Bij ons thuis ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR ftpraireJioA'lU} NOTARIS-TYPE AF Kruiswoord-puzzle Even lachen? ,V; Oplossing van vorige week Van de Uitgeverij Van Holkema en Wa- rendorf N.V. te Amsterdam ontvingen we een serie herdrukken van jeugdboeken en wel: Ons Honk", door Diet Kramer, vierde druk. „Moeders oudstedoor Willy Petillon, vijfde druk. „Met Pietec Pikmans het zeegat uit", door G. Holle, derde druk. „In woelige dagen", door C. Joh. Kieviet, zesde druk. ,JDe wandelende driekleur", door F. de Sinclair, derde druk. „Moeders voorbeelddoor Anna Hers, derde druk. We hebben bij elk der boeken het aantal drukken vermeld en daaruit kunnen we wel zien dat we hier met geliefkoosde lectuur te doen hebben. Nu zegt dat op zich zelf nog niets van de geestelijkë kwaliteit van het boek, behalve dan dat het boeiend is, een factor, die bij jeugdige lezers natuurlijk van groot belang is. Doch van deze serie jeugdboeken kun nen we meer goeds zeggen, dan dat ze boeiend zijn. „Ons Honk", brengt ons midden in het moederloos gezin van de stille kamerge leerde Van Walen, waarvan Charry de oudste dochter is. Charry heeft een mooie tijd op de H.B.S. maar ze voelt terdege, dat er thuis een groot gemis is. De volmaakte juf, die de huishouding leidt, kweekt verzet bij Charry en doet de moeilijke Maarten be vriezen. Charry gaat steeds meer voelen, waar haar roeping zal liggen, als haar H.B.S.-tijd voorbij is. Er wordt op gere kend, dat ze in Amsterdam verder zal stu deren. Door innerlijke strijd rijper gewor den, neemt ze haar besluit en zegt tegen vader, juist als ze een heel goed eind examen heeft gedaan, dat ze weet, zeker weet, dat haar plaats thuis is, om te pro beren de lege plaats na moeders heengaan ontstaan, weer te vullen in de geest, zoals moeder dat zou gewild hebben. Als vader dat eindelijk durft aanvaarden is er die grote en stille blijdschap, welke al vooraf een loon is voor Charry, die daardoor niet eens meer voelt dat eigenlijk een offer is gebracht. Voor jonge meisjes een boek, dat tot nadenken kan stemmen en daarom aanbevolen. „In woelige dagen", is een kostelijk jon gensboek, wat op prettige wijze ook een brok historie bijbrengt. Vroeger zeide men misschien een leerzaam boek, maar ik durf die uitdrukking niet bezigen, want wanneer ik dat oordeel vroeger over een van de boeken die ik juist wilde lezen hoor de uitspreken, schoof ik, het voorgoed ter zijde. Maar niettemin al gebruik ik dat nuchtere woord niet, de jongens zullen na de lezing ervan, zich veel beter het leven in Friesland kunnen voorstellen in de tijd van 1345"-1351. Het waren inderdaad woelige dagen en vanzelf kregen kwade elementen veel kansen voor hun snode bedrijven, maar anderzijds werden er ook heldendaden be dreven. Uit die tijd is niet zoveel lectuur voor de jeugd. Daarom moeten de jongens, en gerust ook wel meisjes dit lezen. „Moeders voorbeeld"Dit meisjesboek kan ons minder bekoren dan het boek van Diet Kramer, want daarin treffen we geluk kig gewone mensen aan die trachten de problemen op nuchtere wijze, zij het door middel van het offer, op te lossen. In „Moe ders voorbeeld" is alles toneelmatig in elkaar gezet. En er is een verbluffend aan tal ideale mensen in dat kleine dorpje en ook het Lyceum in de stad, waar de dorpse jeugd haar opleiding krijgt, telt ook alweer zoveel perfecte leraren. En die goede, wijze mensen weten allemaal op het allerjuiste ogenblik zulke kostelijke dingen te zeggen, dat het verbijsterend is. De kroon spant de tante Elizabeth, in de rol van de Wijze Vrouw op het liefdadigheidsfeest. In dit boek worden verschrikkelijke problemen, als een gebroken huwelijk, zomaar met een handomdraaien opgelost. Doch zo gaat het niet. Ik meen, dat wij onze jonge meisjes geen dienst doen, door hen zulke boeken te leen te geven, die mijlenver van het gewone leven afstaan. Van dit boek verwijzen we nog eens naar Ons Honk. Dat is veel beter. „De wandelende driekleur", is eigenlijk een detective verhaal voor jongens. De drie makkers met hun zo verschillend gekleurde haardos krijgen samen de naam van de wandelende driekleur. Deze „driekleur" be leeft avonturen, die in een echte detective story geheel op hun plaats zouden zijn. Het gaat om een erfenis en er worden aanslagen gepleegd, waarmee levens gemoeid kunnen zijn. Ik geloof niet, dat we de lust tot avon tuur, die toch in elke pittige jongen huist, met een avonturenreeks van dit soort, moe ten prikkelen. Jongensachtige avonturen, als het dan toch in dit genre moet zijn, behoe ven toch niet flauw te zijn al vallen ze dan niet in het formaat van moordaanslagen en dergelijke. Natuurlijk is het verhaal boeiend, doch dat is met zulk een aantal gebeurtenissen in grote stijl ook niet zo moeilijk ~om dit te bereiken. „Moeders Oudste". Evenals in Ons Honk, is hier weer een gezin waarvan één der ouders overleden is. Hier is het echter de moeder, die geheel alleen staat voor de op voeding van haar vijf kinderen. Moeders oudste, Francis, gewoonlijk Frans genoemd, is de heldin van het verhaal. De anderen spelen bijrollen. Buitengewoon prettig is de warme sfeer, die er in dit gezin heerst. Er is onderling een grote saamhorigheid. De toon is vlot, beschaafd zonder al te zoetelijk te zijn. Moeders oudste heeft zich van jongs af in het hoofd gezet schrijfster te willen wor den. Haar plannen kunnen direct geen door gang hebben, gezien de financiële beper kingen, die het gezin zich ziet opgelegd, na vaders dood. De voogd van de kinderen be sluit eenvoudig dat Frans de kweekschool moet doorlopen, dan kan zij later eigen brood verdienen. Frans is één brok opstan digheid, wat te begrijpen is. Verstandig praten van haar moeder doet lichtpunten zien en Frans doorloopt de kweekschool, met goed resultaat, al zijn de uren, die ze als kwekeling in de leerschool moet door brengen een marteling. Nu laat zich even wel niet met elkaar rijmen, dat een Frans komend uit dat gezin, dat ons zo sympa thiek aandoet zich zo hautain en fors ge draagt in die leerschool. Het lijkt me een technische fout, dat juist Frans het zo slecht treffen moet en Mies bij een patent school hoofd terecht komt. Maar door al die narig heden heen bewijst Frans toch wel, dat het haar ernst is, om schrijfster te willen wor den. Er zijn al kleine succesjes in de kweek schooljaren. Het happy-end maakt dit boek voor de oudere bakvisjes zeker aantrekke lijk. Er zijn goede tendenzen in, die aanbe veling zeker rechtvaardigen. „Met Pieter Pikmans het zeegat uit", is een verhaal van een echte Hollandse jon gen, die met alle geweld wou varen. Nu hij hééft gevaren en heel wat beleefd. Dat is geen wonder in de tijd van de tachtigjarige oorlog. Er viel toen op zee altijd wel wat te beleven. De jonge Tijmen maakt van alles mee, zware stromen, gevechten en ook, dit haast wonderbaarlijke, dat hij zijn vader terug vindt, nadat deze tien jaren gevangen is geweest. Boeiend beschreven is de zware (histori sche) storm op de rede van Texel. Dit is echt een boek voor kloeke Hol landse jongens, die kunnen er van genieten en meteen ook nog kennis van die oude tijden opdoen. Alle boeken zien er uitnemend verzorgd uit, waarbij we ook veel lof voor de illustraties hebben. Frans school woordenboek Deel I. FransNederlands. 8ste druk, bewerkt door K. R. Gallas en H. R. Boulan. Uitgave: J. B. Wolters te Groningen. Een handig, goed en zelfs artistiek uitgevoerd woordenboek, met fraaie rugtitel, speciaal ingesteld op gebruik in de scholen. Ook deze druk is op nieuw bewerkt, nieuwe uitdrukkingen en woorden, die burgerrecht verkregen werden toegevoegd, terwijl andere, die in onbruik raakten werden geschrapt. DE WEEGSCHAAL. God heeft de weegschaal in Zijn Hand genomen. Hij weegt Uw lot, wat U moog' overkomen. Hij weegt Uw smarten af naar Zijn Gena En is Uw smarteschaal tot stijgen niet bereid, Troost U; 't gelovig pad loopt nimmer uit op schd. God heeft nog het gewicht der eeuwige Heerlijkheid. SLOT. Twee weken na de begrafenis. Jakob zit bij Jaap en Janna vóór de tafel. Jaap heeft tegen hem ge zegd: „Kom maar es, dan krijg je wat boeken van va der. Je bent erg leesachtig en ik kijk toch die oude schrjjvers nooit in en Janna evenmin. Als jij ze hebt, dan doen ze nog enig nut". Daar liggen ze nu. Ploon heeft er wat uren in doorgebracht! Van der Kemp's Catechismus. Es- weijler's Zielseenzame meditatiën, 't Gekrookte riet van Smijtegelt. Erskine: De zwangere belofte en haar vrucht. Van der Groe's werk over het geloove. „Bij blz. 91 in dit boek heb ik een papiertje ge legd", zegt Jaap, wijzend op dit laatste. „Daarin was vader bezig". Jakob leest wat daar staat, terwijl Jaap en Janna zo maar stille zitten. Dat de zekerheid tot het wezen van het geloof behoort en dat het geloof zonder die verzekerdheid niet bestaan kan, leert Van der Groe daar. Dat spant Jakobs aandacht direct al. Vanavond nog begint hij in dit boek, neemt hij zich voor. Hij pakt de boeken in een rieten koffertje en een half ure daarna pakt hij ze uit op tafel thuis, 't Doet toch Goof van Raalte goed, dat Jakob de oude Waerheid niet weggooit. Dat „overjarig koren" is immers niet te versmaden, denkt Van Raalte, al leest hij er nooit in. Jakob zet zijn erfenis in z'n boekenkastje boven en gaat dan, 't is al 9 ure, beginnen in het boek over het geloove. Mensen, mensen, wat geniet hij daarin! Moeder gaat half elf naar bed, Koba ook, maar hij blijft op. Neen, dat heeft hij nooit geweten, dat een man als Van der Groe zo geschreven heeft over het geloof. Om 12 ure móét hij ophouden. Gelukkig is 't mor gen Zaterdag en kan hij dus wat vroeger dan op een gewone werkdag verder lezen. Direct na het eten zal hij er in door gaan. En 's Zondags ook. Geen andere jongen van die jaren kan meer in een roman verdiept zitten dan Jakob in deze „oud- vader". 's Zondagsavonds leest hij, terwijl moeder Ers- kine's verhandeling over de belofte is begonnen en Koba in Johanna Breevoort's Karakterzonde en Levensleed is verdiept (niet naar de wil van vader, die een vijand van „romanse" boeken is) op pag. 150: „Ik lese in de gansche H. Schrift van geen aan- biedinge, die onderscheiden is van Gods positive Beloften. Ik vinde selfs niet, dat de H. Geest ooit het Woordt aanbieding of aanbieden in het werk der zaligheid gebruikt. Maar ik lese overal in het Woordt, dat de Heere met de arme sondaren, soo eerst komende als reedts geloovige, niet anders dan door positive Beloften handelt, die altijdt in ons vereischen een waerachtig geloof, als sonder welcke het beloofde goet nimmer te bekomen is; en dat het geheele Evangelium, soo als de Heerè dat aan alle arme sondaren laat verkondigen; enkel in Beloften Gods bestaet; en dat alle die de Beloften Gods met waren geloove aennemen, sekerlijk zalig worden, maer die se niet aennemen sekerlijk verdoemt wor den. Niet anders hebben het de oude gereformeer den ook altijdt genomen, nadien sij niet wijs wilden sijn boven hetgeene geschreven is. Bij haer was aen- bieden, voorstellen, geven, belooven, enz: na het fatsoen des Evangeliums al een en hetselve. Sij leerden (siet maer het formulier des H. Avondt- maels) dat ieder mens voor sijn hoofdt met een op recht gemoedt dese gewisse Beloften Godts moet gelooven, dat hem alle sijne sonden om Christi wil le vergeven zijn. Die dat niet gelooft, die was en bleef bij haer een ongeloovige, en at en dronk hem selven .in het H. Avondtmael een oordeel. Ik weet wel, dat de positive Beloften des H. Evangeliums een ander aensien hebben voor de waere geloovigen die reedts dadelijk kinderen en Erfgenamen der Be- loftenisse sijn; en een ander aensien Voor de onge- loovigen, aan welken sij ook worden aangeboden en voorgestelt. Maer dat maekt in de natuer of aerdt van Godts Beloften selve geen de minste ver- anderinge. Ons aennemen of verwerpen van Gods Beloften maekt die Beloften niet anders als sij zijn, en uitgedrukt leggen in 't Woordt". Kijk, dat is nu precies zoals hij 't altijd tegen over vader en moeder en verleden jaar tegen oom Ploon heeft gezegd. O neen, Jakob is niet blij om dat hij gelijk krijgt, maar door deze overeenstem ming tussen Van der Groe en hem wordt hij ver sterkt. Hij is opgevoed in een grote waardering en hoge verering voor de oude schrijvers en nu een van hen zó blijkt te schrijven, doet dat hem zo goed. En als hij, wanneer moeder een bakje schenkt, even met lezen ophoudt, zegt hij: „Moe, u moest dit eens lezen, van Van der Groe. Nu zie ik duidelijk, dat we heel ver afgeweken zijn van de oude Gereformeerde waarheid over het ge loof, zoals die in de tijd van de Hervorming is ge leerd. De belofte, die tot een ieder komt, moeten we geloven. Daar komt het op aan. En anders is er niks nodig". „Dan zou 't makkelijk weze. En leert Van der Groe dat?" zegt vader. „Ja, lees 't maar eens". „Welneeik hoeve dat niet te lezen. Ik weet t tóch wel wat een mens moet kennen eer hij zich iets toeëigene mag". O, Jakob voelt 't: niets is er met vader te begin nen, hij vindt 't vreselijk. En moeder zegt: „Och Jakob.en al mag je nu geloven, je kan 't niet als de Geest je 't geloof niet geeft". Ja, ook met zijn moeder kan hij niet verder, 't Is Toen me vrouwe van de weke thuus kwam uut Goes waer ze was wezen winkele, had ze een pakkie bie der, waerdat de winkelier een roomse krante om 'eene gewikkeld 'ad. Noe as je zo'n vremde krante in uus kriegt dan bin je altied genegen om der is in te neuzen, 't Blad hiette de Volks krant en daer stong toen net een ar tikel in over de stormramp van ver- leje jaere, die ze bie de roomsen de sunt Ignatiusvloed schienen te noemen. Je weet al sebiet uut welke hoek asdat de wind waeit as je de grote kop bo ven 't artikel leest: een nieuwe storm vloed zal Nederland niet kunnen ver rassen. Noe, dan 'oef je al niet veul verder meer te lezen. Ier 'a je noe de twintigste eeuwse mens ten voete uut. Ons eit 't zaekie noe zo vo' mekaere dat er niks meer gebeuren ken. Ons bin nie minder as de ezels die der eigen ook mae één keer an de zelfde steen stoten. Ons gaen noe dieken bouwen, dat ter geen stormvloed meer over'eene ken komme. Noe as je dan wat verder leest dan krieg je zo de gedacht asdat 'eel die ramp van verleje jaere, met uutzon- dering dan netuurlik van de slacht offers die gevallen bin, as ter op an komt 'elegaere geen ramp gewest eit. Ommers der bin een vuuf en twintig duzend arbeiders mee an 't werk ge- houwe en dat is de werkloosheid ten goeie gekommen en vorders eit ons nae de ramp een welvaert gekregen as ter nooit van z'n leven gewest eit. En vo' 1956 wordt ter weer gerekend op een normaele oegst, want, dank zij de moderne wetenschap bin der zoveul middels op landbouwgebied dat ons op wonderen ken rekenen. Wat verlies schient, is tenslotte winst gewest, want de grond zal noe is zoveul verbeterd worre, dat ie minstens twee 'onderd en vuuftig guldes per hectare en per jaer meer zal gaen opbringen. En in die tussentied 'ebben de zaekenmensen in het rampgebied zukke goeie zaeker, gedaen deur alles wat dat ter extra nodig is gewest, dat ook die der een goeie duit an verdiend 'a. Noe, as je dat allegaere zo leest, dan vraeg je jezelvers af: ken ons nog wel praeten over een rampgebied? Leit 't niet veul meer vo' de 'and dat ons praeten van een welvaertsgebied? In ilk geval, al bluuft 't netuurlik treu rig dat ter zoveul slachtoffers mee om gekommen bin, vo' de rest was 't vo' Zeeland dit keer noe is niet: in de brand uut de brand, mae in 't waeter uut 't waeter! Dat is zo de roomse opvatting van wat God over ons land en volk en in zonderheid over onze pervincie ge- brocht eit. Ik docht, toen ik dat zo las, an 't woord van de Schrift: Ik heb geslagen maar ze hebben geen pijn gevoeld. En dat is 't argste wat dat er met ons gebeuren ken. Want dan trekt ons ook geen lessen meer uut wat dat ter gebeurd is. Dan zeg ons geweun: ons gaen 't noe is zo maeken, dat 't in de toekomst eenvoudig nie meer ken. Maer dan denk ik an nog een an der woord uut de Schrift: Die in de hemel woont 'zal lachen. Wat verbeeldt de mens z'n eigen nie, dat ie denkt z'n vuusten nae de hemel te kenne ballen en te zeggen: ons gaen 't noe is zo doen, dat ons vo' de toekomst gewaerborgd bin teugen de slaegen, die God ons dinkt toe te bringen. En wat verbeeldt die mens z'n eigen wel, dat ie dinkt: ons bin zo sterk en ver nuftig dat ons zelfs de rampen, die over ons gebrocht worden kenne om zetten in 'n voordeeltje. Kiek as 't zoverre met ons gaet kom me, dan raekt God toch wel met ons an 't end, zou ik zo is dinken. Dan schiet ter nog mae één ding over: dat God ons wegblaest met de adem Zijns monds. Ik weet best, dat 't nie goed is, om bie een stormramp met de han den over mekaere te gaen zitten en in een hoekie de slaegen mae rustig af te wachten. Ons bin mensen met ver stand en een wil begiftigd en God eist van ons, dat ons zo goed as ons teugen de ziekten de dokter in uus 'aelen en medeciene innemen, ook alles doen zalle om de dieken te herstellen en as 't ken, sterker te maeken asdat ze ooit gewest bin. Mae Jacobus zeit ons in z'n brief, dat ons in alle dingen met de Here te rekenen 'ebben. Ik leze in 't vierde hoofdstuk, vers dertien: Wel aan dan, gij, die zegt: vandaag of mor gen gaan wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbren gen, zaken doen en winst maken; gij, die niet eens weet, hoe morgen uw leven zijn zal! Want gij zijt een damp, die voor een korten tijd verschijnt en daarna verdwijnt: in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen. Maar nu roemt gij in uw grootspraak; al zulk roemen is verkeerd". Ik 'ope van harte dat ons der een bietje aeres over dinke as die roomse krante en der nie allenig aeres over dinke mae der ook aeres over praete met mekaere. Want wat dat ik verleje jaere bie de ramp gezeid 'a, dat 'ouw ik nog vol: der is geen kwaed in stad dat de Here nie doet. Van Hem komen alle dingen, en is 't nie tot ons eeuwig bestwil, dan zal 't wezen tot ons eeuwig nadeel. Ons bin een damp, en niks meer, een nevel in de morgen, OPLOSSING. Horizontaal: 1. bark; 4. nerf; 7. aaros; 9. Enfield; 11. lid; 12. arg; 14. eg; 15. Ibn; 16. ei; 17. set; 19. put; 20. Horizontaal: 1. Huisdier; 3. Zuivelproduct; 6. Spil van 'n wiel; 7. Voorzetsel; 10. Voeg woord; 11. Heeft een schip; 14. Uurwerk; 15. Water in N. ^rabant. Verticaal: 1. Wrok; 2. Thans; 4. Lengtemaat; 5. Zuivelpro duct; 8. Bedehuis; 9. Akelig; 12. Muzieknoot; 13. Voorzet sel. In de cirkel van buiten naar binnen: 1. Kwetsuur; 2. Honingbij; 3. Verdikking der opperhuid; 4. Landbouwwerktuig; 5. Niet gesloten; 6. Zwemvogel; 7. Vrucht; 8. Klank; 9. Deel van een huis; 10. Onbep. voor naamwoord; 11. Wild zwijn; 12. Eet men mee; 13. Schrijft men mee; 14. Bewoner van Noorwegen; 15. Betuiging van erkentelijkheid; 16. Haar vlecht. Bij juiste oplossing leest men op de cijfers van 1 tot 16 een zegswijze. Naarden; 24. nagel; 26. raap; 27. Nice. Verticaal: 1. bij; 2. rand; 3. kaf; 4. Noé; 5. Esla; 6. fa; 8. Rimburg; 9. eigen; 10. dreun; 11. les; 13. git; 18. tana; 19. peli; 21. aap; 22. den; 23. er; 25. de. die zo weer verdwient as 't zunnetje goed gaet deurschienen. En laet ons daerom mae' 'eel vozichtig wezen met die grote, roemende koppen in de kranten, want die worre in de hemel ook gelezen en as ons dinke, dat ons niks meer ken gebeure deur 't waeter, dan kon 't wel is wezen, dat Gods al macht dat ons nog is aeres an 't ver stand gaet bringen. En as Hij dat nie wil doen deur 't waeter dan kent ook nog deur 't vier, deur 't vier van een nieuwe oorlog. Want God eit meer as één middel om ons murw te kriegen, wanneer dat nodig is. FLIP BRAMSE, 4 num. "'I|P „Ihlln Redacteur:* H. M. SLABBEKOORN, Oostsingel 60a, Goes. De „Problemist" biedt U aan ter op lossing: No. 1143. Auteur: Alf. Berens, Tilburg. Zwart: 2, 6, 8, 11, 14, 16, 18, 23, 24, 28, 29, 33, 36, 45. Wit: 17, 21, 27, 34, 35, 37, 38, 40, 41, 42, 46, 47, 50. No. 1144. Auteur: G. v. d. Linde, Zutphen. Zwart: 1, 6, 8, 9, 13, 14, 16, 34, 37, 40. Wit: 17, 20, 23, 24, 27, 33, 38, 43, 45, 47. No. 1145. Auteur: Max. Douwes, Hilversum. Opgedragen aan Oscar Baeke, Ant werpen. Zwart: 7, 14, 17, 19, 20, 22, 24, 25, 27, 31, 32, 37, 40. Wit: 23, 29, 33, 35, 36, 38, 39, 41, 43, 46, 47, 50. No. 1146. Auteur: J. A. Pennings, Den Bosch. Zwart: 1, 6, 10, 13, 16, 20, 22, 23, 24 25 28. Wit:' 17*, 21, 31, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 42, 48. No. 1147. Auteur: A. F. Hoogvelt, Eindhoven. Zwart: 7, 16, 17, 19, 22, 23, 24, 28, 29 33 35 Wit: 26," 30, 32, 36, 37, 41, 42, 44, 45, 47, 50. No. 1148. Auteur: H. M. Roos, Eind hoven. Zwart: 2, 6, 12, 16, 19, 20, 23, 28, 29 35. Wit: 21, 27, 30, 34, 37, 39, 42, 44, 45, 47, No. 1149: Auteur: A. Miedema, Londen. Zwart: 1, 6, 7, 8, 11, 13, 14, 16, 18, 24, 25, 29, 30. Wit: 17, 22, 27, 31, 32, 33, 35, 39, 4), 44, 45, 46, 49. No. 1150. Auteur: Jos var. Kollen burg, Tilburg. Zwart: 7, 8, 9, 12, 13, 15, 21, 22, 27, 28, 29, 36. Wit: 18, 19, 23, 25, 30, 32, 34, 35, 37, 38, 39, 44, 48. No. 1151. Auteur: H. van Zetten, Wageningen. Zwart: 4, 5, 9, 18, 19, 22, 28, 30, 32 35 Wit: 15, 20, 25, 34, 39, 41, 43, 44, 46, 47. No. 1152. Auteur: Joh. v. d. Boo gaard, Nuland. Zwart: 5, 8, 9, 12, 14, 18, 23, 28, 29, 42. Wit: 15, 20, 25, 27, 32, 35, 37, 39, 48, 49. No. 1153. Auteur: A. A. Polman, Bussum. Zwart: 1, 4, 10, 12, 13, 14, 17, 20, 21, 24, 25, 30. Wit: 16, 23, 27, 28, 29, 32, 33, 34, 35, 39, 48. No. 1154. Auteur: G. Hanssens, Bussum. Zwart: 2, 10, 12, 17, 21, 27, 37. Wit: 24, 26, 28, 38, 40, 46, 49. No. 1155. Auteur: C. Nierop, Am sterdam. Zwart: 2, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 36, 43. Wit: 21, 22, 24, 25, 27, 28, 31, 37, 38, 47, 49. No. 1156. Auteur: J. Viergever, Ba- rendrecht. Zwart: 4, 5, 7, 8, 9, 12, 13, 23, 24, 26, 27, 29, 33, Wit: 15, 20, 22, 25, 31, 35, 37, 38, 40, 41, 42, 44, 45, 50. No. 1157. Auteur: D. Vuurboom, Glanerbrug. Zwart: l,-6, 8, 9, 10, 13, 14, 16, 20, 24, 25, 26, 30. Wit: 17, 18, 21, 22, 29, 32, 33, 34, 35, 39, 40, 42, 45. No. 1158. Auteur: G. Avid, Parijs. Zwart: 11, 12, 13, 16, 23, 29, 32. Wit: 27, 38, 40, 41, 42, 49, 50. No. 1159. Auteur: M. J. Kuipers, Apeldoorn. Zwart: 3, 7, 8, 17, 21, 26, 27, 30. Wit: 16, 18, 19, 37, 38, 39, 48. No. 1160. Auteur: C. Schaap, Heus- den. Zwart: 3, 9, 13, 14, 18, 19, 23, 29, 31, 36. Wit: 17, 22, 27, 28, 30, 32, 36, 37, 38, 46, 47. No. 1161. Auteur: B. Pranger, Den Haag. Zwart: 6, 8, 9, 10, 16, 19, 20, 26, 30, 34. Wit: 17, 21, 22, 28, 32, 34, 39, 43, 45, 48. No. 1162. Auteur: A. Doornbos, Kolham. Zwart: 2, 5, 9, 10, 12, 14, 19, 21, 23, 24, 29. Wit: 16, 22, 25, 27, 32, 33, 34, 35, 38, 40. Oplossingen kunnen ingezonden worden aan J. H. H. Scheijen, Abten laan 11, Kerkrade. Liefst in duplo. GEEN UITSTEL. Kleine Piet bracht een bezoekje bij een oud dametje, waar hij slechts hoogst zelden kwam. Het oudje had schik in de kleine babbelaar en vroeg, of hij bij haar wilde eten. Ze zou zijn moeder opbellen om te vragen, of dat goed was. De toestemming kwam en Pietje bleef dineren. Maar hij had ge ducht spijt, dat hij de uitnodiging had aangenomen. De opgediende porties waren zó klein, dat hij met honger van tafel opstond. Na afloop zei de gast vrouw, dat zij hoopte, dat het Pietje gesmaakt had en vroeg of hij weer eens spoedig bij haar zou komen eten. „En niet te lang uitstellen, hoor", zei ze lachend. „O, mevrouw", antwoordde de jongen, „als U wilt kan ik meteen weer beginnen". DAT IS DE VRAAG. Twee bedelaars stonden voor een tuin en overlegden of ze het zouden wagen om er binnen te gaan. Waarom deden ze het niet? Er stond in de tuin een hond, wel niet zo'n grote, dat je er dadelijk voor op de loop zoudt gaan, maar het leek er toch wel een om er een beetje voor op te passen. De bangste van de twee bedelaars had natuurlijk de grootste mond en probeerde zijn vriend over te halen om toch maar binnen te stappen. „Kom", zei hij. „Laat je toch niet uit lachen! Dat beest doet je niets. Kijk maar, hij kwispelt met zijn staart!" Toch bleef de tweede maar aarzelen. „Ja", antwoordde hij, „je hebt gelijk. Hij kwispelt met zijn staart, maar te gelijkertijd bromt hij met zijn bek. Wist ik nu maar welke van de twee einden ik geloven moet!" i

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 9