
meisje bezig waren vlug voor de jon
gens te zorgen. De jongens waren al
len ondergedoken geweest bij boeren
in de Achterhoek; daarna opgepikt,
hadden ze reeds enige dagen in één on
zer provinciale hoofdsteden in het po
litiebureau gevangen gezeten, waar de
boeren hen allen royaal van voedsel
hadden voorzien, wat ze allen nog in
hun koffers bij zich hadden. Mevrouw
Pietersen had hun verteld, hoe naar
dochters een wekelijkse broodactie had
den, waardoor iedere week aan de jon
gens, die weer op transport naar Duits
land gingen, flinke pakken brood kon
den worden uitgedeeld. De jongens
vroegen toen of ze het brood, dat ze
van de boeren gekregen hadden, bij
haar mochten achterlaten en zij dit
weer voor jongens, die lang in het
kamp hadden gezeten productief wilde
maken, wat door haar in dank werd
aanvaard. Toen werden de koffers ge
opend en het voedsel er uit gehaald en
mevrouw Pietersen zag toen, dat in
één der koffers een bijbeltje lag. Toen
het brood was weggehaald en de meis
jes de koffie enz. aan de jongens had
den gebracht, ontspon zich met de jon
gens weer een gesprek. Ze waren allen
diep onder de indruk en erg verdrietig,
juist nu met de feestdagen en wie weet
voor hoe lang in het kamp te moeten
doorbrengen en wilden van mevrouw
maar steeds weten of het er heel erg
zou zijn. Zij sprak hen allen moed in
en de jongeman, in wiens koffer zij
een bijbeltje had ontdekt, vroeg haar,
of ze ook mishandeld en geslagen zou
den worden. Mevrouw, zei hij, ik heb
nog nooit in mijn leven zulke slechte
feestdagen gehad; maar mevrouw keek
hem eens doordringend aan en zei:
daar weet je nog niets van, jongen, of het
de slechtste dagen van je leven zullen
zijn; ik zou zeggen, het kunnen de
beste feestdagen van je leven nog we)
worden, want ik heb Gods Woord in je
koffer ontdekt, jij hebt dus de béste
steun bij je die er is en nu zal het er
op aan komen om je geloof in de da
gen van beproeving te beleven en te
belijden. Zelf draag ik een zwaar le
venskruis, maar Ik geloof, dat, juist
als we door de diepte gaan, wij de
kracht van ons geloof des te meer mo
gen gevoelen. Nu zal het er op aan
komen wat je in Gods kracht zult kun
nen verdragen en doormaken en laat de
gedachte aan wat onze Heiland eens
voor ons heeft doorgemaakt nu ook
jouw kracht zijn, jongen; juist uit het
kamp komen ons soms de rijkste ge
loofsbelevenissen ter ore. Als alieS
voorspoedig gaat is het misschien ge
makkelijker voor ons geloof uit te ko
men, maar als de tegenspoeden komen,
als de brandstapel wacht of het vuur
peloton, dan komt het op geloofsreali
teit aan. En nu gaan jullie naar het
kamp en weten niet wat je daar wacht,
maar jij kunt bidden en je geloof ook
tegenover anderen belijden en mls-
sehien moet je anderen ddar nog tot
steun zijn, ga dus moedig mee en denk
maar: ik vermag élle dingen door
Christus, Die mij kracht geeft en dan
geloof ik, dat het de rijkste feestdagen
van je leven kunnen en zullen worden.
Jongens, ik' wens jullie allen die kracht
toe als je straks in het kamp zult zijn.
Na nog vele hartelijke handdrukken
en moederlijke wensen van mevrouw
Pietersen, gingen de jongens, geestelijk
en lichamelijk gesterkt, hun donkere
toekomst tegemoet.
Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te
Middelburg.
Een partij uit de wedstrijd V.U.K. I
Middelburg II Z.S.B. Ie klasse, ge
speeld door de heren K. v. Belzen (M'-
burg) en J. J. Coppoolse, (V.U.K., Ka-
pelte).
In deze partij kan men goed zien,
hoe of men door enkele zwakke zetten
verloren komt te staan. Wit profiteert
hiervan en ontwikkelt zich snel. Zwart
ziet geen kans om zich te herstellen
en komt heel slecht te staan. Wit heeft
dan ook geen moeite om Zwart onder
de voet te lopen.
Wit: K. v. Belzen.
Zwart: J. J. Coppoolse.
(Blackmar gambiet).
1. d2d4 d7d5
2. e2e4! d5xe4
3. Pblc3 Pg8—f6
Hier wordt ook vaak e5 gespeeld.
4. f2—f3! e4xf3
5. Pglxf3 Lc8—d7?
Een zwakke zet. Beter was hier Lg4
of Lf5.
6. Lflc4 e7c6
Beter e6 om veld c6 vrij te houden
voor Pb8. Waar moet dat Paard straks
gaan staan?
7. a2a3 h7h6
Waarom geen e6 om de Lf8 ook lucht
te geven h6 heeft geen enkel' doel en
betekent enkel maar een verzwakking.
8. Ldf4 e7e6
9. Ddl—e2 Lf8—e7
10. Pf3e5 0—0
11. 0—0
Wanneer we nu eens even kijken, dan
heeft Wit bijna al zijn stukken in het
spel. De stukken van Zwart staan even
wel slecht opgesteld.
11a7—a6
Meer in aanmerking kwam hier PdS.
De slechte stand van de zwarte stukken
komt in hoofdzaak door de 5e en 6e
zet. Nu kan Pb8 niet goed in het spel
komen,
12. Tfl—f3 Pf6—h5
13. Lf4d2 Dd8—e8?
Veel beter was hier Le8.
14. Tal—fl
Wit gaat maar door met druk op f7.
1 4Le7d6
Ook niet best. Ph5 staat niet gedekt
en daarom was hier Pf6 het beste.
15. Tf3xf7
Daar gaat het beginnen.
1 5Tf8xf7
16. Pe5xf7
Nu staan Ld6 en Ph5 beide in. Dit
moet een stuk kosten.
1 6Ph5—f4
17. Ld2xf4 Ld6xf4
18. Tflxf4 DeS—e7
19. Pf7e5 Ld7e8
Eindelijk komt het veld d7 vrij voor
Pb8. maar nu is het te laat.
20. Tf4e4 b7b6
Op Pd7 volgt eveneens Pc6. Nodig was
hier Lf7.
21. Lc4a2 Pb8d7?
22. Pe5xc6 De7d6
23. Te4xe6 Dd6f8
24. Te6xe8f en Zwart gaf het op.
De ladderwedstrijd.
De oplossingen der vorige problemen
waren als volgt:
Probleem 103.
A. 1Dc3g3112. hg3 Pe2f
B. 1Dc3—g31! 2. fg3 Pe2f
3. Kill Tflf
C. 1Dc3—g3! 2. Dg3 Pe2f
3. Khl Pg3f 4. Kgl Pe2f of Pflf enz.
Probleem 104.
1. De7e6! (Sleutelzet).
Probleem 105.
Horizontaal: 1. bloei-
wijze, 3. stuk bouwland, 7.
stoffer, aan een lange stok,
9. inw°ndig lichaamsdeel,
10. geweven band, 11. ieder,
13. voedsel, 14. rivier in
Italië, 16. kleefmiddel, 19.
inwendig lichaamsdeel, 21.
lichaamsdeel, 22. plaats,
gebied, 23. stap, 24. leer
rede.
Verticaal: 1. deel van
het jaar, 2. visbootje met
gaatjes, 4. veldvrucht, 5.
interest, 6. zetmeelpoeder,
7. overschot, 8. dorp in de
Neder-Betuwe ten N.W.
van Kesteren, 11. nauw,
12. deel van een helm, 15.
smalle gracht, 17. plaats,
plek, 18. vis, 20. algemeen
ruilmiddel, 21. dank.
a b c d h t g h
Wit: Kf4 De5 Pd5 pi: h3 b3.
Zwart: Kg8 De2 Lc5 pi: h7 g6.
Zwart aan zet wint de Dame.
(2 punten).
Probleem 106.
Lukas 23 31.
Wenende vrouwen omzomen de wegen.
Jezus gaat voort in beweeglijke stoet.
Ruwe soldaten, een enkle verlegen
dwingen Hem haastig, het kruis tegemoet.
Wie zou niet wenen, nu zijne ogen
zien het gebeuren op den weg der smart?
Zijn onze harten in meelij bewogen:
wenden wij 't oog af, in tranen verward?
t Vuur heeft gegrepen de bloeiende twijgen:
een zengende vlam drijft het levenssap uit.
Bloesem en blad, geblakerd, zijgen:
vallen ter aarde, de dood heeft zijn buit!
W. J. Meiske.
"2 fcjügJ
y
rr
72-WmpW
Horizontal. 1. hes, 3. bos, 5. ver, 6.
sla, 7. die, 9. p-et, 10. alk, 13. eer,
14. por, 15. plant, 17. In, 18. na, 20.
möker, 23. rats, 25. dam, 27. Dresden,
29. L.S., 31. relatie, 33. maand. 35.
tinne, 36. portier, 39. kt, 40. portaal,
44. iep, 46. eden, 48. takel, 51. Ko,
5_. uk, 53. Kar 55. is, 57. rad, 58.
fat, 59. tros, 30. Epe, 61. oor, 62. tik,
63. mat, 64.
Verticaal: 1. haver, 2. serpent, 3.
bestand, 4. slaap, 7. den, 8. iet, 11.
lom, 12. kro, 15. pad, 16. are, 17. aan,
19. aard, 21. kot, 22. roe, 23. re, 24.
slank, 26. me, 28. slot, 30. santé, 32.
adat, 33. mi, 34. Ne, 35. trek, 36. pit,
37. rek, 38. ei, 40. pek, 41. on, 42. air,
43. lol, 45. portret, 47. duister, 49. elf,
50. Lea, 53. kap, 54. adé, 56. storm,
57. rekel.
abcdefgh
Wit: Kf5 Ph5.
Zwart: Kd5 Dc7 Tb4 Tc4 La6 Lh4
Pb7 Pal pi: b6 bS c6 c3 d6 d4 d3 g3.
Wit aan zet geeft mat in 12 zetten.
(Aantal punten naar evenredigheid).
der oplossing.
Eén huzaar tegen een geheel leger!
Oplossingen in te zenden uiterlijk
10 dagen na plaatsing dezer rubriek.
BRIEVEN.
Hieronder volgt een kleine bloem
lezing van wat men bij het Gemeente
Energie Bedrijf te Amsterdam zo on
der de ogen krijgt.
„Ik ben niet in staat om mondeling te
komen", schrijft iemand en een ander
deelt mede: „Het warme water wil
's nachts niet branden". Een volgende
briefschrijver zit met deze moeilijkheid:
„De monteur, die bij mij is geweest,
zei dat hij van binnen verbrand was.
Gaarne had ik, dat u hem door een
ander liet vervangen." Een vreemde
ervaring moet ook de dame of heer
hebben gehad die dit schijft: „Ik deel
u mede, dat ik een meteropnemer bij
mij aan huis heb gehad van 4 maan
den";
En ten slotte is dit wel een merk
waardig verzoek: „Graag had ik, dat
u mij een monteur zendt, want zo ben
ik niet in staat een bad te nemen."
(Alg. Handelsblad).
BLASé.
Een tijdens het zwartehandel-tijd-
perk schatrijk geworden woekeraar
(koffie en zeep), stapt het kantoor van
een reisbureau binnen.
„Ik zou eens ergens heen willen',
sprak hij tot de bediende, die hem ont
ving.
„Juist, meneer", lispelde de bedien
de, „en waarheen had L gedacht?"
„Och, dat weet ik niet", zei de
O.W.'er, „laat maar eens kijken".
„Zwitserland? Oostenrijk? Duits
land? Frankrijk? Spanje? Finland?
Amerika?".... ratelde de jongeman.
„Och, 'k weet nietdeed de man
besluiteloos. De bediende haalt daarop
een aardbol, die hij voor de aandach
tig toeziende zwarthandelaar laat
ronddraaien.
Nadat de bol ettelijke keren rond
gedraaid heeft, vraagt de candidaat-
toerist verveeld: „Heb je niets an
ders?"
EN-"LSE ZIEKTE.
T de „Gazet van Limburg" vc-
,.T mie" onderstaand proza, wa:
de Engelse ziekte" die onze rad
programma's teistert, op z'n Anglo-
Mestreechs op de korrel wordt geno
men:
Sir from de Gazet,
Ken joe not schrijf in jouw Gazet in
het English? Ik heb vergeet to spike
Mestreechs en Netherlands, want ik
luister every evening naar Reedio
Hilversoem!
My brother hev tel my, dat is een
Uttel station from de B.B.C. 4ge mien
Sir, dat is gelogen? No Sir, loolc'please
het program in de Reediogids van Don-
derday, that is program Arbeidsvita
minen 9 hour thirty vife minuten (9
uur 35)1
Hiïversoem give 26 Songs in English.
Jes Sir, we zijn toch liberated door
Clark Gable en de Tommies!
I hope soo, joe krijgt not de Engü-
sche ziekte, ei hep se al!
So long!
Mister Johnny Halmans,
Noordmannenplantsoen 32,
Maastricht, Old-Dutch Country.
SCHOTS.
Mc Vesuvius had een piano in huur
koop. Die piano stond op de tweede
etage en mevrouw Mac wilde het in
strument beneden in de salon Hibben.
„Maar dat kost geld, meid", zei Ve
suvius tot zijn vrouw, „zo'n piano daar
heb je een paar potige kerels voor no
dig en die durven wat vragen tegen
woordig!"
Tot op een dag Mc thuiskwam en de
piano in de salon vond.
„En ik heb je nog zó gezegd
begon Vesuvius.
Maar zijn vrouw viel hem in de
rede: „Het kostte geen sou".
„Geen sou?"
„Nee, ik weigerde de maandelijkse
termijn te betalen, waarop twee sterke
mannen de piano naar beneden sleep
ten. Maar toen ze beneden waren, zei
ik dat ik me bedacht had en betaalde
de termijn.
„Maar we brengen hem niet meer
terug naar boven", riepen de sjouwer
lieden uit.
„Hoeft ook niet", antwoordde ik,
„als U hem maar even in de salon zet".
En dat deden ze graag.