wy e over MIJN KLAS 2)e iA<m c/e uAee& ONDERWIJS OPVOEDING CULTUUR ft ft OPVOEDKUNDIGE RUBRIEK i I §5 ft Mijnheer de Redacteur, Vindt U het goed, dat ik nog even aanknoop bij de brief van die huismoeder van vorige week? Als huisvader van vier spruiten kan ik haar opmerking heel goed begrijpen. En U hebt haar door Uw tip over de jeugd-lectuur goed op dreef geholpen. Nu sloeg ze volgens mij hierin de spijker óók goed op de kop, toen ze opmerkte, dat we moeten voorkomen, dat de kinderen hele avonden aan de radio „hangen". Ik begin er iets van te zien bij de oudste vanxme, nu zes jaar, die al met spanning naar diverse jeugd-hoorspelletjes uitziet. Vrij onschuldig, ik weet het wel, maar ik dacht, dat er toch een gevaar in zit Misschien doe ik nu een erg onpaedagogische vraag (ik ben niet paedago- gisch!): moeten we als ouders niet voorkomen, dat opgroeiende kinderen, vooral als ze wat ouder worden, door allerlei dingen, waarbij hun activiteit niet gevraagd wordt, meegesleept worden? En ik denk hierbij met name aan de radio: muziek, hoorspelen enz. Natuurlijk: op zichzelf is van de radio geen kwaad te zeggen, en toch denk ik weieens: moet die eigenlijk voor de kinderen maar niet een poosje de deur uit op de duur? We hpren alarmerende berichten over de televisie in Amerika en zo. Moeten we niet erg op onze hoede zijn? En moet niet veeleer (ik knoop dit. er direct aan vast), voor de vulling vooral van de winteravonden, buiten de lectuur, wat muziek betreft, de aandacht gericht blijven op een eigen instrument? Vroeger hadden'we die gezellige orgels. Ik voel er veel voor. En de jeugd het zelf laten leren; dan zijn ze tegelijk actief. En buiten een orgel zijn er nog zoveel muziekinstrumenten. We voorkomen, wat dit punt betreft, dan in ieder geval het aan de „radio hangen" van de jeugd. Wat denkt U ervan? Een huisvader. Er zit zeker wat in, wat hier gezegd wordt. Er komen mooie dingen over de radio door, maar wanneer het zo-gaat worden, dat de radio de plaats van vader en moeder gaat innemen, dan verliest het specifieke gezinsleven en de gezins sfeer hun betekenis voor het kind. De heugenis die het kind bewaart aan zijn prille jeugd en de invloed die het blijvend ondergaat van zijn jeugdjaren, waarin zijn gevoelige ziel en geest zo rijk ontvankelijk zijn ingesteld, moet niet gevormd worden door wat de radio geeft, maar door wat vader en moeder zelf het kind meegeven. Wie er anders over denkt zegt het maar. Redactie. of I Het vraagt na een vacantie altijd maar een paar uur om weer helemaal thuis te geraken op ons goede dorp, dank zij mijn hospita, het bezoek aan de baas en zoals nu, na het Nieuwe jaar, in de pastorie. Verder zorgt mijn. kroost dan nog voor een gedetailleerde aanvulling. En ge staat er van te kij ken wat er zoal gebeuren kan op Zo'n rustig dorpje. Denk er niet licht over. Laat nou twee van die opgeschoten knapen uitgerekend net voor het grote winkelraam van onze goede bakker De Hoogh een meningsverschil uit vechten. Blijkbaar hadden ze niet ge noeg Lebensraum, want de grote ruit ging er aan, precies op Oudej aarsna middag. M'n hospita vertelt het me onder afkeurend hoofdschudden. „Schande voor het durp", meent ze oprecht. Mineke van mijn klassekroost vertelt me hetzelfde evenwel met een andere toepassing, want spijtig zegt ze: „Én ze konne de taretjes geeneens opeten van de glasstukkies Natuurlijk zijn er nog meer opzien barende dingen gebeurd, maar die ver tel ik niet. Tenslotte ben ik inwoonster De Huurverhoging. Het was natuurlijk niet anders te verwachten: ook deze week nog diverse zaken over de huur verhoging. Maarwe nemen aan dat de lezers het na deze week wel weten. Het eerst de kwestie van de verhoging voor inwoning. Zoals men weet, mocht de eigenaar van een wo ning een bepaalde verhoging vragen aan de hoofdbewoner, indien deze meer dan 4 inwo- nenden had. Deze verhoging is vervallen. Oók voor de beroepspensions en rusthuizen is deze vervallen. Er zijn eigenaars van als penl sion verhuurde panden, die toch nog de 13 blijven eisen om dat het een „beroepspand" is. De huurwet kent geen beroeps panden. wel bedrijfspanden. Als zodanig kan een huis, dat als pension wordt gebruikt, NIET worden beschouwd. Er is geen pardon, ook voor deze panden MOET de opslag (13 ver vallen. De bedrijfspanden. Ook inzake de bedrijfspan den zijn er nog vele menings verschillen. De algemene huurverhoging is niet van kracht voor bedrijfs panden, waarbij winkels en winkelwoningen altijd als be drijfspand gelden. Hieruit volgt dat een eigenaar van een dergelijk pand nooit zo maar, zonder enige waarschu wing, per de eerste Januari een verhogingskwitantie kon aanbie den. Voor deze panden gaat im mers niet op: de huren ZIJN verhoogd met.... Men zal (om dat deze verhoging aan een overeenkomst tussen beide par tijen is overgelaten) als eige naar ten minste de bekende op zegtermijn in acht moeten ne men. Dus vier weken tevoren mededelen dat men per meer huur wenst te ontvangen. Is er een huurcontract, dan zal dat huurcontract eerst om moe ten zijn, alvorens men kan gaan denken aan een verhoging. En als de huurder de verhoging niet wil betalen? Dan zal hij de huur moeten opzeggen en de kanton rechter laten beslissen, want de huurder beroept zich natuur lijk op de huurbescherming. De toestand van een huis en huur. Daar hebben we vorige week al over geschreven, maar dat schijnt niet afdoende begrepen te zijn. In veel brieven komt de klacht voor: het huis ziet er zo bar uit, de eigenaar doet er nooit iets aan, moet ik nu toch die huurverhoging betalen? Na tuurlijk moet dat, want die kwestie staat er buiten. De ver hoging evengoed betalen. Maarmen kan zich daar na wenden tot de kantonrechter om na te gaan of deze de eige naar wellicht verplichten wil tot een bepaalde herstelling. Niet bij de kantonrechter. Is men het niet eens met een beslissing van de eigenaar in zake de huurprijs, dan wende men zich niet tot de kantonrech ter, maar tot de huuradviescom- Onderhuurders. Veel onderhuurders stellen een zo groot vertrouwen in ons dat ze vragen: wilt u voor ons maar even berekenen of dat zo goed gedaan is met onze huur, want wij betalen teveel. Die le zers willen ons dan laten plaats nemen op de stoel van de huur advies-commissie. Maar dat gaat niet. De onderhuurder is evengoed verplicht om de ver hoging te betalen. De vraag of de te verhogen onderhuur (dat is dus de onderhuur die men op 31 December betaalde) goed is, staat daar los van. Ook hier, bij twijfel, advies vragen aan de huuradviescommissie! Nooit. Telkens weer krijgen wij brieven waaruit blijkt dat men de mogelijkheid aanwezig acht om de huur der uit een woning te krij gen, zonder dat de deur waarder of kantonrechter er aa nte pas komt! Waar die mening dan eigen op gegrond is, schrijft niemand. En evenmin hoe men zich dat zou indenken. Zo de eigenaar verschijnt met een knecht, breekt de deur open en zet de boel op straat? LT voelt toch dat dan het hek van de dam zou zijn. Nee, nooit of te nimmer kan men iemand uit de woning krij gen zonder dat er eerst een vonnis is. En als dat von nis er is, kan alleen de deurwaarder dat vonnis exe cuteren. Tenzij natuurlijk de huurder uit eigen beweging zou vertrekken. Maar daar gaat het dan altijd juist om: die huurder wil niet. Metronoom. Wat is, en hoe werkt de me tronoom, vraagt een jeugdige lezer. Dat is een instrument in ge bruik bij musici, alhoewel niet zo veel meer. Met dit instrument kan men de verschillende tempi zien, en horen, door een luid tik kende slinger. Met behulp van een verschuifbaar gewicht kan men de zaak afstellen. De cijfers slaan op het aantal slingeringen per minuut. In 1816 is het uit gevonden en Beethoven schijnt veel van zijn werken te hebben „gemetroniseerd". Diezelfde Beethoven heeft ook gezegd: het is onzin om zo'n instrument te gebruiken, men moet de tempi aanvoelen. Beethoven had ge lijk. Vraag het even j Onze abonné's kunnen iedere moeilijkheid aan onze medewerker voor- legggen. Zij krijgen des gewenst steeds antwoord in een persoonlijk schrij ven. Brieven moeten wor den gericht aan de redac tie en links in de hoek van de enveloppe moet worden geschreven: Raads man. Op uw briefpapier gaarne uw naam en adres in blokletters. Voor de antwoorden wordt niets in rekening gebracht. Over de volgende onder werpen kunt u (onder meer) vragen stellen: ju ridische aangelegenheden, sociale verzekeringen, as suranties, erfeniskwes ties, woning-aangelegen- heden, alles wat ligt j op het terrein van het maat schappelijk werk, per soonlijke moeilijkheden, huishoudelijke vraagstuk ken (recepten, bloemen- verzorging etc.), opvoe dingsmoeilijkheden en al wat aanleiding kan geven voor zorgen of moeilijk heden. Alle brieven wor den strikt vertrouwelijk behandeld. en de vuile was.... Vóór negenen krijg ik nog het gezellig binnenhuis- nieuws van de hele vacantie te horen. Hoewel.... alles niet helemaal gezel lig was, want Jannie vertelt met een zorgelijk gezicht, dat d'r moeder zo kwaad op d'r vader geweest was, om- dat-ie dat mooie vasie van de schouw gebroken had. Ik hoor het bericht met een even zorgelijk gezicht aan, zucht minstens even diep als Jannie, maar zwijg wijselijk in alle talen, waarna ik haastig informeer b 'oke of het nieu we broertje veel gc-dild heeft. Verder heb ik van oudere broertjes en zusjes bericht van „verhindering van Jan en Jaapje, omdat-ie zo ver- kouwend binne". Dan wil ik in het nieuwe jaar weer gewoon tot de orae van de dag overgaan. Maar ik zie, dat Leen de Wit ontbreekt. Mijn informa tie levert niets op. Bij een oudere broer of zus kan ik geen licht opsteken, want onze Leen is de oudste des huizes. Als mijn kroost om twaalf uur huiswaarts trekt, zeg ik tegen Rien, die vlak bij Leen woont, dat hij eens moet gaan vragen, waarom Leen er niet is. Rien belooft het en deelt nog even mede, dat hij toch Leen „toen-er-is-nog op straat had zien spelen". Als we, na de „middagschoft" weer aan 't werk tijgen, komt Rien me eerst, notabene met een blijmoedig gezicht, zeggen dat „Leen zo'n pien in z'n buuk had". Ik vind het schoolverzuim jam mer, maar na zoveel feestdagen met extra tractaties verontrust die „pien in de buuk" me niet al te zeer en ik verwacht dat ik morgen Leen's glun dere snuit wel weer zal zien verschij nen. Het wordt helaas helemaal an ders. Net zit ik welgemoed volgens de regelen der kunst met mijn laatste hapje brood aan mijn vork gepikt mijn bordje kruimelvrij te maken, of daar gaat mijn kamerdeur open en mijn hospita schuift vader de Wit naar bin nen, met de woorden: „Zeit 't zeivers maar effe an de juffrouw". We nemeii het wel gemoedelijk onder ons. Maar ik kijk De Wit wel even verbaasd vra gend aan. De Wit komt wat naar vo ren, omklemt met beide handen de rugleuning van de stoel, die bij de ta fel staat en zijn gezicht verkrampt zich tot een wonderlijk armzalig lachje. „Och juffer, ik most toch hier langs naar 't station en toen docht ik, ik kon het juffer wel effe zegge, dat de dok ter net met me vrouw en ons Leen, is weggereje naar het ziekenhuis in de stad. D'r was nog ien, die naar 't ziekenhuis most en toen kon ik niet meerieje en nou gaan ik maar met de trein, want ons Leen het een blinde darm". Dat armetierige lachje blijft nog op zijn gezicht, als hij heldhaftig zegt: „Dokters zegge, 't is teugewoor- dig 'eus zo erg niet 'oor, maar ja, ik wou moeders d'r toch niet alleen mee late en jaet.'t is maar een jonkie hé?" Bij die laatste woorden vervaagt dat schrale lachje en ik zie, dat de handen de stoelleuning zo vasthouden, dat de knokkels zich fel wit gaan af tekenen. „Ik docht, omdat ons Leen altied zo over de juffer praat, dat ik 'ie wel effe most zegge, maar nou gaan ik maar es". Zonder beraad zeg ik, dat ik mee ga naar de stad, want dat ik ook direct wil weten hoe het met de kleine jongen gaat. De Wit schijnt er helemaal niet verwonderd over te zijn en zo zijn we samen op reis naar het ziekenhuis, waar we moeder De Wit in een wachtkamer vinden, roerloos, zwijgend zittend, de handen gevouwen. Met zijn drieën doen we niet veel an ders, maar de verraste blik van moe der De Wit heeft me gezegd, dat mijn Ml i-1 in 111 Van een vouw, een baard en een ossetong Nee mannen, U mag na de 7 e letter hier boven geen r hardop lezen. Ik heb de vre de tè lief. En bedoel het precies zoals het er staat. Ook die 3 din gen in verband met el kaar. Een ossetong komt wel eens in de buurt van een baard. Maar wat moet die vouw erbij? Ik zal het u in den smalle ont vouwen. De „planten" van vo rige week gaven we voedsel en een goede atmosfeer om te kun nen groeien. Om onze kinderen tot 't doel, het eren en dienen van God, te brengen, moeten wij ze dus geestelijk voedsel, gods-dienst-onderwijs geven, maar ook ineen gezonde geestelijke at mosfeer late- leven. Het laatste is zelfs pri mair: vóór de kinde ren iets van de Bijbel begrijpen en als zwak zinnige kinderen nóóit iets daarvan zullen kun nen begrijpen, doet de sfeer toch haar werk. Met de sfeer wilden we dan ook beginnen. Hoe is die te krijgen? Er zijn veel gezinnen, waar lang' gelezen en gebeden en gekerkt wordt. Maar de sfeer is er niet. In andere ge zinnen, waar ook ge lezen en gebeden en gekerkt wordt, is die te bespeuren, zo gauw je over de drempel bent. Er heerst een andere geest. Er is iets van de Heilige Geest. En een geest of de Geest kun nen we niet dwingen, integendeel: we zijn in ie macht van een geest. Een duivelse of een Goddelijke. Jezus zegt ons, dat Dnze Hemelse Vader ons de Heilige Geest zal geven op ons ge- aed, zekerder dan wij, aardse vaders, gaven tan onze kinderen ge ven. Dus we moeten er om b d d e n. Maar daar komt de vouw aan. Wjj gaan niet zo gauw op de knieën. Voor de mooie vouw in de broek niet. Welke bezwaren worden bij U met de vouw be doeld? Ook de kinderen moeten we leren bid den. Door hun imita tiedrift doen ze uiter lijk ai gauw mee. We moeten ze al jong le ren, hun toevlucht tot de Heiland te nemen. Op de manier van „Zullen we samen vra gen, of de Heer het vergeven wil?" of „ons helpen wil?" Zondaar met de zondaar en klein met de kleine zijn. Opvoeden is niet de heilige spelen en neerdrukkers geven, maar naast de kinde ren gaan staan en ze oprichten. Voor het gemeen schappelijk gebed aan tafel zijn natuurlijk geen voorschriften te geven. Het gebed is te heilig en te persoonlijk. Toch mogen terwille van de kinderen wel enkele dingen van ons gebed gevraagd wor den. Op slot van reke ning hebben zij een ziel, door God gescha pen met eigen wetten, die we niet kunnen negeren zonder schade voor het kind. Bij heel de opvoeding hebben wij de plicht, rekening te houden met wat de psychologie, de ziel kunde ons leert. Laat ons gebed dan kort, eenvoudig (dus zonder theologische vaktermen als „be- kwaammakende gena de", enz.), warm, eer lijk en niet boven on ze stand zijn (we moe ten b.v. niet uit ge woonte met woorden loven, als we opstandig of dood zijn; laten we dan om vrede of leven bidden). De huiltoon is dan maar zelden een zuivere uiting van het gemoed. Formuliergebe- ien? Ook. Maar dan bewust en gemeend. In ieder geval moeten de kindernoden en -vreug den voor Gods troon gebracht worden. Op kinderlijke wijze. Na mens de kinderen spre- :en. Waarom b.v. niet eens gebeden: „Vader, we danken U, dat we allemaal een reep cho colade van Tante ge kregen hebben"? Tot mijn schrik zie ik, dat de pil te groot dreigt te worden om hem nog te kunnen slikken. Dus de baard en de ossetong de vol gende keer. Die moe ten nog groeien. GELEEND GOED door P. J. Risseeuw. Uitgave: Bosch Keuning N.V., Baarn. Risseeuw acht ik nog altijd een der beste christelijke romanschrijvers. Hij voert rniet de pretentie „Kunst" te bieden, maar hij schrijft voor ons christelijke volk en dat doet hij goeu. Overigens ben ik erg blij met die pre tentieloosheid. Er wordt, ook in de christelijke kring, geducht gezwama over de „Kunst". Natuurlijk met een grote K. We hebben conferenties ge houden, litteraire samenkomsten, waar uit „eigen werk" gelezen werd en de „dichters" hun verzen voordroegen en waar men kwam tot een „beweging", die zelfs de naam van een „reveil" kreeg, en waarbij men nog maar één ding niet deed: zijn haar laten groeien, lange baarden dragen en fluwelen jas jes aantrekken. We hebben daar in de dertiger jaren de ongelukken van ge zien. De leidinggevende figuren in die „protestants-christelijke" litteraire kring, gingen tijdens de bezettingsjaren overstag. In het Kuyperhuis kwam in de plaats van het portret van Kuyper een kop van Mussert te hangen, en de man, die heel veel te vertellen had gehad in de „protestants-christelijke" litteraire kring, troonde er onder, om nu leiding te geven in wat genoemd werd de „Cultuurkamer". Haal ,ik oude koeien uit de sloot? Het is de historie, die ons wat te leren heeft gegeven. Laten we beginnen met eens niet aan „Kunst" te doen. Er zijn in heel het „protestants"-christelijke kamp, (wat is dat voor een lamlendig, week hartig, negatief woord, dat „protes tants"?) misschien een paar publicis ten geweest, die aanspraak hebben kunnen maken op de verdienste, dat zij kunst gaven. Ik noem Mevrouw KuyperVan Oordt, Prof. Gerritson, De Mérode en misschien nog een paar. Dat is alles, maar het is genoeg. Laat de rest doen, zoals Risseeuw doet en een behoorlijk boek schrijven, dat onze christelijke jeugd wat geeft, dat de ou ders althans gelegenheid geeft hun kinderen een goed boek in handen te leggen. We krijgen tegenwoordig rap porten, enquêtes, verslagen en wat niet al te horen en te lezen over wat de jeugd geestelijk verteerd aan lectuur. We lezen wat er verborgen wordt mee gesjouwd in de boekentassen van de schooljeugd ,der middelbare scholen, wat er stiekum wordt gehaald uit obscure leesbibliotheken, wat er op de boekenstalletjes op de markten wordt gekocht. Deze pest waart in de duis ternis rond onder onze jeugd, verder vende de jonge zielen, verwoestende de bloeiende levens. Laat ons God dankbaar zijn, dat er nog christelijke schrijvers zijn, die boeiende verhalen schrijven, met gezonde, positief chris telijke kost. Risseeuw is er één van. Zijn boek, dat we hier ter bespreking kregen, is niet nieuw. Hij schreef het al jaren geleden, maar het is een goede ge dachte van de Uitgeefster het opnieuw in de handel te brengen en dat voor een spotprijs, die het iedereen moge lijk maakt net te kopen. We beleven in dit boek de crisisjaren in het tijdperk na de vorige wereld oorlog. Het is een tuindersroman, een roman van de kleyue luyden met hun zorgen en vreugden, hun strijd en bo venal hun diep geloof. lx ben blij me deze herdruk en mo ge i et in al onz» christelijke t.ezinnen een plaats krijgen. Daar heeft het recht op. Ploon eet bijna niets. Twee dunne tarwesneetjes; meer kan hij niet wegkrijgen. De voorlezing van Ps. 32 spreekt hem nog al toe. De oproep: „Verblijdt u in de HEERE en verheugt u, gij rechtvaardigen! en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!" wekt in hem op de vreugde in zijn God. Na 't danken van Hein, zegt hij „Ja Hein, ik heb van die brief van Van der Groe aan een vriendinne al bijzonder mogen genieten". „Zo, dat is gelukkig". „Ja, hij zeit daar zo, dat wij altijd de vrijheid hebben om te geloven, ja dat God ons daartoe ver maant en dat gebiedt, ja ons als bidt en smeekt. Kijk, 'k heb er een papiertje bij gelegd, waai' hij dat zo zeit". En Ploon leest het voor: „Wat kan ik dog u dierbaarder schrijven, dan dat de barmhertige en menschlievende Godt, die geen lust heeft in eenes zondaars doodt, enz. u zelfs niet alleen volkomen vrijheit geeft, maar u ook wel ernstig vermaant en gebiedt, ja u als bidt en smeekt. O! wat een onbegrijpelijk wonder van liefde en ge nade! Dat gij dog eens wilt resolveeren, om opregt geloovig te komen tot Zijnen Zone, onzen Heere Jezus Christus, zo elenig als gij ook zijt, en om armen Hem eens voor Uwen Zaligmaker; want dat er nog hulpe en genezinge voor u is onder zijne vleugelen? Zo bidde ik u dan nog heden, en ik doe het met een waar bewogen gemoedt, en zoo ernstig als ik immers kan, als een onwaardig gezante van Christus' wegen, dat gij u nog heden met Godt wilt laten verzoenen. Laat de groote Heere Jezus dog niet langer tevergeefs roepen en kloppen aan uwe deure, alwaar Hij nog met opene armen van uit gebreide liefde en goedertierenheid na u staat te wagten". Doch een strijder, een vechter is Ploon niet. Dus zegt hij niet: „Zie je wel Hein, dat ik gelijk gehad 1 eb met te blijven hopen op Gods bereidwilligheid". A neen! Trouwens nu hij dit heeft gelezen, voelt hij zich ineens weer erg moe. En Hein? Jadie ként die brief wel. Och, hij kent die zelfs heel goed. Ook dat stukje, waarin Van der Groe zegt, dat je als een verstokte en blinde, voor je verdorvenheid, mag komen tot Christus. Hij heeft er al veel over gedacht en is het niet eens met hem. Van Van der Groe heeft hij ook het geschrift over het geloove gelezen, en ook daarin komt deze tot dezelfde gedachten. Maar hij kan z'n eige daar niet in vinden. Doch dat zal je blijven houden dat zelfs godzalige leraars dingen hebben, die je niet onderschrijven kan. Kijk maar eens naar Luther, en dat was de Hervormer nog wel. Tochkan Hein vanavond Ploon niet tegenspreken. Hij kan het niet! Hij volstaat met te zeggen: „Ja, 'k weet, dat Van der Groe d'r zoo over denkt". En Ploon is nu toch heus te moe om op dit ant woord, dat geen echt antwoord is, in te gaan. Hij zegt niet: „Is dat dan niet waar?" Niks. Hij schuift 't boekje open naar Hein toe.en zakt achterover in de rieten zorgstoel. Daar zit hij: heel rood, verhit, en vreselijk moe, z'n mond half open. „Wat doe je Ploon?" „Ja, 'k ben niet erg goed. „Dat zie 'k". ,,'k Zal straks maar met de bus naar huis gaan, die komt toch hier langs?" „Ja, half zeven". „Dan zeg jij maar legen Marie, dat 'k niet meer aan kon komen". „Best hoor". En Ploon gaat dan heel rustig zitten. Zegt niets meerEn wacht half zeven af. Heins vrouwe wast ondertussen stilletjes de weinige „vaten" in de gootsteen, bij de tras. Een paar minuten vóór de tijd stapt Ploon de deure uit met Hein. Wel weer wat opgeknapt. De hitte is echter nog niks minder. Broeiend is 't. De lucht is in de twee uren, die Ploon bij Hein is geweest, heel erg veraphterd. Ze zit nu vol onweer, 't Zal Hein benieuwen of Ploon nog voor de bui thuiskomt. De bus is laat. Ploon leunt aan d' overkante van de dijk tegen de mure van de bakkerswinkel. Hein staat naast hem. Heel wat fiever. Eindelijk: tien voor zeven komt de licht-gele bus aan. Tegen de zwarte lucht steekt hij scherp af. Ge lukkig hoeft Ploon niet te staan. Het kaartje houdt hij in de warme, wat opgezwollen hand, alsmede een stuivertje. Aan de Drummelseweg schieten de eerste bliksem schichten uit. De eerste slagen rommelen aan. En snél volgen ze daarna elkaar. Iedere keer als 't licht en iedere keer als 't dondert, snijdt het door Ploon's moede harte heen. 't Jaagt erg! De bus passeert midden in de weg Jacob van Raai te, die vlug thuis tracht te komen. Hij jacht over de eenzame weg. 't Onweer, dat is: Gods stem, zoals hem altijd is geleerd, vervult hem met ontzag voor de majesteit des HEEREN. 't Wekt in hem, ook door het gevaar dat er steeds bij is, vreze. Zó kan 't licht hem immers treffen. En zó staat hjj dan voor Gods rechterstoel. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 8