UIT MIJN KLAS Bij on* ihti'tl ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR Hat fyenwylifk Het streven naar kwaliteit. Onmacht ko-tido-tn het Kïuil. ES»- Zo, het begin is er al weer. Ja, als gij dit leest is het nieuwtje er al af en zijn we met elkaar alweer een klas echte schoolkinderen geworden; met al de voor- en nadelen van dien. Maar zover is het vandaag, de ver maarde eerste schooldag nog niet. Of alles weer goed gegaan is? Zn of ik de dag „droog" door gekomen ben? Daar geef ik liever zo direct nog maar geen antwoord op. Mijn eerste pupil wordt me om zo te zeggen al bij het ontbijt thuis bezorgd, Dat is Ansje van hiernaast, die bij m'n hospita als kind in huis is en die ook de weg naar mijn kamer wel weet te vinden. We zijn dus al oude bekenden, nog voor we een dag samen hebben doorgemaakt. Ansjes moeder maakt dan ook geen omslag, al is dit haar eerste, die het doornige pad der wetenschap gaat betreden. Ze brengt eenvoudig Ansje maar even bij me en vraagt, of ik haar mee wil nemen, want Ansje is niks bang om naar school te gaan, waar juffrouw zo'n goede bekende is. Ik hijs Ansje dan maar op m'n fiets en peddel naar School, aldus mijn eigen klandizie aanbrengend. Vlak bij het hek stapt net Chiel Dammers uit zeven van zijn fiets, die me zijn broertje over handigt met de woorden: „Juffrouw me moeder had geen tiéd om Glnus t brengen en. daarom mot ik 'm maar geve", waarop hij Ginus naar me toe- duwt met de bemoedigende woorden: „As-ie niet stilzit krleg-ie een pak slaeg'oor!" Ziezo daar kunnen we het allebei mee doen. Gelukkig wacht er in de kast een enorm aantal eigen gebakken babbelaars. Eigengebakken... nou ja, gebakken door m'n hospita, die me aanbood voor de jaarlijkse zoete hap te zorgen, waardoor ik altijd hoop stortzeeën van tranen te kunnen voor komen. De goeie ziel was in ernstig overleg met mij getreden over de vraag of ze kleintjes (wat voordeliger is) of grote babbelaars zou maken. Spontaan besliste ik dat het grote moesten wezen. Die houden langer tegen en ga nu eens huilen met zo'n knoedel achter je kiezen. „Mijn is 't gelijk", had ze gezegd, „alleen het zei uwes een half pond suiker meer kos te...." Daarvoor was ik op dat ogen blik volmaakt onverschillig, 'k Schrijf die onkosten eenvoudig bij beroeps- onkosten. Scheelt me ip de belasting! Maar goed, die babbelaars liggen daar om voor Ginus te logenstraffen, dat ik zo'n klappen-automaat ben. Veel tijd om te mediteren heb ik niet. Ze komen van alle kanten aan, wier leidsvrouwe ik voorlopig wezen zal. Natuurlijk zijn daar de zorgvolle moeders, ook een enkele vader ver schijnt er bij mijn lokaaldeur. Maar dan geldt het de oudste van het gezin, en natuurlijk een zoon, die vandaag zijn studie beginnen zal. Er zijn er ook genoeg, die aan de hand van een oudere en wereldwijze zesde of ze vende klasser het entree maakt, met meestal enkel een duwtje in mijn richting en klaar is kees. Als de klok van negen slaat, heb ik geen plaatsje meer onbezet. Dat wil zeggen, dat ik met mijn drie „zitten-blijvers" er prompt vier dozijn onder mijn hoede heb gekregen. En begin daar je eerste dag maar mee. Ze krijgen natuurlijk zo op goed geluk af maar een plaatsje. De jongens in de rechtse rijen, de meisjes links. We zullen beginnen. Dat kost geen moeite. Ze weten im mers van thuis, dat ze handen moeten vouwen ea de ogen sluiten als we gaan bidden. Het is direct stil en dan bid ik. Na het amen blijft het rustig. Doch die rust wordt door broken, doordat een klaar meisjes stemmetje hardop bidt: „Here zegen deze spijze, amen". En ik zie vlak voor me, in de derde bank een klein blondje met de oogjes stijf toegekne pen met een ernstig gezichtje de ge bedswoorden zeggen. In de klas zie ik de peuters wat vragend van de een naar de ander kijken. Zoiets als: „Moe ten wij dat ook doen?" Alleen mijn drie zittenblijvers, als echte insiders, willen wat spottend neerkijken over zoveel vreemdigheid. Ik doe echter of het helemaal niet zo vreemd is, wat dat kleine meisje deed. (Ik moet eerst nog op mijn briefje kijken hoe ze heet.) Maar dan ga ik maar zeg gen tegen Loesje, dat het hier niet hoeft, maar dat ze wel een grote meid is, omdat ik nu wel merk, dat ze dat thuis altijd zo netjes zal doen. Loesje vindt het ook niets vreemd en zo kun nen we verder gaan in deze grote dag. We zingen met elkaar werkelijk al een psalm. Natuurlijk: „Open Uwe mond". Maar we zingen dan toch maar. Het is fijn, dat je bij onze kin deren altijd direct voor de Bijbelse geschiedenis aanknopingspunten kan vinden, in hetgeen ze thuis hoorden. Daarom valt het vertellen altijd wel mee zo'n eerste morgen. Daarna gaan we met elkaar het terrein verkennen. Er is heel wat te zien, nu een nieuw stel platen voor zaakondarwijs de wan den siert. Zen joch, vlak bij me op de tweede bank, zeker behorend tot de vrijmoedigen, opent de rij der sprekers, omdat hij meent in een man op een plaat zijn oom te herkennen. Natuurlijk storen we ons vandaag nog niet te veel aan de vormen. Ieder, die daartoe zich gedrongen voelt, neemt het woord. En er blijkt zo al het een en ander te zeggen te zijn naar aanleiding van de platen. Om ze allemaal te bezien is het wel nodig dat een deel van mijn publiek wat gedraaid in de bank komt te zitten. ■Daar wordt echter niet de minste aanstoot aan genomen. Opeens wordt echter onze wetenschappelijke discus sie cru doorkruist door de zakelijke opmerking van Leendert van der Lee met: ,,'kMot naer achtere". Goed, dat kan natuurlijk gebeuren. Leendert blijkt de weg al te weten. Dat is eén punt in ons gemeen schapsleven, waarover ik me nooit veel zorgen hoef te baren. Het ene geslacht schijnt de formule aan het volgende door te geven, zonder mijn bemoeiingen. Daarom ben ik dus niet verbaasd als Leendert zonder veel om slag deze noodzakelijke gang maakt. Wij in de klas zetten ons gesprek voort. Het is werkelijk geanimeerd, al zijn er wel enkele zwijgzamen on der, die ik nog niet los kan krijgen. Daar op de vierde bank naast het middenpad zit tenminste een jonge man, die maar steeds angstig van de een naar de ander kijkt, die het woord durft te nemen. Hijzelf zwijgt enkel maar. Hij ziet er wel wat blue uit. Eigenlijk wel wat te angstig, vind ik. Komt echter meer voor. Zulke wor den soms later de stoutmoedigsten. Net als ik hem even mijn rug toe keer, omdat ik beslist mijn oordeel wil geven aan een jonge boerenzoon, of die keu net is als de hunne, word ik zeer wezenlijk opgeschrikt door 'n schril gekrijs gevolgd door een ver schrikt veelstemmig: „Ooooo!" Vliegensvlug keer ik me om en zie,... dat blue-e broertje de wan hoop nabij staan krijten in zijn bank en daaronderNatnat Ik kijk op mijn horloge. Nog even dan is het speelkwartier. Ansje, mijn goede bekende mag even langs de rij en gaan, om ze allemaal een lekkere babbelaar te geven. Zo bezweer ik een algemene stortbui, die licht kan worden ontketend door het blerrend bange jochie, die ik nu ga vertroosten. De bel voor het speelkwartier klinkt als muziek in mijn oren. Als daarna de schare weer binnenkomt speurt ze tevergeefs naar het binnenmeertje. Maar als m'n hospita, die breeduit voor de keukendeur me staat op te wachten, enkel maar zegt: „Enne kan ik alleen maar triest bekennen, dat het niet droog verlopen is van morgen, waarop ze nuchter antwoordt, dat voor „zukke gevalle ook geen babbelaars hellepe". Zo zie je maar, dat je op 1 April van alles kimt verwachten. Verstand!*. Het is altijd verstandig, wanneer men zich niet laat in timideren. Uw familie meent nog recht te hebben op een erfdeel, waarvan ze denken dat u dit onder u heeft. Al die dreigementen welke u on der vier ogen werden toege voegd, hebben u gelukkig niet kunnen bewegen tot afgifte van iets dat u niet behoeft af te geven. Indien u overtuigd is van uw recht moet u niets doen. Ze beweerden dat een zeker briefje door een „zekere" advocaat aan hen zou zijn meegegeven om u maar te laten lezen. Wij betwij felen dat zéér. Dat doen ad vocaten niet, die schrijven zelf wel. Dan hebben ze de zaak in handen en nemen het niet wanneer opdrachtgever er zelf weer tussen komt. Brief jes ter lezing meegeven, zeker niet. Wacht u maar eens rus tig af wat er gebeuren gaat. Wij geloven van niets en zo ja, neem dan even een notaris in de arm. Die zieke gast. De pensiongast die ziek is, moet evengoed de kamer door betalen als hij die blijft 'aan houden of de opzegtermijn in acht nemen als hij dat niet wil. Alleen heeft hij recht op een korting van een derde over de dagen dat hij afwezig is. U heeft dus recht op uw geld, lezer. Begrijpen. Er wordt te weinig ingezien, lezer, dat goed begrijpen vaak vergeten is. Wij oordelen zo maar over het doen en laten van een ander, zonder de wer kelijke ondergrond hiervan te kennen. Dan bezien wij de zaak uit ons gezichtspunt en dus verkeerd. U vraagt ons nu over een bepaalde kwestie, in het gezin van een familie lid. Hetgeen u schrijft is uw gezichtspunt, uw visie op de zaak. Daar kunnen wij geen betrouwbaar antwoord op bou wen. Het betrokken familielid zou zelf eerst zijn standpunt moeten schrijven, zodoende de werkelijke ondergrond van de kwestie openbarende. Dan pas, maar ook dan pas alleen is enig advies te geven (en soms nog niet). Zo erg is het niet. Of de eigenaar het recht heeft om van een onbewoon baar verklaarde woning huur te vragen? Natuurlijk. Alleen de verhoging mag niet worden toegepast. Of u een toegewe zen woning moet aanvaarden ook als deze in huur duurder is dan de onbewoonbaar ver klaarde woning? Ingaande op uw eerste vraag zouden wij dus dit krijgen; voor die wo ning waarin ik nu woon be hoef ik geen huur te betalen, ik aanvaard dus alleen een woning waar ik ook gratis mag wonen. U zult o.i. een wo ning tegen redelijke huur moe ten aanvaarden, bijvoorb. in dien die huur ook door ande ren, met een gelijk inkomen als het Uwe, wordt betaald. Met de huurprijs van uw on bewoonbaar verklaarde wo ning, waarop ook de verhogin gen niet zijn toegepast, kunt u niet vergelijken. Nee. De inwoning liet zich er gens doelbewust door de hoofdbewoner met zijn inboe del op straat zetten. Zonder dat er een vonnis was. Doel: één van de nieuwe woningen te krijgen. Of de gemeente nu verplicht is voor onderdak te rorgen? Nee. Inwoner kon zich .egen de uitzetting verzetten vant hoofdbewoner mocht rem zo, zonder vonnis, niet op straat zetten. Dus krijgt hij geen huis, maar onderdak in een loods of noodverblijf. Niets aan te doen. Woning-ruil. Het is zeker zo, dat u de huurder een gelijkwaardige woning kunt aanbieden, om hem uit de woning te krijgen, waar u als eigenaar zelf weer in wilt wonen. Maar de eige naar van uw woning (de hui dige woning huurt u) wil niet meewerken. Dus kunt u GEEN gelijkwaardige woning aan bieden. Maar daar komt iets bij. De huidige huur-woning van u is bestemd om binnen kort pastorie te worden. (Het pand is eigendom van de Kerk). Al zou er een ruil tot stand komen, dan weet de huurder van uw woning, dat hij binnen zeer afzienbare tijd uit de geruilde woning zou moeten. De woning kan dus o.i. niet als gelijkwaardig worden beschouwd. De Acte. Nee, het is niet beslist nodig dat de acte van een geldlening door een deskundige wordt opgemaakt. Maar wij kunnen toch niet anders doen, dan u sterk aanraden wel een des- ki ndige (deurwaarder, nota ris advocaat o.d.) in te scha kelen. Omdat het een zaak is tussen twee vrienden, even goed. Juist zouden wij willen zeggen, omdat het tussen vrienden gaat. Wij hebben al veel ellende gezien van zaken die door vriendschap niet za kelijk werden behandeld. Dat brengt de vriendschap ernstig in gevaar. Zaken en vriend schap scheiden is de beste ga rantie om de vriendschap te behouden. De Waterleiding. U kunt de eigenaar niet dwingen het door u bedoelde bedrijfspand van water te voorzien. U huurde het pand in de huidige staat, dus zon der waterleiding. Nu u een bedrijf er in wilt beginnen, waarbij de wet waterleiding verplicht stelt, verandert dat niets aan de verplichting van de eigenaar. Het verschil is overigens niet groot, want als de eigenaar de aanleg betaalt, mag hij 13 jaar lang 10% van de aanlegkosten b(j de huur rekenen. -.Li: moet toch solidair zijn met heel het volk; moe ten we niet strijden voor een Chr. Staatsschool? Daar hij door zijn werk meer met andersdenken den praat dan ik, had hij ook op dit punt meer pro blemen, die ik niet ge heel en al voor hem kon oplossen. Sinds verleden jaar heeft hij een heel hoge baan bij het gezantschap in Egypte. Nu zijn oudste zes jaar is, vroeg hij me een paar weken terug, hier een advertentie te willen plaatsen voor een gouvernante. De ingeko men brieven heb ik door gezonden. Hij moet zelf maar kiezen, Juist van morgen kreeg ik zijn ant woord: of ik nog maar eens adverteren wilde en nu in een blad van meer eigen richting, want de meeste dames noemden geen godsdienst en de en kele, die het wel deed, vormde met haar opvat tingen toch wel een be zwaar voor de godsdien stige opvoeding van zijn kinderen. Nu ben ik 2 brieven aan het schrijven: één om per advertentie een geest verwante te zoeken en één naar Cairo. In de laatste heb ik mijn blijd schap er over uitgespro ken, dat hij voor zijn vroegere problemen zelf het antwoord had gevon den: je hebt in Egypte toch ook catechisatie, in vloed van kerk en gezin; je kunt daar ook solidair zijn met de Egyptenaren en strijden voor een Chr. Staatsschool met even veel kans daarop als hier? Waarom zou je hier wél de Gemeenteraad de medeopvoeders van je kinderen laten kiezen en daar niet aan de Raad van Cairo overlaten? Nu kies je toch ook liever zelf? En dat solidair zijn komt later wel. Zelfs Je zus had een vormingstijd van ongeveer 30 jaar no dig vóór hij in het open baar optrad. Notedopjes als onze kinderen laat je nog niet los op de woe dende golven van de we reldzee om zeeschepen te redden: ze gaan zelf al heel gauw onder. En dan waarom zou je blij zijn met de enkele Zen dingsscholen in Egypte en weinig voelen voor de scholen met het Evange lie hier, direct en helaas toegegeven dat men daar de roeping veel beter verstaat? Ik geloof, Jan, dat we aan de zegeningen van de Chr. School zo gewoon zijn, dat we alleen nog maar de gebreken zien, die er natuurlijk in over vloed zijn.Als we allemaal weer oog krijgen voor het buitengewone voor recht van Chr. onderwijs, durf jij in je advertentie de toevoeging te plaatsen: „van Chr. levensovertui ging" en kiezen wij niet zo maar de diehtsbijzijn- de school of de school van stand of naam, maar hebben we er desnoods het verlies van een klant, ruzie met de familie, een tweedehands fietsje of een busabonnement voor over. De grasgroei is weer begonnen. Meerdere precelen weiland zullen reeds een M-gift hebben ontvangen, of zullen deze bnnenkort krijgen, om over een vroege oogst te kunnen beschkken. Deze zal óf worden gedroogd, óf worden ingekuild. Over dat inkuilen is veel gesproken en veel geschre ven. Meerdere proefnemingen zijn en wor den op dit gebied genomen. Een bewijs dat aan het inkuilen vaak wei en en ander ont breekt. Ook hier geldt, dat door slordig werken of onjuist toepassen van een methode het resultaat slecht is. Bepalend voor de kwaliteit van het kuil- voer is de pH. Goed kuilvoer heeft een pH van 4,2 of lager, een pH van 4,3—4,5 treft men aan in matig geslaagde kuilen en een kuil is slecht te noemen bij een pH van 4,6 en hoger. Een pH van 4,2 of lager is daarom gewenst, omdat de eiwitafbrekende bacteriën bij deze zuurgleag niet tot ont wikkeling komen. Waardoor in de kuil wei nig verlies aan voedende stoffen ontstaat. Welke mthode men bij het inkuilen ook volgt, steeds moet het werk worden beslo ten met het afdekken der kuil. Wij zijn gewend dit te doen met een grondlaag van 60100 cm en bewerkstelligen hiermee een persing, om het sap uit te drijven, verder drijven we hiermee de nog in de kuil aan wezige lucht uit, waardoor de aërobe bac teriën en schimmels geen levenskans krij gen en tenslotte zorgt de grondlaag voor een afsluiting tegen regenwater. Ondanks het afdekken met een behoor lijke grondlaag hebben vele kuilen last van inregenen, vooral als het geheel niet regel matig is bezakt zal schade door Inregenen niet uitblijven. Gaan we na hoeveel regen water op een voorjaarskuil en hoeveel neer slag op een najaarskuil valt, welke op de een of andere manier moet worden afge voerd, dan schrikken we. Globaal berekend valt n.l. op een voor jaarskuil met een diameter van 4 meter ge middeld 6400 1. water, op een najaarskuil, die uiteraard veel korter staat nog altijd '00 1. Bij een grotere middellijn worden :r.e hoeveelheden nog aanzienlijk hoger. Hiertegen onze voorzorgsmaatregelen ne men is dus een vereiste, want hoewel niet al dit water in de kuil terecht zal komen de grondlaag houdt heel wat vast en er is afvoer voor directe vervanging, vooral bij de voorjaarskuilen een kleine helft San het gevallen regenwater dus 3200 1. moet nog langs een andere weg worden af gevoerd. Maar hoe? Door middel van plastic? Wij leven in de eeuw van het plastic. In een voortdurende stroom duiken plastic boorwerpen van allerlei aard en voor zeer uiteenlopend gebruik in de zaken op en hebben, na aanvankelijk ietwat argwanend te zijn bekeken, hun weg gevonden bij de gebruikers. Plastic is een wondere stof: licht van ge wicht, behoorlijk trekvast, waterdicht bij eventueel inscheuren gemakkelijk te lassen, soepel, weinig gevoelig voor vele zuren, niet veel bergruimte vragend en tenslotte goed koop. Deze eigenschappen maken dat ook de landbouw belangstelling hiervoor gaat tonen. Wat zoudt U zeggen van een plastic- dek voor de silo of kuilhoop? Momenteel worden plastlczeilen I n de handel gebracht, welke speciaal voor bo vengenoemd doel zijn vervaardigd. De eer ste proeven hebben getoond dat deze zeilen als afdekking van silo- of kuilhoop goed voldoen. Waar men op moet letten is dat het zeil niet over scherpe punten of randen mag schuren. Plastic is n.l. zeer gevoelig voor mechanische beschadiging. Schuren over de silorand kan worden voorkomen door wat oude zakken of wat stro hier op te leggen. Ook de bevestiging vraagt enige aandacht. Het zeil moet strak blijven zitten. De fabriekant levert hiervoor een speciale bout bij, welke een afdoende bevestiging vergemakkelijkt. Op de juiste wijze gebruikt kan zo'n plasticzeil gedurende drie jaar worden ge bruikt en rechtvaardigd hierdoor zijn aan schaf alleszins. Het ligt in de bedoeling dit jaar op grote schaal proeven te nemen met dit materiaal, een en ander onder auspiciën van de R.L.V.D. Behalve het uittesten van de plasticzeilen op hun bruikbaarheid als dekmateriaal wor den ook proeven genomen met het gebruik van plastic ter vervanging van de grondlaag bij silo's. Men gebruikt hierbij het plastic- zeil als waterzak. Een laag van 1 meter water vervangt dan 70 cm grond. Is de kuil geheel uitgezakt en klaar, dan hevelt men het water af en gebruikt het zeil om de silo af te dekken. Slagen de proeven dan hebben we in deze plasticzeilen een prach tig hulpmiddel bij het streven naar kwali- teitsvoerwinning. W. J. L. Van 'n vrind uut Zoutelande kreeg ik naer aenleidlng van m'n brief van vorige weke, een stik, dat ie graeg in de krante wou a. Noe, dat zal ons dan maer doeë. Hier ei je 't: Een gereformeerd vrind van Zoute lande wil ook een brief schrieve an Flip weer de leste keer je brief ge- leze, en zó, van die vrind van St. Lau rens bekeke, en die was 't nie mee je schrieven 'seens, je zou di mee op moeten ouwe, ie vindt er nie vé an, maer ik geloove toch wel dat ie die jaeren van mien en van joe toch nog nie eiti ik geloove, dat ie er wel één is van de nieuwe techniese tied, wat mien betreft Flip gaie zó maer deur as je zó tegen de vuuftig zit dan zit je er te midden in, wat doeie dan ik kan er nie elemaele mee met dat vele nieuwe gedoe van deze tied, de ouwe generatie wil dat nie ael aan- vaerde, ik ebbe fermielje in de N.O.P. en as ik daer ni schrieve dan doe 'k dat net as ik zo as noe schrieve, je kan zo op deze maniere van één woord wel drie keeren alles vé beter begrie- pe, dat is zó onder ons boeren aan- genaem onder mekare. Die vrind van St. Laurens leest nie altied je Weekend, noe, ik moe zeie, ik altied, wan Flip je bin ter eele- maele nie nest. Ik moe zegge as je van dezelfde geest bin, dan sla je 't nie over te lezen, van mien kaeje wel anouwe mee je boeregesehrief. Noe nog iets over de Landbouw en de nieuwe techniese tied, wan ik bin van harte en nieren Landbouwer, maer we bin sinds de tweede oorlog weer van lieste gloov ik bie 'tmenschdom van Nederland, ik weet nie wat of Flip van zen vak is, of ie soms ook Landbouwer is, of geweest is, maer ie za me wel van antwoord diene, dien kek. Ik sprak over de Landbouw dus. Dat is me erg in de war. Ik bin zelf een gesaneerd boer, van 5 op 9% H.A. vergroot voor een bestaensmoge- lyk. dat komt dan van Minister Mans- holt vandaen. Nou die Minister geeft het goed voor met o:ns, op 5 H.A. kan je 'tnie ouwe, de levensstandaard is te hoge geklomme. De Landbouw oort eel slecht holpe, omdat je di te aert moe werke, wan de menschen bin liever bie de D.U.W. of op een groot werk of zo, di ebbe ze kortere tied mee nie minder geld as de weke om is, wanneer za dat ia verandere, en dat is ter naer de leste oorlog nie beter op geworre, noe is di de P. v, d, A. daar ebbe ons gin goei- en an, in men oudvader tied bin de errebeiers verezeld, dat was te bar, varf de Zunne tot Zunne 's avonds werke en zo'n 90 cent op een dag, maer noe is dat ook wi 'e verre, me bin ook wi een ende over de schreef, as je boer bin en van harte boer dan wil je dat bluuve ook, want 'tis je vak en gelukkig dat ze er bin ook, 'an dat zoudt toch ook wel fout oore. Maer noe zitte me mee een zekere hoogmoed in deze tied en zelf zulle we die ook nie vrie van weze. Ik zou an Flip wel is wille vrage, wat dienkt ie van ons boeren. Het is toch ook lang geen vloek als je Landbouwer bin. Maar oe moet ik dat nu rijmen mee het overheidsgezag om de boeren mee al der arbeid en werk af te sloven, en dat ze daer noe vo in kunnen griepe en daer de Landbouw toch alles uit moe komme, van eten, en drinken, en grondstoffen of voor productie voor alle levensonderhoud, as ik bievoorbeeld onderweg of zo dan zie je as je van Zoutelande naar de Middelburgse Markt gaat wel van alles weer liggen op de weg van etensresten, zooals brood enz., dus heelemaal geen honger meer, de oor log vergeten. Flip ik wil man eige dingen nie beantwoordde, maer ik glove toch wel asdat er arder gewerkt wier meer tevreëntheid plekke zou én of moeten we het zoeke bie de Soe- vereinieteit Gods, dat het zo gaet. 'n vrind uut Zoutelande. Deuze vrind uut Zoutelande raekt an 'n punt waerdat eel wat mensen mee zitten. Ie stelt mien inkele vrae- gen waerdat ik volgende weke bie leve en wel wezen wel is wat over zegge wil. As ik 'tnoe an begint dan bin ik bang te veul plekke in de krant in te nemen. Daerom mae tot vol gende weke. FLIP BRAMSE. Fel woedt de haat van 'tvolk: soldaat en priester en rabbijn. Ze lachen om Zijn pijn! 't Is 't helse uur. Een lang bedwongen vuur spuwt vlammen uit. Ze vinden hier hun buit. 't Zijn wolven. Hun tanden zetten zij in 't vlees, reeds fel verwond van Hem, die vast in banden men aan het kruishout hees en deerlijk schond. Onmachtig is hun haat. Als een bloem, gesneden uit vruchtb're gaard' ten bodem ligt vertreden haar geuren wèl bewaart, straalt liefd' uit Zijn gelaat. W. J. Meiske.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 14