raw"
DE ONVERDRAAOZAMEN
Ond&r jonge.
frs
De
sprookjes
van
ANDERSEN
De Elfenberg
8
Ontwikkeling
Ontspanning
Gezelligheid
Beste nichtjes en neven
Daar komt de rest van de brieven en
kan lk dus ook vertellen, dat onze Ko-
zeknop te Serooskerke deze keer de
prijs voor jullie neus weghaalt. Zo gaat
het ieder op zijn beurt. Omdat ik de rest
van de brieven beslist er nu ln wil
hebben, moet ik het kort maken met
mijn praatje aan jullie allemaal. Dus,
onmlddellijk-stop! Allemaal massa's
groeten van jullie tante Truus.
Rozeknop te Serooskerke. Fijn, dat
het schaatsenrijden al zo goed ging.
Ja, lk weet nog wel, dat lk, toen ik
het leerde ook heel wat builen heb op
gelopen, voor ik er fiks vandoor ging.
Maar echt schoonrijdenNee,
daarin heb lk het niet zo heel ver ge
bracht. Wat zal dat een mooie uitvoe
ring worden in Maart. Moet je er nog
veel voor leren? Leesgraag te Wemel-
dinge. Daar is onze Leesgraag weer
boven water, zou ik haast zeggen,
maar van een Leesgraag zeg je na
tuurlijk, dat hij weer uit de boeken ge
kropen is. Heb je zoveel boeken gele
zen, dat er geen tijd overschoot om
eens aan ja kranten-tante te denken?
Vertel me dan maar eens wat je zo al
gelezen hebt. Ik ben pas nog m We-
meldlnge geweest, maar wist toen je
adres niet te herinneren. Jammer hoor.
Oleander te Grijpskerke. Prachtige
rapportcijfers had je. Jij behoeft niet
bang te zijn tegen April, dat merk ik
wel. Leuk werk een sneeuwpop maken.
Heb ik ook altijd graag gedaan. Soms
maakten we er een hele mijnheer of
mevrouw van met een oude hoed of jas
of een mantel. Arnold is er vroeg bjj
met het schaatsenrijden. Dat poesen
plaatje bovenaan je brief, ik kan er
niet genoeg naar kijken. Goudvisje te
Serooskerke. Nu heb je mij een raad
sel opgegeven, waarvan ik de oplos
sing niet weet hoor. Hoe kwam jouw
boek daar terecht? Dat moet je me
maar eens gauw vertellen. Wat een ja
rigen ln Maart. Allemaal gefeliciteerd,
de oudste jarige natuurlijk het meest.
Is die nog goed gezond. Jij hebt me na
tuurlijk over al die feestdagen heel wat
te vertellen in je eerstvolgende brief.
Dat boek heb lk niet gelezen. Is het
mooi Waterlelie te Aagtekerke. Na
tuurlijk nemen we je graag ln onze
familie op, vooral met zo'n mooie
schuilnaam. Wat heb jij direct al een
gezellige brief geschreven. Nu is het
net, alsof lk jou en je familie al een
beetje ken. Hoe gaat het met die klei
ne broer? Naar wie heeft hij het eerst
gelachen? Ik vind, dat hij een heei
mooie naam heeft. Zijn de lammetjes
ai een beetje gegroeid? Adrie de G. te
St. Maartensdijk. Nu Was het een ech
te brief hoor. Crisje gaat zeker nog
niet naar de grote school. Maar dat
zal in April of Mei zeker moeten ge
beuren, is het niet? Maar dan ga jij
al naar de derde klas. Je bent hem dus
een heel stuk voor. Zou hij graag gaan
De oplossingen zijn:
I. Lepel,
II. Wie niet sterk is moet slim zijn
iris-klein-wijs-mier-zoet-stem-nest.
IH. Vos-os; wezel-ezel.
Nieuwe raadsels:
I. In welke pan kookt moeder nooit
soep?
H. Verborgen bijbelse namen:
Wie niet sterk is moet slim zijn.
Ik heb ze allevler een boek gegeven.
Heb je alle asterplantjes al een
plaats gegeven?
Waar was Adri op dat ogenblik?
UI. Zet achter elkaar de naam van
een verscheurend dier, een voertuig al
leen in de winter te gebruiken en de
naam van een boom, dan krijg je weer
de naam van een plaats in Nederland.
Welke is die?
De oplossingen kunnen tot Zaterdag
20 Maart met vermelding van voor
naam, naam, (schuilnaam, als Je die
hebt) leeftijd en adres worden gezon
den aan tante Truus, Redactie Zeeuwsch
Weekend te Goes.
Knip onderstaande zwarte figuurtjes
uit en tracht ze zó aaneen te voegen,
dat een haasje ontstaat.
<3^3
Er liepen enige ge
zwinde hagedissen in de
spleten van een oude
boom. Zij konden el
kaar best begrijpen,
want ze spraken de ha-
gedissentaal. „Hoor toch
wat een gerommel en
gebrom in de oude El
fenberg", zei de ene
hagedis. „Er is daar
binnen iets gaande", zei
de andere, „en de elfen
dochters hebben nieu
we dansen geleerd."
„Zij verwachten bezoek in de Elfenberg, voornaam bezoek. Alle dwaallichtjes
zijn ontboden voor een fakkeloptocht." Op hetzelfde ogenblik spleet de
Elfenberg open en een ouwelijke fee kwam naar guiten getrippeld. Dat was
de huishoudster van de oude elfenkoning. Zij had een hartje van barnsteen
op haar voorhoofd en zij lichtte haar benen flink op: trip-trap, trip-trap,
totdat zij in het moeras terecht kwam. „U wordt allemaal geïhviteerd op
het feest in de Elfenberg vannacht. Wilt U de invitaties niet verder bezor
gen? Er komen enige heel voorname gasten, tovenaars, en die wil de elfen
koning graag imponeren." De elfenmeisjes dansten al op de Elfenberg, en
zij dansten met lange sluiers, die van nevel en maneschijn geweven waren.
Midden in de Elfenberg had de grote zaal een grondige beurt gekregen.
De vloer was in maneschijn gewassen en de wanden waren met heksevet
gepolijst. De oude elfenkoning liet zijn gouden kroon in fijngestampt potlood
poetsen. Dat was uit het potlood van de bolleboos van een klas, en het is
heel moeilijk voor een elfenkoning zich zo'n potlood te verschaffen.
„Lieve vader", zei de jongste van de elfendochters. „Wil je mij nu niet
vertellen, wie de gasten zijn?" „Goed", antwoordde de elfenkoning. „Twee
van mijn dochters moeten paraat zijn om te trouwen. De oude tovenaars
koning uit Noorwegen, je weet wel, die in het oude Dovregebergte woont,
komt vanavond met zijn twee jongens. Die oude tovenaar is een heel oude,
eerlijke Noorse grijsaard, van het goede soort, vrolijk en recht door zee.
Och, wat verlang ik toch vreselijk naar die oude Noorse tovenaar." Op het
zelfde ogenblik kwamen twee dwaallichtjes aangehuppeld. „Nu komen ze!
Nu komen ze!" riepen die. De dochters tilden haar sluiers in de hoogte en
maakten een diepe reverentie, zodat ze bijna de grond raakten. Daar stond
de oude tovenaarskoning uit Dovre met een kroon van geharde ijskegels.
Verder had hij een berenpels aan en kanolaarzen. De zonen daarentegen had
den een blote hals en geen bretels, want dat waren potige kerels. „Is dat
hier een berg?" vroeg de jongste. „Dat noemen wij bij ons in Noorwegen
een kuil." „Nee, jongen," zei de vader. Een kuil heeft diepte, een berg
steekt uit naar boven toe. Hebben jullie geen ogen in je hoofd?"
V M
MMSCH
u/ee/few
behoort bij ZEEUWSCH DAGBLAD van 13 Maart 1954
Zowel Erasmus als zijn geesteskind Coornhert waren zeer
verdraagzame lieden, die in de strijd der geesten, die in
de eeuw der reformatie op leven en dood werd gestreden,
geen keus hebben gedaan. Ze maanden aan tot verdraag
zaamheid, zagen zeer duidelijk het verval in de roomse
kerk, de wereldgelijkvormigheid, de secularisatie bij de
geestelijkheid, tot in de hoogste kringen te Rome toe, maar
zochten meer in de synthese dan in de antithese
de weg naar de „nieuwe tijd". Erasmus dacht in dezelfde
tijd, toen Luther zijn stellingen aan de deur van de Slot
kapel aanspijkerde, dat met de komst van het heidens ge
oriënteerde humanisme en de renaissance een levensver
nieuwing zou doorbreken en een eeuw van rust en vrede,
welvaart en blijdschap zou aanlichten.
Hoe hij zich vergist heeft!
Ih plaats daarvan wordt het een eeuw van revolutie, van
vervolgingen, van brandstapels en schavotten, oorlogen en
uitmoordingen.
Hoe kwam dat?
Eenvoudig omdat het Woord Gods weer gepredikt werd.
Dat Woord bracht de ellende in de wereld van de zes
tiende eeuw. In Duitsland, in de Nederlanden, in Frankrijk
zaaide het onrust, verdeeldheid, opstand en ontketende het
de 'geesten. Dat kon Erasmus nóch Coornhert verstaan. Zij
meenden dat het Woord Gods verdraagzaamheid en ëen-
hei'd predikte zonder meer, maar zij hadden er geen oog
voor dat Christus verkondigd had: Ik ben niet gekomen
om vrede te brengen op de aarde, maar het zwaard. En de
verdeeldheid zou zelfs tot in de gezinnen door getrokken
worden, kinderen zouden tegen ouders opstaan, de dochter
tegen de moeder en de schoondochter tegen de schoonmoe
der, zoals het ook werkelijk in de zestiende eeuw geweest
is. Dat had de Heiland voorzegd.
Erasmus' visie op zijn tijd zou juist geweest kunnen zijn,
zónder een Luther en een Calvijn. Zonder kerkhervorming
z*>u het'mogelijk geweest zijn, dat het een nieuwe tijd van
welvaart en van „vrede en aangename rust" zou zijn ge
worden. Immers Rome, die zonder meer de heidense mys
tiek had getolereerd en zelfs een plaats gegeven in de kerk,
die ook het gnosticisme had aanvaard, die ook de ver
wereldlijking duldde, zou zonder bezwaar het humanisme,
schoon puur heidens van oorsprong, in zich hebben opge
nomen. Waren er zelfs geen pausen, die zich als volbloed
humanisten openbaarden? De wereld van de zestiende
eeuw, uitgeleefd door een afstervend tijdperk der middel
eeuwen, zou inderdaad tot renaissance, tot wedergeboorte
De lente is in 't land, liet kind
gekomen zijn, door het grieks en romeins-heidens levens
elixer in zich op te nemen. De westerse wereld zou zon
der meer in een modern heidendom zijn overgegleden. En
daartoe zouden humanisten als Erasmus en Coornhert, met
al hun critiek op Rome hebben meegewerkt. Het standpunt
van deze mensen was en bleef: liever een valse vrede dan
een heilige oorlog.
Er moest in de I6e eeuw iets anders gebeuren, zou de kerk
des HEREN gered worden van het verderf. En daartoe
verwekte God, de Heilige Geest mannen als Luther en
Calvijn en die andere reformatoren, die het vuur wierpen
in de „aangename rust" der toentijds moderne wijsbegeerte.
Het woord van Calvijn, tegen de z.g. „verdraagzamen" dier
dagen, sloeg in bij het volk: „zelfs een hond slaat aan het
bassen wanneer zijn meester wordt aangerand, zou ik dan
niet in het geweer trekken, wanneer mijn MEESTER, die
mij gekocht heeft met Zijn dierbaar bloed, wordt beledigd?"
En dit woord was voor de „verdraagzamen" een gruwel.
Coornhert kon met al zijn beverigheid en verdraagzaam
heid en zachtheid, de Calvinisten niet verdragen. Hij haatte
hen met een volkomen haat. En Erasmus' leven is ook ge
ëindigd met'een felle strijd tegen Luther, wiens naam hij
de grote verdraagzame! vervloekt heeft.
En inderdaad heeft de zestiende eeuw niet veel moois
opgeleverd. De humanistische droom van „vrede en aan
gename rust" van „eensgezindheid en verdraagzaamheid"
'onder alle mensen, werd aan flarden gescheurd door de
harde realiteit van de rokende brandstapels, de vaiï bloed
vloeiende schavotten, de overvolle gevangenissen en de
gruwelijke vervolgingen van de slachtschaapkens-Christi,
die niet verdraagzaam konden zijn, omdat zij weer hun
Bijbel onder het stof van vele eeuwen hadden terug ont
vangen en daarin geleerd hadden: wie vader of moeder
liefheeft boven Mij is Mijns niet waardig.
De zestiende eeuw, zij is een eeuw geweest van ver
schrikking, van gruwelijke onverdraagzaamheid, van bloed
en van tranen en van lijden, maar de kerk is er uit weder
geboren. Er waren grijsaards van tachtig jaren, mannen in
de volle kracht huns levens, maar ook vrouwen, zelfs jonge
maagden, die aan de vuurpaal gebonden nog God loofden
en de goede belijdenis hebben gepredikt.
Zij waren de „onverdraagzamen", omdat hun HERE en
Heiland werd aangerand, bespot tot op de heiligste plaatsen,
en de belijdenis der Kerk tot een gruwel werd gemaakt.
Zij werden niet begrepen door de zeer verdraagzame
humanisten, die de „eenheid"
zochten, die aandrongen op een
oecumenische beweging, waarin
ieder, die nog wat goeds van de
Bijbel wist te vertellen, onder
dak kon krijgen, die de scherpe
puntjes van de belijdenis wilden
afbreken, of beter maar liever
geen belijdenis meer handhaven
in de kerk, dat gaf maar aan
stoot, botsing en was oorzaak
van tweedracht. Immers meer op
het leven dan op de leer
kwam het aan, meer op de liefde
dan op het dogma, meer op de
verdraagzaamheid dan op de
bindende formules in de kerk.
En omdat het gereformeerde
volk der zestiende eeuw, onder
wezen door Calvijn en Luther
zich daar niet mee verenigen
kon, maar de Kerk des HE
REN weer zag zoals deze in de
eerste christengemeenten was
ontstaan, daarom werd zij het
uitvaagsel, het afschraapsel, de
wanklank en de dissonant, die
uit de samenleving moest wor
den uitgebannen letterlijk uit
gebrand.
"Verstaan yij, als het geestelijk
nakroost van dat voorgeslacht,
nog iets van wat de zestiende
eeuw betekend heeft?
MARNIX.
En Hij zonderde zich van
hen af, ongeveer een steen
worp ver. Lucas 22 41.
Gethsémané. De „binnenkamer
van Jezus' lijden". Hier blijven
de discipelen op een afstand
staan, zelfs Petrus en Jacobus en
Johannes. „Hij zonderde zich van
hen af, ongeveer een steenworp
ver". En op deze steenworp
afstand van ons mensen komt de
angst en het gericht over de
Heiland. Over Hem alléén. De
anderen slapen.
Die steenworp dat is dus de
afstand die ons mensen scheidt
van de toorn van God. Het is
maar een heel kleine afstand...
Maar het is voldoende. Want die
steenworp, die Jezus verder gaat
dan alle mensen, wil zeggen: Wij
behoeven niet te dragen wat
Christus droeg. Hij deed het al
leen, in onze plaats.
Daar in Gethsémané is de af
stand tussen Christus en alle
mensen zichtbaar geworden. En
doordat dit stukje onbewoonbaar
gebied er is, wordt aan de disci
pelen de angst en het gericht
bespaard. Ja, zij worden uit de
angst en het gericht weggeno
men, maar dat weten zij op dat
ogenblik nog niet. Dat zal hun
op de Paasmorgen verkondigd
worden. En wij? Wij hebben het
allemaal al zo vaak gehoord.
Maar deze woorden staan niet
voor niets in het evangelie.
Wij zullen in deze wéken 1 '.eb
ben te bedenken, dat die steen
worp die de Here Jezus verder
gegaan is dan alle mensen, HET
ENIGE IS, dat ons scheidt van
de toom van God. Zonder die
afstand zou er geen blijde bood
schap zijn. Christus alleen heeft
de volle omvang van Gods toorn
gekend en gedragen, in onze
plaats. Wij staan van verre.
En wanneer wij nu het lijden
van Christus betrachten, dan
denken wij aan die afstand. Wij
weten niet wat schuld is, en ook
zonde blijft een oppervlakkig
woord, totdat wij vanuit dé verte
op Jezus zien. Aan Zijn lijden
beseffen wij, hoe arm wij zijn,
en hoe blind en slaperig en slap
in onze waan goede beste brave
mensen te zijn.
Als dit nodig is geweest, dal
God Zelf Zijn eniggeboren Zoon
gaf tot in de dood, om ons te
redden, dan worden al onze
verontschuldigingen voor onze
„fouten" tegenover God niets
zeggend, en onze goede wil vol
komen ontoereikend.
Maar zo WIL God het ook. Zó
wil Hij ons Zijn heil schenken.
Souburg.
Tj. M. Haitjema.