wy e
over
MIJN KLAS
2)e iA<m c/e uAee&
ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR
ft
ft
OPVOEDKUNDIGE RUBRIEK
i
I
§5
ft
Mijnheer de Redacteur,
Vindt U het goed, dat ik nog even aanknoop bij de brief van die huismoeder
van vorige week? Als huisvader van vier spruiten kan ik haar opmerking heel
goed begrijpen. En U hebt haar door Uw tip over de jeugd-lectuur goed op dreef
geholpen.
Nu sloeg ze volgens mij hierin de spijker óók goed op de kop, toen ze
opmerkte, dat we moeten voorkomen, dat de kinderen hele avonden aan de radio
„hangen". Ik begin er iets van te zien bij de oudste vanxme, nu zes jaar, die al
met spanning naar diverse jeugd-hoorspelletjes uitziet. Vrij onschuldig, ik weet
het wel, maar ik dacht, dat er toch een gevaar in zit
Misschien doe ik nu een erg onpaedagogische vraag (ik ben niet paedago-
gisch!): moeten we als ouders niet voorkomen, dat opgroeiende kinderen, vooral
als ze wat ouder worden, door allerlei dingen, waarbij hun activiteit niet gevraagd
wordt, meegesleept worden? En ik denk hierbij met name aan de radio: muziek,
hoorspelen enz.
Natuurlijk: op zichzelf is van de radio geen kwaad te zeggen, en toch denk
ik weieens: moet die eigenlijk voor de kinderen maar niet een poosje de deur
uit op de duur? We hpren alarmerende berichten over de televisie in Amerika
en zo. Moeten we niet erg op onze hoede zijn?
En moet niet veeleer (ik knoop dit. er direct aan vast), voor de vulling vooral
van de winteravonden, buiten de lectuur, wat muziek betreft, de aandacht gericht
blijven op een eigen instrument? Vroeger hadden'we die gezellige orgels. Ik voel
er veel voor. En de jeugd het zelf laten leren; dan zijn ze tegelijk actief. En
buiten een orgel zijn er nog zoveel muziekinstrumenten. We voorkomen, wat dit
punt betreft, dan in ieder geval het aan de „radio hangen" van de jeugd. Wat
denkt U ervan? Een huisvader.
Er zit zeker wat in, wat hier gezegd wordt. Er komen mooie dingen over de
radio door, maar wanneer het zo-gaat worden, dat de radio de plaats van vader
en moeder gaat innemen, dan verliest het specifieke gezinsleven en de gezins
sfeer hun betekenis voor het kind. De heugenis die het kind bewaart aan zijn
prille jeugd en de invloed die het blijvend ondergaat van zijn jeugdjaren, waarin
zijn gevoelige ziel en geest zo rijk ontvankelijk zijn ingesteld, moet niet gevormd
worden door wat de radio geeft, maar door wat vader en moeder zelf het kind
meegeven.
Wie er anders over denkt zegt het maar. Redactie.
of
I
Het vraagt na een vacantie altijd
maar een paar uur om weer helemaal
thuis te geraken op ons goede dorp,
dank zij mijn hospita, het bezoek aan
de baas en zoals nu, na het Nieuwe
jaar, in de pastorie. Verder zorgt mijn.
kroost dan nog voor een gedetailleerde
aanvulling. En ge staat er van te kij
ken wat er zoal gebeuren kan op Zo'n
rustig dorpje. Denk er niet licht over.
Laat nou twee van die opgeschoten
knapen uitgerekend net voor het grote
winkelraam van onze goede bakker
De Hoogh een meningsverschil uit
vechten. Blijkbaar hadden ze niet ge
noeg Lebensraum, want de grote ruit
ging er aan, precies op Oudej aarsna
middag. M'n hospita vertelt het me
onder afkeurend hoofdschudden.
„Schande voor het durp", meent ze
oprecht. Mineke van mijn klassekroost
vertelt me hetzelfde evenwel met een
andere toepassing, want spijtig zegt
ze: „Én ze konne de taretjes geeneens
opeten van de glasstukkies
Natuurlijk zijn er nog meer opzien
barende dingen gebeurd, maar die ver
tel ik niet. Tenslotte ben ik inwoonster
De Huurverhoging.
Het was natuurlijk niet anders
te verwachten: ook deze week
nog diverse zaken over de huur
verhoging. Maarwe nemen
aan dat de lezers het na deze
week wel weten. Het eerst de
kwestie van de verhoging voor
inwoning. Zoals men weet,
mocht de eigenaar van een wo
ning een bepaalde verhoging
vragen aan de hoofdbewoner,
indien deze meer dan 4 inwo-
nenden had.
Deze verhoging is vervallen.
Oók voor de beroepspensions
en rusthuizen is deze vervallen.
Er zijn eigenaars van als penl
sion verhuurde panden, die toch
nog de 13 blijven eisen om
dat het een „beroepspand" is.
De huurwet kent geen beroeps
panden. wel bedrijfspanden. Als
zodanig kan een huis, dat als
pension wordt gebruikt, NIET
worden beschouwd. Er is geen
pardon, ook voor deze panden
MOET de opslag (13 ver
vallen.
De bedrijfspanden.
Ook inzake de bedrijfspan
den zijn er nog vele menings
verschillen.
De algemene huurverhoging
is niet van kracht voor bedrijfs
panden, waarbij winkels en
winkelwoningen altijd als be
drijfspand gelden.
Hieruit volgt dat een eigenaar
van een dergelijk pand nooit zo
maar, zonder enige waarschu
wing, per de eerste Januari een
verhogingskwitantie kon aanbie
den. Voor deze panden gaat im
mers niet op: de huren ZIJN
verhoogd met.... Men zal (om
dat deze verhoging aan een
overeenkomst tussen beide par
tijen is overgelaten) als eige
naar ten minste de bekende op
zegtermijn in acht moeten ne
men. Dus vier weken tevoren
mededelen dat men per
meer huur wenst te ontvangen.
Is er een huurcontract, dan zal
dat huurcontract eerst om moe
ten zijn, alvorens men kan gaan
denken aan een verhoging. En
als de huurder de verhoging niet
wil betalen? Dan zal hij de huur
moeten opzeggen en de kanton
rechter laten beslissen, want de
huurder beroept zich natuur
lijk op de huurbescherming.
De toestand van een huis
en huur.
Daar hebben we vorige week
al over geschreven, maar dat
schijnt niet afdoende begrepen
te zijn. In veel brieven komt de
klacht voor: het huis ziet er zo
bar uit, de eigenaar doet er
nooit iets aan, moet ik nu toch
die huurverhoging betalen? Na
tuurlijk moet dat, want die
kwestie staat er buiten. De ver
hoging evengoed betalen.
Maarmen kan zich daar
na wenden tot de kantonrechter
om na te gaan of deze de eige
naar wellicht verplichten wil tot
een bepaalde herstelling.
Niet bij de kantonrechter.
Is men het niet eens met een
beslissing van de eigenaar in
zake de huurprijs, dan wende
men zich niet tot de kantonrech
ter, maar tot de huuradviescom-
Onderhuurders.
Veel onderhuurders stellen
een zo groot vertrouwen in ons
dat ze vragen: wilt u voor ons
maar even berekenen of dat zo
goed gedaan is met onze huur,
want wij betalen teveel. Die le
zers willen ons dan laten plaats
nemen op de stoel van de huur
advies-commissie. Maar dat
gaat niet. De onderhuurder is
evengoed verplicht om de ver
hoging te betalen. De vraag of
de te verhogen onderhuur (dat
is dus de onderhuur die men op
31 December betaalde) goed is,
staat daar los van. Ook hier, bij
twijfel, advies vragen aan de
huuradviescommissie!
Nooit.
Telkens weer krijgen
wij brieven waaruit blijkt
dat men de mogelijkheid
aanwezig acht om de huur
der uit een woning te krij
gen, zonder dat de deur
waarder of kantonrechter
er aa nte pas komt! Waar
die mening dan eigen op
gegrond is, schrijft niemand.
En evenmin hoe men zich
dat zou indenken. Zo
de eigenaar verschijnt met
een knecht, breekt de
deur open en zet de
boel op straat? LT voelt
toch dat dan het hek van
de dam zou zijn. Nee, nooit
of te nimmer kan men
iemand uit de woning krij
gen zonder dat er eerst een
vonnis is. En als dat von
nis er is, kan alleen de
deurwaarder dat vonnis exe
cuteren. Tenzij natuurlijk de
huurder uit eigen beweging
zou vertrekken. Maar daar
gaat het dan altijd juist om:
die huurder wil niet.
Metronoom.
Wat is, en hoe werkt de me
tronoom, vraagt een jeugdige
lezer.
Dat is een instrument in ge
bruik bij musici, alhoewel niet
zo veel meer. Met dit instrument
kan men de verschillende tempi
zien, en horen, door een luid tik
kende slinger. Met behulp van
een verschuifbaar gewicht kan
men de zaak afstellen. De cijfers
slaan op het aantal slingeringen
per minuut. In 1816 is het uit
gevonden en Beethoven schijnt
veel van zijn werken te hebben
„gemetroniseerd". Diezelfde
Beethoven heeft ook gezegd: het
is onzin om zo'n instrument te
gebruiken, men moet de tempi
aanvoelen. Beethoven had ge
lijk.
Vraag het even j
Onze abonné's kunnen
iedere moeilijkheid aan
onze medewerker voor-
legggen. Zij krijgen des
gewenst steeds antwoord
in een persoonlijk schrij
ven. Brieven moeten wor
den gericht aan de redac
tie en links in de hoek
van de enveloppe moet
worden geschreven: Raads
man. Op uw briefpapier
gaarne uw naam en adres
in blokletters. Voor de
antwoorden wordt niets
in rekening gebracht.
Over de volgende onder
werpen kunt u (onder
meer) vragen stellen: ju
ridische aangelegenheden,
sociale verzekeringen, as
suranties, erfeniskwes
ties, woning-aangelegen-
heden, alles wat ligt j op
het terrein van het maat
schappelijk werk, per
soonlijke moeilijkheden,
huishoudelijke vraagstuk
ken (recepten, bloemen-
verzorging etc.), opvoe
dingsmoeilijkheden en al
wat aanleiding kan geven
voor zorgen of moeilijk
heden. Alle brieven wor
den strikt vertrouwelijk
behandeld.
en de vuile was.... Vóór negenen
krijg ik nog het gezellig binnenhuis-
nieuws van de hele vacantie te horen.
Hoewel.... alles niet helemaal gezel
lig was, want Jannie vertelt met een
zorgelijk gezicht, dat d'r moeder zo
kwaad op d'r vader geweest was, om-
dat-ie dat mooie vasie van de schouw
gebroken had. Ik hoor het bericht met
een even zorgelijk gezicht aan, zucht
minstens even diep als Jannie, maar
zwijg wijselijk in alle talen, waarna ik
haastig informeer b 'oke of het nieu
we broertje veel gc-dild heeft.
Verder heb ik van oudere broertjes
en zusjes bericht van „verhindering
van Jan en Jaapje, omdat-ie zo ver-
kouwend binne". Dan wil ik in het
nieuwe jaar weer gewoon tot de orae
van de dag overgaan. Maar ik zie, dat
Leen de Wit ontbreekt. Mijn informa
tie levert niets op. Bij een oudere broer
of zus kan ik geen licht opsteken, want
onze Leen is de oudste des huizes. Als
mijn kroost om twaalf uur huiswaarts
trekt, zeg ik tegen Rien, die vlak bij
Leen woont, dat hij eens moet gaan
vragen, waarom Leen er niet is. Rien
belooft het en deelt nog even mede,
dat hij toch Leen „toen-er-is-nog op
straat had zien spelen".
Als we, na de „middagschoft" weer
aan 't werk tijgen, komt Rien me eerst,
notabene met een blijmoedig gezicht,
zeggen dat „Leen zo'n pien in z'n buuk
had". Ik vind het schoolverzuim jam
mer, maar na zoveel feestdagen met
extra tractaties verontrust die „pien
in de buuk" me niet al te zeer en ik
verwacht dat ik morgen Leen's glun
dere snuit wel weer zal zien verschij
nen. Het wordt helaas helemaal an
ders. Net zit ik welgemoed volgens de
regelen der kunst met mijn laatste
hapje brood aan mijn vork gepikt mijn
bordje kruimelvrij te maken, of daar
gaat mijn kamerdeur open en mijn
hospita schuift vader de Wit naar bin
nen, met de woorden: „Zeit 't zeivers
maar effe an de juffrouw". We nemeii
het wel gemoedelijk onder ons. Maar
ik kijk De Wit wel even verbaasd vra
gend aan. De Wit komt wat naar vo
ren, omklemt met beide handen de
rugleuning van de stoel, die bij de ta
fel staat en zijn gezicht verkrampt zich
tot een wonderlijk armzalig lachje.
„Och juffer, ik most toch hier langs
naar 't station en toen docht ik, ik kon
het juffer wel effe zegge, dat de dok
ter net met me vrouw en ons Leen,
is weggereje naar het ziekenhuis in
de stad. D'r was nog ien, die naar 't
ziekenhuis most en toen kon ik niet
meerieje en nou gaan ik maar met de
trein, want ons Leen het een blinde
darm". Dat armetierige lachje blijft
nog op zijn gezicht, als hij heldhaftig
zegt: „Dokters zegge, 't is teugewoor-
dig 'eus zo erg niet 'oor, maar ja, ik
wou moeders d'r toch niet alleen mee
late en jaet.'t is maar een jonkie
hé?" Bij die laatste woorden vervaagt
dat schrale lachje en ik zie, dat de
handen de stoelleuning zo vasthouden,
dat de knokkels zich fel wit gaan af
tekenen. „Ik docht, omdat ons Leen
altied zo over de juffer praat, dat ik
'ie wel effe most zegge, maar nou gaan
ik maar es". Zonder beraad zeg ik, dat
ik mee ga naar de stad, want dat ik
ook direct wil weten hoe het met de
kleine jongen gaat. De Wit schijnt er
helemaal niet verwonderd over te zijn
en zo zijn we samen op reis naar het
ziekenhuis, waar we moeder De Wit
in een wachtkamer vinden, roerloos,
zwijgend zittend, de handen gevouwen.
Met zijn drieën doen we niet veel an
ders, maar de verraste blik van moe
der De Wit heeft me gezegd, dat mijn
Ml
i-1 in 111
Van een vouw,
een baard
en een ossetong
Nee mannen, U mag
na de 7 e letter hier
boven geen r hardop
lezen. Ik heb de vre
de tè lief. En bedoel
het precies zoals het er
staat. Ook die 3 din
gen in verband met el
kaar. Een ossetong
komt wel eens in de
buurt van een baard.
Maar wat moet die
vouw erbij? Ik zal het
u in den smalle ont
vouwen.
De „planten" van vo
rige week gaven we
voedsel en een goede
atmosfeer om te kun
nen groeien. Om onze
kinderen tot 't doel, het
eren en dienen van God,
te brengen, moeten wij
ze dus geestelijk voedsel,
gods-dienst-onderwijs
geven, maar ook ineen
gezonde geestelijke at
mosfeer late- leven.
Het laatste is zelfs pri
mair: vóór de kinde
ren iets van de Bijbel
begrijpen en als zwak
zinnige kinderen nóóit
iets daarvan zullen kun
nen begrijpen, doet de
sfeer toch haar werk.
Met de sfeer wilden we
dan ook beginnen.
Hoe is die te krijgen?
Er zijn veel gezinnen,
waar lang' gelezen en
gebeden en gekerkt
wordt. Maar de sfeer is
er niet. In andere ge
zinnen, waar ook ge
lezen en gebeden en
gekerkt wordt, is die te
bespeuren, zo gauw je
over de drempel bent.
Er heerst een andere
geest. Er is iets van de
Heilige Geest. En een
geest of de Geest kun
nen we niet dwingen,
integendeel: we zijn in
ie macht van een geest.
Een duivelse of een
Goddelijke.
Jezus zegt ons, dat
Dnze Hemelse Vader
ons de Heilige Geest
zal geven op ons ge-
aed, zekerder dan wij,
aardse vaders, gaven
tan onze kinderen ge
ven. Dus we moeten er
om b d d e n. Maar
daar komt de vouw
aan. Wjj gaan niet zo
gauw op de knieën.
Voor de mooie vouw in
de broek niet. Welke
bezwaren worden bij
U met de vouw be
doeld?
Ook de kinderen
moeten we leren bid
den. Door hun imita
tiedrift doen ze uiter
lijk ai gauw mee. We
moeten ze al jong le
ren, hun toevlucht tot
de Heiland te nemen.
Op de manier van
„Zullen we samen vra
gen, of de Heer het
vergeven wil?" of „ons
helpen wil?" Zondaar
met de zondaar en
klein met de kleine
zijn. Opvoeden is niet
de heilige spelen en
neerdrukkers geven,
maar naast de kinde
ren gaan staan en ze
oprichten.
Voor het gemeen
schappelijk gebed aan
tafel zijn natuurlijk
geen voorschriften te
geven. Het gebed is te
heilig en te persoonlijk.
Toch mogen terwille
van de kinderen wel
enkele dingen van ons
gebed gevraagd wor
den. Op slot van reke
ning hebben zij een
ziel, door God gescha
pen met eigen wetten,
die we niet kunnen
negeren zonder schade
voor het kind. Bij heel
de opvoeding hebben
wij de plicht, rekening
te houden met wat de
psychologie, de ziel
kunde ons leert.
Laat ons gebed dan
kort, eenvoudig (dus
zonder theologische
vaktermen als „be-
kwaammakende gena
de", enz.), warm, eer
lijk en niet boven on
ze stand zijn (we moe
ten b.v. niet uit ge
woonte met woorden
loven, als we opstandig
of dood zijn; laten we
dan om vrede of leven
bidden). De huiltoon is
dan maar zelden een
zuivere uiting van het
gemoed. Formuliergebe-
ien? Ook. Maar dan
bewust en gemeend. In
ieder geval moeten de
kindernoden en -vreug
den voor Gods troon
gebracht worden. Op
kinderlijke wijze. Na
mens de kinderen spre-
:en. Waarom b.v. niet
eens gebeden: „Vader,
we danken U, dat we
allemaal een reep cho
colade van Tante ge
kregen hebben"?
Tot mijn schrik zie
ik, dat de pil te groot
dreigt te worden om
hem nog te kunnen
slikken. Dus de baard
en de ossetong de vol
gende keer. Die moe
ten nog groeien.
GELEEND GOED
door P. J. Risseeuw. Uitgave:
Bosch Keuning N.V., Baarn.
Risseeuw acht ik nog altijd een der
beste christelijke romanschrijvers. Hij
voert rniet de pretentie „Kunst" te
bieden, maar hij schrijft voor ons
christelijke volk en dat doet hij goeu.
Overigens ben ik erg blij met die pre
tentieloosheid. Er wordt, ook in de
christelijke kring, geducht gezwama
over de „Kunst". Natuurlijk met een
grote K. We hebben conferenties ge
houden, litteraire samenkomsten, waar
uit „eigen werk" gelezen werd en de
„dichters" hun verzen voordroegen en
waar men kwam tot een „beweging",
die zelfs de naam van een „reveil"
kreeg, en waarbij men nog maar één
ding niet deed: zijn haar laten groeien,
lange baarden dragen en fluwelen jas
jes aantrekken. We hebben daar in de
dertiger jaren de ongelukken van ge
zien. De leidinggevende figuren in die
„protestants-christelijke" litteraire
kring, gingen tijdens de bezettingsjaren
overstag. In het Kuyperhuis kwam in
de plaats van het portret van Kuyper
een kop van Mussert te hangen, en de
man, die heel veel te vertellen had
gehad in de „protestants-christelijke"
litteraire kring, troonde er onder, om
nu leiding te geven in wat genoemd
werd de „Cultuurkamer".
Haal ,ik oude koeien uit de sloot?
Het is de historie, die ons wat te
leren heeft gegeven.
Laten we beginnen met eens niet
aan „Kunst" te doen. Er zijn in heel
het „protestants"-christelijke kamp,
(wat is dat voor een lamlendig, week
hartig, negatief woord, dat „protes
tants"?) misschien een paar publicis
ten geweest, die aanspraak hebben
kunnen maken op de verdienste, dat
zij kunst gaven. Ik noem Mevrouw
KuyperVan Oordt, Prof. Gerritson,
De Mérode en misschien nog een paar.
Dat is alles, maar het is genoeg. Laat
de rest doen, zoals Risseeuw doet en
een behoorlijk boek schrijven, dat onze
christelijke jeugd wat geeft, dat de ou
ders althans gelegenheid geeft hun
kinderen een goed boek in handen te
leggen. We krijgen tegenwoordig rap
porten, enquêtes, verslagen en wat niet
al te horen en te lezen over wat de
jeugd geestelijk verteerd aan lectuur.
We lezen wat er verborgen wordt mee
gesjouwd in de boekentassen van de
schooljeugd ,der middelbare scholen,
wat er stiekum wordt gehaald uit
obscure leesbibliotheken, wat er op de
boekenstalletjes op de markten wordt
gekocht. Deze pest waart in de duis
ternis rond onder onze jeugd, verder
vende de jonge zielen, verwoestende
de bloeiende levens. Laat ons God
dankbaar zijn, dat er nog christelijke
schrijvers zijn, die boeiende verhalen
schrijven, met gezonde, positief chris
telijke kost.
Risseeuw is er één van. Zijn boek,
dat we hier ter bespreking kregen, is
niet nieuw. Hij schreef het al jaren
geleden, maar het is een goede ge
dachte van de Uitgeefster het opnieuw
in de handel te brengen en dat voor
een spotprijs, die het iedereen moge
lijk maakt net te kopen.
We beleven in dit boek de crisisjaren
in het tijdperk na de vorige wereld
oorlog. Het is een tuindersroman, een
roman van de kleyue luyden met hun
zorgen en vreugden, hun strijd en bo
venal hun diep geloof.
lx ben blij me deze herdruk en mo
ge i et in al onz» christelijke t.ezinnen
een plaats krijgen. Daar heeft het
recht op.
Ploon eet bijna niets. Twee dunne tarwesneetjes;
meer kan hij niet wegkrijgen. De voorlezing van
Ps. 32 spreekt hem nog al toe. De oproep: „Verblijdt
u in de HEERE en verheugt u, gij rechtvaardigen!
en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!" wekt
in hem op de vreugde in zijn God. Na 't danken van
Hein, zegt hij
„Ja Hein, ik heb van die brief van Van der Groe
aan een vriendinne al bijzonder mogen genieten".
„Zo, dat is gelukkig".
„Ja, hij zeit daar zo, dat wij altijd de vrijheid
hebben om te geloven, ja dat God ons daartoe ver
maant en dat gebiedt, ja ons als bidt en smeekt.
Kijk, 'k heb er een papiertje bij gelegd, waai' hij dat
zo zeit".
En Ploon leest het voor:
„Wat kan ik dog u dierbaarder schrijven, dan dat
de barmhertige en menschlievende Godt, die geen
lust heeft in eenes zondaars doodt, enz. u zelfs
niet alleen volkomen vrijheit geeft, maar u ook wel
ernstig vermaant en gebiedt, ja u als bidt en smeekt.
O! wat een onbegrijpelijk wonder van liefde en ge
nade! Dat gij dog eens wilt resolveeren, om opregt
geloovig te komen tot Zijnen Zone, onzen Heere
Jezus Christus, zo elenig als gij ook zijt, en om
armen Hem eens voor Uwen Zaligmaker; want dat
er nog hulpe en genezinge voor u is onder zijne
vleugelen? Zo bidde ik u dan nog heden, en ik doe
het met een waar bewogen gemoedt, en zoo ernstig
als ik immers kan, als een onwaardig gezante van
Christus' wegen, dat gij u nog heden met Godt wilt
laten verzoenen. Laat de groote Heere Jezus dog
niet langer tevergeefs roepen en kloppen aan uwe
deure, alwaar Hij nog met opene armen van uit
gebreide liefde en goedertierenheid na u staat te
wagten".
Doch een strijder, een vechter is Ploon niet. Dus
zegt hij niet: „Zie je wel Hein, dat ik gelijk gehad
1 eb met te blijven hopen op Gods bereidwilligheid".
A neen! Trouwens nu hij dit heeft gelezen, voelt
hij zich ineens weer erg moe.
En Hein? Jadie ként die brief wel. Och, hij
kent die zelfs heel goed. Ook dat stukje, waarin Van
der Groe zegt, dat je als een verstokte en blinde,
voor je verdorvenheid, mag komen tot Christus. Hij
heeft er al veel over gedacht en is het niet eens
met hem.
Van Van der Groe heeft hij ook het geschrift
over het geloove gelezen, en ook daarin komt deze
tot dezelfde gedachten. Maar hij kan z'n eige daar
niet in vinden. Doch dat zal je blijven houden dat
zelfs godzalige leraars dingen hebben, die je niet
onderschrijven kan. Kijk maar eens naar Luther, en
dat was de Hervormer nog wel. Tochkan Hein
vanavond Ploon niet tegenspreken. Hij kan het
niet! Hij volstaat met te zeggen:
„Ja, 'k weet, dat Van der Groe d'r zoo over
denkt".
En Ploon is nu toch heus te moe om op dit ant
woord, dat geen echt antwoord is, in te gaan. Hij
zegt niet: „Is dat dan niet waar?" Niks. Hij schuift
't boekje open naar Hein toe.en zakt achterover
in de rieten zorgstoel.
Daar zit hij: heel rood, verhit, en vreselijk moe,
z'n mond half open.
„Wat doe je Ploon?"
„Ja, 'k ben niet erg goed.
„Dat zie 'k".
,,'k Zal straks maar met de bus naar huis gaan,
die komt toch hier langs?"
„Ja, half zeven".
„Dan zeg jij maar legen Marie, dat 'k niet meer
aan kon komen".
„Best hoor".
En Ploon gaat dan heel rustig zitten. Zegt niets
meerEn wacht half zeven af. Heins vrouwe
wast ondertussen stilletjes de weinige „vaten" in
de gootsteen, bij de tras.
Een paar minuten vóór de tijd stapt Ploon de
deure uit met Hein. Wel weer wat opgeknapt. De
hitte is echter nog niks minder. Broeiend is 't. De
lucht is in de twee uren, die Ploon bij Hein is
geweest, heel erg veraphterd. Ze zit nu vol onweer,
't Zal Hein benieuwen of Ploon nog voor de bui
thuiskomt.
De bus is laat.
Ploon leunt aan d' overkante van de dijk tegen de
mure van de bakkerswinkel. Hein staat naast hem.
Heel wat fiever.
Eindelijk: tien voor zeven komt de licht-gele bus
aan. Tegen de zwarte lucht steekt hij scherp af. Ge
lukkig hoeft Ploon niet te staan. Het kaartje houdt
hij in de warme, wat opgezwollen hand, alsmede een
stuivertje.
Aan de Drummelseweg schieten de eerste bliksem
schichten uit. De eerste slagen rommelen aan. En
snél volgen ze daarna elkaar. Iedere keer als 't
licht en iedere keer als 't dondert, snijdt het door
Ploon's moede harte heen. 't Jaagt erg!
De bus passeert midden in de weg Jacob van
Raai te, die vlug thuis tracht te komen. Hij jacht
over de eenzame weg. 't Onweer, dat is: Gods stem,
zoals hem altijd is geleerd, vervult hem met ontzag
voor de majesteit des HEEREN. 't Wekt in hem, ook
door het gevaar dat er steeds bij is, vreze. Zó kan 't
licht hem immers treffen. En zó staat hjj dan voor
Gods rechterstoel. (Wordt vervolgd).