De achtergronden der belastingpolitiek.
Lompe Hannes
Even lachen?
De
sprookjes
van
ANDERSEN
Ontwikkeling
Ontspanning
Gezelligheid
danst van plezier .voor het feest?
den? Was dat een eigen portret, als je
De oplossingen zijn:
I. In een dakpan.
II. Kis, Levi, Lea, Asa.
III. Leeuw-ar-den. Leeuwarden.
Nieuwe raadsels:
I. Welke jongen wordt een vogel als
men zijn hoofd cr af neemt?
II. Waar zijn alle zeeën droog?
Waar zijn bergen nimmer hoog?
Waar zijn steden zonder huis?
Waar hoort toch al dat vreemde thuis?
III. Het geheel bestaat uit 10 letters
en is een bij ons geliefde naam.
1-8-3-6-5-7 is een jongensnaam.
Vroeger werd in de oorlog een 4-5-6-7
gedragen.
7-2-9-10 is een meisjesnaam.
De oplossingen kunnen tot Zaterdag
10 April met vermelding van voor
naam, naam (schuilnaam als je die
hebt), leeftijd en adres worden gezon
den aan Tante Truus, Red. „Zeeuwsch
Weekend", Goes.
vl/
PATATTES FRITES.
De onderwijzer vroeg aan Marietje:
„Als ik een appel in tweeën deel, hoe
veel stukken heb ik dan?"
„Twee", antwoordde zij.
„En als ik die twee stukken weer in
tweeën doe?"
„Dan zijn het er vier".
„En wanneer ik die vier nu elk weer
in tweeën deel?"
„Dan zijn het patates frites", gaf
Marietje ten antwoord.
PROBLEEM.
De onderwijzer trachtte zijn leer
lingen het verschil tussen enkelvoud
en meervoud duidelijk te maken.
„Jantje", zei hij, „als ik zeg „jas" is
het dan enkelvoud of meervoud?"
„Enkelvoud" zei Jantje trots.
„En jij Pietje: als ik zeg broek",
wat is dat dan?"
„Van boven enkelvoud en beneden
meervoud", antwoordde Pietje na enig
nadenken.
RARE SITUATIE.
Jantje kwam 's middags thuis met
een grote winkelhaak in zijn broek.
Nadat ze hem een flinke uitbrander
had gegeven liet moeder hem de breek
uittrekken en daar de reparatie enige
tijd vroeg, moest Jantje maar zolang
in zijn onderbroek in de kamer blijven
spelen.
Toen moeder de broek eindelijk
weer in orde had was haar telg echter
niet meer in de kamer. Hij was niet
in de keuken en ook de boven- en be
nedenburen hadden hem niet gezien.
Ten einde raad liep moeder naar de
kelder, trok de deur open en riep naar
beneden: „Zeg, ben je daar nu in je
onderbroek aan 't rondlopen?"
„Nee mevrouw", antwoordde een
zware mannenstem terug, „ik ben de
gasmeter aan 't nazien".
HUISVROUWEN CONTRA
JAN DE HARTOG.
De vereniging van Nederlandse huis
moeders te Parijs heeft besloten de
boeken van Jan de Hartog te boycot
ten, omdat hij in een Frans radio-in
terview verklaard heeft: „Holland is
een land, waar de weelderige vrouwen
tijdens de voorjaarsschoonmaak alles
uitkloppen, tot de doeken van Rem
brandt en Vermeer toe".
Op het platteland stond
een oude boerderij, en
daar woonde een oude
hereboer met twee zo
nen, die zo geestig wa
ren, dat er geen eind
aan was. Zij wilden
naar de hand van de
dochter van de koning
dingen, die had laten
afkondigen, dat zij van
plan was te trouwen
met een man, die naar
haar mening het best
zijn woord kon doen.
Die twee zoons bereidden zich nu acht dagen lang voor. De een kon het
gehele Latijnse woordenboek en drie jaargangen van de plaatselijke courant
van buiten; de jongste had zich op de hoogte gesteld van alle voor de
gilden voorgeschreven bepalingen en van alles, wat iedere deken moet weten.
En toen gaf hun vader hun ieder een prachtig paard. Al het dienstpersoneel
was in de tuin om ze te paard te zien stijgen, en tegelijkertijd kwam ook de
derde broer. Hem noemden ze altijd lompe Hannes. „Waar gaan jullie naar
■oj?" vro-g hij. „-.car het hof, om de koningsdochter te bepraten". „Wel
wel.... maar dan moet ik zien, dat ik meekom. Vader, geef mij ook een
paard. Ik heb zo'n lust om te trouwen". „Onzin", zei de Vader. „Jou geef
ik geen paard, jij bent niet welbespraakt". „Dan neem ik de bok", zei lompe
Locn' guig hij dwars op de geitebok zitten. En hij ging ervan door.
-s reden a, een siuk voor hem uit. „Hela", riep lompe Hannes
i er kom ik", en toen liet hij hun een dode kraai zien, die hij gevonden
had. „Maar wat wil je daarmee, lompe Hannes?" „Die wil ik de konings
dochter cadeau doen". „Hela, hier kom ik! Zie eens, wat ik gevonden heb!
4(
Zo iets vind je niet iedere dag op straat". En de broers keerden zich weer
om, om te zien wat het was. Dat was een oude klomp, waarvan het boven
stuk mankeerde. „Is die ook voor de koningsdochter?" „Wel wis en zeker",
zei lompe Hannes. De broers lachten en reden hem weer lang vooruit.
„Hela, hier ben ik", riep lompe Hannes. „Nee, nu wordt het hoe langer hoe
gekker, dat is heus weergaloos". „Wat heb je nu weer gevonden?" zeiden
de broers. „Ik raakte helemaal de kluts kwijt, als ik me voorstel, hoe blij ze
zal zijn, mijn koningsdochter". „Ajakkes", zeiden de broers. „Dat is modder
uit de sloot". „Ja, dat is het", zei lompe Hannes. „Het is modder ''an de
fijnste soort, het glijdt door mijn vingers heen", en toen vulde hij zijn zak.
Maar de broeders gaven hun paarden de sporen, zodat ze een h°el uur
eerder dan lompe Hannes bij de stadspoort aankwamen. Daar kregen de
huwelijkscandidaten nummers in de volgorde, waarin zij aankwamen. Zij
werden in de rij gezet, en wel zo dicht op elkaar, dat zij hun armen niet
verroeren konden, en dat was maar goed ook, want anders hadden zij elkaar
bont en blauw geslagen, alleen maar, omdat de een voor de andere stond.
Beste nichtjes en neven,
Laat ik maar beginnen met te ver
tellen dat deze keer de prijs gaat naar
Oranjebloempje te Serooskerke. Dat is
de laatste keer dat ik dat nichtje een
prijs geef. Hé, wat klinkt dat onvrien
delijk van me. Maar ik kan er niets
aan doen hoor, want dat nichtje heeft
me geschreven, dat ze niet meer met
ons meedoet. Ik kan het begrijpen,
want ze wordt al zo groot. Maar jam
mer vind ik het wel. Nu heeft dat
nichtje voor afscheidsgroet een vers
gemaakt voor me. Dat bewaar ik na
tuurlijk, maar ik zal het volgende week
in ons hoekje zetten, dan kunnen jul
lie het allemaal lezen. Omdat ons
nichtje met een gedicht van mij en dus
van de hele familie afscheid nam, zal
ik haar maar namens jullie allemaal
het beste wensen, hé?
En nu moet ik ook mijn praatje
stoppen, anders komt er niet in ons
hoekje wat ik er allemaal in wil heb
ben. Dus gegroet.
Jullie tante TRUUS.
Oranjebloempje te Serooskerke. Al
kan ik me wel begrijpen, dat het voor
jou tijd geworden is om afscheid van
onze familie en van mij te nemen,
toch spijt het me heel erg, want zulke
trouwe klanten mis ik nu juist niet
graag. Maar in de brieven van je zus
zal ik misschien zo nu en dan toch wel
wat over je horen. Die blouse vind ik
heel mooi. Daar zou ik zelf zin in
krijgen. Wat leren jullie toch veel
mooie dingen maken op school. Harte
lijk dank voor je leuke afscheidsge
dicht. Je vindt het wel goed hé, dat
het een plaatsje in ons hoekje krijgt.
Ik wens jou van harte het allerbeste
en ik hoop ook, dat we elkaar eens
zullen ontmoeten. Goudvisje te Seroos
kerke. Heb je nu dat boekje nog niet
in je bezit? Dat is niet leuk, hoor. Als
je het nog niet hebt, maak er dan ver
der maar geen werk meer van, dan
zal ik wel een ander naar je toesturen.
Wat is die opa nog kras. Wat is dat
heerlijk voor hemzelf en voor jullie
ook. Ik geloof dat ik nooit zo'n lange
lijst met cadeaux had als L. Ze was
zeker wel heel blij. Toen ik kort ge
leden een treinreis maakte, zag ik ook
overal al lammetjes in de weide de
grappigste sprongetjes maken. Het was
zo'n aardig gezicht. Oleander te Grijps-
kerke. Ja, van dat schoolfeest weet-ik
al alles van. Dat is prachtig geweest,
hé? Wat heb je leuk verteld over A.
Ik zag het spelletje gebeuren. Hoe oud
is hij nu precies? Het zou wel fijn zijn
als jullie werkelijk eens een foto van
hem konden maken, als hij zo aan het
spelen is. Ik heb ze hier nog niet
zien tollen. Maar vroeger deed ik ook
net als jullie, de tol mooi maken met
kleurtjes. Girl te Goes. Lieve mensen
nichtje, daar begin je me je brief met
te vertellen, dat je eigenlijk geen
nieuws weet, enne.... je vertelt me
een massa, nieuws. Nu hoop ik maar,
dat je me alies van dat schoolfeest zult
vertellen, als het voorbij is, want je
hebt me echt nieuwsgierig gemaakt
door nu al te vertellen van al die
mooie dingen die er zullen gebeuren.
Schoonmaak is niet leuk, maar toch,
als je daarna van die gezellige veran
deringen ziet, ben je de narigheid van
het werken weer vergeten en heb je
enkel maar plezier in de verbeteringen
net als jij met de bedverandering. Hoe
is het met L.? Toch niet ziek gewor-
neeumcH
Z_ u/eem/fo
behoort bij ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 2 April 1954.
Nog al te weinig heeft de goegemeente er erg in hoe
langs de weg van de belasting-politiek de revolutie over
ons nederlandse volksleven is ingeluid. We hebben er na
tuurlijk een open oog voor, dat, toen de nederlandse Re
gering in 1945 uit Londen in Nederland terugkeerde, zij
voor zeer grote moeilijkheden stond en er direct grote be
dragen nodig waren om de staatshuishouding weer een
beetje op gang te krijgen.
Maar daarbij blijft ruimte voor de vraag in hoeverre er
van die critieke situatie ook misbruik is gemaakt om een
bepaalde principiële politiek tevens aan ons volksleven op
te leggen.
Belasting-experts weten het U wel te vertellen, hoe het
mogelijk is, alléén met een consequent doorgevoerde be
lastingpolitiek een radicale wijziging te brengen in de
economische en sociale structuur van de samenleving. Men
verlegt eenvoudig de koopkracht van het publiek, heft in
directe belastingen op artikelen, welker fabricage men on
gewenst acht, heft onmogelijk zware bedragen op kapitaal
bezit en ondernemingen en N.V.'s en geeft het arbeiders
volk eenvoudig veel geld in handen, geld dat niet gespaard
wordt, maar wordt uitgegeven aan de kleine middenstand,
waarop dan weer enorme bedragen aan omzetbelasting ge
heven kunnen worden, waardoor de Overheid ruimschoots
kapitaal voorhanden krijgt om een bepaalde sociale poli
tiek door te zetten. Men spreekt dan van „bezitsspreiding",
van „gelijksmering" van kapitaal, en wanneer de grote be
drijven de belastingen niet meer kunnen opbrengen, zegt
de Staat brutaal en onbeschaamd: niks erg, geef ons maar
aandelen er vopr in de plaats!
Om deze belastingpolitiek uit een paar recente gevallen
duidelijk te maken laten we hieronder volgen wat Else-
viers Weekblad juist verleden week publiceerde. Van Vlis-1
singen Có's Katoenfabrieken schreef in haar jongste1
jaarverslag:
„Behoorlijke afschrijvingsmogelijkheden op de aan te
kopen grondstoffen behoorden o.i. fiscaal mogelijk te
zijn, want hoe voorzichtig wij ook inkopen, bij onze hui
dige bezetting dragen deze inkopen, nodig om het bedrijf
op volle toeren te houden, grote prijsrisico's in zich. En
nog altijd hebben wij bezwaren tegen een belasting, die
over schijnwinsten wordt geheven. Wij hebben dit be
zwaar regelmatig naar voren gebracht en ook al weten
wij nu wel, dat wij in de woestijn staan te roepen, wij
achten het niet verantwoord te zwijgen. Als de lijn der
conjunctuur daalt en als er gereïnvesteerd moet worden,
zullen de gevolgen van deze belastingheffing duidelijk
aan de dag treden. En nog evenzeer hebben wij bezwaar
tegen het percentage der belasting. Het lijkt ons onlo
gisch om in een tijd, dat de industrialisatie de redding
moet brengen, de situatie voor het risicodragend kapitaal
zo onaantrekkelijk te maken."
Voegen wij hieraan toe het oordeel, dat ons kenbaar
gemaakt werd door de N.V. Kristal-, Glas- en Aardewerk
fabrieken „De Sphinx", voorheen Petrus Rgout Co. te
Maastricht:
le) Het fiscale winstbegrip deugt niet. omdat het niet
voldoende rekening houdt met de algemeen geldende be
drijfseconomische principes, (o.a. geen mogelijkheid tot
afschrijvingen op basis van vervangingswaarde; geen
toepassing van het ijzeren voorraad-principe.)
Het bedrijfsleven wordt hierdoor „uitgehold", kan niet
op peil blijven, om van de noodzakelijke uitbreiding dan
nog maar niet te spreken. En het is juist de industrie,
waarin de zich steeds uitbreidende bevolking voor een
belangrijk deel een bestaan zal moeten vinden.
De huidige fiscale winstbepaling ondermijnt reeds het
bestaande industriële apparaat; wat kan er nu van
industrialisatie, dus uitbreiding van de industrie,
terecht komen?
Voor een familie-vennootschap als de onze wordt hier
door „interne financiering" een onmogelijke taak.
De fiscus eigent zich dus onder de naam van winst
gelden toe, die in feite niet tot de winst behoren, doch
integendeel nodig zijn voor de instandhouding van het
bedrijf.
2e) Ook na toepassing van de per 1 Jan. '53 ingegane
verlaging, is het tarief der vennootschapsbelasting nog te
hoog.
Het ware te wensen, dat men in Nederland het voor
beeld zou volgen van diverse buitenlandse wetgevingen,
waarbij de niet uitgedeelde (gereserveerde) winsten la
ger worden belast dan de in de vorm van dividend uitge
keerde winsten.
Tot zover deze klachten, die pas hun reliëf ontvangen
wanneer we ze bezien tegen de achtergrond van de princi
piële politiek die ze veroorzaakt. Want hier dringt geen
fiscale noodzaak, maar dwingt een politiek 'eleid dat op
een economische en dus maatschappelijke en sociale re
volutie aanstuurt, aanstuurt op socialisatie van het maat
schappelijk leven en in feite, langs wegen van geleidelijk
heid komt, daar, waar het Russisch communisme de massa
met bloed en tranen en slavenpolitiek heengerlreven heeft,
En omdat de massa leeft bij de dag slikt het dit alles heel
gemakkelijk. Een kinderhand is immers gauw gevuld,
en de meesten ontgroeien de kinderjaren geeste
lijk en verstandelijk niet. Overigens worden ook velen
beheerst door de mentaliteit van het „na ons de
zondvloed" en zolang,, „vadertje Drees" met zijn
guldens blijft strooien is het de meesten al lang
goed genoeg. Men heeft ouderdomspensioen, werklozen
zorg, ziektenverzekering en ontvangt rondom bescherming
van de Staat. Wat wil men nog meer? Dat dit alles de
gouden banden zijn, waarmede de mensen heengetrokken
worden naar de slavernij van het staatssocialisme zien
slechts weinigen, want deze revolutie, die met een aan
lokkelijke camouflage wordt aangediend, lijkt op geheel
iets anders dan zij in werkelijkheid is. Zij is en blijft re
volutie, een totale omkering van de stoffelijke en geeste
lijke waaraen, waarbij ons vrije nederlandse volk eeuwen
lang heeft geleefd en groot geworden is. Niet alleen de
stoffelijke maar evenzeer de geestelijke waarden. Want
wanneer de Staat, zich al meer invloed en zeggenschap gaat
toeëigenen, zich met dingen gaat bemoeien waarmee hij in
feite niets te maken heeft, betekent dit ook een radicale wij
ziging van de geestelijke structuur van het volksleven. De
geestelijke vrijheid, waarvoor ons nederlandse volk de
eeuwen door gevochten heeft en zich zware offers heeft ge
troost gaat er mee ten gronde. We zien het nu al aan soms
kleine maar veelzeggende symptomen. Zo b.v. wanneer de
Staat „volksvoorlichting" gaat geven, waartoe hij geen
enkele roeping heeft. Zo b.v. als de Staat zich gaat be
moeien met de opvoeding van de jeugd, waarvoor hij geen
enkele taak heeft krachtens zijn eigen aard en karakter.
Zo b.v. wanneer hij zich gaat bezig houden met de gees
telijke leiding van onze jongens die in het leger dienen.
Zo b.v. waneer hij zich gaat inlaten met de wereld van de
pers, boeken en tijdschriften en bibliotheken. Er zou meer
te noemen zijn. Dat zijn allemaal verschijnselen die er op
wijzen, dat we volop in de revolutie zitten. Want wat is
eigenlijk de „Staat"? Niet anders dan de helft plus één.
Dat wil vandaag zeggen het rooms-rode blok, die beiden
elkaar in evenwicht en aan de macht houden, doordat van
daag de één een concessie doet en morgen de ander en
samen altijd nog weer bereid zijn te komen tot het com
promis, teneinde de macht in handen te houden. Die staats
bemoeiing wil dus vandaag zeggen, bemoeiing van het
rooms-rode blok met het geestelijk welzijn van ons volk.
En wat we daarvan te verwachten hebben, heeft de histo
rie én de ontwikkeling van de geschiedenis van heden ons
wel duidelijk gemaakt.
Die overheersing wordt mogelijk via de belastingcenten,
waaraan geheel on§ volk moet meebetalen.
We kunnen niet vooruit zien. We weten niet hoelang dat
rooms-rode blok nog stand zal houden. Het schijnt soms
wel eens te kraken, maar dat doet oud ijs ook en is dan
een bewijs dat het nog sterk genoeg is. En inmiddels gaat
de z.g. „belastingpolitiek" consequent door, met uitholling
van het particulier vermogen, en het drijven naar sociali
satie van het maatschappelijk leven. Men krijgt soms wel
eens de indruk dat velen vandaag zó bang zijn van het
communisme, dat zij ons land zelf alvast maar communis
tisch gaan maken.
„Nederland annexeert zichzelf wel" sprak Von Bismarck
eens. We beleven vandaag het wonderlijke verschijnsel, dat
we een regering hebben, die méér dan enig ander land in
West-Europa, serviliteiten betoont in het militaire blok,
dat, onder de auspiciën van Amerika, zich paraat maakt om
het Russisch communisme, zo nodig, militair te keren, maar
te gelijk bezig is dë geestesstructuur vari het communisme
aan ons nederlands volksbestaan, via een rigoreuze belas
tingpolitiek, dwingend op te leggen.
Dezer dagen schreef de pers: de uitvinding van de wa
terstofbom maakt een niéuwe wereldoorlog onmogelijk. Hét
kan misschien waar zijn. Maar dat dit volstrekt niet inclu-
deert, dat het communisme dus geen schijn van kans heeft
zijn beginselen in het Westelijk wereldhalfrond door te
voeren, dat bewijst onze belastingpolitiek. MARNIX.
GODS LIEFDE VOOR DE
ZONDAAR.
Mijn ziel is zeer bedroejd,
tot stervens toe.
Joh. 14 :34.
We leven nu in de Lijdenstijd.
Wij verdiepen ons in het lijden
van Christus. Zeven lijdens-
Zondagenis dit niet al te veel?
Mijn ervaring is, dat 't niet te
veel is. Des te meer wij ons toch
verdiepen in het lijden van onze
Heiland, des te meer beseffen
wij, hoe groot God's Liefde voor
mensen, die verloren waren in
zonde en nood, is geweest.
Velen, die dit blad lezen, heb
ben vaak gehoord van de lijdens
weg, die Jezus is gegaan. Dat is
een groot voorrecht. We kunnen
ons nooit te dikwijls indenken,
welke grote dingen God voor ons
gedaan heeft.
Soms dreigt 't gevaar echter,
dat we er zo aan gewend raken,
dat we het niet eens meer op
merken en het vanzelfsprekend
vinden, dat alles gaat zoals 't
gaat. Zo zijn de mensen.
Ik ontmoet te eens iemand, die
jarenlang gezond was geweest.
Nu was hij ziek en had het voor
uitzicht, dat hij nog een lange
tijd op bed moest liggen. De pa
tiënt zei toen tegen me: „Nu be
grijp ik pas goed, wat een zegen
het is, om gezond te zijn".
Vinden we ook zo het lijden
van Christus niet ge woon? Even
als de zieke geen erg er in had,
wat gezondheid betekende, toen
hij nog niet ziek was, zo gaan
ook wij dikwijls gemakkelijk om
met het lijden en sterven van de
Zoon van God.
Toch is het helemaal niet van
zelfsprekend, dat Jezus naar
deze wereld is gekomen om zon
daren zalig te maken. God had
ons ook in de duisternis kunnen
laten. Maar Christus is de weg
van het lijden gegaan uit liefde
tot verloren mensen.
Dat het een moeilijke weg is
geweest, leren de woorden, die
boven dit stukje staan. „Mijn ziel
is tot stervens toe beangst", zegt
alleen iemand, die op 't diepst
getroffen is. Het is de noodkreet
van een verontruste ziel! In deze
woorden zien we iets weerspie
geld van 't grote lijden van
Christus.
Waar ik nu met alle nadruk
op wil wijzen, dat is dit: God
had de mensen in nood zo lief,
dat Hij Zijn Zoon deze weg heeft
laten gaan. Wanneer U daarom
de lijdensprediking hoort, besef
dan weer iets van deze liefde
van God. Leer dankbaar zijn
voor alles wat God in Zijn ge
nade voor ons, verloren mensen,
heeft gedaan.