2^© denken w er in ^ee UIT MIJN KLAS ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR Hoe genoegHjk coti kei teven- ©e ItAieu~ati de vu~eeÈ IJsvreugd en ijsverdriet OPVOEDKUNDIGE RUBRIEK De kunst van vertellen ■nu Lucerne (I) Ons hele leven staat in het teken van het ijs. Merkwaardig hoe een mens zijn inzichten gedurende de loop van de dag veranderen kunnen. In de vroege (vroeg, nou jamorgen als ik uit mijn bed stap, verzucht ik: „Nogal ijs", en ik ril en voel me onge lukkig daarover. Dat leed is niet van korte duur want in diezelfde stemming ga ik de deur uit, na eerst nog met mijn hospita van mening verschild te hebben. Zij zegt met tedere aandrang: „Juffrouw lieve-d'r-nog-an-toe, uwes most nou toch maar gaan lope, want je zou doodvrieze op de fiets", maar ik wil fietsen, want een korte pijn is be ter dan een lange, vind ik op mijn beurt en koppig ga ik elke morgen op de fiets. Ik jakker of het om een kam pioenschap gaat en ben in de helft van de gewone tijd in school. De baas en de collega's moeten mijn morgenpraat je maar ontberen. Wat aardigheid is er aan een gesprek als je het allemaal zonder uitzondering, zo hartroerend met elkaar eens bent. En dat zijn we, want we zeggen elke morgen eensge zind, dat het zo koud is, kouder nog dan gister. Als ik ze allemaal netjes goedenmorgen gewenst heb, verdwijn ik subiet naar mijn eigen haard om daar de kachel de vrije teugel te ge ven en er dan zo dicht tegen te krui pen als mogelijk is zonder schroeiplek ken op huid of kleed, en dan maar wachten op de dingen die komen zul len. Ze mogen allemaal binnen komen, cr hoeft niet gewacht te worden op de bel. Nu, ze komen allemaal graag ge noeg binnen en ze zijn zo kalmpjes als je het als schooljuffrouw maar wen sen kunt. De kachel, die knort van plezier om z'n roodgloeiend buikje, maakt het behaaglijk genoeg voor hen. Anneke stevent haar bankje voorbij, dikke tranen biggelen langs haar blo zende, bolle toet en met klagelijk ge baartje steekt ze mij haar tintelende knuistjes toe. Met stevig wrijven jaag ik de venijnige pijn al gauw op de vlucht. Net als Anneke er toe kan be sluiten de kachel te verlaten om naar haar plaatsje te gaan, komt Krijn bin nen, triomfantelijk een dik gezwach telde onderarm vooruitstekend. Na tuurlijk komt hij ook onmiddellijk op mij af. „Juffrouw, gisteraevond ben ik van me sleetjie gevalle en toen is me armeh.... eh...." „gebroken", help ik hem. Nee, schudt Krijn diep denkend. „Gegeneusd". „O, gekneusd". Dat is 't em. „Pijn gehad", informeer ik. Het antwoord komt niet van Krijn, maar van Dirk, die op de voorste bank zit. „Nou juffrouw, want ie het 'eschreeuwd as onze keu". Krijn schijnt vagelijk te voelen, dat dit zeg gen de glorie van zijn oorlogswond wegneemt. Daarom gaat hij zonder verder commentaar naar zijn plaatsje, waarna de bel ons tot de orde van de dag roept. Maar onder het rekenen, als het zo echt lekker door en door warm is en ieder, dus ik ook, zich be haaglijk voelt, herinnert Leen zich op eens met plezier, dat er ijs is en dat er gister ijs was. Dat moet juffrouw toch ook nog even weten, want die slee van hem, eigen maakwerk van vader....! Daar kun je wat mee be leven. En hij hééft er heel wat mee beleefd. Maar laat zo'n Leen zich niet verbeelden, dat hij de enige is, die avonturen doorstond op ijs en slee. Tenslotte heeft Wim splinternieuwe schaatsen gekregen en Liesje mag rij den op de schaatsen van zus, die deze maat ontgroeide. Jonge ja, er is ijs en.vanmiddag ijsvrij! Ik bedenk het ineens met ple zier. (Ik sta nog wel met de rug vlak voor de kachel, maar gistermiddag na schooltjjd heb ik toch ook nog fiks even de benen uitgeslagen en vanmid dag een hele middag, ik ga er zin in krijgen. De meeste vertrouwen me hun toekomstplannen voor de eerstvolgen de periode toe, alles verband houdend met het ijs. Hans zegt, dat zijn vader gister ook gereje heit en dat hij zo op z'n g.. gevallen is en dat-ie nou nooit meer wil rije zeit-ie. Ik ben benieuwd hoelang Hans vader bij deze beslissing blijft. Vanmiddag toch eens uitkijken of ik hem weer zie zwieren net als gis ter. Zijn val heb ik niet meebeleefd. Maar goed ook, een gevallen man is geen verheffend gezicht. Als Rien me gul een plaatsje op zijn slee offreert, vind ik dat mijn dag weer goed is. Daarom fiets ik zo welgemoed naar huis, dat ik helemaal vergeten ben, dat er in de „vroege" morgen een schooljuffertje was, dat bibberend wenste, dat het nou maar gedaan mocht wezen met het ijs. Doch een dag is als een cirkel. Mor gen en avond sluiten soms merkwaar dig op elkander aan. Ik besluit mijn dag met even naar m'n goeie vriendin de dokterse te gaan, waar ik wel weer gratis een hoestdrankje krijgen zal voor het koudje op het ijs gepakt. Na tuurlijk heb ik fijn gereden. De colle ga's lustig voorbij gezwierd. Als je el kaar elke dag ziet en spreekt, moet je op het ijs weer geen onderlinge con versatie gaan voeren. Anders gaat de aardigheid er af, maar ik heb ze gul gegroet, als ik met onze dorpse Jannen en Pieten en mannen voorbijzwierde. De collega uit vier zwierde niet veel, bedenk ik, als ik een beetje stijf in 'n gemakkelijke fauteuil wegduik, wach tend op een van Ella's beroemde kop jes koffie en het flesje, dat zonder fa len het hoesten zal doen verdwijnen. Nee, collega vier zat meer op het ijs, dan hij wel reed, herinner ik me op eens. En ik besluit grootmoedig, dat als hij ook door dat „zittend rijden" eens verkouden mocht zijn geworden, dat hij beslist een deel van mijn hoest drankje kan krijgen. Gelijk met Ella komt haar man binnen, (Be me bemin nelijk vraagt, of ik ook mijn voet ver stuikt heb, net als collega Verhagen, de man uit vier? Onbewogen voorspelt de medicus, dat hij er wel even mooi mee zal zijn. Beslist er mee blijven zit ten. Ik schrik ervan. Dat betekent klas vier verdelen en ik zal ook wel een portie er bij krijgen, want de andere klassen zijn nog groter dan de mijne. Als ik met mijn hoestdrankje naar huis wandel door het donkere dorp, tegen een bijtende wind in, denk ik, net als vanmorgen, zo'n vorst toch. Zou het nog lang duren? H Geachte Redactie, f In „Elseviers Weekblad" las ik onlangs een stukje proza waarin kort Sg en bondig in enkele regels de titels van twee en twintig films welke 35 op dit ogenblik in de drie grootste steden van ons land draaien, waren f verwerkt. Hier volgt het: 555 „In de havenwijk zwerft de geschonden jeugd. De meisjes van de nacht wachten op de fatale minuut. Achter gesloten gordijnen jg zitten de slaven der hartstocht op het hemelbed. Zij kennen niet 555 de angst voor het grote wild. Aan de deur hangt een bordje: Op- f gepast, zakkenrollers. Het gaslicht flikkert. Over de vrouwenroof van gisteravond hangt nog de mysterie van het leven. In de Moulin =55 Rouge vertelt de man in het duister verdacht van zedenmisdrijf f het verboden verhaal. Aan de kade ligt het gevloekte zeilschip, 7 waarop de Gouden Havik (drie liefdes, blondjes genieten de voor- i! 555 keur) zich met-het meisje uit kamer 17 heeft teruggetrokken. Sinis- 35 ter sluipt de dief van Damascus naderbij55 Al dit vergif wordt week aan week over de jeugd van Nederland 5S uitgegoten. En deze zwelgt er in en gaat er lichamelijk en geestelijk 55 fi aan kapot. Wordt het geen tijd dat we ook in onze kringen wat meer f,. jg aandacht gaan geven aan het grote, geestelijke gevaar dat er in de Sj 555 moderne bioscoop schuilt? Uw abonné L. v. d. W. 55 555 555 >5 555 We zijn het er volkomen mee eens. Onze kinderen horen niet in de 55 35 bioscoop thuis. Maar kerken en kranten, zedenpolitie en kinderbe- S jg scherming staan hier machteloos, wanneer het gevaar bij de bron, 'S 555 dat is in het huisgezin, niet wordt gestopt. 55 IK De ouders hebben hier de eerste en de grootste taak. ff "V Redactie. k rs s De Jerry-can. Deze rubriek is nu eenmaal een wonderlijk stukje lectuur. Van proza naar poëzie en zo. Nu weer wil een lezer weten waar dat nuttige product, de jerry-can (u weet wel, waar 20 liter petroleum in kan) zijn naam aan dankt. Deze petro- leum-kan werd door de Duitsers uitgevonden en het eerst ge bruikt in de woestijn door Rommel. Later Vonden de En gelsen de kan tussen de rommel in de woestijn en maakten deze na. Jerry was de scheldnaam voor de Duitsers. En dus werd het een jerry-can. Het is alle maal eenvoudig, als je het maar weet. Saffraan en gember. Een lezeres wil graag weten vaar deze twee specerijen van daan komen. Saffraan is de ge droogde stempel van een ba- paalde crocussoort (nooit ge dacht?). En gember, dat is de wortel stok van de gemberplant. Men neemt hier de beste stukjes uit en die worden dan geconfijt. Maar weet lezeres wat foelie is? U kent natuurlijk een nootmus kaat? Wel, de bast die daar om heen zit is foelie en die foelie is kostbaarder dan de noot. Het geen niet veel voorkomt. Het proces. Tot de vragen die wij nog al eens krijgen voorgelegd, be hoort er een waarop wij stee vast geen antwoord geven, of liever, een ontwijkend antwoord. Om een of andere reden meent meneer A. te moeten overwe gen een proces te gaan voeren tegen meneer B. Natuurlijk is meneer A. eens gaan praten met een advocaat die zijn deskun dige mening over het geval gaf, plus (misschien) een raming van de kosten. Meneer A. ziet zeer wel in dat ieder proces een be paald risico inhoudt. Men kan verliezen of winnen. Alvorens nu de grote stap te ondernemen, wil men dan van ons weten of men zal winnen, althans een grote kans heeft om te kunnen winnen. Kijk, wij zouden dan allereerst alle stukken moeten bestuderen (cursief, want alleen bekijken is onvoldoende). Ver volgens zouden wij de papieren van de tegenpartij moeten ken nen. Wij moeten verder gelo ven dat betrokkene ons de waarheid en niets dan de volle waarheid heeft gezegd. Ten slotte zouden wij moeten weten wat de geraadpleegde advocaat heeft gezegd. li voelt, dat is al lemaal te veel van het goede. In gevallen als deze verwijzen wij dan ook prompt naar de be trokken advocaat of naar een advocaat in het algemeen. We voorkomen dan ook dat het later zal worden: verlorenEN de courant zei nog wel De Alimentatie. Een lezer is nog al vol met zorgen geraakt, omdat hij een brief kreeg van een gemeente bestuur, het verzoek bevattende of hij wil bijdragen in de kosten voor zijn broer die in een inrich ting is. De betreffende gemeente schijnt alle broers te hebben aan geslagen. Veel zorgen behoeft lezer zich niet te maken over deze brief, want hij kan gewoon schrijven dat hij niet genegen is om aan dat verzoek te voldoen. Want meer als een „verzoek" is dit schrijven niet. Tussen broers en zusters onderling be staat geen alimentatie (onder houdsplicht. Maar lezer kan het die gemeente toch niet kwa lijk nemen, wanneer ze het pro beren? Curatele. Het is in principe zeker mo gelijk om een broer, die zijn ge hele bezit omzet in drank onder curatele geplaatst te krijgen, heel eenvoudig is dit echter niet en men zal verstandig doen om zich over deze kwestie maar te wenden tot een advocaat. Een onder curatele-gestelde komt on der het gezag van een curator, hij wordt dus weer minderjarig. Alleen op grond van het bestaan van de curatele, kunnen daden en handelingen van de „curan dus" nietig worden verklaard. Meestal wordt ook een toeziende curator benoemd, zodat we dus nog duidelijker de figuur krijgen van voogd en toeziend voogd. Geheim kan het niet blijven want publicatie in de Staatscourant en in een plaatselijk dagblad is no dig. Vraag het even Onze abonné's kunnen iedere moeilijkheid aan onze medewerker voor- legggen. Zft krijgen des gewenst steeds antwoord in een persoonlek schrij ven. Brieven moeten wor den gericht aan de redac tie en links in de hoek van de enveloppe moet worden geschreven: Raads man. Op uw briefpapier gaarne uw naam en adres in blokletters. Voor de antwoorden wordt niets in rekening gebracht, Over de volgende onder werpen kunt u (onder meer) vragen stellen: ju ridische aangelegenheden, sociale verzekeringen, as suranties, erfeniskwes ties, woning-aangelegen heden, alles wat ligt op het terrein van het maat schappelijk werk, per soonlijke moeilijkheden, huishoudelijke vraagstuk ken (recepten, bloemen - verzorging etc.), opvoe dingsmoeilijkheden en al wat aanleiding kan geven voor zorgen of moeilijk heden. Alle brieven wor den strikt vertrouwelijk behandeld. Angstig -te phtiitnu \rM mm Bad hamem doen, i* het slechtste wat men kan doen. Langs de weg van tegenspoed zal alles in orde komen. Zorg voor de toekomst berooft a wan de ene helft van het tegenwoordige, kommer over het verleden van de andere helft. Tobben verteert de geest van activiteit. Ik weet niet, of er opiumpillen bestaan. Maar U hebt de vorige pil misschien zo ge noemd. Als die tenmin ste de eer genoot, door U geslikt te zijn. En U mooie visioenen zag. Maar waar blijft de werkelijkheid? 't Is al lemaal mooi, maar Vertellen is goed voor een moeder uit een boekje en voor de (Zondags)schoolmees- ter. Toch komen we niet onder de Bijbelse opdracht uit. Zo zitten we niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk al tijd tussen 2 polen, uiterst ver van elkaar: opdracht-vervulling, idealisme, realisme, enz. En het is een toer, al tijd op de evenaar te blijven. Pas in het vol ledig geopenbaarde Godsrijk komen de po len volkomen bij el kaar. Wij hebben neiging tot de uitersten. Geze ten op de pool van het idealisme zien we de nuchtere werkelijkheid niet: beperkte gave, tijd, lust. Gevolg: hoog stens een mooi begin en dus teleurstelling. Op de pool van het realis me verliezen we elk ideaal, elk geloof. Ge volg: we komen nooit verder en verzuren. Alleen de realistische idealist heeft gelijk. Hij heeft een ideaal, maar ziet ook de moeilijkhe den. Die néémt hij ech ter. Ook de moeilijkhe den op ons erfje zijn te overwinnen. Ieder nor maal begaafde kan le ren vertellen. Evenmin als bij het dichten en orde houden bv. is het een kwestie van kun nen of niet kunnen. Waar een wil is, kan men elke avond wel es een kwartier of half uur vinden om zich met behulp van een hand leiding voor te bereiden voor de volgende dag. We verrijken ons eigen leven er ook mee. Laten we in het be gin niet te hoog mik ken. Een keertje laten terugvertellen. Een in teressante en waarde volle waardemeter van de vorige behandeling. We zien, welke voor stellingen de kinderen zich gemaakt hebben: een kind in Vlake laat Johannes in het kanaal dopen en een Thole- naartje laat de Verlo- ren Zoon alles in Ber gen opmaken! Bij het voorlezen uit de Kinderbijbel stoppen we af en toe om de kin deren een naam te la ten aanvullen, in het kort er wat om heen te vertellen of er iets bij uit te leggen. Een Kin derbijbel kan nl. nooit volledig afgestemd zijn op elk kind op elk ogenblik. De jeugd waardeert dit alles. Wie zich biddend voor bereidt, zal ook eens op de juiste tijd en wijze getuigen, heel eenvou dig: „Zo zie je, dat de Here God alles kan". „Kan de Here mij dan een step geven?" zal een 4-jarige dan misschien vragen en 'n oudere kan zeggen: „Nou, ik heb tenminste gevraagd, of de Here zusje gauw beter maakt". Er ontstaat een gesprek. Rijk en vrucht dragend. Vooral niet de dominee of schoolmees ter spelen (met alle eerbied) Dan is het maar één stap naar de vertelling in gesprekvorm. 10 mi nuten is genoeg. Zitten we dan niet heerlijk warm op de evenaar? Vertellen, hoe stunte lig ook, is toch: zeggen, dat onze armoe wel een realiteit, maar Gods rijkdom een nabij Ide aal én een Realiteit is? Reeds in dit leven. De vorige week wezen we op het stuiven van gronden als structuurver- val tengevolge van erosie, en op de noodzaak hiertegen maatregelen te nemen. In Amerika, het land waar men reeds lang de strijd tegen deze erosie heeft aangebonden, is een van de middelen, met succes aangewend, de alfalfa of lucerne. Dit gewas is ons bekend. Reeds meer dan een eeuw zien we de lucerne in Zuid Nederland uitgezaaid, zij het op beperkte schaal. Na de oorlog echter neemt de teelt belangrijk toe en wel van 3300 ha* in 1939 tot 10.000 ha in 1952. Een toename van ruim 200 pet. dus. Als oorzaak hiervoor kunnen we o.a. noemen: Het herstel van de door inundatie bedorven gronden. Deze belangstelling voor lucerne heeft een verminderde uitzaai van ro de klaver tengevolge. En terecht, dank zij de voordelen aan de lucerneteelt verbonden. Immers een goed perceel lucerne kan 3-5 jaar blijven liggen, ro de klaver daarentegen hoogstens 2 jaar. Ook de voorjaarsontwikkeling is beter en de productie hoger. Lucerne stelt geringe eisen aan de bovengrond, maar vraagt een goede ondergrond, noodzakelijk voor de zeer diepe beworteling. Aan deze diepe be- worteling dankt de lucerne zijn goede naam als grondverbeteraar, een eigen schap, waarvan bij het herstel der ge- inundeerde gronden dankbaar gebruik wordt gemaakt. Lucerne is dus een bij uitstek ge schikt gewas voor structuurverbetering en een van onze machtigste wapenen tegen de erosie! Hiervan is men in het algemeen nog te weinig doordrongen. De teelt kan en moet nog veel meer worden uitgebreid, vooral nu de grond steeds minder stalmest toebedeeld krijgt. Helaas kan lucerne niet op alle gronden worden geteeld. De kans van slagen hangt in hoge mate af van de zuurgraad der bodem. Vandaar dat kalkrijke gronden te prefereren zijn. Voor zure gronden is men dus aange wezen op rode klaver. De verbouw van lucerne is vaak ge remd door vergrassing van het per ceel. Dit gevaar wordt echter over schat. Uitgaande van schoon land en van goed zaaizaad valt die vergrassing in het eerste jaar wel mee. In de vol gende jaren kan men met flink eggen in het voor- en najaar vervuiling zeer goed beperken. Een punt dat aandacht verdient bij de lucerneteelt is het enten van het zaaizaad. Maar al te vaak meent men dat het er wel zonder kan. Proeven wezen echter uit dat op gronden waar lucerne voor het eerst wordt gezaaid, het enten absoluut noodzakelijk is, wil men niet teleurgesteld worden. Ook op percelen waar de lucerne regelmatig werd verbouwd bleek enten nog een aanzienlijke meer-opbrengst te geven. Wil men weten of enten nodig is, dan geve men een stikstofbemesting. Rea geert het gewas hierop duidelijk, dan moet geënt worden met de wortel knolletjes-bacterie. Van evenveel belang is de rassen- keuze, waarover wij de volgende keer iets willen zeggen. W. J. L. waar, wat ze zegt. Maar 't is een waarheid, waarmee ze geen ziertje verder komt enals God het niet verhoedt, zal omkomen. Wat is 't toch erg! Jakob gaat door met de lectuur. En 's Maandags avonds ook. Dan leest hij op pag. 186 en 187: „Het is mij dan een onbegrijpelijk ding, wat gij en andere dog verstaen wilt hebben, door het aen- nemen van den Heere Jezus als aangeboden hetwelk geschiedt sonder sig toe te passen: „Jesus is de mijne", gelijk gij hier ook schrijft. Want als iemandt niet kan gelooven en sig toepassen, dat de Heere Jesus de sijne is, voor zoverre Hij hem van den Vader en de Beloften des H. Evangeliums wordt gegeven en geschonken uit vrije genade, als hij Hem maer voor den Sijnen waerlijk begeert te ontfan- gen; wat neemt soo een dan dog aen? Hij neemt immers geen Christus aen? want hoe soude hij dien konnen aennemen, daer hij niet kan gelooven, dat Christus hem waerlijk als sijn eigen goedt van den Vader om niet uit genade wordt geschonken en aan geboden? Of neemt hij Christus dan aen als een dief en moordenaer, die eens anders goedt steelsge- wijze en sonder dat het hem gegeven wordt aen- neemt? Eilieve, wat recht heeft dog een arm son- daer op Christus om Hem aen te nemen als sijn eigen goedt; anders als dat 's Vaders genadige ge- tuigenisse in het H. Evangelium: „Ik schenke, Ik geve u Mijn Christus; Hij is de uwe, als gij Hem maer oprechtelijk neemt en hebben wilt, soo als Ik Hem u geve?" „Maer als nu een sondaer die genadige Belofte Gods niet aenstonts vooruit kan of mag gelooven met sijn gansche herte, gelijk gij (J. Groenewegen) dat soo stelt, en andere met u, dan kan hij immers in der eeuwigheid den Heere Jezus Christus ook met geen waer geloove aennemen; want men kan nim mermeer iets van een ander aennemen, of het moet ons van een ander eerst gegeven en geschonken worden; en wij moeten ook sien en weten, dat het ons gegeven wordt, of anders souden wij het dief- agtig na ons nemen". Neen, dat heeft Jakob nog nóóit zo gezien, dat hém Jezus in het Evangelie in de beloften gegeven is. Hij beseft nu pas wat ongeloof is bij iemand die onder 't evangelie leeft: de hem gegeven Christus verwerpen. Dat het aanbieden van Christus precies hetzelfde is als een geven van Hem verduidelijkt Van der Groe op pag. 189 nog zo: „Neemt maer eens den eersten Bedelaer waer die u ontmoet (want dat volck verstaet de waere kracht en betekenisse deser woorden, daer over gij met ons twisten wilt, veel beter als iemandt anders) en vraeg hem en alle sijne kameraden, die gij spreekt, wat onderscheit daer waerlijk is tussen een aalmoes te geven of aan te bieden; en tussen dien te ont- fangen en aan te nemen. Soo een eenvoudig ding soude u somtijds meer dienst konnen doen dan mijn geleerdt of half geleerdt schrijven". Om half elf 's avonds krijgt hij het boek uit. Moeder is al naar bed en Koba ook. Jakob is dus alleen nog op. Hij heeft z'n gemak genomen: z'n be nen liggen op een andere stoel. Hij bladert nog eens wat terug. Hier en daar heeft hij iets onderstreept met potlood. Z'n oog valt weer op pag. 142, daar waar staat: „De ouden wisten niet van geloove, Rechtvaerdig- makinge en versekeringe soo wijdt van een te schei den; neen, sij handelde wat eenvoudiger in saken des geloofs, en minder met redenkavelinge der vleeschelijke Bevattinge, als de welcke sij voor de waerheidt Christi en voor het Geloove uitnemende schadelijk hielden. Het was bij haer een vaste stock regel: die waerlijk gelooft, die is gerechtvaerdigt en versekert in sijn gemoedt. En al wat van die regel afweek, dat verwierpen zij als een dwalinge, en gingen het te keer met dat Swaerdt des Geestes, sijnde Godts Woordt...." En dan nog iets teruggaande ziet hij weer op pag. 140 en 141: „Sij (de oude Gereformeerden) verstonden het altemael in sulken sin als de Apostel Paulus in het particulier predikte van de vergevinge der sonden, de bron van alle andere weldaden en genaden Godtsseggende tot alle Jooden, bekeert en on- bekeert, die in de synagoge waeren, Hand. 13 38: Soo sij u dan bekent, mannen Broeders, dat door desen u vergevinge der sonden verkondigt wordt, dat is: voorgestelt, belooft en aangeboden, opdat gij die met waeren geloove, door de werkinge des H. Geestes, uit Godts genadige handt tot uw eeuwige troost en behoudt, soudet aannemen en ontfangen als uw eigen goedt, dat Godt u uit Sijn vrije liefde schenkt; en dat ik Paulus u als een gesante Godts nu kome bekent maken, enz". Nu ziet Jakob ook in zichzelf iets van het Notaris type. Want hij heeft ook wel zo geredeneerd: „Ik geloof. Dus ben ik rechtvaardig". En zo heeft hij in plaats van oom Ploon z'n ene zucht eigenlijk z'n geloof gezet. Maar hij had zich steeds enkel en alleen moeten verlaten op de belofte Gods volgens Van der Groe aan hem zo gedaan: „Ik vergeve Jakob van Raalte en schelde hem alles kwijt, wat hij Mij zo menigvuldig misdaan heeft, als hij maar die gunst van Mij wil aannemen". Hij voelt 't: 'k Ben nog vaak werkzaam met me zelf, in plaats van met het in 't evangelie me ge geven heil. Wat is hij blij met het Schriftuurlijk onderwijs uit dit boek. Hij doet 't nu dicht en legt 't op de tafel en zit zo nog 'n poos te denken. Verleden jaar bestreed ik 't Notaristype in oom. Nu geeft Gods Geest het in mij, door ooms erfenis, de doodsteek. Oom Ploon heeft steeds de Schrift open gehad. Maar hoe lang heeft er 'n deksel op z'n hart gele gen, zodat hij ze niet verstond. En ik zelf; wat heb ik al niet gelézen in de Bijbel en in de boeken. En hoe weinig heb ik nog verstaan van het evangelie der vrije genade. Nu heeft God ook bij mij het dek sel weggenomen en me gebracht tot eenvoudig ge loven. Hij heeft het verstand dat over Zijn heerste onttroond. Wat is dat 'n wonder van genade! Jakob dankt die avond Zijn God, dat Hij hem nu heeft leren geloven als 'n kindeke en hem notaris type af heeft gemaakt

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 8