joncje ocjev^ BIjBELS HUMANISME J~. 0* De sprookjes van ANDERSEN Het vuurslag Ontwikkeling Ontspanning Gezelligheid llUffiBQiitn X<L. ""W NV J Beste nichtjes en neven Nu moesten we ons Weekend nog 'n beetje meer kunnen uitrekken, vinden jullie ook niet, want nu is het al veel groter, maar toch moet ik nog goed rekenen om alles er in te krijgen voor jullie, wat ik er graag in wil hebben. Maar wie weet, als we allemaal een beetje meetrekken wordt het vast wel wat groter. Maar nu is het zover nog niet, daarom maar een kort praatje, anders komen de brieven en nieuwe raadsels er niet in. Ik vertel enkel maar dat ik graag naar Oudelande zou reizen om zelf de prijs aan Hulstbesje te geven, maar, omdat ik juist geen tijd heb, stuur ik het boek maar weer over de post. Dan komt het toch wel goed terecht .Nu veel groeten aan al lemaal van tante TRUUS. Kolibrie te Grijpskerke, Wat fijn, dat je prijs juist toen kwam. Een beetje troost mag je wel hebben als je ziek bent. Heb je dat andere boek, waaraan je bezig was, al uit? Gillisje vond het zeker niet erg, dat jij van school moest thuis blijven? Dank, dat je dat spelletje voor me opschreef. Ben je al zover beter, dat je een begin kon maken met de orgellessen? De eerste tijd valt het niet mee, maar hoe meer je de eerste maanden flink aanpakt, hoe gauwer het prettig gaat worden. Heb je nog wat aan je trui kunnen doen? Ik reken op je verhaal van het schoolfeest en het versje. Robbedoes te Scherpenisse. Jij hebt je boek dan al gauw uitgelezen. Een bewijs dat het mooi was. Er zijn nog al wat van onze nichtjes op de Huishoudschool en ze schrijven me allemaal, dat ze het er zo prettig vinden. Dat is ons allemaal, toen we jong waren wel overkomen, dat we werk moesten overdoen, al wa ren het dan niet altijd naaiwerkjes. Daar leer je in ieder geval mee, om alle werk, dat je moet doen, maar in eens secuur aan te pakken, dan ben je er tenminste in één keer van af. Natuurlijk reken ik er op, dat je me trouw blijft schrijven. Wat dacht je, daarvoor zijn we immers een grote raadselfamilie. Edelweis te Colijns- plaat. Het beste is, dat jij me maar een kiekje stuurt, dan herken ik alvast jou wel. Anders jammer, dat je mijn mooie portret door Girl getekend, niet in een lijstje hebt gezet. Natuurlijk kan ik schaatsenrijden. Wat dacht je wel van me? Aan het gecostumeerde ijsfeest heb ik niet meegedaan. Wij hebben toen gelijk zitten luisteren merk ik wel. Ik heb zoveel nichtjes en neefjes, dat het in mijn boek, waarin ik alle brieven even aanteken, een hele lijst vormt. Ik zou er een poosje voor over moeten hebben om die lange lijst te tellen. Maar ik weet wel, dat de jongste is acht jaar en de oudste is vijftien jaar. Ik heb ook wel nicht jes, die niet geregeld meer meedoen omdat ze te oud daarvoor zijn gewor den. Doch zo nu en dan hoor ik wel weer wat van hen. Van sommigen be antwoord ik de brieven maar met een echte brief naar hen te schrijven, om dat niet alles in de krant kan. Groet vader, moeder en Rie terug van me. Rozeknop te Serooskerke. Wat fijn, dat je zomaar echte Friese schaatsen kreeg. Gaat het al een beetje op de schaats. De eerste middag valt in de regel niet mee. Maar volhouden hoor! Zal je me eerlijk vertellen hoeveel keertjes je de eerste keer gedui keld bent? Je hebt nu goed de kans om het te leren. Dat boek: „Reddings tocht" heb ik nog niet gelezen. Ik vind het ook altijd moeilijk om op te hou den als ik in een mooi boek bezig ben, maar.... stel je voor als ik bleef doorlezen, dan liep de boel in de war en dan kreeg ik vast wat te horen, denk je niet. Leuk, dat broertje al zulke buitelingen kan maken. Nachte gaal te Heinkenszand. Dat was zeker 'n tijd geleden, dat ik wat van je hoorde. Je bent dan lelijk te pas gekomen op het ijs. Doet het nog pijn? Ik vind het ook jammer voor je, dat je daarvoor verzuimen moest van school, want als je een paar lessen mist, is het altijd vervelend o,m het weer ingehaald te krijgen. Leuk, dat je zo maar eens er gens heen mag om eens te laten zien, dat je al flink aanpakken hebt ge leerd op school. Ik zou haast vragen, krijg ik ook eens een beurt van je? Van 't jaar heb ik niet zoveel ge schaatst als ik wel wilde. Hoe waren je repetitiecijfers? Hnlstbesje te Oude lande. Gelukkig dat je niet zo lang ziek was, zodat je toch nog kon schaat senrijden. Ging het de laatste keer al beter toen je op de schaatsen stond? Er heeft al eens een patroontje in ons Weekend gestaan. Ik zal je nu per brief wel wat toesturen, dan kun je aan het werk. Als ik het zo doe, krijg ik geen boze gezichten van neven, die nu eenmaal niets om handwerken ge ven. Dat boek, wat jij nu leest heb ik zelf ook, daarom kan ik goéd begrij pen, dat je het zo boeiend vindt. Je brief zag er met al die tekeningen zo leuk uit. Hartelijk dank daarvoor. Ik ben 's avonds niet naar die wedstrijd wezen kijken, al woon ik dan in Goes. Ik ben toen maar heel dicht bij de kachel gekropen, net als jij. Zwaluw tje te Serooskerke. Dat was geen pret je, nichtje, om elke dag naar M. te moeten fietsen in die koude dagen. Ik denk dat je toch wel blij was, toen 't minder koud werd, al rijd je dan ook graag schaatsen. Maar jullie hadden er toch nog weer iets goeds door, omdat je broer nu lang thuis was. Hoe is het met de zieke? Gefeliciteerd met diens verjaardag. Feliciteer hem ook van mij en wens hem beterschap. Is de bruine rok al af? Hoe heb je die gemaakt? Zeeuwinnetje te Serooskerke. Zo'n wiegje maken lijkt me een echt leuk werkje, maar het zal je ook wel heel wat tijd gekost hebben om het zo aar dig te krijgen. Geen wonder dat zusje er wel mee wil spelen. Als de juffrouw het gezien heeft, mag je het dan miee naar huis nemen? Schaatsenrijden leer je nu eenmaal niet in een dag en. je moet negal eens een duikeling ma ken voor je keurigjes kunt zwieren. Ik weet er alles van hoor. Hoe is het met het koken afgelopen? De oplossingen zijn: I. Geertruidenberg: trui,-Geert, berg, den. II. De morgenstond heeft goud in de mond. III. Zwaag. Nieuwe raadsels: I. Het begint en eindigt met een 1 en men eet er graag pap van. Wat is dat? II. Het geheel bestaat uit 25 letters en is een bekend spreekwoord. 13, 11, 5, 19 is de naam van een bloem. 12, 20, 6, 2, 25 is niet groot. 1, 24, 8 is niet dom. 15, 21, 10, 11 is een vlijtig dier. 23, 16, 17, 9 is niet zuur. 14, 7, 3, 22 is een spreekorgaan. 4, 10, 8, 18 is een woonplaats voor vogels. III. Van welke dierennaam kun je de voorste letter afnemen en houdt dan nog een dierennaam over? De oplossingen kunnen tot Zaterdag 27 Februari met vermelding van voor naam, naam (schuilnaam, als je die hebt), leeftijd en adres worden gezon den aan tante Truus, Red. Zeeuwsch Weekend, Goes. <b&$><as*5> <3s*s> <a#®> <a#s> <ss^> <a?©> <ssf&> <a^e> <3#=6> Toen ik laatst over een der Zeeuwse eilanden fietste zag ik aan de kant van de weg een oude grenspaal staan, zoals je hier ziet afgebeeld. De naam was echter door de ouderdom bijna geheel onleesbaar geworden. Ik heb geprobeerd het te ontcijferen, maar het gelukte mij niet. Proberen jullie nu eens of je het kunt vinden hoe de gemeente heette. Daar zat hij nu. En toen zei men hem: „Morgen zal je opgehangen wor den!" Alle mensen liepen uit; daaronder was ook een schoenmakersjongen met een schootsvel voor en pantoffels aan. Een van zijn pantoffels vloog uit en kwam juist tegen de muur terecht waarachter de soldaat door de tralies zat te kijken. „Hei, schoenmakersjongen!" zei de soldaat, „wil je niet eens even mijn vuurslag halen, dan zal ik je vier kwartjes geven!" De schoen makersjongen vloog weg om het vuurslag te halen en bracht het de soldaat. Buiten de stad was een grote galg opgericht. De soldaat stond reeds boven op de ladder. Hij wilde zo graag nog een pijp tabak roken, dat zou dan zijn laatste pijp op deze aarde zijn. Dat wilde de koning hem niet weigeren, en toen nam de soldaat zijn vuurslag en sloeg vuur, één twee driemaal en daar stonden al de honden. „Helpt mij nu, opdat ik niet opgehangen worde!" zei de soldaat, en toen vielen de honden op de rechters en de gehele Raad aan. „Ik wil niet!" schreeuwde de koning, maar de grootste hond pakte beiden, de koning 'en de koningin, beet en wierp hen de anderen achterna. Toen schrokken de soldaten hevig en het volk riep: „Lieve soldaat, gij zult onze koning zijn, en de mooie prinses hebben!" Toen zetten zij de soldaat in de koets van de koning. De jongens floten op hun vingers en de soldaten presenteerden het geweer. De prinses werd koningin. De bruiloft duurde acht dagen, de honden zaten mee aan tafel en zetten grote ogen op. eeuu/scH UJ88K8/1D behoort bij ZEEUWSCH DAGBLAD van 19 Februari 1954 Het valt niet te ontkennen, dat er over het westelijk wereldhalfrond van onze tijd een vloedgolf van nieuw oplevend humanisme spoelt. De tijdgeest, waarvan de vorige eeuw vervuld was, en die de mens deed neerknielen voor het materialisme, voor de tijdelijke en aardse dingen, met loochening van de rechten die de ziel heeft, met loochening ook van de Schepper, die de mens naar ziel en lichaam geschapen heeft, is wel voorbij. De twintigste eeuw heeft in twee wereldoorlogen, revo luties, economische en maatschappelijke chaos, onnoeme lijke ellende voor millioenen bij millioenen, wel geleerd, dat de mens met een geloof in stof en. kracht zonder meer, er niet komt. Het hoogmoedige atheïsme van de mens. der negentiende eeuw, kreeg in wat hij in de twintigste eeuw te verduren kreeg, wel een zodanige knak, dat hij daarvan voorlopig wel genezen is. En zo kwam er weer ruim baan voor het humanisme, óók voor het b ij b e 1 s humanisme. We zeggen „weer". Want dit verschijnsel is niet nieuw. Toen in de zestiende eeuw het faillissement van de roomse overheersing zich aan de westerse wereld opdrong, stond de mens voor een soortgelijk geestelijk bankroet als we nu beleven. De roomse dogmata, vooral ook de roomse praktijk, met name bij de geestelijkheid zelf, deed een spot lach doorbreken, die Rome's invloed vooral in de noorde lijke landen knakte. Zo van iets dan gold hier de waar heid van het Franse spreekwoord: het is de spotlach die doodt. Erasmus' „Lof der zotheid" verrichtte baanbrekend werk voor het humanisme, dat in het Zuiden reeds bezig was het gelaat der grijze middeleeuwen een verjongings kuur te doen ondergaan. De jungle in per boot. Maar men noemde het een „bijbels"-humanisme, omdat Erasmus niet brak met de kerk, geloofde in zijn bijbel, en ofschoon zich verzettend tegen de reformatie der kerken vóór restauratie der roomse kerk wel te vinden was. We vinden dit z.g. „bijbels" humanisme later terug in Coornhert en de remonstranten, libertijnen en ook nog wel onder sommige liberalen in de vorige eeuw. Maar we zullen goed doen met in te zien, dat de term „bijbels" humanisme een tegenstelling in zich zelf is, een contra-dictio-in-adj ecto. Immers het lag voor de hand, dat iemand als Erasmus, als kind van zijn tijd, geen atheïst kón zijn, doch zoeken moést naar een compromis tussen wat hij in zijn bijbel meende te lezen en wat hij gevonden had bij de Griekse wijsgeren, die tenslotte de bron voor het humanisme der zestiende eeuw geweest waren. Dat humanisme was een vermenging van christendom met heidendom, evengoed als de mystiek dat was en wanneer we de bijbel b ij b e 1 laten, d.w.z. dit boek aanvaarden als het Woord van God, dan weten we dat dit onmogelijk met heidense wijsheid en heidense tendenzen vermengd kan worden. Humanisme wil zeggen, dat men nog gelooft in het goede in de mens. De mens heeft de vrije wil het goede te kun nen doen. Geeft hem daarom slechts de redelijke kans: een goede opvoeding, goede, gezonde economische en maat schappelijke omstandigheden en ge zult zien, dat de mens tot het goede, het „humane" best in staat is. Wat er dan nog verkeerds aan hem overblijft, zijn kleine gebreken en zwakheden, is nog wel bij te schaven. Blijkt de mens niet voor verbetering vatbaar, wel nu dan is hij „ziek" en dan moet hij als een zieke behandeld worden. Dit humanisme heeft de kerk altijd weer bedreigd. En vooral waar het tot de mens kwam in het vrome kleed en zich als „bijbels"-humanisme aandiende, heeft het veel kwaad gesticht, reeds in de zestiende eeuw, maar nu niet minder. Want in wezen is het een zeer onbijbels humanisme. Gods Woord leert ons juist van de eerste tot de laatste bladzijde, dat de mens onbekwaam is tot enig goed en zelfs geneigd tot alle kwaad, dat de zondeval hem alzo heeft verdorven, dat hij van nature God en de naaste slechts kan haten, bruut egoïst als hij is. En het is deze schriftuurlijke waarheid, die al wat zich gaarne humanist noemt, altijd weer met wrok en wrevel vervult. De humanist is een zeer verdraagzaam mens, maar deze gereformeerde waardheid, die de doodsteek geeft aan zijn humanistisch-hoogmoedig hart is hem een gruwel. Wanneer Erasmus tenslotte gedwongen wordt te kiezen tussen de leer van Luther die hij eerst zo hoog gepre zen had en de roomse kerk, die hij grondig bespot had, dan kiest hij toch nog weer voor de roomse kerk. Coorn hert blijft ook rooms, liever dan de gereformeerde waar heid te aanvaarden en we zien het de gehele historie door, dat telkens, wanneer de z.g. „kerkelijke neutralisten", de dogmatisch-indifferenten gedwongen worden tot een keus, zij alles liever kiezen dan zich te buigen voor de Schriften, zoals de gereformeerde belijdenis, deze weer heeft geïnter preteerd. Deze strijd blijft doorgaan. In onze dagen verklaart men wel voor de zoveelste maal de „antithese" dood, maar ze is springlevend en zal dat blijven zolang er een Schriftgetrouwe kerk op de wereld bestaan zal, die tegenover alle menselijke dwaasheid en eigenwaan van een humanistisch geloof in zichzelf, het zal belijden, met wat Luther eens sprak: dat zegt Gods Woord en Gods Woord zult gij laten staan! De wereld is vandaag weer vol van het humanistisch itreven naar eenheid op elk gebied. Men spreekt van „ge- sprekscentrum", van interkerkelijke conferenties, van oecu menische samenkomsten, van eenheid onder, allerlei rich tingen en kerken van allerlei wind van leer immers we dienen toch allemaal één Vader, al is het dat ieder het op zijn manier doet? Maar we zullen terwille van het Woord van God, terwille van de bloedige strijd onzer vaderen, die tegen dezelfde aanvallen op de kerk te worste len hadden, terwille van de confessie, die zij hebben opge steld en waarop zij hun „amen" hebben gesproken, op brandstapel en schavot, het met Luther blijven getuigen: het Woord zult gij laten staan! Het Woord, dat vernietigend is voor de mens der zonde, maar dat in zijn totale ver nietiging hem juist kan en wil redden, door het Kruis van Golgotha centraal te stellen. MARNIX. DOOR JEZUS TERZIJDE GENOMEN. Markus 733 a. U hebt wel eens iemand zien spreken met een doofstomme, niet waar? Het is een gesprek, meest in gebarentaal. Welnu, in het gebied van De- capolis is een doofstomme. Hij wordt tot de Heiland gebracht. Zo tussen de schare viel hij niet op; want zijn klanken worden overstemd door het rumoer van de mensen; hij zou ook niet be grijpen, wat Jezus zei; daarom neemt de Heiland hem apart. En zo „onder vier ogen" spreekt Jezus met hem in gebaren-taal. De Heiland stelt eerst de diag nose, maarin de taal van de doofstomme. Hij steekt de vinger in zijn oren. Daar zit de kwaal; je kunt niet horen! En in gedachten zien wij die stak ker ja-knikken; daarna raakt Jezus zijn tong aan; daar zit de tweede kwaal; je kunt niet spre ken! Dan ziet de Heiland naar boven; genezing is niet mogelijk of het moet van boven komen! Telkens ziet ge die man ja- knikken. Tenslotte zucht Hij die genezing van boven is al leen mogelijk door gebed. De arme man knikt weer van ja! Hij heeft dus de Here begre pen! Dan horen wij het woord: „Effatha wordt geopend", en het wonder Gods is geschied; de oren horen; de tong is losge maakt, want „hij sprak recht". Nu hij horen kan geeft de Heiland hem een wonderlijk woord mee: zegt het niemand. Laten de mensen niet in het wonder eindigen, maar uw leven zij een prediking van Gods ge nade. V Deze man was werkelijk doof stom. Wij spélen echter zo dik wijls doofstommetje. Zo te mid den van de vele mensen valt het niet op, en als wij naar de kerk gaan en de psalmen zingen en „luisteren" naar de prediking zijn wij net als Gods kinderen, maar in werkelijkheid zijn wij doof voor de eeuwige dingen wij spreken over alles-en-nog- wat, maar niet over Gods ge nade. Nu wil de Here ons apart heb ben. Hij wijst ons op het oor; wij kunnen niet horen de bood schap der genade; daar zijn wij geestelijk doof voor; wij spreken niet tot ere Gods; daar zit onze tong „te vast" voor; wij zien niet op naar boven, vanwaar de genade is. Wij zuchten niet om verlossing. Maar de Here zegt ons: de kwaal is in onze doof heid; onze tong zit vast. Maar God in de hemel kan de doofheid wegnemen, onze tong losmaken; ons leven richten, opdat Zijn naam verheerlijkt worde. Z. M. v. d. K.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 10