NOTARIS-TYPE AF ew kier piekert over^ M ~W TS~ rVl ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR Even lachen? 71 Kruiswoord- Puzzle Wat wil de Protestants Christelijke Cultuurraad .1),! De vorige week schreven wij, een en ander over de wenselijkheid van het op richten of in stand houden van onze christe lijke bibliotheken. Het nog maar kortgeleden opgerichte or gaan: „De Chr. Bibliotheek" geeft in zijn Novembernummer een artikel waarin het op de belangrijkheid van het oprichten van eigen christelijke volksbibliotheken wijst. Deze zaak, is ook voor Zeeland, met name voor het platteland, waar nog maar heel weinig aandacht aan deze zaak geschonken wordt, van zo groot belang, dat we hier gaarne een en ander uit dit orgaan over nemen. Het blad schrijft: Vergis ik mij niet, dan roept zelfs het woord „bibliotheek" bij menigeen, vooral op het platteland, gedachten op aan iets wat ons nu niet bepaald als ideaal voor ogen staat. Misschien denkt men aan een of andere winkelbibliotheek op eigen dorp, die naast vele andere nuttige zaken ook boeken on der de mensen brengt. Voor een paar centen kan men daar „een" boek huren en aan het uiterlijk van de boeken is meestal wel te zien, welke boeken voor de ondernemer de voordelig ste zijn. Soms komen daar de boeken vandaan, waarvan verstandige vaders en moeders, die wel eens nagaan wat hun opgroeiende jongens en meisjes lezen, zeggen: „Jan, hoe kom je aan dat boek? Is dat eigenlijk wel zo geschikt voor je?" Lees hierin niet meer dan er staat! Niet alle winkelbibliotheken zijn „ver dacht", maar het aantal dat met het oog op de geestelijke volksgezondheid beter verdwijnen kon, is toch nogal groot. En afgezien van dit zeer belangrijke gezichts punt, blijven het toch altijd bibliotheken met een commercieel doel, er moet aan dat uitlenen van boeken verdiend worden, na tuurlijk, niemand kan zoiets voor niets doen. Het is zeker, dat het streven om zulk een bibliotheek te laten „lopen", hier en daar misschien ongewild, invloed oefent op de keus van die boeken die men aanschaft en in omloop brengt. „Iedereen vraagt ernaar" is soms al een motief voor aankoop! Geen wonder voor een bibliotheek met een commercieel doel. Niemand zal dat de ondernemer kwalijk mogen nemen, wanneer althans zijn, mede door deze zakelijke overweging ge leide, aanschafpolitiek de grenzen van het toelaatbare niet overschrijdt. Al wordt er dan geen vloed van verder felijke' lectuur onder de mensen gebracht, het is toch wel zo, dat op deze manier een stroom van niets-zeggende, flauwe, soms zelfs niet gevaarloze, in slecht Nederland? geschreven boeken en boekjes zijn weg vindt naar onze gezinnen. „Ontspanningslectuur is voor dergelijke prullen een veel te wijdse naam. De tijd besteed aan 't lezen ervan is: Verloren tijd! En vooralsoms wordt, door het lezen van deze producten, -man de smaak van de lezers onherstelbare schade toegebracht. Men gaat steeds meer vragen naar die boeken, die met een minimum aan geeste lijke inspanning „genoten" kunnen wor den, en men komt aan het kennisnemen van de goede, vormende, verrijkende ont spanningslectuur niet eens toe. Men weet niet dat die er is. Men kent de titels niet van wat er op dit gebied steeds weer ver schijnt. En de eenmaal bedorven smaak vraagt bij de winkelbibliotheek weer om nieuw voedsel voor de leeshonger. Daarmee is dan de noodlottige cirkel ge sloten. Voor de ontwikkeling van het volksleven in de door ons gewenste richting kan de winkelbibliotheek, door zijn doelstelling zelf, zeer weinig doen. Een ander denkt bij dit woord „biblio theek" aan de hem bekende verzameling boeken van de Jeugdvereniging, waarvan hij vroeger lid was of nog is. Met grote opoffering, ijver en liefde' heeft inderdaad menige bibliothecaris op het Platteland zijn verzameling beheerd, blij met elke nieuwe aanwinst, immers alles moest gebeuren met wel zeer bescheiden middelen. De vereni gingskas stond nu eenmaal grote uitgaven niet toe. Zonder enige voorlichting inzake de aan schaf, zonder enig contact vaak met an dere bibliotheken, ging met plichtsgetrouw zijn weg. Zo bracht men positief Christelijke lec tuur aan de mensen. Het gevaar dat via het boek opvattingen, die vreemd zijn en blijven moeten aan onze levensbeschouwing, onze gezinnen binnen zouden dringen, was hier bezworen. Ook het gevaar van de bovengenoemde prullen. En tochop heel veel plaatsen kan men de belangstelling in de Bibliotheek slechts met moeite levend houden. Algemeen is de klacht: „Wat ik graag zou willen lezen, h e b ik gelezen uit onze bibliotheek", en niet altijd is dit groot spraak. In de Pers en door de Radio krijgen de belangstellende lezers kennis van allerlei nieuwe boeken die verschenen zijn, ze in formeren er naar bij hun bibliotheek en moeten - teleurgesteld worden, het begeerde boek is niet aanwezig! Geen wonder! Welke plaatselijke ver- enigirigsbibliotheek zou in staat zijn ook maar een zeer klein gedeelte van de voor onze kringen gewenste boeken aan te schaf fen? Daaraan valt gewoonweg niet te den ken! Men moet zich toch reeds sterk beper ken bij zijn keuze omdat men, ook bij de aanschaf van goede ontspanningslectuur, graag zoveel mogelijk blijft in de kring van die boeken, die licht werpen op enige relatie tussen ons en het mensenleven, naar het licht der Schrift. Boeken dus, die zich in meerdere of min dere mate groeperen rond de Schrift en direct met de Bijbel in verband staan. Als daaraan, in bescheiden mate, voldaan was, bleef er, helaas, maar weinig geld meer over voor de aanschaf van wat ik nu even zou willen noemen: de zuivere ont spanningslectuur. Om hieraan althans enigermate tegemoet te komen, abonneren drie of vier of vijf verschillende verenigingen in een kleine plaats zich dan op één, twee of drie zelfde series van onze Christelijke uitgevers. Deze varen er wel bij en we gunnen ze dat ook wel, maar liever zagen we voor hetzelfde geld viermaal zoveel goede boe ken onder onze lezers komen. Want van die reeksen vallen er dan soms ook nog weer één of twee af, omdat ze tegenvallen en „het niet doen". Een bepaald boek. dat plotseling van zich doet spreken, wordt evenzo aangeschaft, maar ook weer in twee of drie exemplaren voor dat ene dorp. Daarom: Hoe zeer wij de arbeid der Chr. volksbibliotheken en van allerlei vereni gingsboekerijen ook waarderen, hoe dank baar wij hun ook zijn, omdat zij de eersten waren die aandacht schonken aan een ver antwoorde lectuurvoorziening, zeker op het platteland, wij raden hun met klem aan: Geef Uw isolement prijsl In dit isolement ligt niet Uw kracht maar de oorzaak van Uw onvoldaanheid over wat U met Uw bibliotheek bereikt. Althans één der oorzaken! Straks, in het laatste hoofdstuk, als wij gaan praten over onze idealen, over ons doel en onze werkwijze, hopen wij hierop uitvoerig terug te komen. Want wij bedoelen meer dan wat de Verenigingsbibliotheek kan geven. Tenslotte zullen er onder onze lezers ook zijn die bij „bibliotheek" denken aan die prachtige instellingen waarmee onze ste den verrijkt zijn geworden, maar het zou niet zo vreemd zijn als men daaraan met een de gedachte verbond: Ja, de stad maar dat is niets voor het platteland. Nu zijn wij natuurlijk ook wel zo nuchter om te beseffen dat niet elke plaats een Bi bliotheek kan gaan opbouwen, die ook maar in de verste verte een dergelijke stede lijke instelling evenaart.' Dat hoeft ook niet! Maar wel kan en moet er komen een verband tussen al die „op eigen houtje" werkende dorpsbibliotheken, zodat ze als het ware toch samen een grote bibliotheek vormen, doordat ze elkaar helpen en aan vullen. Een plaatselijke bibliotheek zal nooit alles hebben waar „men" om vraagt. Maar een plaatselijke bibliotheek moet wel contacten hebben met andere biblio theken in de buurt, en ver daarbuiten met alle grote bibliotheken, want zo alleen kun nen wij ons doel bereiken: De gehele cul tuurschat. voorzover deze in boeken is neergelegd, toegankelijk maken voor ieder, waar hij ook woont, of dat nu is in de grote stad of in de meest afgelegen platte landsgemeente. En daarmee komen we dan weer wel degelijk in de buurt van de grote biblio theken in de stad, zij het dan op zeer be scheiden wijze. Maar U doet dan hetzelfde, als U gaat trachten de mensen, die bij U komen en U vragen om een boek dat ze öf voor hun ontwikkeling, öf voor hun vakstudie nodig hebben, dit boek ook werkelijk te ver schaffen, 't zij doordat U het betrekt bij een andere bibliotheek waarmee U contact on derhoudt, 'tzij dat U de aanvrager de weg weet te wijzen om het gevraagde in zijn be zit te krijgen. Dan staat of valt een christelijke biblio theek niet langer met het bedrag dat voor nieuwe aankopen beschikbaar is, maar al leen met de hulp, de „service", die men zijn lezers weet te bewijzen. Dan bestaan er geen „te dure boeken". Dan kunt U, naast de z.g. ontspannings lectuur, ook rustig aandacht gaan geven aan aanvragen voor allerlei studie- en vak litteratuur. Populair-wetenschappelijke werken kun nen op deze wijze nieuwe, dankbare lezers vinden op het platteland. Waarom eigenlijk niet? Wat is dat voor een vreemde opvatting, er maar stilletjes van uit te gaan, dat die plattelandsbevolking toch eigenlijk niet zo zeer als 4e stedeling, op de hoogte dient te zijn van wat er in zijn vak omgaat? Ook voor hem verschijnen de belangrijke arti kelen in allerlei tijdschriften! Help uw dorpsbevolking aan dat alles! Het ligt in uw macht enis zeer beslist bereikbaar, maaralleen bij georgani seerd optreden". Tot zover dit artikel. Later hopen we nog iets te géven over de wijze waarop ons platteland dit alles kan organiseren, zodat de Bibliotheek de VRAAGBAAK wordt in uw dorp. ONS KORT VERHAAL En Van der Groe z'n raad is: „Ach! leert dog eens recht gelooven die eeuwige, waarachtige, hemelsche waarheit, die de Heere Godt ons zelfs zoo klaar in Zijn dierbare woordt geopenbaart heeft, dat Jesus Christus in de weerelt gekomen is om de zondaren zalig te maken; en dat Hij ons van Godt uit enkele genade geschonken is tot een Medicijnmeester, om al onze zondige kwalen en elenden, zij zijn dan zoo zij zijn, te genezen en weg te nemen: want Hij is het, Die alle onze krankheden geneest." En hij zegt dan ook: „Voorwaar, al wierdt deze geringe brief ook uit de hemel zelfs aan u gezon den, hij zoude in dezen deele niet waaragtiger kun nen zijn dan die nu is." En ook dit: „Zijt gij nog niet genoeg gewondt en gebroken van herte voor Christus; wegen u de zon den, en Godt's toorn, en uw eigen verdoemelijke onmagt en vijandschap nog niet genoeg op het herte; maar staat gij daar nog zeer blindt en ongevoelig onder. O! weet dog en verstaat eens recht, dat gij daarvan u zei ven ook geen aasje toedoen kondt: dat is alleen het werk van Christus' vrije genade; Die heeft dat gestelt in de handen van Zijn Geest, MO de weerelt van zonde te komen overtuigen. Ach! gelooft, gelooft dat maar eens, en komt dan als een verstokte en blinde tot Christus; want sulken mogen ook tot Hem komen: Hij roept ze ook tot Hem". t Is cxf Van der Groe deze brief geschreven heeft op hèm, zoals hy° was voor Ds Baan met hem praat te. Hij moet er toch eens met Hein over spreken, want die heeft een andere grond dan Van der Groe, dat heeft hij nu goed gezien. 't Is anders deze Zaterdagmiddag wel wat te warm om weg te gaan, en Janna raadt het hem dan ook zeer sterk af. Doch Ploon van der Zee houdt aan zijn termijn van zijn bezoek aan Hein toch vast. Eerst gaat hij na den eten brood halen voor Mina en z'n eige, en bezorgt dat van zijn zuster nog bij haar. Zo is de zeventigjarige Ploon dan gereed voor de reize. „Dat je maar veel genieten mag, Ploon", zie daar de wens van zijn zuster. De drukkende hitte maakt dat Ploon ditmaal niet zo kan denken over ,,'t goeie". Zijn geest is mat. Hü voelt zich moe. Dat komt natuurlijk van die hitte. Wanneer hij 't land van Goof passeert steken zijn zwager en zijn neven alle drie de rechterhand naar hem op en hij beantwoordt- deze groet op precies gelijke wijze. „Hij wordt toch oud", denkt Goof. „En wat loopt hij afgemat erbij. Maar ja, de hitte is ook enorm." Zo enorm is ze, dat Ploon iets doet, dat zelden door hem wordt gedaan. Hij knoopt het zwarte veterbandje onder de krage van z'n visserstrui los. maakt deze warme wollen kleedije van boven open, en vervolgt zo met blote hals, waarin 't zweet s4"1- te parelen op de bruine huid, zijn weg. Een enkele keer blijft hij een ogenblikje staan. Dan hijgt hij krachtig en hij merkt hoe z'n harte ongewoon „aan gaat". Gelukkig is hij niet ver meer van Drum- melen verwijderd. Bij Marie gekomen, zegt deze: „Ploon, wat zie je er verhit uit. Had toch thuis gebleven." „Och, 't is mijn vaste loopje zo, iedere maand." „Maar nu is 't toch geen weer voor 'n mens van jouw leeftijd om zo'n ende door die hete zonne te komen lopen. Ga even in de ligstoel wat uit rusten." „Dat is goed". ,,'k Zal hem nog wat lager stellen. Dan lig je platter, 't Is hier lekker koel." Dat is het inderdaad. De blinden staan deze hete dagen steeds aan, en de bladervolle leiboom voor de hele lengte van het huis houdt de felle zonne wat van de ramen af. „Slaap maar een hortje, als je kan." ,,'k Zal het proberen". En 't gaat. En na 'n anderhalf ure is Ploon aardig opgeknapt, genoegzaam althans om naar Hein toe te gaan. Daar komt hij zodoende pas om half vijve aan. Die hadden hem al „uit gedaan". „Zo, ben je daar nog?" ,,'k Heb eerst wat gerust, 'k Was zó moe!" „Ja dat is geen wonder ook met zulk een hitte". In de luzze van Hein van der Looze met het kleine raampje op het Oosten, waar sjechts de nog niet zo warme ochtendzon door valt, is 't ook wel om uit te houden voor drie mensen, die hun gemak nemen 'nnen.' Eerst gaan ze aan de koffiestikken. Maar ffljjjiT ia l Tip 1 IUHI|| liuül "mijl iüüi! Diagram 95. Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te Middelburg. Mij werd toegezonden een partij, welke gespeeld werd in de wedstrijd Goes IMiddelburg II, Z.S.B. Ie klas se. Deze partij werd gespeeld door de heren L. Pieterse (Goes) en H. J. Kraak (Middelburg II). Een Siciliaanse partij, waarin Wit op de 16e en de 18e zet een fout maak te, wat hem een stuk kostte. Jammer van de partij, want beide partijen wa ren aardig op dreef. Wit probeerde na zijn stukverlies er nog iets van te ma ken, doch het lukte niet meer. Wit: L. Pieterse. Zwart: H. J. Kraak. Siciliaans. 1. e2e4 c7c5 2. Lflc4 e7e6 3. Pgl—f3 Pb8c6 4. Pblc3 (belet d5). 4a7a6 (om geen last van Pb5 of Lb5 te heb ben en tevens voorbereiding van b5). 5. d2d4 c5xd4 (ook b5 was niet slecht, b.v. b5, Le2, cd4, Pd4, Lb7 enz. of b5, d5, Pd4 enz.). 6. Pf3xd4 d7d6 7. Lel—e3 Pg8—f6 8. Le3g5? (iets beter was wel 00. De Loper stond op e3 goed. Zwart had toch wel Le7 gespeeld). 8Lf8e7 9. 0—0 0—0 10. Tfl—el (een goed plan voor Wit bestond in Khl en daarna f4 om op de Konings vleugel te beginnen; niet direct f4 wegens Db6 enz.). 10Dd8c7 (maakt plaats voor Td8) 11. Pd4—f3 Tf8—d8 12. Lc4d3 b7—b5 13. a2—a3 misschien wat dwaas onverwacht be sluit om mee te gaan toch wel goed was. Wat moeten de minuten deze me.isjes wel lang vallen. v rouw de Wit verbredkt even de stilte; ze zegt eigenlijk niet eens tot ons, maar zo maar voor zich zelf: ,,'t Is arg, zo'n klein jonkie, maar dat weet de Here ook wel". „Vanzelf", antwoordt De Wit. Dan is het weer stil, tot een zuster komt zeggen, dat we Leen eventjes mogen zien, en dat alles best was gegaan. We staan heel even te kijken bij een klein manneke met een gezichtje op eens zo versmald en wit. Weer terug in de gang staan vader en moeder be sluiteloos. Wat moeten ze doen? Zou den ze vanavond nog terug mogen ko men? Ze zullen maar naar huis gaan. Moeder de Wit is, nu het ergste achter de rug is, weer kordaat. Ze zegt: „We moste maar naar huus gaan. 't Aller ergste is nou immers veurbie en de Here is hier bie ons jonkie net zo goed as bie ons thuus." Peinzend voegt ze er nog aan toe: „As we toch de Here niet altijd hadde Ik kijk naar het kalme in-lieve moe dergezicht. Ga ik mee om misschien tot steun te zijn en van dit kleine „moederke alleen" hoor ik echter het woord spreken, dat me zelf weer sterkte moet geven om een heel jaar lang met mijn hele span op te trekken en wel zo, dat ik de kinderen verder help, 'maar door dat werk heen dienst doe in Gods grote Koninkrijk. Ik breng beiden naar het station, vertel hen da4 ik bij een vriendin een bezoekje zal brengen en voor ik met de laatste trein naar huis kom, nog even in het zieken huis zal informeren, en met dat laat ste bericht vanavond nog bij hen aan kom. Dankbaar zegt moeder De Wit: „As juffroüw toch niet mee was ge gaan...." En ze beseft niet eens, dat ik door het simpele woord, door haar gesproken, de ontvangende partij ben. Weer een heel jaar voor me. en „o1" ik toch de Here niet had". (m.i. was direct Pe2 en daarna Pg3 of Pf4 beter geweest). 1 3Lc8—b7 14. Pc3—e2 (toch!) 1 4Ta8c8 15. c2c4? (Waarom? Beter was toch wel Tacl en dan c4. Nu komt Zwart aan bod). 1 5b5xc4 16. Ld3xc4 Pc6e5! 17. Lc4—a2 (ook na Tel volgt Da5). 1 7Dc7—a5! 18. Pe2—c3 (Wit ziet het gevaar niet en verliest nu een stuk. Mogelijk was Ped4, enz.). 1 8Pe5xf3t 19. Ddlxf3 Da5xg5 20. La2—bl (Wit heeft nu het volgende plan op het oog: Dd3 en dan e4e5 enz.). 20Dg5—a5 21. Df3—d3 g7g6 22. Tel—e3 (Wit is wel gedwongen alles op de aanval te zetten en gaat dit nu met Te3g3 of h3 proberen). 22Da5c7 23. Te3—h3 d6-^d5 24. Dd3—e3 (om het met Dh6 en dan g2g4g5 te spelen; maar ook dat lukt niet). 24Pf6—g4 (met d4 kan Zwart een stuk winnen, Dh6 was nog niet gevaarlijk (Lf8) 25. De3—e2 Dc7—f4 26. Th3—g3 Pg4—f6 27. Lblc2 d5xe4 28. Tal—el (Wit vergeet de Toren op d8 die nu op d2 komt. Beter Tdl). 28Td8d2 29. De2e3 Df4xe3 30. Tg3xe3 Td2xc2 en Wit gaf het op. Met 2 stukken ach ter is ook niets te beginnen. De ladderwedstrjjd. De oplossingen der vorige problemen waren als volgt: Probleem 93. 1Th6f; 2. Kgl, Thlf; 3. Khl, Dh3t; 4. Kgl, Dg2f mat. Probleem 94. 1f2; 2.Df2, Ddlt; 3. Dgl, Lb7t; 4. Tg2, Lg2f mat, of 123. Kg2, Lb7f; 4. Kh3, Dh4t mat. Het hoogste aantal punten bereikte deze maand dt heer W. Davidse, Oost singel 60c te Goes, met een totaal van 96 punten. Van harte gefeliciteerd. De stand der ladder is nu als volgt: G. v. W. te K. (82), J. W. Q. te Th. (81), J. B. te K. (78), J. S. te K. (60), M. W. te W. (51), L. F. te S. (43), J. A. te Z. (36), G. J. de V. te VI. (32), B. v. d. B. te S. (29), P. J. S. te S. (29), A. K. te C. (21), M. D. te T. (12), C. J. te VI. (10), A. B. te Th. (10), P. A. C. te O. (7). En hier de nieuwe problemen. Probleem 95 (zie diagram 95). Wit aan zet wint (mat in plm. 5) 4 punten. Wit: Kh2—Dh7. Zwart: Kh4Dg4, pi: g6h5. Probleem 96 (zie diagram 96). Wit aan zet wint (5 punten). Wit: Kei, Dd4, Tf2, Pd5, pi: a4, b2, c2, c5, e2. Zwart: Kg8, Dgl, Tf8, Pg4, Lfl, pi: a7, b7, f7, g7, h7. De grote slimheid van de een bestaat vaak in de domheid van de ander. Een mens heeft vaak spijt dat hij heef: gesproken, zelden dat hij beeft gezwegen. aDCclelgn Wit aan zet wint (4 pnt.). Diagram 96. IBöB abcaei gn Wit aan zet wint (5 pnt.). KUNST EN KENNERSCHAP Een tourist bezoekt het Rubenshuis te Antwerpen. Nadat hij een uur heeft rondgeneusd, gaat hij uitgeput op een antieke, met fraai leer beklede stoel zitten. „Pardon, meneer", zegt de zaal wachter, „van die stoel mag U geen gebruik maken, dat is de zetel van Rubens." „La me nou even zitten", zegt de man geeuwend, „als ie komt, sta ik wel op." Horizontaal; 1. omslag van een boek; 3. denkbeeldige richtlijn; 5. wasmiddel; 7. weekplaats voor vlas of hennep; 9. gebod; 11. dorp ten N. van Meersen; 13. familielid; 15. roem; 16. riviertje op de grens van Drente en Overijsel; 18. spoedig; 20. bescherming; 22. vreemde munt; 23. watergeul; 24 ;esnaam. VERZACHTENDE OMSTANDIGHEID. Tante Jans uit Kattenburg moest voor de rechter verschijnen. Tante Jans spotte niet met het leven, vooral wanneer het haar echtgenoot betrof. „U wordt er van beschuldigd", zo begon de rechter, „uw man afgerost te hebben met uw paraplu, en wel zo danig, dat hij acht dagen het bed moest houden. Wat hebt U tegen deze beschuldiging in te brengen?" Tante Jans ging recht staan en ver klaarde: „Meneer de rechter, op de eerste plaats had hij dat pak rammel meer dan verdiend en op de tweede plaats was hij toch werkeloos". TOETJE. 0 Een jongeman komt een kruideniers winkel binnen. „Wel broer", vraagt de winkelier, „wat mag het geweest zijn?" „Mijn moeder wilde graag weten hoe laat of 't is, alstublieft". „Het is precies half zeven", zegt de man. „Hoeveel kost het?" vraagt de jon gen. „Dat kost niets", lacht de kruidenier en gaat weer aan het werk. Maar de jongen blijft in de winkel staan en na een poosje vraagt de win kelier: „Wel, wat is er nog, ventje?" „Krijg ik geen zuurtje toe?" vraagt de jongen. „Maak je niet bezorgd, dié tand komt gr ook uit!" 1 10 Mfflu %t lé 17 H&18 19 w BS, K ié rwr i» Verticaal: 1. rein; 2. gesloten; 3. mee krap; 4. Johan (Russisch); 6. vogel; 7. netelachtige plant; 8. dorpje in Nrd.- Brabant; 10. als 2 vert.; 12. Europeaan; 14. zwelger; 16. sport van een wagen ladder; 17. voorzetsel; 19. teerling; 21. kleinigheid.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 9