NOTARIS-TYPE AF
ew kier piekert over^
M
~W TS~
rVl
ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR
Even lachen?
71
Kruiswoord-
Puzzle
Wat wil de Protestants
Christelijke Cultuurraad
.1),!
De vorige week schreven wij, een en
ander over de wenselijkheid van het op
richten of in stand houden van onze christe
lijke bibliotheken.
Het nog maar kortgeleden opgerichte or
gaan: „De Chr. Bibliotheek" geeft in zijn
Novembernummer een artikel waarin het
op de belangrijkheid van het oprichten van
eigen christelijke volksbibliotheken wijst.
Deze zaak, is ook voor Zeeland, met name
voor het platteland, waar nog maar heel
weinig aandacht aan deze zaak geschonken
wordt, van zo groot belang, dat we hier
gaarne een en ander uit dit orgaan over
nemen. Het blad schrijft:
Vergis ik mij niet, dan roept zelfs het
woord „bibliotheek" bij menigeen, vooral
op het platteland, gedachten op aan iets
wat ons nu niet bepaald als ideaal voor
ogen staat.
Misschien denkt men aan een of andere
winkelbibliotheek op eigen dorp, die naast
vele andere nuttige zaken ook boeken on
der de mensen brengt.
Voor een paar centen kan men daar
„een" boek huren en aan het uiterlijk van
de boeken is meestal wel te zien, welke
boeken voor de ondernemer de voordelig
ste zijn.
Soms komen daar de boeken vandaan,
waarvan verstandige vaders en moeders,
die wel eens nagaan wat hun opgroeiende
jongens en meisjes lezen, zeggen: „Jan,
hoe kom je aan dat boek? Is dat eigenlijk
wel zo geschikt voor je?"
Lees hierin niet meer dan er staat!
Niet alle winkelbibliotheken zijn „ver
dacht", maar het aantal dat met het oog
op de geestelijke volksgezondheid beter
verdwijnen kon, is toch nogal groot. En
afgezien van dit zeer belangrijke gezichts
punt, blijven het toch altijd bibliotheken
met een commercieel doel, er moet aan dat
uitlenen van boeken verdiend worden, na
tuurlijk, niemand kan zoiets voor niets
doen.
Het is zeker, dat het streven om zulk een
bibliotheek te laten „lopen", hier en daar
misschien ongewild, invloed oefent op de
keus van die boeken die men aanschaft
en in omloop brengt.
„Iedereen vraagt ernaar" is soms al een
motief voor aankoop!
Geen wonder voor een bibliotheek met
een commercieel doel.
Niemand zal dat de ondernemer kwalijk
mogen nemen, wanneer althans zijn,
mede door deze zakelijke overweging ge
leide, aanschafpolitiek de grenzen van het
toelaatbare niet overschrijdt.
Al wordt er dan geen vloed van verder
felijke' lectuur onder de mensen gebracht,
het is toch wel zo, dat op deze manier een
stroom van niets-zeggende, flauwe, soms
zelfs niet gevaarloze, in slecht Nederland?
geschreven boeken en boekjes zijn weg
vindt naar onze gezinnen.
„Ontspanningslectuur is voor dergelijke
prullen een veel te wijdse naam. De tijd
besteed aan 't lezen ervan is: Verloren tijd!
En vooralsoms wordt, door het lezen
van deze producten, -man de smaak van
de lezers onherstelbare schade toegebracht.
Men gaat steeds meer vragen naar die
boeken, die met een minimum aan geeste
lijke inspanning „genoten" kunnen wor
den, en men komt aan het kennisnemen
van de goede, vormende, verrijkende ont
spanningslectuur niet eens toe. Men weet
niet dat die er is. Men kent de titels niet
van wat er op dit gebied steeds weer ver
schijnt.
En de eenmaal bedorven smaak vraagt
bij de winkelbibliotheek weer om nieuw
voedsel voor de leeshonger.
Daarmee is dan de noodlottige cirkel ge
sloten.
Voor de ontwikkeling van het volksleven
in de door ons gewenste richting kan de
winkelbibliotheek, door zijn doelstelling
zelf, zeer weinig doen.
Een ander denkt bij dit woord „biblio
theek" aan de hem bekende verzameling
boeken van de Jeugdvereniging, waarvan
hij vroeger lid was of nog is. Met grote
opoffering, ijver en liefde' heeft inderdaad
menige bibliothecaris op het Platteland zijn
verzameling beheerd, blij met elke nieuwe
aanwinst, immers alles moest gebeuren met
wel zeer bescheiden middelen. De vereni
gingskas stond nu eenmaal grote uitgaven
niet toe.
Zonder enige voorlichting inzake de aan
schaf, zonder enig contact vaak met an
dere bibliotheken, ging met plichtsgetrouw
zijn weg.
Zo bracht men positief Christelijke lec
tuur aan de mensen.
Het gevaar dat via het boek opvattingen,
die vreemd zijn en blijven moeten aan onze
levensbeschouwing, onze gezinnen binnen
zouden dringen, was hier bezworen.
Ook het gevaar van de bovengenoemde
prullen.
En tochop heel veel plaatsen kan
men de belangstelling in de Bibliotheek
slechts met moeite levend houden.
Algemeen is de klacht: „Wat ik graag
zou willen lezen, h e b ik gelezen uit onze
bibliotheek", en niet altijd is dit groot
spraak.
In de Pers en door de Radio krijgen de
belangstellende lezers kennis van allerlei
nieuwe boeken die verschenen zijn, ze in
formeren er naar bij hun bibliotheek en
moeten - teleurgesteld worden, het begeerde
boek is niet aanwezig!
Geen wonder! Welke plaatselijke ver-
enigirigsbibliotheek zou in staat zijn ook
maar een zeer klein gedeelte van de voor
onze kringen gewenste boeken aan te schaf
fen? Daaraan valt gewoonweg niet te den
ken!
Men moet zich toch reeds sterk beper
ken bij zijn keuze omdat men, ook bij de
aanschaf van goede ontspanningslectuur,
graag zoveel mogelijk blijft in de kring
van die boeken, die licht werpen op enige
relatie tussen ons en het mensenleven, naar
het licht der Schrift.
Boeken dus, die zich in meerdere of min
dere mate groeperen rond de Schrift en
direct met de Bijbel in verband staan.
Als daaraan, in bescheiden mate, voldaan
was, bleef er, helaas, maar weinig geld
meer over voor de aanschaf van wat ik nu
even zou willen noemen: de zuivere ont
spanningslectuur.
Om hieraan althans enigermate tegemoet
te komen, abonneren drie of vier of vijf
verschillende verenigingen in een kleine
plaats zich dan op één, twee of drie zelfde
series van onze Christelijke uitgevers.
Deze varen er wel bij en we gunnen ze
dat ook wel, maar liever zagen we voor
hetzelfde geld viermaal zoveel goede boe
ken onder onze lezers komen.
Want van die reeksen vallen er dan soms
ook nog weer één of twee af, omdat ze
tegenvallen en „het niet doen".
Een bepaald boek. dat plotseling van zich
doet spreken, wordt evenzo aangeschaft,
maar ook weer in twee of drie exemplaren
voor dat ene dorp.
Daarom: Hoe zeer wij de arbeid der Chr.
volksbibliotheken en van allerlei vereni
gingsboekerijen ook waarderen, hoe dank
baar wij hun ook zijn, omdat zij de eersten
waren die aandacht schonken aan een ver
antwoorde lectuurvoorziening, zeker op
het platteland, wij raden hun met klem aan:
Geef Uw isolement prijsl In dit isolement
ligt niet Uw kracht maar de oorzaak van
Uw onvoldaanheid over wat U met Uw
bibliotheek bereikt.
Althans één der oorzaken!
Straks, in het laatste hoofdstuk, als wij
gaan praten over onze idealen, over ons
doel en onze werkwijze, hopen wij hierop
uitvoerig terug te komen.
Want wij bedoelen meer dan wat de
Verenigingsbibliotheek kan geven.
Tenslotte zullen er onder onze lezers ook
zijn die bij „bibliotheek" denken aan die
prachtige instellingen waarmee onze ste
den verrijkt zijn geworden, maar het zou
niet zo vreemd zijn als men daaraan met
een de gedachte verbond: Ja, de stad
maar dat is niets voor het platteland.
Nu zijn wij natuurlijk ook wel zo nuchter
om te beseffen dat niet elke plaats een Bi
bliotheek kan gaan opbouwen, die ook
maar in de verste verte een dergelijke stede
lijke instelling evenaart.'
Dat hoeft ook niet!
Maar wel kan en moet er komen een
verband tussen al die „op eigen houtje"
werkende dorpsbibliotheken, zodat ze als
het ware toch samen een grote bibliotheek
vormen, doordat ze elkaar helpen en aan
vullen.
Een plaatselijke bibliotheek zal nooit alles
hebben waar „men" om vraagt.
Maar een plaatselijke bibliotheek moet
wel contacten hebben met andere biblio
theken in de buurt, en ver daarbuiten met
alle grote bibliotheken, want zo alleen kun
nen wij ons doel bereiken: De gehele cul
tuurschat. voorzover deze in boeken is
neergelegd, toegankelijk maken voor ieder,
waar hij ook woont, of dat nu is in de
grote stad of in de meest afgelegen platte
landsgemeente.
En daarmee komen we dan weer wel
degelijk in de buurt van de grote biblio
theken in de stad, zij het dan op zeer be
scheiden wijze.
Maar U doet dan hetzelfde, als U gaat
trachten de mensen, die bij U komen en
U vragen om een boek dat ze öf voor hun
ontwikkeling, öf voor hun vakstudie nodig
hebben, dit boek ook werkelijk te ver
schaffen, 't zij doordat U het betrekt bij een
andere bibliotheek waarmee U contact on
derhoudt, 'tzij dat U de aanvrager de weg
weet te wijzen om het gevraagde in zijn be
zit te krijgen.
Dan staat of valt een christelijke biblio
theek niet langer met het bedrag dat voor
nieuwe aankopen beschikbaar is, maar al
leen met de hulp, de „service", die men
zijn lezers weet te bewijzen.
Dan bestaan er geen „te dure boeken".
Dan kunt U, naast de z.g. ontspannings
lectuur, ook rustig aandacht gaan geven
aan aanvragen voor allerlei studie- en vak
litteratuur.
Populair-wetenschappelijke werken kun
nen op deze wijze nieuwe, dankbare lezers
vinden op het platteland. Waarom eigenlijk
niet?
Wat is dat voor een vreemde opvatting,
er maar stilletjes van uit te gaan, dat die
plattelandsbevolking toch eigenlijk niet zo
zeer als 4e stedeling, op de hoogte dient te
zijn van wat er in zijn vak omgaat? Ook
voor hem verschijnen de belangrijke arti
kelen in allerlei tijdschriften!
Help uw dorpsbevolking aan dat alles!
Het ligt in uw macht enis zeer beslist
bereikbaar, maaralleen bij georgani
seerd optreden".
Tot zover dit artikel.
Later hopen we nog iets te géven over
de wijze waarop ons platteland dit alles kan
organiseren, zodat de Bibliotheek de
VRAAGBAAK wordt in uw dorp.
ONS KORT VERHAAL
En Van der Groe z'n raad is: „Ach! leert dog eens
recht gelooven die eeuwige, waarachtige, hemelsche
waarheit, die de Heere Godt ons zelfs zoo klaar in
Zijn dierbare woordt geopenbaart heeft, dat Jesus
Christus in de weerelt gekomen is om de zondaren
zalig te maken; en dat Hij ons van Godt uit enkele
genade geschonken is tot een Medicijnmeester, om al
onze zondige kwalen en elenden, zij zijn dan zoo
zij zijn, te genezen en weg te nemen: want Hij is
het, Die alle onze krankheden geneest."
En hij zegt dan ook: „Voorwaar, al wierdt deze
geringe brief ook uit de hemel zelfs aan u gezon
den, hij zoude in dezen deele niet waaragtiger kun
nen zijn dan die nu is."
En ook dit: „Zijt gij nog niet genoeg gewondt en
gebroken van herte voor Christus; wegen u de zon
den, en Godt's toorn, en uw eigen verdoemelijke
onmagt en vijandschap nog niet genoeg op het herte;
maar staat gij daar nog zeer blindt en ongevoelig
onder. O! weet dog en verstaat eens recht, dat gij
daarvan u zei ven ook geen aasje toedoen kondt:
dat is alleen het werk van Christus' vrije genade;
Die heeft dat gestelt in de handen van Zijn Geest,
MO de weerelt van zonde te komen overtuigen. Ach!
gelooft, gelooft dat maar eens, en komt dan als een
verstokte en blinde tot Christus; want sulken mogen
ook tot Hem komen: Hij roept ze ook tot Hem".
t Is cxf Van der Groe deze brief geschreven heeft
op hèm, zoals hy° was voor Ds Baan met hem praat
te. Hij moet er toch eens met Hein over spreken,
want die heeft een andere grond dan Van der Groe,
dat heeft hij nu goed gezien.
't Is anders deze Zaterdagmiddag wel wat te warm
om weg te gaan, en Janna raadt het hem dan ook
zeer sterk af. Doch Ploon van der Zee houdt aan
zijn termijn van zijn bezoek aan Hein toch vast.
Eerst gaat hij na den eten brood halen voor Mina en
z'n eige, en bezorgt dat van zijn zuster nog bij haar.
Zo is de zeventigjarige Ploon dan gereed voor de
reize.
„Dat je maar veel genieten mag, Ploon", zie daar
de wens van zijn zuster.
De drukkende hitte maakt dat Ploon ditmaal niet
zo kan denken over ,,'t goeie". Zijn geest is mat. Hü
voelt zich moe. Dat komt natuurlijk van die hitte.
Wanneer hij 't land van Goof passeert steken zijn
zwager en zijn neven alle drie de rechterhand naar
hem op en hij beantwoordt- deze groet op precies
gelijke wijze.
„Hij wordt toch oud", denkt Goof. „En wat loopt
hij afgemat erbij. Maar ja, de hitte is ook enorm."
Zo enorm is ze, dat Ploon iets doet, dat zelden
door hem wordt gedaan. Hij knoopt het zwarte
veterbandje onder de krage van z'n visserstrui los.
maakt deze warme wollen kleedije van boven open,
en vervolgt zo met blote hals, waarin 't zweet s4"1-
te parelen op de bruine huid, zijn weg. Een enkele
keer blijft hij een ogenblikje staan. Dan hijgt hij
krachtig en hij merkt hoe z'n harte ongewoon „aan
gaat". Gelukkig is hij niet ver meer van Drum-
melen verwijderd.
Bij Marie gekomen, zegt deze: „Ploon, wat zie je
er verhit uit. Had toch thuis gebleven."
„Och, 't is mijn vaste loopje zo, iedere maand."
„Maar nu is 't toch geen weer voor 'n mens van
jouw leeftijd om zo'n ende door die hete zonne te
komen lopen. Ga even in de ligstoel wat uit
rusten."
„Dat is goed".
,,'k Zal hem nog wat lager stellen. Dan lig je
platter, 't Is hier lekker koel." Dat is het inderdaad.
De blinden staan deze hete dagen steeds aan, en
de bladervolle leiboom voor de hele lengte van het
huis houdt de felle zonne wat van de ramen af.
„Slaap maar een hortje, als je kan."
,,'k Zal het proberen".
En 't gaat.
En na 'n anderhalf ure is Ploon aardig opgeknapt,
genoegzaam althans om naar Hein toe te gaan. Daar
komt hij zodoende pas om half vijve aan. Die hadden
hem al „uit gedaan".
„Zo, ben je daar nog?"
,,'k Heb eerst wat gerust, 'k Was zó moe!"
„Ja dat is geen wonder ook met zulk een
hitte".
In de luzze van Hein van der Looze met het kleine
raampje op het Oosten, waar sjechts de nog niet zo
warme ochtendzon door valt, is 't ook wel om uit te
houden voor drie mensen, die hun gemak nemen
'nnen.' Eerst gaan ze aan de koffiestikken. Maar
ffljjjiT
ia
l
Tip
1
IUHI||
liuül
"mijl
iüüi!
Diagram 95.
Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te
Middelburg.
Mij werd toegezonden een partij,
welke gespeeld werd in de wedstrijd
Goes IMiddelburg II, Z.S.B. Ie klas
se. Deze partij werd gespeeld door de
heren L. Pieterse (Goes) en H. J.
Kraak (Middelburg II).
Een Siciliaanse partij, waarin Wit
op de 16e en de 18e zet een fout maak
te, wat hem een stuk kostte. Jammer
van de partij, want beide partijen wa
ren aardig op dreef. Wit probeerde na
zijn stukverlies er nog iets van te ma
ken, doch het lukte niet meer.
Wit: L. Pieterse. Zwart: H. J. Kraak.
Siciliaans.
1. e2e4 c7c5
2. Lflc4 e7e6
3. Pgl—f3 Pb8c6
4. Pblc3
(belet d5).
4a7a6
(om geen last van Pb5 of Lb5 te heb
ben en tevens voorbereiding van b5).
5. d2d4 c5xd4
(ook b5 was niet slecht, b.v. b5, Le2,
cd4, Pd4, Lb7 enz. of b5, d5, Pd4 enz.).
6. Pf3xd4 d7d6
7. Lel—e3 Pg8—f6
8. Le3g5?
(iets beter was wel 00. De Loper
stond op e3 goed. Zwart had toch wel
Le7 gespeeld).
8Lf8e7
9. 0—0 0—0
10. Tfl—el
(een goed plan voor Wit bestond in
Khl en daarna f4 om op de Konings
vleugel te beginnen; niet direct f4
wegens Db6 enz.).
10Dd8c7
(maakt plaats voor Td8)
11. Pd4—f3 Tf8—d8
12. Lc4d3 b7—b5
13. a2—a3
misschien wat dwaas onverwacht be
sluit om mee te gaan toch wel goed
was. Wat moeten de minuten deze
me.isjes wel lang vallen.
v rouw de Wit verbredkt even de
stilte; ze zegt eigenlijk niet eens tot
ons, maar zo maar voor zich zelf: ,,'t
Is arg, zo'n klein jonkie, maar dat
weet de Here ook wel". „Vanzelf",
antwoordt De Wit. Dan is het weer
stil, tot een zuster komt zeggen, dat
we Leen eventjes mogen zien, en dat
alles best was gegaan.
We staan heel even te kijken bij een
klein manneke met een gezichtje op
eens zo versmald en wit. Weer terug
in de gang staan vader en moeder be
sluiteloos. Wat moeten ze doen? Zou
den ze vanavond nog terug mogen ko
men? Ze zullen maar naar huis gaan.
Moeder de Wit is, nu het ergste achter
de rug is, weer kordaat. Ze zegt: „We
moste maar naar huus gaan. 't Aller
ergste is nou immers veurbie en de
Here is hier bie ons jonkie net zo goed
as bie ons thuus." Peinzend voegt ze er
nog aan toe: „As we toch de Here niet
altijd hadde
Ik kijk naar het kalme in-lieve moe
dergezicht. Ga ik mee om misschien
tot steun te zijn en van dit kleine
„moederke alleen" hoor ik echter het
woord spreken, dat me zelf weer
sterkte moet geven om een heel jaar
lang met mijn hele span op te trekken
en wel zo, dat ik de kinderen verder
help, 'maar door dat werk heen dienst
doe in Gods grote Koninkrijk. Ik breng
beiden naar het station, vertel hen da4
ik bij een vriendin een bezoekje zal
brengen en voor ik met de laatste trein
naar huis kom, nog even in het zieken
huis zal informeren, en met dat laat
ste bericht vanavond nog bij hen aan
kom. Dankbaar zegt moeder De Wit:
„As juffroüw toch niet mee was ge
gaan...." En ze beseft niet eens, dat
ik door het simpele woord, door haar
gesproken, de ontvangende partij ben.
Weer een heel jaar voor me. en „o1"
ik toch de Here niet had".
(m.i. was direct Pe2 en daarna Pg3 of
Pf4 beter geweest).
1 3Lc8—b7
14. Pc3—e2
(toch!)
1 4Ta8c8
15. c2c4?
(Waarom? Beter was toch wel Tacl
en dan c4. Nu komt Zwart aan bod).
1 5b5xc4
16. Ld3xc4 Pc6e5!
17. Lc4—a2
(ook na Tel volgt Da5).
1 7Dc7—a5!
18. Pe2—c3
(Wit ziet het gevaar niet en verliest
nu een stuk. Mogelijk was Ped4, enz.).
1 8Pe5xf3t
19. Ddlxf3 Da5xg5
20. La2—bl
(Wit heeft nu het volgende plan op
het oog: Dd3 en dan e4e5 enz.).
20Dg5—a5
21. Df3—d3 g7g6
22. Tel—e3
(Wit is wel gedwongen alles op de
aanval te zetten en gaat dit nu met
Te3g3 of h3 proberen).
22Da5c7
23. Te3—h3 d6-^d5
24. Dd3—e3
(om het met Dh6 en dan g2g4g5 te
spelen; maar ook dat lukt niet).
24Pf6—g4
(met d4 kan Zwart een stuk winnen,
Dh6 was nog niet gevaarlijk (Lf8)
25. De3—e2 Dc7—f4
26. Th3—g3 Pg4—f6
27. Lblc2 d5xe4
28. Tal—el
(Wit vergeet de Toren op d8 die nu
op d2 komt. Beter Tdl).
28Td8d2
29. De2e3 Df4xe3
30. Tg3xe3 Td2xc2
en Wit gaf het op. Met 2 stukken ach
ter is ook niets te beginnen.
De ladderwedstrjjd.
De oplossingen der vorige problemen
waren als volgt:
Probleem 93.
1Th6f; 2. Kgl, Thlf; 3. Khl,
Dh3t; 4. Kgl, Dg2f mat.
Probleem 94.
1f2; 2.Df2, Ddlt; 3. Dgl, Lb7t;
4. Tg2, Lg2f mat, of
123. Kg2,
Lb7f; 4. Kh3, Dh4t mat.
Het hoogste aantal punten bereikte
deze maand dt heer W. Davidse, Oost
singel 60c te Goes, met een totaal van
96 punten. Van harte gefeliciteerd.
De stand der ladder is nu als volgt:
G. v. W. te K. (82), J. W. Q. te Th.
(81), J. B. te K. (78), J. S. te K. (60),
M. W. te W. (51), L. F. te S. (43), J.
A. te Z. (36), G. J. de V. te VI. (32),
B. v. d. B. te S. (29), P. J. S. te S.
(29), A. K. te C. (21), M. D. te T. (12),
C. J. te VI. (10), A. B. te Th. (10),
P. A. C. te O. (7).
En hier de nieuwe problemen.
Probleem 95 (zie diagram 95).
Wit aan zet wint (mat in plm. 5)
4 punten.
Wit: Kh2—Dh7.
Zwart: Kh4Dg4, pi: g6h5.
Probleem 96 (zie diagram 96).
Wit aan zet wint (5 punten).
Wit: Kei, Dd4, Tf2, Pd5, pi: a4, b2,
c2, c5, e2.
Zwart: Kg8, Dgl, Tf8, Pg4, Lfl, pi:
a7, b7, f7, g7, h7.
De grote slimheid van de een bestaat
vaak in de domheid van de ander.
Een mens heeft vaak spijt dat hij heef:
gesproken, zelden dat hij beeft gezwegen.
aDCclelgn
Wit aan zet wint (4 pnt.).
Diagram 96.
IBöB
abcaei gn
Wit aan zet wint (5 pnt.).
KUNST EN KENNERSCHAP
Een tourist bezoekt het Rubenshuis
te Antwerpen. Nadat hij een uur heeft
rondgeneusd, gaat hij uitgeput op een
antieke, met fraai leer beklede stoel
zitten.
„Pardon, meneer", zegt de zaal
wachter, „van die stoel mag U geen
gebruik maken, dat is de zetel van
Rubens."
„La me nou even zitten", zegt de
man geeuwend, „als ie komt, sta ik
wel op."
Horizontaal; 1. omslag van een
boek; 3. denkbeeldige richtlijn; 5.
wasmiddel; 7. weekplaats voor vlas
of hennep; 9. gebod; 11. dorp ten N.
van Meersen; 13. familielid; 15. roem;
16. riviertje op de grens van Drente en
Overijsel; 18. spoedig; 20. bescherming;
22. vreemde munt; 23. watergeul; 24
;esnaam.
VERZACHTENDE
OMSTANDIGHEID.
Tante Jans uit Kattenburg moest
voor de rechter verschijnen. Tante
Jans spotte niet met het leven, vooral
wanneer het haar echtgenoot betrof.
„U wordt er van beschuldigd", zo
begon de rechter, „uw man afgerost
te hebben met uw paraplu, en wel zo
danig, dat hij acht dagen het bed
moest houden. Wat hebt U tegen deze
beschuldiging in te brengen?"
Tante Jans ging recht staan en ver
klaarde: „Meneer de rechter, op de
eerste plaats had hij dat pak rammel
meer dan verdiend en op de tweede
plaats was hij toch werkeloos".
TOETJE.
0
Een jongeman komt een kruideniers
winkel binnen.
„Wel broer", vraagt de winkelier,
„wat mag het geweest zijn?"
„Mijn moeder wilde graag weten hoe
laat of 't is, alstublieft".
„Het is precies half zeven", zegt de
man.
„Hoeveel kost het?" vraagt de jon
gen.
„Dat kost niets", lacht de kruidenier
en gaat weer aan het werk.
Maar de jongen blijft in de winkel
staan en na een poosje vraagt de win
kelier: „Wel, wat is er nog, ventje?"
„Krijg ik geen zuurtje toe?" vraagt
de jongen.
„Maak je niet bezorgd, dié tand komt
gr ook uit!"
1 10 Mfflu %t
lé 17 H&18 19
w BS, K
ié rwr i»
Verticaal: 1. rein; 2. gesloten; 3. mee
krap; 4. Johan (Russisch); 6. vogel; 7.
netelachtige plant; 8. dorpje in Nrd.-
Brabant; 10. als 2 vert.; 12. Europeaan;
14. zwelger; 16. sport van een wagen
ladder; 17. voorzetsel; 19. teerling; 21.
kleinigheid.