Zo denlzen Zoolcind UIT MIJN KLAS ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR Hoc g-Zb&efyiifk tolt het teven. Het kippenhok en de haan. Suikerbieten OPVOEDKUNDIGE RUBRIEK Mijn fiets, die me de hele winter trouw gediend heeft (zonder schoon maakbeurten), maakte gister al zulke aamborstige geluiden, dat ik 'm maar naar de fietsenmaker gebracht heb, ook al omdat nu het fietsen met die sneeuw toch geen pretje is. Ik ben ai gauw na het middageten naar schooi gestapt, want ik moet voor deze mid dag beslist nog wat werk op het bord klaar maken. Ik ben niet de enige, die vroeg is. Vlak voor het plein stap1 Claartje al voor mij uit, een grote stok over de schouder, met de armen hevi ge zwaaibewegingen makend, terwijl ze uit volle borst zingt: „Onder moe ders paraplu". Het heeft er alle schijn van, dat ons Claartje denkt militaire- ment te marcheren. Zou geen wonder zijn, met dat stelletje grote broers bo ven haar. Claartje is het nakomertje in het gezin met vier grote broers bo ven haar. Maar ik heb een idee, dat ze het hele stel keurig onder de duim heeft, dat kleine nest. Ik haal haar gauw genoeg in en informeer belang stellend, voor wie die stok bestemd is. „Voor mij soms, om met me te vech ten?" „Is geen stok, is 'n geweer!" „Of ze met een geweer met mij wil vechten?" Kr is voor mij echter geen vuiltje aan de lucht. Broer Frans heeft een geweer en wil daarmee schieten, nu, Claartje zal hem van hetzelfde laken een pak geven. Frans, die de jongste is der vier gebroeders en nog bij ons ter schole gaat in klas zeven, kan door ons Claartje heel gemakke lijk klein worden gehouden. Bij het plein komt Claartje's vriendin, Saar- tje, haar al tegemoet en ook zij infor meert naar de stok. Geduldig legt Claartje weer uit, dat het geen stok, maar een geweer is, wat door Saartje vrij onbewogen wordt aangehoord. Saar krijgt nog de verzekering, dat zij morgen ook zo'n geweer zal krijgen, dan kunnen ze samen schieten. Veel tijd om te peinzen over het militante vrouwelijk geslacht krijg ik niet, want de juist aankomende collega vraagt, waarom ik voor zo'n beetje sneeuw beducht ben, omdat ik te voet de reis heb gemaakt. Onder dit korte, vluch tige discours zijn we Claartje en Saartje en wij groten het plein op gestapt, waar prompt Tijs uit mijn klas staat, die een smalende opmerking makend over Claartje's wapen, haar meteen probeert de stok afhandig te maken. Edoch zonder kans, want Claartje staat haar mannetje. En als ik, opmerkzaam geworden door het rumoer, vermanend Tijs' naam noem, doet deze alsof zijn neus bloedt, steekt zijn handen in de zak en lo ipe een beetje schraaltjes fluitend, het plein op, waar een ongewone bedrijvigheid heerst. Een paar collega's zijn al pre sent en die zijn met de altijd aanwezi ge overblijvers aan het werk, dat het zweet er bij afloopt. Natuurlijk functi- onneert de inlichtingendienst goed, dies wordt ons door Mientje verteld met een verheerlijkt gezichtje, dat „meester bezig is een heel groot kippe- 'ok te make net as dat ,van meneer en dat er bove op een hele grote haan komp allemaal van sneeuw en dat ze allemaal sneeuw bij meester motte brenge". Dat gebeurt ook inderdaad. Zelfs de baas helpt mee. Met bedacht zame streken met een grote bezem duwt hij ladingen sneeuw de boetse rende collega in de handen. Doch nie mand laat zich onbetuigd. Ook niet de jeugdigsten onder de jeugdigen, dus mijn kroost. Al gaat dat dan maar -net handjes vol. Alles komt bijeen in de 6 hoek van het plein, juist voor mijn ramen. Als ik even sta te kijken, even tjes maar, want ik móét immers subiet naar binnen om mijn werk te doen, wat ik nu spijtig genoeg vind, voegt de collega me uit de (kunstenaars )- hoogte toe: „Sneeuw brengen, aan kij kers heb ik niets". Deemoedig veront schuldig ik me en ga naar binnen. Ik zie net nog, dat Claartje haar stok ter zijde zet en manhaftig meesjouwt. In mijn klas verricht ik plichtsgetrouw mijn werk, tot ik door een vinnig ge tik op het raam, daarheen stap, waar ik de beeldhouwer zie staan, die me wenkt het raam even open te doen. „Nou, wat zeg je ervan?" wordt me op de vrouw af gevraagd. Wat kunnen kunstenaars toch ijdel zijn. Maar eer lijk is eerlijk, ik kan met een blij ge moed de loftrampet steken, 't Is een kranig stuk werk en de haan is zo na tuurgetrouw, dat je kunt veronder stellen, dat het beestje zo zal weg vliegen, welke veronderstelling ik dan ook kenbaar maak, zeer ten pleziere van de artist. Maar nu er niet meer te' werken valt, is voor de jeugd, die nog geen gevoel heeft voor zulk su perbe werk, de aardigheid er al weer af. Een heeft ontdekt, dat je nu op het plein, waar de sneeuw is weggeveegd, fijn kunt baantje glijden. Dat wordt gauw nog even gedaan. Groot en klein alles door elkaar. Een van de baantjes eindigt bij het sneeuwen kunstwerk. Toen ik van de weke in de krante las dat de kermis in Bruë nie zal wor de afgeschaft en dat de kroege op Zundag open bluve most ik tegelieke dinke an het woord uut de Schrift Ik heb ze geslagen maar ze hebben geen pijn gevoeld, 't Spreekwoord zeit: „nood leert bidden" en je ken ook nogal is hore zegge, dat een schip in nood op zee de zeelu van vloekers tot bidders maekt. Noe, hoeveul waerde daeran te hechten is dat leert ons wat ter in de gemeenteraed van Bruë ge passeerd is. Schouwen en Duveland eit in Februari verleje jaere midden in de stormvloed ewest. Gods hand eit zwaer gedrukt ook op de beweuners van het vissersplekkie Bruë, mae as de mensen daer de goeie nie te nae gesproken al in de kerke ewèst bin, of in de nood 'ebbe leren bidde, dat is allegaere alweer lange vergeten. Ze gaen weer dapper kermis ouwe en de kroege bluve op Zundag open. Het ge bod des Heren is wel dudelik genocht: gedenk de zondag dat ge die heiligt, mae in Bruë zegge ze ons maekt van de zjundag een zonde-dag en ons zal zeivers uutmaeke wat dal ons daarmee zalle doeë. Ik docht bie mezelvers dat is noe krek 't zelfde as ons lezen ken bie de profeten. As 't volk daer afkerig wier van de dienst des Heren, dan had je ook sebiet de ontheiliging van de rustdag, kopen en verkopen en werken op 't land en der eigen om geen gebod des Heren bekommeren. Mae as ons dan de Schrift kennen we ten we wat dat ter opvolgt. De Here komt dat volk dan altied weer op die zonde bezoeken. Zo ken je lezen dat de Here ze straft met hongersnood, sprinkhanen in de tarwe en de rogge, met pest onder 't vee, met oorlog en onderdrukking, onder vieande van Tijs uit mijn klas is op de baan. Hij maakt al een aardig schuivertje, zal netjes stoppen, als hij een fikse duw in de rug van Kees Jansen uit de ze vende klas krijgt, die zijn vaart niet kan inhouden. Ons arme Tijsje op zijn beurt duikelt tegen Claartje aan, die vlak bij het kippenhok staand, haar bewonderend snuitje naar mijn collega geheven heeft. Maar plotseling is dat Claartje verdwenen in de sneeuw, ge volgd door Tijs. Een deel van het kip penhok stort in en de haan, die trotse haan, valt zomaar op Tijs zijn hoofd. Een tumultEr dreigt veel, maar de bel redt de situatie, want die stuurt allen naar binnen. Tijs komt binnen, alsmaar poetsend over zijn rode koon tjes, maar bij Claartje dreigen er vlammen uit te slaan. Ze is woedend, dat is zichtbaar. Ik heb vanuit mijn raam alles aangezien, dat is bekend, niettemin zullen ze me nog eens een minutieus verslag uitbrengen. En Tijs krijgt alle schuld, want die is op Claar tje gevlogen. Dat verbouwceert Tijs, want van die kant heeft hij de zaak nog niet bekeken, hij weet zichzelf im mers ook slachtoffer. Nu blijkt hem dat zijn zaken niet zo gunstig staan. Claartje komt er eens voor naar me toe, om het haarfijn te vertellen. Ik zeg, dat ik immers alles zelf gezien heb. Doch dat is blijkbaar niet genoeg. Ik ontneem haar het woord maar. Toch moet er nog één ding van haar hart. Zo hoor ik met een onzegbare minach ting in haar stem: „Jongens benne al tijd lastig!" Misschien thuis ook wel eens gehoord. Tijs néémt dat niet, hij dient van korte repliek, want hij zegt woedend: „Meid!!!" Daartussen moet ik vrede stichten. Zo zie je maar, dat die hooggeroemde co-educatie toch heel wat moeilijkheden met zich brengt. Als we na schooltijd weer op het plein komen, heeft de zon ons kippen hok in een algehele bouwval herscha penEn daar zijn nu zulke bittere woorden over gezegd rondom. Zo ken je bevoorbeeld ook lezen bie de profeet Nehemia, hoe dat ie het volk bestraft en zeit: wat doet gij daar voor slechts, dat gij den Sab batdag ontheiligt? Hebben ook uw va deren niet zo gedaan en heeft onze God niet daarom al dezen rampspoed over ons gebracht? Zult gij nu nog Op de zee- en rivierkleigronden neemt de suikerbietenteelt een belang rijke plaats in en vormt dan ook een der sterkste peilers van onze land bouw. Vooral in Zeeland en West-Brabant speelt deze cultuur een belangrijke rol, met ruim 18.2 van het totaal beteeL- de areaal, terwijl de opbrengst hier over 't algemeen hoger is dan elders in ons land. Mede door de gunstige garantieprijs ontwikkelde de teelt van suikerbieten zich de laatste jaren gunstig, wat blijkt uit de toename van 46.737 ha in 1948 tot 67.849 ha in 1953 en dat, terwijl door de Februari-ramp een belangrijk gebied voor de teelt verloren ging. Inmiddels heeft de minister de sui kerprijs voor 1954 bekend gemaakt, uitgaande 'van de kostprijsberekening van het Landbouw-Economisch Insti- heviger toorngloed over Israël brengen door den sabbat te ontheiligen? Lezen julder 't mae is nae in Nehemia der tien. Noe, ons ken nie zeggen dat de Here Zeeland nie gestraft eit. Ons 'a nog de droevigste erinneringen an de oorlogs- jaeren. Ons bin vernederd onder de harde laers van de duutsers, ons mooie en goeie land eit onder 't waeter ge- staen, tenslotte is de Here gekommen met z'n oordeel van de waetersnood en eit veul slachtoffers geëist. Ook in Bruë bin de noodbegraevenissen ewèst en ielk is ter getuge van ewèst hoe zwaer de slaende hand des Heren ook daer ewèst eit. Mae neent, zeit 't ge meentebestuur van dat durp in z'n meerderheid: ons gaet rustig ons gang, Here, ons bekommert ons eige niks om alles wat dat ter in Uw Woord ge schreven staet. Is dat nie 't oordeel van de hemel afbidden? De Overheid re geert bie de gratie Gods, zo is ons ge leerd en die overheid, ook van een durp, heit in de allereerste plekke te doen wat de Here eist. En die God, die Zijn bestier in handen van die overheid leit, laet nie met zich spotte. Wanneer ons nie in de eerste plekke luustere willen nae wat in Gods wet geschreven staet dan ken ons grote plannen maeke vo nieuwbouw van weuninge of van een kleuterschole, van een badhuus of van nieuwe strae- tenuutleg, vo' sociale zurg en vo 'k weet nie wat al meer, wanneer Gods zegen der nie in leit, bluuft 't alles niemendal. God blaêst ter in en 't is weg. En dat zal vo 'n plekke as Bruë, waerdat het zuvere Woord bekend is, waerdat een voorgeslacht geweund eit, dat bie 't Woord des Heren heit ge leefd en is gesturve, erger weze as vo' een plekke waerdat God met de riek- dom van z'n Woord is vobie gegaen en geen voorgeslacht geweund heit, dat de weg gewezen heit an der kinders. Ons kiekt in de krante en vraegt ons zeivers met zurg af: wat zalle de Russen doeë? Wat is Amerika van plan en wat zal de raed van volken gaen doeë? Wat speult ter z'n eigen in het oosten af? In China en Korea? Mae van groter belang in het oog des Heren is wat dat er z'n eige in Bruë afspeult. Want alle volken bin in de hand des Heren lichter as een druppel an de emmer en een stoffie an de weeg- schaele. De Here doet ter mee naer z'n welbehaege en het hangt ter mae van af, of ter een volk is dat leeft nae het Woord, ofdat de Here z'n vieanden vasthoudt of loslaet. Dat wordt in 't groot in de waereld, mae net zo goed in 't klein in een durp as Bruë beslist. Ik gelove asdat ons daer wel is wat te weinig andacht an geven. Julder FLIP BRAMSE. tuut. Allerwege wordt deze prijs te leurstellend genoemd en neeft dan ook reeds vele pennen in beweging ge bracht. Vergeleken bij de suikerprijs van 1954 (f48.30, na omrekening van de suikerbietenprijs) is f47.inder daad lager dan we verwachten moch ten. Deze teleurstelling is te begrijpen, omdat de nieuwe prijs gebaseerd is op een onjuist uitgangspunt. De kosten berekening van het L.E.I. geldt n.L voor het Zuid-Westelijk kleigebied en niet voor overig Nederland, waar de kostprijs hoger ligt. Het is weinig voor de hand liggend, dat de nieuwe suikerprijs nog zal wor den gewijzigd. Als troost diene voor ons dat de zwaarste klap in het Noor den valt en Zeeland, na de ramp, niet nog eens het meest gedupeerd wordt. Het is echter een schrale troost, omdat een gebied, waar een smokkelaarsben- de veel activiteit ontwikkelt. Maar Frits, de held van het verhaal, sluit op een plechtige manier vriendschap met de jonge Henk Houtman, die uit gerekend net de zoon is van de fana tiekste smokkelaar, een feit dat voor lopig aan Frits onbekend is. Maar hij komt iets te weten en dan komt die jongen door jongensachtige onbesuisd heid en een even jongensachtig eerge voel in eenstortvloed van avonturen terecht. Gelukkig kan Frits nog iets goed maken, van hetgeen hij in zijn onverstand had bedorven. Er komt veel weer in orde, al boeten smokke laars hun sinister bedrijf met hun le ven. Frits heeft ook een levenslesje ge leerd. Het is een boeiend boek, dat on der de jongens zijn lezers wel zal vin den. De illustraties zullen wel naar het hart van de jonge lezers zijn. Voor jongens een goed boek. De volgende uitgaven zijn allen van de uitgever J. B. Wolters, Groningen Batavia. Allereerst weer twee van die gezellige boekjes: „Zelf lezen". Moor tjedoor C. van VianenRoosing. Het verhaal van Moortje, de hond, die bij Teun en Loes terecht kwam, zal peu ters zeer boeien, evenals „Hoe de poppen Marike beter maakten", door Nel PietersVan der Velde. We her halen even, wat we onlangs schreven, bij twee soortgelijke boekjes: deze kleine deeltjes zijn bestemd om de vlugge leerlingen aan een goed tijd verdrijf te helpen, als zij de aan de orde zijnde stof al veel vlugger dan de anderen onder de knie hebben. Als een grote klas herhaalde malen het zelfde legje zal moeten overlezen, kan dit voor de vlugge leerling een bron van verveling worden, met al de ge volgen van dien. Zulke leerlingen kunnen zo'n boekje als bovengenoemd zelfstandig doorlezen. De wijze van beschrijving is wel zo, dat zelfs heel jonge studentjes toch graag de afloop van de avonturen wil weten, daarom dusalleen verder lezen. Ter ken nismaking aanbevolen, vooral aan de onderwijzeressen. „Onze Akkerbouw", door W. F. Boe- refijn en K. Norel. Leerleesboek voor de hoogste klassen van de Lagere school, Scholen voor het voortgezet gewoon lager onderwijs, Lagere Land bouwscholen en de laagste klassen van U.L.O. scholen. We zullen van dit boekje alleen de titels van de hoofd stukken noemen, dan weet ieder waar over het gaat. „Naar Flakkee, De spe ciale producten van Flakkee, Zand en veen, Op een veenkoloniale boerderij, In de Haarlemmermeer, Na gerst tar we, De rebus van de boer, De kring loop van het jaar, Op de Beurs". De manier van vertellen is zo boeiend, dat ook een niet-student van bovenge noemde scholen voor zijn plezier de lessen even doorneemt. Zeer geschikt onderwijsmateriaal. Een bijbehorend werkboekje" zorgt voor verwerking der leerstof. „Naar Gymnasium, Lyceum en H.B. S." Verzameling van opgaven bij toe- latings-examens in 1953. Bijeenge bracht door A. M. Polderman. Voor heen verzameld door J. C. Holzappel J. Nauta. De titel spreekt zo voor zich zelve, dat elk wel weet, waarom het hier gaat. Wie dus leerlingen heeft klaar te maken voor bovengenoemde scholen, kan te voren proefstomen. BIJ MOEDERS GRAF Lieve Moeder Wij staan hier bij Uw open graf, Uw man en Uwe kind'ren, maar 't weten dat gij eeuwig leeft, zal onze smart vermind'ren. Wij staan Uw lichaam af aan d'aard, maar mogen dit vertrouwen, dat voor Uw ziel, die eeuwig leeft, 't geloven werd aanschouwen. Uw laatste lied, met zwakke stem, was van 't verzoenend sterven, volbracht op Golgotha, door Hem, die ons de vrucht doet erven. Wij danken God voor die gena, ons in Zijn Zoon gegeven, Hem zij de eer, halleluja! wij erven eeuwig leven. A. JAMOEL-HORJUS. -(/ Ik ben verblijd Wie Psalmvast is, denkt bij dit opschrift direct aan Ps. 122. Wij, al te nuchtere Hollanders wekken el kaar nu niet zo héél vaak godvruchtig op, naar Gods Huis te gaan; en ook is de echte blijd schap op Zondag nogal eens zoek. Toch is de blijde stemming in ons gezin, in het bijzonder ook op de Zondag, eis en ideaal. Dat zegt de Bijbel ons. De geloofsblijdschap moet de juiste onder grond zijn van de ge hele Zondagviering. Dan alleen is het mogelijk, die dag op verschillende manieren en toch goed door te brengen. De gezinnen verschil len, de kerken verschil len. Onze opvattingen betreffende het 4e ge bod, bezoek van kerk of Zondagsschool door on ze kinderen, lectuur en spel e.d. lopen uiteen. Het gemeenschappelijk minimum zal toch wel zijn, dat we de Zondag als rustdag en als dag van samenkomst beschouwen. Ook voor de jeugd. Volledige regels te ge ven over de wijze, waarop onze kinderen die dag moeten beste den, is even onmogelijk als onnuttig. Jezus waar schuwt er zelfs tegen. Er is verscheidenheid van aanleg, gaven, be langstelling. Wat in het ene gezin slaagt, mis lukt in het andere. En omgekeerd. Verantwoor delijkheid en Christelij ke vrijheid moeten hier hand aan hand gaan. Wel mag de verant woordelijkheid bepaalde eisen stellen aan de mo tieven, die ons tot be paalde daden of ge woonten- op de Zondag Eén pil per week ten behoeve van de jeugd breng.en. Allereerst de eis van de bovengenoemde ge loofsblijdschap. Het moet onze blijdschap zijn, die ons naar de kerk leidt en onze kin deren naar de kerk of Zondagsschool stuurt. Ook het overige van de dag moet in het teken van de feestvreugde staan: Jezus leeft! Dan komen we van zelf tegemoet aan de eis, dat we aan alles in houd geven. Rust is niet hetzelfde als ledig heid, maar bezig zijn zonder spanning, zon der slaafsheid. Is de Zondag, ook voor onze kinderen, niet uiterma te geschikt bijv. voor zang en muziek, zieken bezoek, hulp aan ge- brekkigen, thuiswacht om alleenstaanden ge legenheid tot kerkbe zoek te geven? Liefde maakt vindingrijk. Zo kan de Zondag zo zin vol worden. Ook moet de Zondag een gezinsdag zijn. We moeten eens bezig zijn jmet de kinderen. Ledig heid, vervreemding en straatslijperij moeten itot elke prijs voorko mmen en de jeugd vast gehouden worden. 1 Wie blij wil zijn op £ondag, die dag inhoud wil geven en tot ge zinsdag wil maken, heeft voorlopig genoeg met zichzelf te stellen en zal ook in dit op zicht voorzichtig over anderen moeten oor delen. Geen overwin ningen zonder strijd. Geen geestelijke strijd zonder de ervaring, dat we daarbij Jezus nodig hebben, die Zich Heer ook over de Sabbath noemde en door Zijn opstanding aan de Zon dag de feestvreugde schonk. gen de berm vallen. Hij is uitgeput... volkomen leeg. Maar 4iij veert weer op; zijn taak is hog niet volbracht. Hij moet de dokter waarschuwen! Zenuw achtig maakt hij zijn schaatsen los en klautert de kant op. Met een paar stappen staat hij voor de deur van de dokterswoning. Hijgend en hakke lend geeft hij de boodschap door. „Ik ga er meteen naar toe", zegt de dokter en grijpt zijn tas. „Rijd je mee?" „Nee", zegt Auke, „ik moet naar de wedstrijd Het is druk rondom de baan. De mensen wachten vol spanning op het begin van de hardrijderij. De beste rijders uit de omtrek zijn hier bijeen en het zal een harde strijd worden. Bestuursleden rijden met lijsten in de hand. Auke Beersma komt op het laatste nippertje aan. „Kon je niet eerder komen?" vraagt schipper Siebrens, „en wat hijg je kerel, waarom heb je het niet wat kalmer aan gedaan!" „Ikik kon niet vlugger zegt Auke. „Vooruit maar", zegt Siebrens, „je bent het eerst aan de beurttegen Jan van Makkum". De trommelslager slaat zijn roffel. Jan en Auke komen aan de start. Auke weet hethij kan Jan wel hebbentenminsteohhij voelt zich zo moeMaar hij klemt zijn tanden op elkaar; een wilde drift maakt zich van hem meesterHij zal winnen „Klaar?" De mannen zetten zich schrap. „Eentwee.... drieDaar gaan ze. Jan ligt voor, zijn start was beter, maar op de helft van de baan heeft Auke hem al ingehaald. Van alle kanten klinken aanmoedigingen. Dan ligt Auke aan de kop. Nog een paar nijdige slagen, en hij is over de eindstreep „Dat is alvast gewonnen", zegt Sie brens, „maar dat was ook geen sterke tegenstander. Auke geeft geen antwoord. Hij al leen weet hoeveel moeite het hem heeft gekostReeds is het volgende tweetal gestart en zo gaat het door. Auke wint ook de volgende ronden en dan komt het grote moment. Het gaat om de eerste prijs. Auke Beersma te gen Sjoerd van Bergum! „Klaar?" Voordat de man echter drie...." heeft gezegd, is Auke al weg. Ze moeten overdoen. Nog maals wordt er geteld en nu vertrek ken ze precies gelijk. Auke maakt een snelle start, maar dan overvalt hem een hevige moeheid. Zijn slagen wor den onregelmatig en hij verliest snel heid. Hij wordt duizelig en kan zich slechts met de grootste moeite over eind houden. Sjoerd van Bergum wint met een grote voorsprong.... Het is vol in het zaaltje van de her berg. Dicht opeengepakt zitten de mensen. Rookslierten dwarrelen om hoog en het is een geroezemoes van stemmen. De waard en zijn helpers lopen in hemdsmouwen heen en weer om ieder te voorzien van een warme dronk. Het bestuur zit achter een ta fel op het kleine podium. Daar gaat de voorzitter staan. „Dames en Heren", zegt hij, „thans is het moment aangebroken, waarop de prijzen aan de winnaars zullen worden uitgereikt. Nummer één is Sjoerd van Bergum". Een applaus klatert op uit de zaal. Sjoerd betreedt het podium en neemt zijn prijs in ontvangst. „Kerel", zegt de voorzitter, „je bent de held van deze winter Weer wordt er in de handen geklapt. „Nummer twee", gaat de voorzitter verder, „nummer twee is Auke Beers maAuke komt naar voren en staat vlak voor de bestuurstafel. De voorzitter neemt de medaille op en speldt die Auke op zijn jas. Dan klinkt er plotseling een stem achter uit de zaal: „Meneer de voorzitter, mag ik een enkel woordje zeggen De mensen kijken verbaasd om. „Wie is dat?" vragen ze. „De dokter", wordt er gefluisterd, de dokter.De dokter is gaan staan en wuift met zijn hand om stil te. De voorzitter tikt met zjn hamer. „Gaat uw gang, dokter", zegt hij. „Dames en Heren", begint de dok ter, „ik wil niets afdoen aan de pres taties van Sjoerd van Bergum; ik weet, dat hij een goede rijder is. Ook ben ik er van overtuigd, dat er spor tief is gereden, maar ten aanzien van hetgeen Auke Beersma heeft gepres teerd wil ik nog een enkele opmerking maken. Toen deze jongeman vanmid dag op de baan kwam, had hij al een wedstrijd gereden. Het ging er bij hem toen om, de afstand van het huis van Siebe Wellema naar mijn woning in de kortst mogelijke tijd te volbrengen en ik kan wel zeggen, dat alle records zijn geslagen. Maar de prijs was dan ook hoog. Want die prijs was een men senleven. Het is doodstil in de zaal. De ge zichten staan in strakke afwachting. .En ik kan tot mijn grote vreug de zeggen", vervolgt de dokter, „dat de prijs is gewonnen! Het dochtertje van Siebe Wellema is van de ver drinkingsdood gered, omdat de man, die u daar voor u ziet, enkele minu ten nadat het meisje onder het ijs vandaan was gehaald, na een uiterst snelle rit, die al zijn krachten opeiste, bij mij voor de deur stond om mij te waarschuwen. Was hij later gekomen, dan zou het kind zeker zjjn gestorven. Daarom is Auke voor mij de held van de dag!" De dokter gaat zitten. Even is er nog een zwijgen onder de mensen, maar dan springt Sjoerd van Bergum op. Hij is de eerste, die rea geert. „Een hoeraatje voor Auke Beers ma!" roept hij en dan breekt het ge juich los. De voorzitter neemt weer het woord: „Ik dank de dokter heel hartelijk voor zijn woorden", zegt hij, „en ik ben blij, dat er vandaag een prestatie is geleverd, niet om een medaille of lauwerkrans, noch om de eer maar om een medemens te helpen. Ik stel voor, dat we ter ere van deze kranige jongen ons Friese volkslied zingen". Alle aanwezigen staan als één man op, de muziek zet in en uit volle borst klinkt het: „Frysk bloed, tsjuch op! Wol nou'ris brüze en siede En bounzje troch üs ieren om". Onder het zingen moet Auke telkens denken aan vanmiddag, aan dat kind daar op de vloer met dat bleke ge zichtje.... En nu hij weet, dat de kleur op die wangen is teruggekomen en het meisje nu, warm ingepakt, in haar bedje ligt, doorstroomt hem een vreemd blij geluk, want dit was dé wedstrijd van zijn leven en hij heeft die gewonnen.... W. Vonk.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 8