€)neler jonge ogef\^ NAAR REVOLUTIONAIRE SNIT Hei vuurslag mmmimm—— De sprookjes van ANDERSEN Ontwikkeling Ontspanning Gezelligheid ■■in :'f im"^p Beste nichtjes en neven, Nu ben ik eens echt nieuwsgierig. Dat staat u niet zo netjes, zullen jullie zeg gen. Jagelijk hebben jullie, maar het is toch wel te begrijpen, dat ik eens graag wil weten, wat jullie er van zeg gen, nu we zo'n groot Weekend hebben gekregen. Nu hoef ik niet meer zo ang stig te rekenen, of ik de briefjes wel beantwoorden kan. De volgende keer hoor ik het wel, wat jullie er van zeg gen. Over de wedstrijdinzendingen mag ik nog niets verklappen, want, terwijl ik dit praatje schrijf, is de tijd, die ik voor het inzenden had gesteld nog niet voorbij. Daar hoop ik de volgende week de uitslag van te geven. Stel je eens voor, dat ik nu al besliste en er kwa men nog gauw een paar dikke brieven daarvoor binnen. Wat zouden die inzenders en inzendsters kwaad op me zijn. Dat waag ik er niet op. Ik houd nu eenmaal niet van boze gezichten. Er liggen nog een paar brieven, waarvoor ik nu een plaatsje heb. Maar voor ik die ga beantwoorden, zal ik jullie de brief laten lezen, die ik uit Afrika heb ontvangen van een raad selnichtje daar. Het was een heel dikke brief, die ik van haar kreeg, want er waren 'n mooi en groot boomblad en een paar bloempjes ingesloten. Ik vind het een leuke gedachte van dat nichtje om die in haar brief in te sluiten. Maar nu genoeg. Tot volgende week. Veel groe ten aan allemaal. Tante TRUUS. De Zuid-Afrikaanse brief. Liewe Tante Truus, Baie dankie vir die briefie, wat U vir my in die krant geskrijf het. Dit is hier nou somer en by julle seker win ter. Ons wag al 'n hele tyd op reën. Want dit het die hele winter nog nie gereën nie. Ons het net een skool, en is net as in Holland is, Skool met die Bybel. Ons het nie 1ste, 2de klas, ens. maar eers graat 1 en 2. En dan stan derd 1 tot 5. Dan gaan je over na die Hoërskool. Daar gaan kinders van 14 jaar tot ongeveer 18 jaar op. Ek is in die standerd drie. Op onse skool gaan ongeveer 800 kinders op. Elke klas is in drie groepe verdeel omdat een klas te vol is. Dit is groep A, groep B en groep C. Ek is in groep A. En my sussie in groep A. My broertie is in groep B. Hier is bome wat elke winter en so mer bloei. B.v. Jakaranda bome. Hier hou hulle- 'n Jakaranda fees in Preto ria. En dan word daar 'n Jakaranda Koningin gekies. In die maand Oktober. Ek sit hier 'n paar van die Jakaranda se blomme in die brief. En 'n blad van 'n vyeboom. Hier is amper die selfde blomme as in Holland, hulle het net ander name, b.v. viooltjes is gesiggies. Ek het nog iets vergeet, maar dit skrijf ek nou. 'n Vyeboom se blad is niet so groot, maar baie groter. Ons het maar 'n kleintjie ingesit, want 'n grote is te groqt. Tante moet maar gou hier kom kuiér, dan kan U alles sien. Met beste groete Wilhelmina. Is dat geen leuke brief Blad en bloem, die waren ingesloten bewaar ik zorgvuldig. Wie eens naar dat verre nichtje wil schrijven, kan bij mij haar adres krijgen. Ik denk dat je vast wel een brief te rug zult ontvangen. Leeuwerikje te Nw. en St. Joosland. Wat hebben jullie in de vacantie een reis gemaakt. Zover ben ik niet van huis geweest. Hoe lang was het geleden, dat je in Gr. was? Dat boekomslag is nu toch zeker al af. Waaraan ben je nu bezig? Wanneer zijn jullie weer naar Zeeland terug gekomen? Duurde op de terugreis de reis in de trein niet te lang, of houd je net als ik wel van een lange treinreis? Geelborstje te Nw. en St. Joosland. Je bent toch zeker ook mee geweest naar Gr. Maar ik dacht, dat je over zo'n reis wel heel wat te vertellen zou hebben. Het is van mij al een poosje geleden, dat ik in Gr. was, maar ik zou er nog heel wat over kun nen vertellen, hoor. Heb je het over- gooiertje af? Maar gauw afmaken, an ders is het zomer en dan gaan de over- gooiertjes de kast in. Witborstje te Serooskerke. Nu schrijf ik dit briefje net op je vaders verjaardag. Heel har telijk gefeliciteerd. Wil je de jarige ook van mij gelukwensen? In je volgende brief vertel je me wel over die feeste lijke dag. Natuurlijk wist ik nog best, dat 'ik je over die bruiloft gevraagd had. Is die angorawol in dezelfde kleur als je jumper, of heb je wit gekozen? Cathrien L. te Serooskerke. Eerlijk ge zegd lijkt het me een beetje angstig om voor de juffrouws te, moeten koken. Maar bij jou is het zeker goed gegaan, want je schreef er niets over. Wat heb je moeten koken? Een pyama naaien is altijd nog een heel werk. Ik geloof, dat je leuke stof er voor had. Hoever ben je er nu mee? Ik zou haast zin krijgen om ook eens gauw een trui te gaan breien. Ik lees zoveel van al die aardige werkjes. Maar ik moest een beetje meer tijd er voor hebben. Dank je voor je raadsel. Koliebrie te Grijpskerke. Je keurig verpakte inzending kwam ge lukkig zonder beschadiging in mijn be zit. Was het niet een beetje gewaagd om op die gracht te gaan? Ik wist niet eens, dat er bij jullie in de buurt zo'n ruïne was. Als ik weer eens in Gr. kom, ga ik er vast eens kijken. Is het ge makkelijk te vinden? Ja, ik heb heel wat kaarten gekregen. Maar mijn kran tenfamilie is ook zo groot. In de winter zorg ik ook altijd voor de vogels. Dam spel en domino ken ik wel, maar dat andere niet. Ik reken nu maar dat jij me vertelt, hoe dat moet, want je hebt het in je brief beloofd het te zullen doen. Gelukkig dat je nog gauw die poppenkast terug gehaald hebt. Een gezellig spelletje. Als je in de winter jarig bent, moet je het helemaal in huis vieren. In de zomer kun je buiten nog wel eens wat pret gaan maken. Nu hoorde ik pas van een aardig spel, dat je fijn binnenshuis kunt doen. En er kunnen er net zoveel aan meedoen als er in de feestelijke kring bijeen zijn. Wat je er voor nodig hebt? Niets. Ja, toch iets en wel fan tasie. Wat je dan doen moet met el kaar? Wel samen een verhaal maken. Nee, dat gaat niet, hoor ik al zeggen, een verhaal moet je immers alleen ver zinnen. Eigenlijk hebben die tegenspre kers gelijk, maar het verhaal dat je met elkaar maakt is er dan ook de geschie denis naar. Hoe raarder hoe beter, dan kun je er fiks om lachen en dat mag wel op een verjaardagsvisite. Je gaat in een kring om de tafel zitten. Een van de oudsten moet het spel regelen. Je spreekt af, dat ieder, die aangewezen wordt, drie minuten moet vertellen. De spelleider houdt het horloge en die zorgt, dat precies op de seconde af de volgende verteller of vertelster wordt aangewezen. En die moet direct verder gaan. Wie helemaal niets weet te ver tellen, moet een pand geven. We zullen maar denken, dat nummer één zomaar begint te vertellen over die kwade dag op school, dat hij nou net alle sommen fout had en dat meester toen niet best te spreken wasStop, de drie minu ten zijn om.' De volgende aangewezene door de spelleider moet verder gaan.... Even een angstig gezicht, maar die nummer twee is een kwieke jongen 'en die maakt een heel rare draai aan het verhaal, want die weet dat hij het nog veel benauwder heeft gehad, toen hij.... Wat kan zo'n kerel al niet beleefd heb ben, en een meisje dat na die tweede grappenmaker zomaar het woord moet voeren, laat immers niemand denken, dat alleen jongens maar vertellen kun nen, daarom komt er vast weer een vreemde draai in de vertelling, want meisjes vertellen wel, maar toch weer anders dan jongens. Je zult eens zien, hoe ze allemaal luisteren naar dat ver haal van allemaal. En hoe raarder het verhaal wordt, hoe meer plezier je er aan beleeft. Wie nou helemaal niets weet te vertellen, moet dan ook maar gestraft worden, door een pand te ge ven, waarvoor naderhand weer een knap stukje moet worden uitgevoerd om het terug te krijgen. Wie dit spel gespeeld hebben, moet mij het verhaal maar eens oververtellen. Ik wil ook wel eens een verhaal lezen, dat nu eens helemaal anders is dan ge woon! Jawel! Daar zat een hond met ogen, zo groot als molenraden. Je moet me niet zo aankijken!" zei de soldaat, „dat is heel slecht voor je ogen!" en hij zette de hond op het schort van de heks, maar toen hij al het zilvergeld in de kist zag, wierp hij al het kopergeld weg, en vulde zijn zakken en ransel met enkel zilver. Toen ging hij naar de derde kamer! Neen maar, wat was dat afschuwelijk! De hond daar had werkelijk ogen zo groot als de „Ronde Toren", die net als een molen in zijn kop ronddraaiden! „Goeden avond!" zei de soldaat en greep aan zijn muts, want zó'n hond had hij nog nooit in zijn leven gezien. Toen hij hem wat nauwkeuriger bekeken had, dacht hij: „nu is het genoeg", tilde hem op de grond en maakte de kist open. Lieve hemel, wat was daar een goud! Hij kon daarvoor wel heel Kopenhagen kopen! Nu wierp de soldaat al de zilveren geldstukken weg, en nam er goud geld voor iri de plaats. Ja, zijn zakken, zijn ransel, zijn muts en zijn laarzen werden gevuld! Hij zette de hond weer op de kist, sloeg de deur achter zich dicht en riep toen door de boom heen naar boven: „Hijs mij nu op, gij oude heks!" „Heb je het vuurslag bij je?" vroeg de heks. „Dat is waar ook!" zei de soldaat en ging het halen. De heks trok hem naar boven. Daar kwam een sol daat over de straatweg aangemarcheerd: een, twee, een, twee! Hij had de ransel op de rug en een sabel aan zijn zijde, want hij was in de oor log geweest, en ging nu naar huis terug. Daar ontmoette hij een oude heks; zij was afgrijselijk lelijk, haar onderlip hing bijna tot op haar borst neer. Ze zei: „Goe den avond, soldaat! Je bent een echte soldaat! Nu kunt ge evenveel geld krijgen, als ge maar hebben wilt!" „Ik dank je wel, oude heks!" antwoordde de soldaat. „Zie je die grote boom daar wel?" vroeg de heks. „Het is er binnenin helemaal hol! Je moet tot boven in de top klimmen, dan zal je een gat zien, waarin je je naar be neden kunt laten glijden en zo onder in de boom kunt komen. Ik zal je een touw om liet lijf binden, waarmee ik je weer naar boven kan trekken!" „Wat moet ik dan beneden in die boom doen?" vroeg de soldaat. „Geld halen!" antwoordde de neks. „Aljeen moet je voor mij een oud vuurslag meebrengen". „Goed! bind het touw dan maar om mijn lijf!" zei de soldaat. „Hier is het!" sprak de heks, „en hier is mijn blauw geruite schort". Toen klom de soldaat in de boom, liet zich in het gat neerzakken en stond toen zoals de heks gezegd had, beneden in een groot voorportaal, waar meer dan honderd lampen branden. Nu deed hij de eerste deur open. Hé! daar zat een hond met ogen ao groot als theekopjes. „Je bent een lief dier!" zei de soldaat, zette hem op het schort en nam net zoveel koperstukken, als hij maar in zijn zak bergen kon, sloot de kist, zette de hond er weer op en ging naar de andere kamer. eewscH wem/iD behoort bij ZEEÜWSCH DAGBLAD van 22 Januari 1954 Onze Grondwet draagt duidelijk de sporen van de revo lutionaire geest welke Frankrijk in de achttiende eeuw be zielde. De bekende Franse staatsman De Montesqieu meende door zijn „Trias Politica" zijn zogenaamde driemachts- deling, voor goed paal en perk te kunnen stellen aan het absolutisme van de koning of de heerschappij van college van regeerders. Hij leerde: maakt eenvoudig scheiding tus sen de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht, zorgt er voor, dat deze drie machten nooit in één en dezelfde hand terecht komen en ge bereikt een evenwicht in het staatsleven, waardoor nooit de regerende macht het volk kan uitbuiten en tyranniseren. Wanneer de wetgever afhankelijk wordt van de uitvoerder en de rechter en geen van drieën zonder de ander iets kan doen, is het evenwicht bereikt in de Staat dat nodig is, om alle machtsoverschrij ding te voorkomen. Dat was een wijsheid die in die tijd a'gemeen waardering vond en ook onze Nederlandse Grond wet draagt er de sporen van. Maar dat dit in strijd komt met de Schriften is duidelijk. Van het begrip „OVERHEID" blijft op deze wijze niets meer over. Want een Overheid die wel wetten kan maken, maar niet de macht bezit deze ten uit voer te leggen en als 't nodig is door het zwaard met ge- wel 1 (via de rechter), te handhayen is eenvoudig geen Overheid meer. Wat hier vanéén gescheiden wordt is door God samengevoegd. In Romeinen 13 lezen we heel duidelijk dat de Overheid het zwaard draagt en dat niet te vergeefs, tot straf dergenen die kwaad doen. Het beginsel dat De Montesqieu in de wetgeving wilde kristalliseren, was dan ook een zuivere vrucht van de Revolutie-idee, waarbij werd uitgegaan van het beginsel, dat de Overheidsmacht berust bij het volk en niet bij God. De wijsheid der Franse Revo lutie was gebaseerd op de filosofie der Volkssouvereiniteit, waarbij met God en Zijn volstrekte souvereiniteit over alles wat bestaat, niet in het minst gerekend werd. Toen wij in 1813 van de Fransen bevrijd waren en we weer onze eigen peultjes konden gaan doppen, stonden we voor de taak een nieuwe staatsregeling te ontwerpen. En nu is het een opmerkelijk ding, te zien, hoe sterke paral lellen er liggen tussen wat toen gebeurd is en wat bijvoor beeld nu in 1945 heeft plaats gehad. We hadden in 1813 een man als Gijsbert Karei van Hogendorp, die, als leerling van Bilderdijk en diens geest verwant de situatie wel doorzag. Hij had nimmer met de vijand gecollaboreerd zoals b.v. de bekende professor Van der Palm, de Van Lenneppen, Van Maanen e.a., die diep de -uiie gebogen hadden voor Napoleon en diens regime. Maar toen Koning Willem I uit Londen oyerstak, werd natuurlijk ook wel Van Hogendorp erkend in zijn ver dienste en mocht hij in de commissie plaatsnemen, die een Grondwet had te ontwerpen, maar naast hem kwamen de collaborateurs te zitten en het ontwerp van Van Hogendorp vond geen genade in de ogen dezer heren. Ze hadden te veel wijsheid van de Fransen opgegaard, dan dat zij zomaar weer op het, hun inziens verouderde en conservatieve standpunt van Van Hogendorp, konden overstappen. We kregen een Grondwet, die niet de signatuur van Van Hogen dorp droeg, maar die duidelijk de snit vertoonde van de Franse Revolutie. Het was iets dergelijks als we in 1945 beleefd hebben. Ook toen scheen het 't summum der staats manswijsheid te zijn, wanneer vooral niet werd terugge grepen op wat we vóór 1940 bezaten, en werd zoveel moge lijk gestreefd naar een „doorbraak" dat wil zeggen, naar een toestand die zich veelszins aanpaste bij wat de Duitsers hadden tot stand gebracht. Er is steeds weinig nieuws onder de zon. Het is alleen maar zo jammer, dat we zo slecht leren en zo weinig lessen uit de geschiedenis trekken. Nu was één der belangrijke zaken waarin Van Hogen dorp verschilde met de andere Heren in de commissie, de- vraag hoe de Provinciale huishouding er zou moeten uit zien. Van Hogendorp wilde aansluiten bij wat we voor de Franse tijd hadden gehad en wat hier historisch was ge groeid. Maar de liberale heren, die ter schole bij de Fran sen geweest waren, wilden daar niets van weten. Ze hadden het stelsel der Franse Revolutie teveel bewonderd, dan dat zij er afstand van konden doen. Zo moest er een sterk centraal gezag komen en de plaatselijke en gewestelijke autonomie zoveel mogelijk worden ingeperkt. Het kwam zelfs zover dat de eerste keer de leden van de Provinciale Staten door de Koning werden benoemd. MARNIX. ONVERMOGEN. Soo weynich als men wijn uit netelen can drucken. Soo weynich als de Moor can bleecken sijne huyt. Soo weynich als de losch sijn vlecken wisschen uit, Soo weynich als men mach van dorens vijghen pluchen: Soo weynich als een steen hem rechten can of bucken, Soo weynich als een trom van selle[ slaen geluyt, Soo weynich sonder vocht opschieten can het cruyt, Soo weynich sonder saet den landbou can gelucken, Soo weynich als een pot self wasset uiter aerd'. Soo, weynich als een kint hemselven teelt of baert. Soo weynich als een lijck can ploegen ofte delven, Soo weynich als een huys wordt sonder hant gesticht, Soo weynich als de dagh comt sonder 't sonnelicht: Soo weynich heeft den mensch het goede van hemselven. J. REVIUS. DE SPIEGEL. „Want wij zien nu nog door een spiegel in raadselen". (I Kor. 13:12) Tot degenen, die God op bijzondere wijze mochten kennen, behoort zeker ook de apostel Paulus. Jezus Chris tus is hem verschenen op de weg naar Damascus en de Heilige Geest heeft hem geïnspireerd tot brieven, die van zijn diepe Godskennis getui genis afleggen. En toch is deze zelfde Paulus er zich diep van bewust, dat zijn kennis maar stukwerk is. ja, dat deze slechts ver geleken kan worden bij het zien door middel van een spiegel. De natuur is zulk 'n spiegel, en de historie, maar vooral het Evangelie! Echter, ook de kennis door middel van het Evangelie blijft hier op aar de maar onvolkomen. Neem b.v. Gods Voorzienigheid, die het Evangelie ons leert. Hoe raadselvol is die voor ons niet! Waarom werd juist dat deel van Nederland door de vloed verzwolgen? Waarom moet u juist dat kruis dra gen? Inderdaad, alles is er op aange legd, ons alleen van het GELOOF te doen leven. En tochaltijd weer willen wij nu reeds aanschouwen. Altijd weet willen wij grijpen naar het stelsel zonder hiaten, zonder pro blemen. Altijd weer willen wij nu reeds „man" zijn, man van wetenschap, die het wezen der dingen doorgrondt en het verband der dingen doorziet. Doch we moeten zijn als de kin deren, zullen we gelukkig zijn en ge troost wezen; zullen we het Ko ninkrijk Gods zien. De Here Jezus zei: „Wie. Mij ge zien heeft, die heeft de Vader ge zien". Laat ons dan God danken vooral voor de Spiegel van de ge kruiste en opgestane Christus, door Wie we ons „nochtans" spreken te midden van duizend raadsels, die ons dan niet zullen brengen tot het los laten van allesmaar die ons slechts des te sterker zullen doen verlangen naar dat grote ogenblik, waarop 'n Hand ons zal omkeren (dezelfde, die ons altijd geleid heeft!), en wij zien zullen aangezicht tot aangezicht", zonder het intermediair van 'n gebrek kige spiegel. Dan wordt het verband der din gen duidelijken de zin der historie klaar als kristal. Dan wordt ons eigen lot begrijpe lijk en ons kruis 'n levensboom. Dan zullen wij tenvolle kennen, zo als wij zelf gekend zijn. Nü het onvolkomene. Nü de wan del als kinderen, in geloof. Echter, met de juichende zekerheid in ons hart, dat wij door dit geloof zullen leven, èndat het eenmaal in direct aanschouwen zal overgaan. En, wat we dan zien zullen, dat zal zó machtig zijn, dat we daar wer kelijk 'n eeuwigheid voor nodig zullen hebben. Want „wij zullen Hem zien gelijk Hij is!" H. Pestman. Eesi xointertdjereel, zoals we het deze winter hier nog niet gezien hebben.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 10