2^© denken w er in ^ee
UIT MIJN KLAS
ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR
Hoe genoegHjk
coti kei teven-
©e ItAieu~ati de vu~eeÈ
IJsvreugd en ijsverdriet
OPVOEDKUNDIGE RUBRIEK
De kunst
van vertellen
■nu
Lucerne (I)
Ons hele leven staat in het teken
van het ijs. Merkwaardig hoe een
mens zijn inzichten gedurende de loop
van de dag veranderen kunnen. In de
vroege (vroeg, nou jamorgen als
ik uit mijn bed stap, verzucht ik:
„Nogal ijs", en ik ril en voel me onge
lukkig daarover. Dat leed is niet van
korte duur want in diezelfde stemming
ga ik de deur uit, na eerst nog met
mijn hospita van mening verschild te
hebben. Zij zegt met tedere aandrang:
„Juffrouw lieve-d'r-nog-an-toe, uwes
most nou toch maar gaan lope, want je
zou doodvrieze op de fiets", maar ik
wil fietsen, want een korte pijn is be
ter dan een lange, vind ik op mijn
beurt en koppig ga ik elke morgen op
de fiets. Ik jakker of het om een kam
pioenschap gaat en ben in de helft van
de gewone tijd in school. De baas en
de collega's moeten mijn morgenpraat
je maar ontberen. Wat aardigheid is er
aan een gesprek als je het allemaal
zonder uitzondering, zo hartroerend
met elkaar eens bent. En dat zijn we,
want we zeggen elke morgen eensge
zind, dat het zo koud is, kouder nog
dan gister. Als ik ze allemaal netjes
goedenmorgen gewenst heb, verdwijn
ik subiet naar mijn eigen haard om
daar de kachel de vrije teugel te ge
ven en er dan zo dicht tegen te krui
pen als mogelijk is zonder schroeiplek
ken op huid of kleed, en dan maar
wachten op de dingen die komen zul
len. Ze mogen allemaal binnen komen,
cr hoeft niet gewacht te worden op de
bel. Nu, ze komen allemaal graag ge
noeg binnen en ze zijn zo kalmpjes als
je het als schooljuffrouw maar wen
sen kunt. De kachel, die knort van
plezier om z'n roodgloeiend buikje,
maakt het behaaglijk genoeg voor hen.
Anneke stevent haar bankje voorbij,
dikke tranen biggelen langs haar blo
zende, bolle toet en met klagelijk ge
baartje steekt ze mij haar tintelende
knuistjes toe. Met stevig wrijven jaag
ik de venijnige pijn al gauw op de
vlucht. Net als Anneke er toe kan be
sluiten de kachel te verlaten om naar
haar plaatsje te gaan, komt Krijn bin
nen, triomfantelijk een dik gezwach
telde onderarm vooruitstekend. Na
tuurlijk komt hij ook onmiddellijk op
mij af. „Juffrouw, gisteraevond ben ik
van me sleetjie gevalle en toen is me
armeh.... eh...." „gebroken",
help ik hem. Nee, schudt Krijn diep
denkend. „Gegeneusd". „O,
gekneusd". Dat is 't em. „Pijn gehad",
informeer ik. Het antwoord komt niet
van Krijn, maar van Dirk, die op de
voorste bank zit. „Nou juffrouw, want
ie het 'eschreeuwd as onze keu". Krijn
schijnt vagelijk te voelen, dat dit zeg
gen de glorie van zijn oorlogswond
wegneemt. Daarom gaat hij zonder
verder commentaar naar zijn plaatsje,
waarna de bel ons tot de orde van de
dag roept. Maar onder het rekenen,
als het zo echt lekker door en door
warm is en ieder, dus ik ook, zich be
haaglijk voelt, herinnert Leen zich op
eens met plezier, dat er ijs is en dat
er gister ijs was. Dat moet juffrouw
toch ook nog even weten, want die
slee van hem, eigen maakwerk van
vader....! Daar kun je wat mee be
leven. En hij hééft er heel wat mee
beleefd. Maar laat zo'n Leen zich niet
verbeelden, dat hij de enige is, die
avonturen doorstond op ijs en slee.
Tenslotte heeft Wim splinternieuwe
schaatsen gekregen en Liesje mag rij
den op de schaatsen van zus, die deze
maat ontgroeide.
Jonge ja, er is ijs en.vanmiddag
ijsvrij! Ik bedenk het ineens met ple
zier. (Ik sta nog wel met de rug vlak
voor de kachel, maar gistermiddag na
schooltjjd heb ik toch ook nog fiks
even de benen uitgeslagen en vanmid
dag een hele middag, ik ga er zin in
krijgen. De meeste vertrouwen me hun
toekomstplannen voor de eerstvolgen
de periode toe, alles verband houdend
met het ijs. Hans zegt, dat zijn vader
gister ook gereje heit en dat hij zo op
z'n g.. gevallen is en dat-ie nou nooit
meer wil rije zeit-ie. Ik ben benieuwd
hoelang Hans vader bij deze beslissing
blijft. Vanmiddag toch eens uitkijken
of ik hem weer zie zwieren net als gis
ter. Zijn val heb ik niet meebeleefd.
Maar goed ook, een gevallen man is
geen verheffend gezicht. Als Rien me
gul een plaatsje op zijn slee offreert,
vind ik dat mijn dag weer goed is.
Daarom fiets ik zo welgemoed naar
huis, dat ik helemaal vergeten ben,
dat er in de „vroege" morgen een
schooljuffertje was, dat bibberend
wenste, dat het nou maar gedaan
mocht wezen met het ijs.
Doch een dag is als een cirkel. Mor
gen en avond sluiten soms merkwaar
dig op elkander aan. Ik besluit mijn
dag met even naar m'n goeie vriendin
de dokterse te gaan, waar ik wel weer
gratis een hoestdrankje krijgen zal
voor het koudje op het ijs gepakt. Na
tuurlijk heb ik fijn gereden. De colle
ga's lustig voorbij gezwierd. Als je el
kaar elke dag ziet en spreekt, moet je
op het ijs weer geen onderlinge con
versatie gaan voeren. Anders gaat de
aardigheid er af, maar ik heb ze gul
gegroet, als ik met onze dorpse Jannen
en Pieten en mannen voorbijzwierde.
De collega uit vier zwierde niet veel,
bedenk ik, als ik een beetje stijf in 'n
gemakkelijke fauteuil wegduik, wach
tend op een van Ella's beroemde kop
jes koffie en het flesje, dat zonder fa
len het hoesten zal doen verdwijnen.
Nee, collega vier zat meer op het ijs,
dan hij wel reed, herinner ik me op
eens. En ik besluit grootmoedig, dat
als hij ook door dat „zittend rijden"
eens verkouden mocht zijn geworden,
dat hij beslist een deel van mijn hoest
drankje kan krijgen. Gelijk met Ella
komt haar man binnen, (Be me bemin
nelijk vraagt, of ik ook mijn voet ver
stuikt heb, net als collega Verhagen,
de man uit vier? Onbewogen voorspelt
de medicus, dat hij er wel even mooi
mee zal zijn. Beslist er mee blijven zit
ten. Ik schrik ervan. Dat betekent klas
vier verdelen en ik zal ook wel een
portie er bij krijgen, want de andere
klassen zijn nog groter dan de mijne.
Als ik met mijn hoestdrankje
naar huis wandel door het donkere
dorp, tegen een bijtende wind in, denk
ik, net als vanmorgen, zo'n vorst toch.
Zou het nog lang duren?
H Geachte Redactie,
f In „Elseviers Weekblad" las ik onlangs een stukje proza waarin kort
Sg en bondig in enkele regels de titels van twee en twintig films welke
35 op dit ogenblik in de drie grootste steden van ons land draaien, waren
f verwerkt. Hier volgt het:
555 „In de havenwijk zwerft de geschonden jeugd. De meisjes van
de nacht wachten op de fatale minuut. Achter gesloten gordijnen
jg zitten de slaven der hartstocht op het hemelbed. Zij kennen niet
555 de angst voor het grote wild. Aan de deur hangt een bordje: Op-
f gepast, zakkenrollers. Het gaslicht flikkert. Over de vrouwenroof
van gisteravond hangt nog de mysterie van het leven. In de Moulin
=55 Rouge vertelt de man in het duister verdacht van zedenmisdrijf
f het verboden verhaal. Aan de kade ligt het gevloekte zeilschip, 7
waarop de Gouden Havik (drie liefdes, blondjes genieten de voor- i!
555 keur) zich met-het meisje uit kamer 17 heeft teruggetrokken. Sinis-
35 ter sluipt de dief van Damascus naderbij55
Al dit vergif wordt week aan week over de jeugd van Nederland
5S uitgegoten. En deze zwelgt er in en gaat er lichamelijk en geestelijk 55
fi aan kapot. Wordt het geen tijd dat we ook in onze kringen wat meer f,.
jg aandacht gaan geven aan het grote, geestelijke gevaar dat er in de Sj
555 moderne bioscoop schuilt? Uw abonné L. v. d. W. 55
555
555 >5
555 We zijn het er volkomen mee eens. Onze kinderen horen niet in de 55
35 bioscoop thuis. Maar kerken en kranten, zedenpolitie en kinderbe- S
jg scherming staan hier machteloos, wanneer het gevaar bij de bron, 'S
555 dat is in het huisgezin, niet wordt gestopt. 55
IK De ouders hebben hier de eerste en de grootste taak. ff
"V
Redactie. k
rs s
De Jerry-can.
Deze rubriek is nu eenmaal
een wonderlijk stukje lectuur.
Van proza naar poëzie en zo.
Nu weer wil een lezer weten
waar dat nuttige product, de
jerry-can (u weet wel, waar 20
liter petroleum in kan) zijn
naam aan dankt. Deze petro-
leum-kan werd door de Duitsers
uitgevonden en het eerst ge
bruikt in de woestijn door
Rommel. Later Vonden de En
gelsen de kan tussen de rommel
in de woestijn en maakten deze
na. Jerry was de scheldnaam
voor de Duitsers. En dus werd
het een jerry-can. Het is alle
maal eenvoudig, als je het maar
weet.
Saffraan en gember.
Een lezeres wil graag weten
vaar deze twee specerijen van
daan komen. Saffraan is de ge
droogde stempel van een ba-
paalde crocussoort (nooit ge
dacht?).
En gember, dat is de wortel
stok van de gemberplant. Men
neemt hier de beste stukjes uit
en die worden dan geconfijt.
Maar weet lezeres wat foelie is?
U kent natuurlijk een nootmus
kaat? Wel, de bast die daar om
heen zit is foelie en die foelie is
kostbaarder dan de noot. Het
geen niet veel voorkomt.
Het proces.
Tot de vragen die wij nog al
eens krijgen voorgelegd, be
hoort er een waarop wij stee
vast geen antwoord geven, of
liever, een ontwijkend antwoord.
Om een of andere reden meent
meneer A. te moeten overwe
gen een proces te gaan voeren
tegen meneer B. Natuurlijk is
meneer A. eens gaan praten met
een advocaat die zijn deskun
dige mening over het geval gaf,
plus (misschien) een raming van
de kosten. Meneer A. ziet zeer
wel in dat ieder proces een be
paald risico inhoudt. Men kan
verliezen of winnen. Alvorens
nu de grote stap te ondernemen,
wil men dan van ons weten of
men zal winnen, althans een
grote kans heeft om te kunnen
winnen. Kijk, wij zouden dan
allereerst alle stukken moeten
bestuderen (cursief, want alleen
bekijken is onvoldoende). Ver
volgens zouden wij de papieren
van de tegenpartij moeten ken
nen. Wij moeten verder gelo
ven dat betrokkene ons de
waarheid en niets dan de volle
waarheid heeft gezegd. Ten
slotte zouden wij moeten weten
wat de geraadpleegde advocaat
heeft gezegd. li voelt, dat is al
lemaal te veel van het goede.
In gevallen als deze verwijzen
wij dan ook prompt naar de be
trokken advocaat of naar een
advocaat in het algemeen. We
voorkomen dan ook dat het later
zal worden: verlorenEN de
courant zei nog wel
De Alimentatie.
Een lezer is nog al vol met
zorgen geraakt, omdat hij een
brief kreeg van een gemeente
bestuur, het verzoek bevattende
of hij wil bijdragen in de kosten
voor zijn broer die in een inrich
ting is. De betreffende gemeente
schijnt alle broers te hebben aan
geslagen. Veel zorgen behoeft
lezer zich niet te maken over
deze brief, want hij kan gewoon
schrijven dat hij niet genegen is
om aan dat verzoek te voldoen.
Want meer als een „verzoek"
is dit schrijven niet. Tussen
broers en zusters onderling be
staat geen alimentatie (onder
houdsplicht. Maar lezer kan
het die gemeente toch niet kwa
lijk nemen, wanneer ze het pro
beren?
Curatele.
Het is in principe zeker mo
gelijk om een broer, die zijn ge
hele bezit omzet in drank onder
curatele geplaatst te krijgen,
heel eenvoudig is dit echter niet
en men zal verstandig doen om
zich over deze kwestie maar te
wenden tot een advocaat. Een
onder curatele-gestelde komt on
der het gezag van een curator,
hij wordt dus weer minderjarig.
Alleen op grond van het bestaan
van de curatele, kunnen daden
en handelingen van de „curan
dus" nietig worden verklaard.
Meestal wordt ook een toeziende
curator benoemd, zodat we dus
nog duidelijker de figuur krijgen
van voogd en toeziend voogd.
Geheim kan het niet blijven want
publicatie in de Staatscourant en
in een plaatselijk dagblad is no
dig.
Vraag het even
Onze abonné's kunnen
iedere moeilijkheid aan
onze medewerker voor-
legggen. Zft krijgen des
gewenst steeds antwoord
in een persoonlek schrij
ven. Brieven moeten wor
den gericht aan de redac
tie en links in de hoek
van de enveloppe moet
worden geschreven: Raads
man. Op uw briefpapier
gaarne uw naam en adres
in blokletters. Voor de
antwoorden wordt niets
in rekening gebracht,
Over de volgende onder
werpen kunt u (onder
meer) vragen stellen: ju
ridische aangelegenheden,
sociale verzekeringen, as
suranties, erfeniskwes
ties, woning-aangelegen
heden, alles wat ligt op
het terrein van het maat
schappelijk werk, per
soonlijke moeilijkheden,
huishoudelijke vraagstuk
ken (recepten, bloemen -
verzorging etc.), opvoe
dingsmoeilijkheden en al
wat aanleiding kan geven
voor zorgen of moeilijk
heden. Alle brieven wor
den strikt vertrouwelijk
behandeld.
Angstig -te phtiitnu \rM mm Bad hamem
doen, i* het slechtste wat men kan doen.
Langs de weg van tegenspoed zal alles
in orde komen.
Zorg voor de toekomst berooft a wan de
ene helft van het tegenwoordige, kommer
over het verleden van de andere helft.
Tobben verteert de geest van activiteit.
Ik weet niet, of er
opiumpillen bestaan.
Maar U hebt de vorige
pil misschien zo ge
noemd. Als die tenmin
ste de eer genoot, door
U geslikt te zijn. En U
mooie visioenen zag.
Maar waar blijft de
werkelijkheid? 't Is al
lemaal mooi, maar
Vertellen is goed voor
een moeder uit een
boekje en voor de
(Zondags)schoolmees-
ter. Toch komen we
niet onder de Bijbelse
opdracht uit. Zo zitten
we niet alleen letterlijk,
maar ook figuurlijk al
tijd tussen 2 polen,
uiterst ver van elkaar:
opdracht-vervulling,
idealisme, realisme, enz.
En het is een toer, al
tijd op de evenaar te
blijven. Pas in het vol
ledig geopenbaarde
Godsrijk komen de po
len volkomen bij el
kaar.
Wij hebben neiging
tot de uitersten. Geze
ten op de pool van het
idealisme zien we de
nuchtere werkelijkheid
niet: beperkte gave,
tijd, lust. Gevolg: hoog
stens een mooi begin en
dus teleurstelling. Op
de pool van het realis
me verliezen we elk
ideaal, elk geloof. Ge
volg: we komen nooit
verder en verzuren.
Alleen de realistische
idealist heeft gelijk. Hij
heeft een ideaal, maar
ziet ook de moeilijkhe
den. Die néémt hij ech
ter. Ook de moeilijkhe
den op ons erfje zijn te
overwinnen. Ieder nor
maal begaafde kan le
ren vertellen. Evenmin
als bij het dichten en
orde houden bv. is het
een kwestie van kun
nen of niet kunnen.
Waar een wil is, kan
men elke avond wel es
een kwartier of half
uur vinden om zich met
behulp van een hand
leiding voor te bereiden
voor de volgende dag.
We verrijken ons eigen
leven er ook mee.
Laten we in het be
gin niet te hoog mik
ken. Een keertje laten
terugvertellen. Een in
teressante en waarde
volle waardemeter van
de vorige behandeling.
We zien, welke voor
stellingen de kinderen
zich gemaakt hebben:
een kind in Vlake laat
Johannes in het kanaal
dopen en een Thole-
naartje laat de Verlo-
ren Zoon alles in Ber
gen opmaken!
Bij het voorlezen uit
de Kinderbijbel stoppen
we af en toe om de kin
deren een naam te la
ten aanvullen, in het
kort er wat om heen te
vertellen of er iets bij
uit te leggen. Een Kin
derbijbel kan nl. nooit
volledig afgestemd zijn
op elk kind op elk
ogenblik. De jeugd
waardeert dit alles.
Wie zich biddend voor
bereidt, zal ook eens op
de juiste tijd en wijze
getuigen, heel eenvou
dig: „Zo zie je, dat de
Here God alles kan".
„Kan de Here mij
dan een step geven?"
zal een 4-jarige dan
misschien vragen en 'n
oudere kan zeggen:
„Nou, ik heb tenminste
gevraagd, of de Here
zusje gauw beter
maakt". Er ontstaat een
gesprek. Rijk en vrucht
dragend. Vooral niet de
dominee of schoolmees
ter spelen (met alle
eerbied)
Dan is het maar één
stap naar de vertelling
in gesprekvorm. 10 mi
nuten is genoeg. Zitten
we dan niet heerlijk
warm op de evenaar?
Vertellen, hoe stunte
lig ook, is toch: zeggen,
dat onze armoe wel een
realiteit, maar Gods
rijkdom een nabij Ide
aal én een Realiteit is?
Reeds in dit leven.
De vorige week wezen we op het
stuiven van gronden als structuurver-
val tengevolge van erosie, en op de
noodzaak hiertegen maatregelen te
nemen. In Amerika, het land waar
men reeds lang de strijd tegen deze
erosie heeft aangebonden, is een van
de middelen, met succes aangewend,
de alfalfa of lucerne.
Dit gewas is ons bekend. Reeds meer
dan een eeuw zien we de lucerne in
Zuid Nederland uitgezaaid, zij het op
beperkte schaal.
Na de oorlog echter neemt de teelt
belangrijk toe en wel van 3300 ha*
in 1939 tot 10.000 ha in 1952. Een
toename van ruim 200 pet. dus.
Als oorzaak hiervoor kunnen we o.a.
noemen:
Het herstel van de door inundatie
bedorven gronden.
Deze belangstelling voor lucerne
heeft een verminderde uitzaai van ro
de klaver tengevolge. En terecht, dank
zij de voordelen aan de lucerneteelt
verbonden. Immers een goed perceel
lucerne kan 3-5 jaar blijven liggen, ro
de klaver daarentegen hoogstens 2
jaar. Ook de voorjaarsontwikkeling is
beter en de productie hoger.
Lucerne stelt geringe eisen aan de
bovengrond, maar vraagt een goede
ondergrond, noodzakelijk voor de zeer
diepe beworteling. Aan deze diepe be-
worteling dankt de lucerne zijn goede
naam als grondverbeteraar, een eigen
schap, waarvan bij het herstel der ge-
inundeerde gronden dankbaar gebruik
wordt gemaakt.
Lucerne is dus een bij uitstek ge
schikt gewas voor structuurverbetering
en een van onze machtigste wapenen
tegen de erosie!
Hiervan is men in het algemeen
nog te weinig doordrongen. De teelt
kan en moet nog veel meer worden
uitgebreid, vooral nu de grond steeds
minder stalmest toebedeeld krijgt.
Helaas kan lucerne niet op alle
gronden worden geteeld. De kans van
slagen hangt in hoge mate af van de
zuurgraad der bodem. Vandaar dat
kalkrijke gronden te prefereren zijn.
Voor zure gronden is men dus aange
wezen op rode klaver.
De verbouw van lucerne is vaak ge
remd door vergrassing van het per
ceel. Dit gevaar wordt echter over
schat. Uitgaande van schoon land en
van goed zaaizaad valt die vergrassing
in het eerste jaar wel mee. In de vol
gende jaren kan men met flink eggen
in het voor- en najaar vervuiling zeer
goed beperken.
Een punt dat aandacht verdient bij
de lucerneteelt is het enten van het
zaaizaad. Maar al te vaak meent men
dat het er wel zonder kan. Proeven
wezen echter uit dat op gronden waar
lucerne voor het eerst wordt gezaaid,
het enten absoluut noodzakelijk is, wil
men niet teleurgesteld worden. Ook op
percelen waar de lucerne regelmatig
werd verbouwd bleek enten nog een
aanzienlijke meer-opbrengst te geven.
Wil men weten of enten nodig is, dan
geve men een stikstofbemesting. Rea
geert het gewas hierop duidelijk, dan
moet geënt worden met de wortel
knolletjes-bacterie.
Van evenveel belang is de rassen-
keuze, waarover wij de volgende keer
iets willen zeggen. W. J. L.
waar, wat ze zegt. Maar 't is een waarheid, waarmee
ze geen ziertje verder komt enals God het
niet verhoedt, zal omkomen. Wat is 't toch erg!
Jakob gaat door met de lectuur. En 's Maandags
avonds ook. Dan leest hij op pag. 186 en 187:
„Het is mij dan een onbegrijpelijk ding, wat gij
en andere dog verstaen wilt hebben, door het aen-
nemen van den Heere Jezus als aangeboden hetwelk
geschiedt sonder sig toe te passen: „Jesus is de
mijne", gelijk gij hier ook schrijft. Want als iemandt
niet kan gelooven en sig toepassen, dat de Heere
Jesus de sijne is, voor zoverre Hij hem van den
Vader en de Beloften des H. Evangeliums wordt
gegeven en geschonken uit vrije genade, als hij Hem
maer voor den Sijnen waerlijk begeert te ontfan-
gen; wat neemt soo een dan dog aen? Hij neemt
immers geen Christus aen? want hoe soude hij dien
konnen aennemen, daer hij niet kan gelooven, dat
Christus hem waerlijk als sijn eigen goedt van den
Vader om niet uit genade wordt geschonken en aan
geboden? Of neemt hij Christus dan aen als een
dief en moordenaer, die eens anders goedt steelsge-
wijze en sonder dat het hem gegeven wordt aen-
neemt? Eilieve, wat recht heeft dog een arm son-
daer op Christus om Hem aen te nemen als sijn
eigen goedt; anders als dat 's Vaders genadige ge-
tuigenisse in het H. Evangelium: „Ik schenke, Ik
geve u Mijn Christus; Hij is de uwe, als gij Hem
maer oprechtelijk neemt en hebben wilt, soo als Ik
Hem u geve?"
„Maer als nu een sondaer die genadige Belofte
Gods niet aenstonts vooruit kan of mag gelooven
met sijn gansche herte, gelijk gij (J. Groenewegen)
dat soo stelt, en andere met u, dan kan hij immers
in der eeuwigheid den Heere Jezus Christus ook met
geen waer geloove aennemen; want men kan nim
mermeer iets van een ander aennemen, of het moet
ons van een ander eerst gegeven en geschonken
worden; en wij moeten ook sien en weten, dat het
ons gegeven wordt, of anders souden wij het dief-
agtig na ons nemen".
Neen, dat heeft Jakob nog nóóit zo gezien, dat
hém Jezus in het Evangelie in de beloften gegeven
is. Hij beseft nu pas wat ongeloof is bij iemand die
onder 't evangelie leeft: de hem gegeven Christus
verwerpen.
Dat het aanbieden van Christus precies hetzelfde
is als een geven van Hem verduidelijkt Van der
Groe op pag. 189 nog zo:
„Neemt maer eens den eersten Bedelaer waer die
u ontmoet (want dat volck verstaet de waere kracht
en betekenisse deser woorden, daer over gij met ons
twisten wilt, veel beter als iemandt anders) en
vraeg hem en alle sijne kameraden, die gij spreekt,
wat onderscheit daer waerlijk is tussen een aalmoes
te geven of aan te bieden; en tussen dien te ont-
fangen en aan te nemen. Soo een eenvoudig ding
soude u somtijds meer dienst konnen doen dan
mijn geleerdt of half geleerdt schrijven".
Om half elf 's avonds krijgt hij het boek uit.
Moeder is al naar bed en Koba ook. Jakob is dus
alleen nog op. Hij heeft z'n gemak genomen: z'n be
nen liggen op een andere stoel. Hij bladert nog eens
wat terug. Hier en daar heeft hij iets onderstreept
met potlood. Z'n oog valt weer op pag. 142, daar
waar staat:
„De ouden wisten niet van geloove, Rechtvaerdig-
makinge en versekeringe soo wijdt van een te schei
den; neen, sij handelde wat eenvoudiger in saken
des geloofs, en minder met redenkavelinge der
vleeschelijke Bevattinge, als de welcke sij voor de
waerheidt Christi en voor het Geloove uitnemende
schadelijk hielden. Het was bij haer een vaste stock
regel: die waerlijk gelooft, die is gerechtvaerdigt en
versekert in sijn gemoedt. En al wat van die regel
afweek, dat verwierpen zij als een dwalinge, en
gingen het te keer met dat Swaerdt des Geestes,
sijnde Godts Woordt...."
En dan nog iets teruggaande ziet hij weer op
pag. 140 en 141:
„Sij (de oude Gereformeerden) verstonden het
altemael in sulken sin als de Apostel Paulus in het
particulier predikte van de vergevinge der sonden,
de bron van alle andere weldaden en genaden
Godtsseggende tot alle Jooden, bekeert en on-
bekeert, die in de synagoge waeren, Hand. 13 38:
Soo sij u dan bekent, mannen Broeders, dat door
desen u vergevinge der sonden verkondigt wordt,
dat is: voorgestelt, belooft en aangeboden, opdat gij
die met waeren geloove, door de werkinge des H.
Geestes, uit Godts genadige handt tot uw eeuwige
troost en behoudt, soudet aannemen en ontfangen
als uw eigen goedt, dat Godt u uit Sijn vrije liefde
schenkt; en dat ik Paulus u als een gesante Godts
nu kome bekent maken, enz".
Nu ziet Jakob ook in zichzelf iets van het Notaris
type. Want hij heeft ook wel zo geredeneerd: „Ik
geloof. Dus ben ik rechtvaardig". En zo heeft hij
in plaats van oom Ploon z'n ene zucht eigenlijk
z'n geloof gezet. Maar hij had zich steeds enkel en
alleen moeten verlaten op de belofte Gods volgens
Van der Groe aan hem zo gedaan:
„Ik vergeve Jakob van Raalte en schelde hem
alles kwijt, wat hij Mij zo menigvuldig misdaan
heeft, als hij maar die gunst van Mij wil aannemen".
Hij voelt 't: 'k Ben nog vaak werkzaam met me
zelf, in plaats van met het in 't evangelie me ge
geven heil.
Wat is hij blij met het Schriftuurlijk onderwijs
uit dit boek. Hij doet 't nu dicht en legt 't op de
tafel en zit zo nog 'n poos te denken. Verleden jaar
bestreed ik 't Notaristype in oom. Nu geeft Gods
Geest het in mij, door ooms erfenis, de doodsteek.
Oom Ploon heeft steeds de Schrift open gehad.
Maar hoe lang heeft er 'n deksel op z'n hart gele
gen, zodat hij ze niet verstond. En ik zelf; wat heb
ik al niet gelézen in de Bijbel en in de boeken. En
hoe weinig heb ik nog verstaan van het evangelie
der vrije genade. Nu heeft God ook bij mij het dek
sel weggenomen en me gebracht tot eenvoudig ge
loven. Hij heeft het verstand dat over Zijn heerste
onttroond. Wat is dat 'n wonder van genade!
Jakob dankt die avond Zijn God, dat Hij hem nu
heeft leren geloven als 'n kindeke en hem notaris
type af heeft gemaakt