ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR mm acr™ ■LmE OPVOEDKUNDIGE RUBRIEK Op 1 April verloor £),e Uaaö. KACHELKIT Kleurenblindheid Doel een chef hef ooit goed 1 Oplossing puzzle van 19 Maart 2te ZuutAie Ssiqet door Mlka Waltarl, vertaald uit de flnse taal door W. A. Fick- Lugten. Uitgave van de firma Van Holkema Warendorff N.V. te Amsterdam. De vertaalster die deze roman ln uitstekend nederlands overbracht geeft in een „woord vooraf" een kort overzicht van de situatie waarin deze historische roman speelt. De byzan tijnse macht en beschaving zijn reeds eeuwen over hun hoogtepunt heen. Evenals we dat bij diverse beschavin gen en wereldrijken kunnen opmerken, is ook dit rijk door innerlijke verzwak king, verval, verdeeldheid, twist en tweedracht verzwakt. Er is de verdeeld heid ten opzichte van godsdienst en politiek, onderlinge twisten tussen Ge- nuezen, Venetianen, Latijnen en Fran se kooplieden. En het schisma tussen rooms-katholieken en grleks-katholie- ken, die eeuwenlang heeft gewoed, on dermijnt de kracht van dit rijk. En dan komt in 1453 dus precies 5 eeuwen geleden Mohammed de Veroveraar met zijn geweldig leger, dat hyper-mo dern is uitgerust, de schone stad Con- stantinopel belegeren en na een fel en meedogenloos beleg innemen, waarna de Halve Maan vetste voet heeft gekre gen op Europees grondgebied. West- Europa is zelf al te veel ondermijnd door zedelijk verval, uitholling van de christelijke godsdienst, vermolming van de roomse kerk, dan dat het nog de kracht kan opbrengen, evenals in de tijden der kruistochten, een leger op de been te brengen om dit gevaar te bezweren. Men laat rustig deze invals poort in handen van de turk vallen en gaat door met zichzelf te verteren in onderlinge twisten en toe te geven aan het voortkankerend proces van zede lijk en godsdienstig verval. Zo is de situatie, waarin deze roman Speelt. Een boek dus, dat onze aandacht komt vragen voor een geschiedenis uit het laatst der middeleeuwen en wie dit boek nog niet las, denkt waarschijnlijk: wat moet ik met een verhaal uit die tijd, waarvan ik nauwelijks iets afweet, dat in elk geval bulten mijn interesse ligt? Toch vragen we even geduld. In de eerste plaats: deze roman ls een uitstekend geschreven verhaal, dat boeit van de eerste tot de laatste blad zijde. Deze schrijver verstaat de tech niek. Trouwens het is niet zijn eerste werk. Hij is de auteur van „Sinuh, de Egyptenaar", „De Avonturier" en „In de ban van de Sultan", en ln deze werken heeft hij zijn talent bewezen. Maar behalve de techniek van het schrijven, verstaat hij ook de kunst van ontroerende weergave van de innerlijke roerselen van het menselijk hart, de hartstochten, waardoor de groten en kleinen onder ons gedreven worden; hij kent bovendien, als vrucht van een ernstige, diepgaande studie de geschie denis. En de kwaliteit van deze roman wordt bewezen door het feit, dat dit historische werk ons onmiddellijk aan spreekt als mensen van de twintigste eeuw. Want we voelen de lotsverbon denheid, met de mens uit de middel eeuwen. Het ls hetzelfde bloed dat roept, dezelfde hartstocht die begeert, dezelfde zonden die heersen, dezelfde dwaasheden die ten ondergang voeren, dezelfde neiging tot het kwade, die leed berokkent, dezelfde morele krach ten, die pogen de mensheid op te heffen en te redden. Er ie niets veranderd ln deze vijf lange, korte eeuwen, dan wat entourage, wat techniek. En dit ls o.l. de grote verdienste van deze roman. Ik weet niet of de auteur welbewust deze tendenz in zijn boek heeft willen leggen. Maar dat doet er ook niet toe. Doch: verander slechts enkele namen: lees voor de Turken de Russen, voor Constantinopel West- Europa, voor de Latijnen de Amerika nen, voor de Grieken de Fransen, voor het zedelijk verval de immoraliteit van deze tjjd, de onderlinge twisten, de tweedracht van vandaag ln ons conti nent en ge hebt een hyper-moderne ro man, brandend van actualiteit voor vandaag met al de problemen waar mede wij te worstelen hebben. En zo bevat dit boek een boodschap, meer dan dat is het een hartekreet, een dringende oproep om het oog te openen voor het gevaar, dat onze ganse westerse beschaving bedreigt. Opmerkelijk is, dat tijdens het beleg van Constantinopel er in deze stad ook een groep mensen, zelfs onder de meest aanzienlijken, aanwezig is, die met de Turken rustig wil aanpappen. Ze ver wachten er wel iets goeds van, liever met hen samen te werken dan met de Latijnen, en wanneer de stad valt heb ben ze alle hoop, dat Mohammed hun passieve medewerking tot overgave van de stad zal belonen. Maar het slot is, dat zij, stuk voor stuk, door deze wor den „uitgezuiverd". Hun hoofden val len één voor één onder de slag van het turkse kromzwaard. Gaat het vandaag met de communisten, die het met de Russen aanleggen in de onderworpen gebieden anders? Dramatisch is het slot van het boek. De helden vallen op de wallen. Maar het zijn er slechts enkelen die deze naam verdienen. De meerderheid is al verslagen vóórdat de Turken de wallen bestormen; het défaitisme, de onderlin ge strijd en wraakgierigheid, de lafheid ook, het gebrek aan offerzin voor het gemeenschappelijk belang, het gemis ook aan realiteitszin, het wanbegrip voor de werkelijke situatie, dat alles werkte de val van Constantinopel uiter mate in de hand. En wanneer de Turk heer en meester is, gaan de vrouwen en meisjes als slavinnen naar Azië, spel der zinnen van de overwinnaar; de schatten worden geroofd, wat eeuwen lange beschaving heeft bijeengebracht gaat verloren. We zullen hier geen resumé geven van de Inhoud van het romantische deel van dit werk. Men leze het zelf. Het is een groots en machtig gegrepen motief, diep menselijk. Maar, wat voor ons besef de allesbeheersende waarde aan dit boek geeft, is de boodschap, die het brengt voor onze generatie, mensen van de twintigste eeuw, die in een soortgelijke situatie verkeren als de waarlijk beklagenswaardige bewoners van het oude Constantinopel, die zijn ondergegaan, niet in de eerste plaats, doordat een machtig leger voor de mu ren verschenen was, maar zijn onder gegaan door eigen wrange schuld, door gemis aan eerbied voor het geloof van wat voorgeslachten het heiligst was, gemis aan karakter en aan realiteits zin, verslapt als zij waren door zinne- lust, brooddronkenheid, materialisme en radicaal verkeerd begrepen eigenbelang. Een boek, dat we graag ter lezing én overdenking aanbevelen. mijn buurman bijna een leerling. Bij ons op 't dorp is het n.l. op die dag ver hoging op school. Die datum is volgens de meester beter geschikt i.vm. de toelating tot de landbouw en de land bouwschool. Maar onze Kees gaat nog pas n. d. 6e klas. Nu zegt de meester zelf, dat het wel wat is voor de Ulo en misschien zelfs voor de H.B.S. Daar ik zelf ook dagelijks met een boordje om kan lo pen, is mij zo'n getuigenis wel wat waard. ■lil Een oudere collega in de stadsapotheek stond voor een jaar of wat voor 't zelfde geval en raadde me nu aan, Kees voor het laatste jaar naar de Op leidingsschool in de stad te sturen, die de jongelui speciaal voor het toela tingsexamen voor de Middelbare School klaar maakt. Dat lijkt me eer lijk gezegd, niet gek. Zul len ze dat hier op het dorp wél kunnen? Kómt Kees niet een jaar ach ter? Liever geen risico en ONS KORT VERHAAL 't Was nu al dagenlang bar winter weer. 't Vroor, dat het kraakte. Men sen en dieren zochten beschutting te gen de snijdende wind. Als ze er ten minste door moesten. En dat was maar zelden het geval. De meeste mensen zaten bij de warme kachel en de dieren hadden een goede verzorging in de stal. Niemand ging naar het dorp als hij of zij niet persé moest. Veel mannen die aan wegen of bruggen werkten, zaten in het vorst verlet. Ook de meeste werklieden uit de bouwbedrijven. Zij hielpen moeder de vrouw, of de vrouw als ze geen moe der was. Alleen de hoeveelheid werk verschilde. Bij de laatste categorie behoorde Jan Metman. Ze noemden hem op 't dorp altijd Jan Strik, omdat iedereen wist dat een strop van koperdraad voor hem niet vreemd was. Hjj woonde met zijn vrouw dicht aan de zeedijk- (buiten de bebouwde kom der gemeente) in een dubbel woonhuis. Jan en zijn vrouw in de rechterhelft en buur Saartje in de an dere helft. Saartje was weduwe, in dit geval een rijke weduwe. Wat schraperig. Jan en z'n vrouw hadden het ondervonden. Maar ruzie hadden ze er nooit om ge had. Jan en z'n vrouw konden beiden goed zwijgen. Altijd zorgde Jan in de zomer voor groente; hij zorgde voor haar tuintje, bemestte en spitte het, repareerde schutting of deur als ze het hem vroeg, maar nooit had hij meer dan twee si garen per karweitje gehad. En menige haas die Jan strikte, was voor haar. Daar was ze dol op. Daar gaf ze altijd grif een rijksdaalder voor; zó kwam Jan (wat betreft zijn moeite en zorg) wat in evenwicht. Want menige rijksdaalder was van portemonnaie verwisseld. Deze harde winter was Jan er al dikwijls op uit geweest, maar de re sultaten waren gering. Zelfs de boerekolen in zijn achter tuintje bleven onbeschadigd. 't Leek wel of de hoge heren alle wild hadden verjaagd of geschoten, prakkizeerde hij achter de kachel. En de honden niet te vergeten. Tegenwoordig had bijna ieder een los lopende Duitse herder. Gisteren had buurvrouw nog over de schutting gevraagd: „Bure Jan, kun je gin strikken mae zette?" „Dat wel oor, buurvrouw, mae ik kan d'r gin vange!" had ie gezegd. „Je weet, buurvrouw, oans gin gebrek an een 'aes. Me slachte elke jaêre, en me bin mae mi z'n beien. D'n eesten die ak vange, is voe joe". Dat was goed. Vanmorgen was hij alle paadjes weer langs gegaan, maar zijn strikken wa ren leeg. Hij had aardappels geschild, de stof zuiger gehanteerd en houtjes gehakt. Vanmiddag moest hij thuis wachten. Zijn vrouw moest noodzakelijk naar het dorp om boodschappen. Na het eten en de afwas ging ze op stap. Had hij maar een boek. Peinzend staarde hij in het vuur van de haard, streelde met zijn rechterhand Migs de poes, die telkens langs zijn benen schuurde. Wat hadden ze dat beest al lang. Maar elk jaar kwamen er nieuwelin gen bij, dat verdroot hem wel eens. Zijn vrouw wilde er altijd een hou den voor een vriend of vriendin. Maar deze keer waren ze er mee blijven zitten. En 't was nog wel een kater. Natuurlijk moddervet. En vechten met z'n moeder! Vooral om de etensbak. Vanmiddag weer: één moest er de deur uit Nu, dan de kater maar. Hij zou hem straks wel eten geven, of.... Hij schrok van de opkomende gedachte. En toch: zo gek leek het hem ook niet. Hij had er wel meer van gehoord, 't was goed vlees. Niemand hoefde het te weten. Resoluut nam hij het zakmes en be gaf zich naar het schuurtje, 't Moest, dan was hij op drie manieren gehol pen: 't beest was uit de weg, buur vrouw geholpen en hij wat rijker. Z'n vrouw zou wel kwaad wezen, maar allé. 't Ging hem toch ook nog aan z'n hart, maar 't leek hem de ideaalste oplossing. Doodslaan moest hij hem anders toch. En 't gebeurde, zoals hij zich had voorgesteld. Pas de andere morgen heeft hij in de vroegte buurvrouw ver rast met een fijne bout. Tenminste, enkele dagen later sprak ze hem aan: „Jan, dat was een vetten, als je wee' zo is een aesje voe me eit, 'ouw ik m'n eigen aanbevoöle". Drie gulden ontving hij als loon. Op een avond, toen buurvrouw op visite was, heeft hij het toch nog even moeilijk gehad, toen ze vroeg: „Jan, ik zie die zwarte kêter nooit mè, ei je die op'eruumd?" Maar hij had z'n antwoord vlug klaar. Dat kan uut komme. Die ek dood 'esloge. Ze vochtte zó. Een zware rookwolk kwam er ach teraan. De Klopper. o denken Bij de opruiming van de onderaard se gewelven onder 't bijkantoor waren wij op een kachel gestuit, die daar zo eenzaam stond, dat wij 't beter oor deelden, hem naar boven te hevelen en te verkopen, vóór er andere gegadig den zouden zijn. Wij schoten hiertoe in ons ketelpak en vatten het zwarte geval beet, nadat spinnen en pissabet- ten op eerste aanmaning doch veront waardigd de aftocht bliezen. De kel dertrap vertoont echter een kromming en bij deze gelegenheid lieten wij de kachel per ongeluk vallen. Volgens de wet op 't gietijzer is dit fataal en dus ontdeden wij ons van ons ketelpak en riepen nu ons personeel om de zaak bij elkaar te harken en te lijmen, vast besloten de verkoop dóór. te laten gaan. Bij een drogist of iemand anders werd kachelkit gekocht, waarmee wij dagen lang pasten, maten, hamerden en smol ten, tot er nog slechts enkele barsten zichtbaar waren. Nu was het tijdstip van verkoop aangebroken en na enkele tientallen advertenties meldde zich 'n ambachts man, die de kachel liefkozend betastte en in zichzelven mompelde: 't Is geen prijs, 't is geen prijs. Weldra pakte hij hem resoluut op en droeg hem op de schouder naar bui ten, onderwijl wij ademloos toekeken. Toen hij enkele meters ver was, ijlden wij hem achterna, wierpen ons aan zijn borst en riepen snikkend: Maar d'r zit een barst in; we hebben 'm gelijmd. Hij viel uit elkaar. Verwonderd zette de man de kachel op de grond en liet een vinger langs de barst gaan. Maar daar zie je toch niks meer van, zei hij luchthartig. Als-ie maar brandtEn overgelukkig deden wij de voordeur dicht. Doch na een half uur werd er harts tochtelijk aan de bel getrokken en vol doodsangsten loerden wij door het raampje. Het was de man, zónder ka chel. Ons hart klopte luide en eerst toen er nog vele malen was gebeld, maakten onze trillende vingers open. Lijkbleek staarden wij de man aan, zonder kachel. Meneer, wat ik U vragen wou, zei hij. Ik vin alles goed en wel, maar is d'r ook een pook bij?!.... Zo heb ik er niks an. Wij vielen flauw aan zijn voeten. Er was geen pook bij. FRANK BOERS. Ongeveer 25 van de 100 mensen kunnen de kleuren minder goed onderscheiden dan de overige 75. Ongeveer 5 procent der mensen zien geen verschil tussen rode, groene en witte lich ten van een goed geconstrueerde lantaarn op een afstand van een mijl. Deze mensen voldoen ook niet bij een spectrometer- of krachtproef. Een onderzoek met de spectrometer toont aan, dat de mensen 'in drie verschillende klassen verdeeld kunnen worden: de di- chromische, die slechts twee kleurenzien, in het spectrum rood en violet mee een neutrale streep er tussen, de trichromische, die drie kleuren in het spectrum zien, rood, groen en violet die het geel van het spec trum rood-groen noemen en zij, voor wie aan het rode einde van het spectrum de kleuren ineen smelten. De spectrometer is de beste proefnemer in deze gevallen, de trichromische zal b.v. een groot deel van het gele gebied uit het spectrum, dat voor de normaal ziende oranje-geel, geel en geel-groen bevat iso leren en zeggen dat dit één kleurstreep vormt. Wie slechts zes kleuren onderscheidt mist violet; wie er slechts vijf ziet, merkt ook geen oranje op en wie er slechts vier op merkt, mist bovendien blauw. Zij, die vier kleuren in het spectrum zien: rood, geel, groen en violet, hebben een sterk ontwik keld gevoel voor geel, en herhaalde proef nemingen hebben aangetoond, dat zij niet ongeschikt zijn. Dit gevoel voor geel is dus het creterium volgens welk iemand al of niet voor de practijk, b.v. bij de spoorwe gen, te gebruiken is. In „Wtf dammers" van „Twente's eerste" lezen we: „Zonder geluk vaart niemand wel." Dit spreekwoord is ook bij ons dam spel van kracht, hetwelk wij in onder staand partijgedeelte zullen trachten duidelijk te maken. E. Jansen. Zwart. A. Mantel. Zwart: 8 schijven op: 12 t/m 16, 21, 25 en 26. Wit: 8 schrijven op: 22, 23, 24, 27, 29, 32, 34 en 37. Zwart aan zet speelde: 1218 (23x 12) 14—19 (34—30) 25x23* (12—7) 19x30 (71 of 2 brengt zwart remise door 13—18 23—28 en 21x41) 12—7 (19x39). Slaat wit nu dam op 2 dan verkrijgt zwart remise door 1318 (22x13) 39 43, niet 3944, want dan wint wit door 37—31 (26x28) 13—9 (21x32) 29— 23 (2X27). Het geluk kwam voor wit na 19x39 door de volgende winstgang: 3731 (26x17) 7—2 (21x32) 2x8 met ge wonnen stand. Zwart: 9, 17, 23, 27, 28. Wit: 26, 30, 36, 38, 39. Zeer gaarne ontvangen we over deze stand óf de winstgang óf een remise gang. Als hij grappig is, is hij te familiair. Als hij ernstig is, is hij een zuur pruim. Als hij jong is, weet hij het natuur lijk niet. Als hij oud is, 'is hij een oude sok. Als hij met iedereen praat, is hij een kletsmeier. Als hij het niet doet, voelt hij zich te hoog. Als hij mensen op grond van pres tatie en bekwaamheid promotie laat maken, kent hij zijn mensen niet. Als hij zijn mensen kent, kiest hij „vriendjes". Als hjj er op staat, dat men zich aan de voorschriften houdt, dan is hij te lastig. Als hij het niet doet, is hij een slappe vent. Als hij verlangt dat zijn mensen hun plicht doen, dan is hij een uitslover. Als hij het niet doet, krijgt hij van zijn baas te horen dat hij teveel aan de kant van zijn personeel staat. Als hij zijn ogen de kost geeft, is hij een spion. Als hij het niet doet, dan maakt hij het zich te gemakkelijk. Wil hij alle klachten voorkomen, dan moet hij bezitten: De wijsheid van Sa lomo, het geduld van Job, de huid van een olifant, de slimheid van een vos en de moed van een leeuw. Als hij er over gaat piekeren, wordt hij gek. Slaat hij dan altijd de plank mis? Zeer zeker niet. Er zijn heel wat chefs, die de juiste koers weten te vinden. jinJiT IlSfjIl I 'A Hierbfl een aantal miniatuur-pro bleempjes uit de „Problemist". H. v. Zetten, Wageningen. Zwart: 12, 14, 16, 18, 22, 25. Wit: 23, 29, 30, 37, 40, 45. Zelfde auteur. Zwart: 8, 12, 13, 16, 34, 35, 36. Wit: 22, 27, 29, 32, 37, 40, 45. J. H. H. Scheyen, Kerkrade. Zwart: 6, 7, 8, 23, 31, 36. Wit: 16, 22, 27, 32, 33, 47. Zelfde auteur. Zwart: 11, 12, 17, 23, 24, 26, 36. Wit: 21, 34, 37, 38, 39, 42, 43. B. J. Pranger, Den Haag. Zwart: 7, 8, 9, 18, 23, 26, 29. wit: 25, 30, 31, 32, 41, 42. G. Avid, Parijs. Zwart: 11, 12, 13, 15, 18, 32, 36. Wit: 14, 23, 29, 34, 40, 41, 44, 45, 50. Winst of Remise? Onderstaand eindspel wordt speciaal opgedragen aan N. Corstanje, Vlissin- gen. Zwart Horizontaal: 1. groef, 5. sterk, 9. tries tig, 11. R.M., 13. ge, 14. tol, 15. Z.M., 16. Dee, 18. re, 20. rem, 21. acte, 22. i.M., 24. lava, 25. h.s., 26. agent, 28. speer, 29. on, 30. klei, 32. n.s., 33. nota, 35. ren, 37. Ta., 39. min, 40. en, 41. els, 43. Ie, 45, G.K., 46. Hekelgem, 48. trade, 49. erker. Horizontaal: 1. blauwe boeren kiel, 3. bundel, 5. afgelegen, 6. groen te, 7. aanwijzend voor naamwoord, 9. lol, 10. zwemvigel, 13. achting, 14. duw, 15. gewas, 17. meisjesnaam, 18. voor zetsel, 20. zware hamer, 23. soldaten-potage, 25. waterkering, 27. stad in Duitsland a. d. Elbe, 29. staat meesta' boven drukwerk, 31. de be trekking waarin perso nen of zaken tot el kander staan, 33. 'deel ■an het jaar, 35. tand- vormig bovendeel van een kasteelmuur, 36. deur van een wagon, 39. karaat (afk.), 40. hoofdingang, 44. boom, 46. lusthof, 48. hijs- werktuig, 51. jongens naam, 52. klein kind, 53. jongensnaam, 55. onderricht, 57. wiel, 58. 'e pop, 59. bloei- wijze, 60. dorp in Gel derland, 61. lichaamsdeel, 62. niet harde slag, 63. dof, 64. gerucht. Verticaal: 1. graansoort, 2. slangvor mig blaasinstrument, 3. kunnende weerstaan, 4. z'. van het voorhoofd, 7. boom, 8. onb.^. voornaamwoord, 11. duikerhoen, 12. radio o: iroep vereni- voegsel, 42. schijn, voorkomen, 43. 17. voorzetsel, 19. karakter, 21. hok, 22. stok, 23. muzieknoot, 24. rijzig, 26. Verticaal: 1. Garda, 2. Ot, 3. erg, 4. fier, 5. stop, 6. til, 7. eg, 8. komma, 10. St., 12. Mechelen, 15. zeventig, 17, ets, 19. eigen, 20. ra, 23. meest, 24. LT., 26. a.p., 27. Nr., 28. si, 29. oom, 30. kreet, 31. en, 34. anker, 36. elke, 38. alge, 41. eed, 42. Se., 44. eer, 46. ha, 47. Mk. voornaamwoord, 28. kasteel, 30. ge zondheid (Fr.), 32. gewoonterecht (Indië), 33. muzieknoot, 34. afkorting van neon, 35. haal, ruk, 36. katoen ener lamp, 37. latwerk, 38. voedsel, 40. kleverige zelfstandigheid, 41. voor ging, 15. smalle weg, 16. vlaktemaat, pret, 45. photo, 47. donker, 49. tel woord, 50. vrouw van Jacob, 53. hoofd deksel, 54. vaarwel, 56. he.lge wind, .Jndustriaiisatie

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 9