NOTARIS-TYPE AF
en /iter pi&lz&rt ouer°
UIT MIJN KLAS
ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR
Gezien nu de samenstelling van de streden van 1929 tot 1940, zonder tast-
Gemeenteraden in de steden boven de baar succes.
We schreven reeds enkele malen
over deze o.i. zeer belangrijke organi
satie, die met name ten plattelande
nog maar in de kinderschoenen staat.
Ook in Zeeland zullen wij ten plat
telande de handen ineen moeten slaan
om overal tot oprichting van goede
bibliotheken te komen.
Het orgaan, reeds eer door ons ge
citeerd: „De Chr. Bibliotheek" geeft er
een belangwekkend artikel over, dat
we hier, ten behoeve van onze lezers
een plaats inruimen.
Het feit dat bovengenoemde Bond
het initiatief heeft genomen tot en de
oprichting tot stand wist te brengen
van de P.C.L.R., is de reden dat wij
aan deze Bond een afzonderlijke plaats
inruimen. Bij het lezen van zijn naam
moet ge bij: openbaar, niet denken aan
de betekenis die dit woord heeft in
bijv.: de Openbare school. Hier bete
kent „openbaar" alleen: voor ieder
toegankelijk, ongeacht rang of stand
of levensovertuiging. Duidelijker zou
dus ongetwijfeld zijn, te spreken van:
Algemene Leeszaal.
En dat er zelfs een Bond kon wor
den opgericht van Christelijke Lees
zalen bewijst dat die er dus zijn moe
ten, iets wat misschien aan menigeen
onder ons, die toch graag voor mee
levend wil worden aangezien, nog wel
eens niet bekend kon zijn, vooral niet
als het er om zou gaan de plaatsen te
noemen die een Christ. Leeszaal en
Bibliotheek rijk zijn.
De grote christelijke stadsbibliothe
ken, waarop gij in bepaalde omstan
digheden zoudt willen terugvallen, ze
zijn er dus al!
Te weinig in aantal, 't is waar, maar
ze zijn er. Ons land telt er zes!!! (zes).
De Bond die hen samenbindt is op
gericht in 1929. In de kwarteeuw van
zijn bestaan heeft deze Bond een moei
zame strijd gestreden voor de rechten
van de Christelijke Leeszaal. Naar de
mening van de oprichters had een der
gelijke inrichting recht van bestaan
naast de Algemene en R.K. leeszalen.
Zijn strijd was hierom zo moeilijk,
omdat de positie van de Chr. inrich
tingen bij de Rijkssubsidievoorwaarden
niet geregeld is, terwijl dit wel het
geval is met de Leeszalen der beide
andere richtingen. Voor deze is nauw
keurig omschreven, onder welke voor
waarden zij subsidie kunnen ontvan
gen van Gemeente, Provincie en Rijk.
Bij de Christelijke Leeszalen hangt
de subsidiëring geheel af van de goed
willendheid der Gemeentebesturen. Bij
deze toch ligt de eerste verplichting
De Bond van openbare
Christelijke Leeszalen en
Bibliotheken
voor de toekenning van subsidie, ook
al weer volgens de Rijkssubsidievoor
waarden. Weigert een Gemeentebe
stuur subsidie te verlenen aan een
Chr. Leeszaal ter plaatse, dan houden
ook Provincie en Rijk de beurs dicht
en er geschiedt niets tot op het mo
ment dat de gemeente bereid is te sub
sidiëren.
Met een R.K. inrichting is dit ge
heel anders. Is in een gemeente een
voldoend aantal R. K.-en aanwezig
(13.333) en weigert het gemeentebe
stuur een dergelijke instelling te sub
sidiëren, dan vervalt het Rijks- en
Provinciesubsidie voor de Algemene
inrichting. Daarom hebben de R. K.
nooit die bittere strijd te voeren gehad
die de Chr. Leeszalen te voeren had
den.
20.000 inwoners en alleen in zulke
plaatsen kan een Leeszaal worden ge
vestigd begrijpt men dat er weinig
kansen waren, dat gemeenteraden
zouden overgaan om subsidies te ge
ven aan de Bond om onze kwijnende
Leeszalen op de been te houden.
Het gevolg daarvan was tweeërlei:
In de meeste plaatsen durfde men er
niet aan te beginnen een Chr. Lees
zaal op te richten.
De Bond moest dus allereerst trach
ten levensvoorwaarden te scheppen
voor het ontstaan van Chr. Leeszalen.
Wat het eerste betrefteen paar
treffende voorbeelden laten U zien
hoe moeilijk het is om in een stad
subsidie te krijgen. In Rotterdam is
men nu al meer dan vijf en twintig
jaar bezig op lofwaardige wijze te
streven naar een Christ. Leeszaal.
Maar het is nog niet verder gekomen
dan een aantal bloeiende wijkbiblio-
theken, die geheel op eigen wieken
moeten drijven, die uitsluitend met
vrijwillige krachten moeten werken en
die natuurlijk de strijd tegen de prach
tig ingerichte Leeszaal .met filialen
van de Gemeente niet kunnen vol
houden.
In Zeist kwijnt al meer dan 25 jaar
een Christelijke Leeszaal, die van de
gemeente zo'n uiterst pover bedrag aan
subsidie ontvangt, dat ver beneden het
vereiste minimum blijft, zodat de an
dere subsidiërende organen ook niet
tot subsidiëring overgaan.
In Voorburg is het al precies hetzelf
de, al komt daar nu enige hoop, door
dat er een soort federatie komt tussen
de openbare algemene Leeszaal en de
Christelijke.
Het valt daarom niet te verwonde
ren dat het aantal Chr. Leeszalen tot
nu toe ver en ver achterblijft bij dat
der algemene en R.K.
Tegenover een zestal Christelijke
Leeszalen staan 37 R.K. en 56 „alge
mene" Leeszalen.
Daarom was de eerste taak die de
Christelijke Bond na zijn oprichting te
vervullen had, te streven naar herzie
ning van de subsidievoorwaarden.
Daarvoor heeft het Bondsbestuur dan
ook onvermoeid en onophoudelijk ge-
Toen kwam de oorlog en van overleg
over zulke zaken was toen geen sprake
meer. In 1945 waren de Chr. Leeszalen
dus nog weinig in aantal en ze ver
keerden in berooide toestand. Slechts
een drietal was toen gesubsidieerd.
Opnieuw is toen de Bond zijn strijd
begonnen en na vele en moeilijke on
derhandelingen kwam het in 1948 zo
ver, dat de Centrale Vereniging van
Openb. Leeszalen en Bibliotheken, dat
is: het adviserend lichaam van de Mi
nister, bereid was een voorstel in te
dienen tot wijziging van de Subs, voor
waarden ten behoeve van de Chr.
Leeszalen.
Minister Rutten legde dit advies
naast zich en ging over tot de instel
ling van een Rijkscommissie tot onder
zoek van het hele Lectuurvraagstuk.
Deze commissie werd ingesteld Mei
1949 en is nu, na vier en een half jaar,
nog steeds bezig met een rapport. In
tussen was op initiatief van Minister
Gielen in 1948 een „noodgeld" ver
strekt aan de Bond om de kwijnende
Leeszalen enigermate te steunen. Met
dit noodgeld worden nu verschillende
leeszalen op povere wijze in het leven
gehouden.
En de Bond wacht en wacht
In zijn eigen orgaan: BIBLIOTHEEK
CONTACT, roept de Bond de belang
stelling wakker voor deze principiële
strijd bij allen van wie zij steun ver
wacht.
In dit orgaan komen telkens de vra
gen, waarover het hier gaat, in een
helder licht te staan en wordt een in
alle stilte gestreden strijd in het volle
daglicht gebracht.
Dat alleen reeds is van onschatbare
betekenis. Ons Christenvolk moet
eerst weten wat er op het gebied der
Lectuurvoorziening aan de hand is.
Dan alleen mag met goede reden
verwacht worden dat het aantal van
de actieve werkers om recht te krij
gen, ook op dit gebied, voor het Prot.
Christ, volksdeel, sterk zal toenemen.
Er moet een tijd komen dat alle
Prot. Christelijke Vertegenwoordigers
in Staten en Raden niet langer zwijgen
kunnen over dit onrecht en zolang al
de kracht van het beginsel in de strijd
brengen, tot er daden gesteld worden,
„Zo tegen mjj heeft hij nooit meer iets ge-
zeid. Maar wat de zaak betreft: neen, dat zou ik
niet durven zeggen. Als zo'n Godzalige schrijver
als Van der Groe zelfs die weg aanwijst, dan zal
ik niet zeggenwie dat pad opgaat, gaat voor
eeuwig verloren. Maar een andere zaak is of ik,
als iemand mijn oordeel vraagt zoals toen, en hij
is in 't heden der genade en God kan hem dus
nog gans particulier den Borg openbaren, of ik dan
die weg van geloven in algemene Woord aan
prijs. En dan zegge ik: „Neen!"
„Ja, nu begrijp ik 't. Dus ik mag gerust aan
nemen, dat hij goed weg is?"
„Zeker, als hij zich zo tegen je uitgelaten heeft,
dan mag je dat". En van dit onderwerp afstap
pend: ,,'t Is anders treffend! Zo van de wereld af
en zo de eeuwigheid in. Wat 'n roepstemme voor
ons hè: zijt ook gij bereid!"
„Ja, we hoeven er heus niet op te rekenen, dat
we allemaal een sterfbed krijgen".
„Neen hoor.... 't kan zo beslist wezen. En dan?"
zo zegt Marie, waarop Hein antwoordt:
„En dan? Ja, als we hier niet sterven geleerd
hebben voor ons sterven, dan hoeven we eigenlijk
niet eens te vragen: wat dan? Want dan weten we
't wel, waar 't op uitloopt".
„Jaaaa". Een zware zucht van Marie.
Én Dirkje zegt: „Nu ga 'k maar weer naar huis".
„Nou, dag hoor, en condoleer je vader en moe
der al vast maar van ons. Wij komen Maandag
avond wel als we 't leven hebben".
Die nacht slaapt Marie de eerste uren niet.
Neen, de temperatuur doet het hem niet. Want na
da-ctwreerstHti -ds-t heerlijk opgelucht. Maar voor
haar gemoed heeft ze het vreselijk zwaar. De angst
voor de rechterstoel te moeten verschijnen zonder
een Borge voor d'r ziel te hebben, die zit haar in
't lijf, die jaagt haar gedachten op, die doet het
haar zo erg benauwd krijgen. Goof ligt rustig
naast haar te slapen. Och, die man is zelfs niet
zoekende. Die stelt scherp de termen van het pro
bleem móetenen niet kunnen; 't wordt je
aangeboden.'... en 't is alleen maar voor de uit
verkorenen, dus mag je jezelf niks toeëigenen, en
verder leeft hij rustig voort en na z'n werken is
het goed rusten, vooral in de drukke oogsttijd.
Maar Marie „doet naar 't goeie" en zij is zoekende.
Doch hoe benauwd ze het deze voornacht in de
bedstee ook heeft, wat ze ook afdoet over d'r toe
stand, hoe zeer ze werkzaam is omtrent d'r aerme
ziele, tot een gelovig toevlucht nemen tot Jezus
Christus komt ze niet. Want op 't algemene Woord
durft ze zich niet verlaten en 't behaagt den Heere
niet haar gans particulier den Borg aan d'r ziele
te openbaren.
De vermoeidheid damt eindelijk de stroom harer
angsten af en dan valt ze in een verwarde slaap.
Neen, niet alle zoekende mensen vinden.
Zondagochtend ontmoet Jakob als hij naar de
kerke gaat de ouderling, die deze morgen lezen
zal. En hém vertelt hij het van oom Ploon.
„Ja, 't is altijd een zoekend mens geweest,
Jacob".
Aldus besluit de ouderling het gesprek over
Ploon. Vanmiddag, als Ds Baan hier preken komt,
zal hij hem verwittigen van dit sterfgeval in de
kring der gemeente.
Half zesse deze avond ziet de oude Mina haar
broer niet komen zoals altijd. Wat mist ze hem!
Ja, hij is haar nog voorgegaan naar 't huis met
de vele woningen. Want, dat gelooft ze vast, daar
is hij nu. En eens, wie weet hoe gauw, zal ze hem
daar weder zien. Maar nü is het gemis daar niet
minder door. Vooral omdat zij niet lezen kan.
Een hele drukte is 't 's Maandagsavonds in t
sterfhuis. Goof en Marie (beiden met de tram ge
komen), Jakob, Gijs, Koba, Ds Baan, en enige
Stellingwervers zitten in de ruime voorkamer met
de lakens voor de ramen, de omgekeerde spiegel
aan de mure, de op kwart over zevene stilgezette
klokke (op dat uur overleed Van der Zee) bij de
geheel in 't zwart geklede Janna, en Dirkje en bij
Jaap, in z'n Zondagse visserskledij, terwijloom
Ploon sedert 6 uur deze avond achter in de zwarte
kiste met het kleine raampje ligt.
Ds Baan is d'avond in April met Van der Zee
nu geen ogenblik uit de gedachten, terwijl hij
spreekt van Gods genade, die Zijn kind thans thuis
heeft gehaald en het heilswerk roemt, door God in
dit zoekend mens gewrocht. Zo krijgt in dit huis des
doods de HEERE de ere, die Hem toekomt.
Wanneer ds Baan vertrekt, fietst Jakob met hem
mee. Langs de stille Drummelse weg wordt het geel
der korenakkers en der stoppelvelden en het groen
van aardappelen en suikerbieten door 't duister van
de avond vervaagd, maar in het gesprek dezer twee
naar aanleiding van hetgeen met oom Ploon in De
cember van het vorig jaar is voorgevallen, wordt
het beiden steeds helderder hoe naar de Schrift over
het geloven gedacht en gesproken dient te worden.
„Ja Jakob, 'k heb door mijn praten met Van der
Zee in April leren zien, dat zoekende mensen niet
geholpen worden door vragen, zoals ik in die preek
over de rechtvaardigmaking stelde. Wie niet weet,
of hij gelooft, moet niet anders doen dangaan
geloven, voor 't eerst of bij vernieuwing. Geloven
in de belofteMet die belofte werkzaam wezen
en niet met zichzelf. Wat is Jakob blij, dat Ds Baan
zo spreekt! Hij wordt er zelf ook door gesterkt.
(Wordt vervolgd.)
Denk nu niet, dat ik van elk van mijn
kinderen een complete levensroman ga
schrijven, omdat ik deze maal voor de
tweede keer Gillis van Gijsie Grauw ten
tonele voer. Maar nu kun je eens zien, dat
je, net als in het grote mensenleven, ook
met zulke peuters altijd voor de wonder
lijkste verrassingen en tegenstellingen komt
te staan. O verwacht nu alstublieft niet,
dat ik nu ineens een braaf Hendrikje in-
plaats van dat kwaadaardige rakkertje heb
gekregen. Nee, Gillis is nog wel Gillisie
van eerst, al moet ik toegeven, dat hij wel
ondeugend, maar niet meer zo treiterig is
geweest van de week. Maar nu vanmorgen
onder de Bijbelse geschiedenis zag ik op
eens weer een heel andere Gillis, dan ik
tot nu toe gezien had. Ik vertel graag Bij
belse geschiedenis, al is het niet, omdat ik
dit zo gemakkelijk vind, want telkens weer
voel ik, dat ik me daarvoor zeker goed
moet voorbereiden. Vanmorgen vertel ik dat
de twaalfjarige Jezus met Jozef en Maria
naar Jeruzalem is gereisd en daar, als zijn
„ouders" weer op de terugreis gaan, achter
blijft. Wij kennen allen dit voorval uit
het leven van de Here Jezus. Het lijkt zeer
eenvoudig, maar ik blijf het altijd moeilijk
vinden om de kinderen toch enigszins iets
bij te brengen van dit grote wonder, dat
de Here is Kind, en ook Gods eigen Zoon.
Er zijn natuurlijk ook mensen, die menen,
dat je dit ook maar niet vertellen moet, om
dat het werkelijk ook te moeilijk is en de
kinderen er totaal niets van snappen. Ja...
ze begrijpen er misschien niets van, maar...
ik eigenlijk ook niet en wie wel? Ik weet
me getroost met de wetenschap, dat we ons
hele leven mogen leren over deze dingen
en misschien dat we er op de duur een heel
klein beetje van gaan begrijpen, maar in
ieder geval weten we er toch altijd, op elk
ogenblik ook weer zoveel van, dat we er
de eeuwigheid mee in kunnen gaan, waar
onze vragen zullen worden opgelost. Daar
om vertel ik, dat de Here Jezus in de Tem
pel van Zijn Vader achterblijft. Maar er
zijn ook van die gewoon menselijke mede
delingen in de Bijbel. Maria, de moeder is
bezorgd. Samen met Jozef gaat ze zoeken.
Na de vertelling mogen ze allemaal altijd
vragen, wat ze maar vragen willen, of hun
opmerkingen plaatsen, die dikwijls zeer ver
frissend op me werken en me van alle
sleurvertellerij afhouden. Wat ik ook van
Gillis van kwaad zou kunnen vertellen, on
der de Bijbelse geschiedenisles is hij altijd
zeer behoorlijk. Hij heeft ook nu weer ge
luisterd en wil klaarblijkelijk wat vragen.
Of de Here Jezus Z'n moeder erg kwaad
was geweest, toen ze de Here most zoeken
en of, dat de Here toen ook klappe het
gekregeMet haast angstige bezorgd
heid kijkt Gillis me aan. Het is hem ernst
met zijn vraag. Ik probeer, nog wat uit
voeriger dan ik in de vertelling deed, dui
delijk te maken, dat de moeder van de Here
Jezus niet boos, maar wel bang was, dat de
Here wat akeligs gebeurd was. En dan geef
je geen klappen, dan ben je enkel maar blij
als je ziet, dat alles toch goed is. Gillis
is nog niet tevreden. Hij wil weten of de
Here Jezus nooit klappen van Zijn moeder
gehad heeft. Als ik dan weer zeg, dat dit
niet nodig was, omdat de Here Jezus altijd
heel goed oppaste voor Zijn moeder, en ik
vertel nog eens, dat er in de Bijbel staat,
dat de mensen Hem toen allemaal zo beel
aardig vonden in het dorp, waar hij woon
de en dat zij van Hem gingen houden, dan
moet Gillis dat eerst allemaal eens ver
werken. Hij zit er zowaar nog stil van als
ik de schriften uitdeel voor de volgende les.
Net als ik wil vertellen, welke sommetjes er
aan de beurt zijn, neemt Gillis weer het
woord, zomaar, zonder eerst zijn vinger te
hebben opgestoken. „Juffrouw paste de Here
Jezus nou altijd goed op?" Er valt een berg-
zware klemtoon op dat „altijd" van Gillis.
Ik ben zo blij, dat Gillis op zijn manier,
toch nog nadenkt over de vertelling, daarom
ga ik weer even rustig zitten en zeg dan
maar weer eens, dat de Here heus altijd
helemaal goed oppaste, en echt nooit, nooit,
ook maar een beetje kwaad deed. Met een
zucht maakt opeens Gillis zijn toepassing
openbaar. „Maar dan motte wij ook altijd
goed oppasseanders wordt de Here
zeker kwaad op ons". Ik zeg, dat we zeker
altijd goed moeten oppassen, maar dat er
eigenlijk meer verdriet is bij de Here door
het kwaad dat we doen. Gillis negeert m'n
laatste opmerking en zegt opeens zo uit de
grond van zijn hart: „Da's moeilijk 'oor
juffrouw". Ik heb even het gevoel of ik
vlak naast Gillis in de bank moet kruipen
en ook zeggen: „Maar dat is moeilijk hoor
Here".
Maar ik weet ook dat ik meer kan en móét
zeggen. Ik zeg ineens tegen Gillis en na
tuurlijk tegen allemaal (ook tegen mezelf):
„Zeg Gillis toen jij die moeilijke letter eerst
maar niet mooi kon krijgen, weet je nog wat
er toen gebeurde?" Prompt antwoordt Gillis:
„Toen het de juffrouw me geholpe". „Ja,
jo, zeg ik dan, als het nou zo moeilijk is
om goed op te passen, en dat is voor de
grote mensen ook moeilijk, dan gaan we
vragen of de Here ons helpen wil, en dan
dóét Hij het ook, net zo graag als ik jou
geholpen heb en heus waar dan gaat het
veel gemakkelijker om niet meer zo kwaad
te doen".
„Ooooo", zegt Gillis peinzend. En dan
schijnt hij tevreden te zijn, voorlopig althans.
Ik denk opeens aan dat oude grootmoeder
tje. Ze zal toch ook niet tevergeefs gepleit
hebben, om haar kleinkinderen maar bij ons,
onder beslag van de Bijbel te laten.
De nieuwe kruiswoordpuzzle
Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te
Middelburg.
Ditmaal een tweetal voorbeelden
van aanval op een niet gerocheerde
Koning. Wanneer de Koning nog niet
heeft gerocheerd staat hij veelal het
onveiligste. De zaak is dan hiervan
profijt te trekken.
Men zie de volgende stelling:
Wit: Kcl, Dc2, Tdl, Thl, Le4, Pc3,
pionnen: a3, b2, d4, f2, g2, h3.
Zwart: Ke8, Dc7, Ta8, Th8, Le6, Pf8,
pionnen: a7, b7, c6, f7, g5, h6. Wit aan
zet.
Wanneer Zwart nu de tijd krijgt, kan
hij met 000 en Pd7 zijn stelling
versterken en veilig stellen. Wit laat
hem echter hiervoor geen tijd en be
gint met:
19. Pc3b5! Dc7d7
20. d4d5! c6xb5
(Op cd5: volgt Pc7t enz. en op Ld5:
volgt Ld5:cd5:, Td5:).
21. d5xe6 Dd7—c8
(Zwart wil graag de Dames ruilen. Na
De6 wordt het erg gevaarlijk voor
Zwart. Probeer het maar).
22. e6xf7t Ke8xf7
23. Tdl—d6 Dc8xc2i
24. Kclxc2 Ta8e8
25. Le4xb7 Te8—e2t
26. Kc2d3
'Met Td2 kon Wit zijn pion behouden,
geeft echter de voorkeur aan de
aa^,Til).
26Te2xf2
27. Thl—el! Tf2—f6!
(Za.-ii „an niet op b2 staan wegens
Ld5t en wint).
28. Lb7d5t Kf7—g6
29. Td6xf6t Kg6xf6
30. Tel—e8 h6—h5
31. b2b4
en Wit wint door Lc6 enz. de Zwarte
a en b pionnen en de partij.
En nu de volgende stelling:
Wit: Kgl, De2, Tal, Tdl, Lf3, Pa4,
Pd4, pionnen b2, c2, e4, f2, g2, h2.
Zwart: Ke8, Dd8, Th8, Tc7, Lb7, Lf8,
Pd7, Pf6, pionnen a6, d6, e6, f7, g7, h7.
Wit aan zet.
Ook in deze stelling heeft Zwart nog
niet gerocheerd. Wit breekt hier de
stelling mooi open en wel als volgt:
13. e4e5 Pd7xe5
(Op Df4: volgt Dc8t, Ke7, Db7: en
wint).
14. Lf3xb7 Tc7xb7
15. De2xa6 Dd8—b8
16. Pd4c6 Pe5xc6
17. Da6xc6t Pf6—d7
(Men zou zeggen: Zwart staat nu weer
veilig en na Le7 en 00 zeker. Zover
laat Wit het echter niet komen).
18. Pa4c5d6xc5
19. Lel—f4! Lf8d6
(Op Df4: volgt Dc8f, Ke7, Db7: en
wint).
20. Lf4xd6 Tb7—b6
21. Dc6xd7t! Ke8xd7
22. Ld6xb8t
en Zwart gaf het op. Hij blijft een vol
stuk achter.
De ladderwedstrijd.
Probleem 97.
a u l g
Zwart aan zet wint (2 punten).
Wit: Kh2, Db5, Tdl, Lbl, Lel, pi.
a2, e3, f2, g2, g3.
Zwart: Kg8, Dc8, Te6, Lb7, Le7, pi.
a7, eö, f7, g7, h7.
Zwart aan zet wint (mat in 4 zetten)
2 punten.
Opgave 98.
1
XI
2.
i
8
6
H
id"
10
14.
i
V
1'
17
21
21
23
16
14
27
lï
1
Wit aan zet wint
W Kgl. De3, T
pi: .4, f2, g2, h2.
3 punten).
Tal, Lh6, Pd"
Horizontaal: 1. Vaartuig; 4. Zicht
bare ader van een blad; 7. Tijdmaat
van 18 jaar plus 11 dagen bij de Chal-
dseuwen; 9. Voorstad van Londen; 11.
Deksel; 12. Kwaad; 14. Landbouwwerk
tuig; 15. Arabisch dichter uit Basra;
16. Voedsel; 17. Sportterm; 19. In de
grond gegraven diepte; 20. Gem. in
het Gooi; 24. Spijker; 26. Knol; 27.
Badplaats in Frankrijk.
Verticaal: 1. Insect; 2. Kant; 3. Af
val van stro; 4. Bijbelse figuur; 5. Zij
tak Douro; 6. Muzieknoot; 8. Dorp in
•Limburg; 9. Vertrouwelijk; 10. Schud
ding, schok; 11. Onderricht; 13. Zwart
agaatsteen; 18. Schoensmeer; 19. Boen
was; 21. Dier; 22. Boom; 23. Bijwoord;
25. Lidwoord.
Oplossing van puzzle
van vorige week
Oplossing. Horizontaal: 1. Bark; 4.
Nerf; 7. Aaros; 9. Enfield; 11. Lid; 12.
Arg; 14. Eg; 15. Ibn; 16. Ei; 17. Set; 19.
Put; 20. Naarden; 24. Nagel; 26. Raap;
27. Nice.
Verticaal: 1. Bij; 2. Rand; 3. Kaf;
4. Noé; 5. Esla; 6. Fa; 8. Rimburg; 9.
Eigen; 10. Dreun; 11. Les; 13. Git; 18.
Tana; 19. Peli; 21. Aap; 22. Den; 23.
Er; 25. De.
Uitslag puzzles Kerstnummer
Het was te verwachten, dat vele oplos
singen zouden worden ingezonden. Het is
ongetwijfeld een aardige bezigheid geweest,
want de stroom van oplossingen, die wij
prompt vóór 7 Januari 1.1. ontvingen, was
veel groter dan wij hadden verwacht. Dit
vergde weliswaar veel meer van onze tijd,
doch dat hadden wij er vanzelfsprekend
graag voor over. We vonden het erg pret
tig, dat zovelen hebben meegedaan om de
drie puzzles op te lossen. Aanvankelijk had
den wij drie prijzen beschikbaar gesteld,
doch, gezien de grote deelname, hebben wij
er maar vijf van gemaakt, zodat we twee
puzzelaars extra gelukkig konden maken.
De vijf boekwerken gaan naar:
Pie van Dis, Colijnsplaat;
Jan de Putter, B 11a, Hoek;
A. J. v. d. Hiele, N. Achterweg 8,
Wemeldinge;
G. de Zeeuw, Wateringstraat 148,
Ritthem;
M. de Nooijer*— de Visser, Jodengang 26,
Middelburg.
Zwart: Kh8, Dd7, Th7, Ta8, Lc8, Le7,
pi: a7, b7, c7, f7.
Wit aan zet wint (mat in 4 zetten).
3 punten.
Oplossingen in te zenden 10 dagen na
plaatsing.
De oplossingen van de vorige proble
men zijn als volgt:
Probleem 95.
1. De7t, Dg5 (op g5 volgt Delf). 2.
De4f, Dg4. 3. De3! (zetdwang), g5. 4.
Delt, Dg3. 5. Dg3t mat.
Probleem 96.
1. Pe7t, Kh8. 2. Tf7ü (dreigt mat en
Damewinst). 2Dg3t. 3. Kd2! en
wint. Probeert U maar eens.
De prijswinnaar over de maand Ja
nuari wordt in de volgende rubriek
pue^aq