„Het zijn de beste jaren van mijn leven „DER BOEDE" K E' een verpleeghuis, zoals het behoort! „Heen, niet naar het tehuis, niet naar het gesticht zegt Klaas („altijd optimist geweest Ook oude mensen kunnen vriend schap niet ontberen. En een pluim voor Heinkenszand „De Bond Als met de ouderdom de gebreken komen In het tehuis voor ouden van dagen. Voelt niets voor een modern rusthuis. Soms tien op ééo slaapzaal! =J Breng eens een zonnetje Gezelligheid op de „Soos". Zaterdag 16 Januari 1954 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 3 01 UD WORDENdus overbodig zijn dat is de vrees, die sommigen kwelt. Sommigen s Misschien wel ons allen! Want het: „Ik kan niet meer mee in het arbeidsproces; ik ben overbodig geworden!'' is een gedachte die pijn doet. En wie 65 of 70 jaar geworden is, die is overbodig. Zo materialistisch is onze samenleving ingesteld! Zo weinig waardering hebben we voor de geestelijke waarden, die vooral de ouder geworden mens kan bijdragen aan de samen- leving. Oud wordenen wat dan? Voor maar heel enkelen is dat geen vraagstuk. Zij hebben een eigen huis en sommigen zelfs bedienend personeel. Zij kunnen rustig de dood afwachten. En gelukkig zijn er ook, die een goed onderdak hebben gevonden bij hun kinderen. Die daar kunnen wonen zonder dat zij in het jonge gezin domineren of door dat gezin in hun rustige oude dag gestoord worden. Maar er zijn anderen: zij die slechter bedeeld zijn met aardse goederen. Wat wordt er van hen? Zolang zij kunnen, blijven zij nog „op hun eigen" wonen. Maar als er ziekte komt of als ze te oud worden om het kleine huishoudentje te doen dan zit er niets anders op dan een plaatsje te vragen in het oudelieden-tehuis, hetzij bij de kerk waartoe men behoort, hetzij bij de gemeente autoriteiten. En voor de zieken moet er plaats gevonden worden in een verpleeghuis. Wachtend, totdat het einde komt Eli. WAS EENS een man, die te voet van het station 's Heer Arendskerke op weg was naar Wolfaartsdijk, Samen met hem liep een dominee, de dominee van Kort- gene. De man was toen vijf en der tig. Het was erg slikkerig en de dominee liep erg voorzichtig, zo'n beetje op zijn tenen. De man zelf stapte stevig door; hij was gewend aan slik. Toen zei de predikant tegen hem; ,,Je bent zeker niet bang voor moddervoeten" De man lachte eens en zei: „Do minee, wat hèb ik eraan om als maar naar de grond te lopen kij ken? Ik kijk liever in de lucht, die is tenminste fris en helder'' ff Diezelfde man ls nu negen en zeven tig. Hij heet Klaas Meijer en woont in een kamertje in het Manhuis aan de Zusterstraat te Goes. Hij heeft een rimpelige en toch nog vierkante kop met plezierig glinsterende oogjes achter blikkerende brilleglazen. Ik ben hem eens gaan opzoeken. Het ls avond en hij heeft "net gegeten. Klaas ls leurder geweest. Zijn hele leven lang heeft hij met een mars op zijn rug door Gods vrije natuur gezwor ven. Een man, die van de natuur hield en van de wijde verte. Hij liep altijd. Van Goes naar Rilland en weer terug. En door de Zak van Zuid-Beveland en eok over Noord-Beveland. Klaas is net als alle oude mensen. Zij vertellen graag van vroeger. En hij vertelt goed. Die dominee kreeg -hij dus mee op zijn tocht naar Wolfaartsdijk. Vroeger telde je zo'n paar kilometertjes niet mee. Maar het leukste vond Klaas, dat die dominee de volgende week in Goes preekte. En laat hij nu die woorden van Klaas aanhalen in zijn preek! „Kijk altijd in de heldere lucht, al is de aarde nog zo slikkerig" Nu, dat heeft aan Klaas niet ontbro ken. AI was het soms moeilijk en ging het slecht met de handel. Als de mars, waaruit hij niets had verkocht, als lood op zijn schouders ging hangen. Ging het goed, dan kwam hij thuis met een lach en een lied. Was hij zwijgzaam, dan wist zijn vrouw het wel: „Zeker weer niets verkocht, hè Klaas?" En dan zei ze het wel eens heel be kommerd: „Och Klaas, wat zullen we toch moeten beginnen, als je niet meer uit leuren kunt gaan"Maar dan lachte Klaas, die optimist, en zei: „Komaan vrouw, kop op, en niet pie keren. Wie zegt, dat we ooit die dag zullen beleven ïn het manhuis. Dat was wel wat onvoorzichtig van Klaas. Want die dag is gekomen. On herroepelijk. Klaas' vrouw ls dood. Heel alleen zit hij nu op zijn kamertje in het Goese manhuis, dat oude, somber uit ziende gebouw aan de Zusterstraat, daar onder de kerktoren. Hij heeft er een kamertje op de bovenverdieping. Een kamertje met een kachel, die glim mend is gepoetst, en met een bed en een paar stoelen en een tafel. Met een gasstel en ook met de luidspreker van de radio-distributie. „Een kamertje met een bed en een kachel erin! Maar dat ls een krot", zeggen sommige autoriteiten. En dat is het ook eigenlijk. Zo is het hele man huis een verzameling krotten te noe men. Maar praat er Klaas niet van en ook zijn medebewoners van het tehuis niet: zeventien mannen, zeven vrouwen en vier echtparen, ook allemaal op hun eigen kamertjes. Ze zeggen het allemaal volmondig: „We zitten hier best, heel best. Zo vrjj als een vogeltje in de lucht!" Zó brengen Klaas en de anderen hun dagen door. Na het ontbijt wassen ze zich er is een waslokaal ze vegen hun vloer, stoken hun kacheltje dat het snort, en als het weer goed is trekken ze er eens uit. De stad in of ook wel de tuin in achter het tehuis. Een mooie tuin. Ze luisteren wat naar de radio of gaan eens bij elkaar op visite. Neem nu Klaas eens. „Ik ben een bofferd", zegt hij. „Ik trek iedere maand vier en veertig gulden van Drees en ook mijn kinderen doen nog wat. In het tehuis is alles gratis. Kolen en gas en licht en water en zelfs de radio. Wat wil je nog meer? Ik leef beter dan bi) mijn beste kind. Nee hoor, het zijn ie beste jaren van mijn leven." „Wat zeg je? Naar een modern rust huis? Met een centrale keuken en met bezoekuren als in het ziekenhuis? Niks hoor." Nee, Klaas maakt het best. Hij kan naar de „Soos" voor ouden van dagen waar hij een potje kan biljarten of zo maar gezellig wat babbelen. Hij kan ook rustig thuisblijven en een kaartje leggen, zo 's avonds met zijn buurman. „En we hebben een goede „baas" hoor", zegt hij. De „Baas" is de be waarder, de heer Goedhart. Die de zaak keurig netjes houdt en opblijft als hjj weet dat een van zijn „kinderen" nog laat van familiebezoek thuiskomt. Dit zijn nu de gezonden. Maar wat gebeurt er als er eens een ernstig riek en hulpbehoevend wordt? Dan kan bij niet blijven. Hoe goed „Baas" Goedhart ook over hem waakt. En waar moet hij dan heen? Waar moet hij dan heen, wil hij niet verkommeren? Er is maar één antwoord: naar een goed verpleeghuis. WIE HET LEVEN VAN BEJAARDEN gadeslaat, bekruipt vaak een gevoel van mededogen. Hun laatste levens jaren zijn heel dikwijls saai en kleurloos. „Ouderdom komt met gebrekenzegt men. Soms kleine, soms grote gebreken. De ogen worden slecht; men kan niet meer eens gezellig lezen of breien. En vaak komt ook de doofheid, die de wereld afsluit. Zij, die bij hun kinderen kunnen wonen zijn dan nog gelukkig, als tenminste de kin deren hen niet als een last beschou wen, en hen zo af en toe laten merken, dat zij ook nog mee tellen Maar minder gelukkig zijn de zelfstandigen. Ze zijn vaak niet meer opgewassen tegen de zorg voor het huishoudentje en al houden zij zich nog zo groot ze kunnen het leven niet meer aan. De kring van familieleden en ken nissen is kleiner geworden en be zoek komt er vaak niet meer. En daar ritten ze dan. Moedeloos, verslagen. Niet in staat ook maar iets to doen. Wachtend op de dood. En dc krant schrijft dan: Oude man verkom merde in zjjn woning. De buren vonden hemOf ook wel: „Oude zwerver vraagt om een jaar naar Veenhulzen te mogen" Het „tehuis" wacht. Het „gesticht". Willen zjj erheen? Néén, ze willen niet! Néé, niet weg van het dorp. Laat me hier bljjven. Ik kan wel voor me zelf zorgen", klinkt dan het angstig verweer. „Maar waarom dan toch niet?" vraagt men hen. Ach, er zijn dan zoveel bezwaren. Tevéél haast om op te noemen. De In bijgaande artikelen hebben wij getracht de lezer een beeld te geven van het leven der bejaarden in de provincie Zeeland. Op 31 December 1951 telde onze provincie 28.112 inwoners van 65 jaar en ouderwaarvan 13.914 mannen en 14.198 vrouwen. Hun huisvesting is en dit geldt voor het gehele land een vraag stuk van de eerste orde geworden. De sociale ontwikkeling, de betere medische en hygiënische verzorging heeft er toe geleid, dat het aantal ouden van dagen gedurende de,'laatste tientallen jaren aanzienlijk is toegenomen. - - n Dit heeft tot gevolg, dat zij langer hun persoonlijke zelfstandigheid kunnen bewaren, m.a.w. zij zijn langer in staat zelfstandig een huis houdentje te voeren. Vaak leven zij in een woning, die voor een jong gezin zeer goed bruikbaar zou zijn. Men heeft eens uitgerekenddat gemiddeld in ons land 65 van de bejaarden in eigen gezinnen ver bleven, 13 bij kinderen of familieleden, 3 in een vreemd gezin, 13 als alleenwonende en 6 in gestichten of instellingen van al lerlei aard. Van laatstgenoemd percentage verblijft 3,8 in niet winst beogende tehuizen. Wat wacht ons als we oud worden? We hebben XJ er een beeld van trachten te geven. Een heel onvolledig beeld, maar we hopen toch, dat men en daarmede bedoelen wij ook de autoriteiten meer begrip zal gaan tonen voor de vaak moeilijke situatie, waarin onze Ouden van Dagen moeten leven. Ad. M. Koolwijk. angst voor het verlies van de zelfstan digheid, de angst voor de gemeenschap, de angst voor al dat vreemde. De angst voor het volledige verlies van contact met de buitenwereld. Goede en slechte Soms hebben zij gelijk. Er zgn rust huizen èn rusthuizen. Ook hier in Zee land. Sommigen worden door particu lieren geëxploiteerd. Het zijn dus be- staansbronnen. Hoe leven de oudjes daar? Aoh, zie ze zitten, samen in een „zaal" met twee ramen. Enkele hun ner hebben de oudste rechten en pro fiteren van een „koninklijke" plaats voor zo'n raam. De anderen zitten stuurs achter in de kamer, Gewoon lijk zijn er in dergelijke rusthuizen gemeenschappelijke slaapkamers met zes tien bedden. Een afzonderlijke ziekenkamer is er niet, om over een sterfkamer maar niet te spreken. Zo liggen de stervenden dan temidden der gezonden of temidden van de bedlegerigen. Doch ook in sommige rusthuizen, waar het winstoogmerk geen rol speelt, bestaan voor de ongehuwden gemeen schappelijke slaapzalen. O, keurige za len hoor, maar die wij toch willen be titelen als een misstand. Want ieder mens heeft het recht om in zijn slaap kamer te verkeren, onbespied door wie dan ook. Gunstiger, véél gunstiger is de toe stand In de modern ingerichte en goed geleide rusthuizen. De oudjes hebben hun eigen slaapkamertje, of soms zelfs hun eigen zit-slaapkamertje. En boven dien hebben zij een gezamenlijke recrea tiezaal, waar zij een spelletje kunnen doen en waar voorleesavonden gehou den worden. Doch ook aan deze rusthuizen, hóe goed ze ook zijn, kleeft één bezwaar. Zij zijn niet geschikt om te voldoen aan de eisen van de bejaarden, die eenmaal bedlegerig geworden, tot het einde op hun bed moeten blijven. Hun verzor ging eist een geheel andere outillage, geheel ander personeel. Wat is de gang vaak zwaar. Zowel voor hen die bjj de kinderen wonen als voor degenen, die in het rusthuis wo nen. Als zij ziek worden volgt het zie kenhuis. Maar het ziekenhuis Is er om de mensen beter te maken. En oude mensen, wier leventje naar het einde loopt, worden dan, ai klinkt het hard, een „geval". Een „hopeloos geval". En voor hopeloze gevallen is geen plaats ln een ziekenhuis, waar immers de bed den zo nodig zijn voor de mensen, die men weer kan genezen. Wat dan? Ja, wat dan? Kijk, ook hier komen we weer terecht bij de verpleeginrich tingen. Het verpleeghuis. IJK, hier op de foto, ziet U zo'n verpleeghuis. Het is het enige, dat Zeeland telt. Het is „Der Boedehet tehuis voor langdurig zieken te Koudekerke, dat in Sep tember 1953 is geopend door de Koningin. Het is eigendom van de Stichting Verpleeg- en Rusthuizen Walcheren, bij welke stichting ook zijn ondergebracht het verpleeg huis voor rust- en hulpbehoeven den Ter Hooge, het pension-tehuis voor bejaarden Ter Mantelinge te Domburg en het verpleeghuis voor lichte geestelijk gestoorden, Over- duin. Juist „Der Boede" is zo uitstekend geschikt voor het onderbrengen van de oudjes, die ten laste komen van de sociale diensten. In de grote centra worden deze mensen we mogen het wel zeggen wel ergens „weggestopt". Het mag niet langer zo zijn, dat en dit ls geen duimenzuigerij een kan kerpatiënt werd weggestopt op een zol derkamertje, waar hij, nadat men hem 's ochtends voor de hele dag zijn „voer" had gebracht, eenzaam, heel eenzaam en verlaten bleef liggen. Daarom zijn we zo dankbaar, dat voor de bejaarden, die voorgoed aan het ziekbed gekluisterd raken, in „Der Boe de" een plaats ls gevonden. De stichting ls begonnen met de opleiding van ongeschoolde meisjes tot ziekenverzorgster. Meisjes, die niet alleen de jongeren, maar ook de oudjes kunnen begrijpen en helpen. Die hun noden kunnen leren verstaan. Het is een zeker niet gemakkelijke cursus, die zij volgen moeten, maar wel een cursus, waarvan het diploma en nog meer de practijk van zo'n grote waarde is. En toch, zo vertelde mjj Mevr. M. Minderhoud-Joosse, adj. directrice van de Stichting Verpleeg- en Rusthuizen, tóch bestaat het merendeel der opgeno men bejaarden uit stadsbewoners. Het platteland ls nog niet gewonnen voor de plannen. En dat ls jammer. Maar dit ls logisch. Meer nog dan de stedeling ls de plattelander gehecht aan zijn eigen omgeving. In dit ver band Is het interessant te lezen wat door een Friese commissie. Ingesteld door de Friese Stichting voor Maat schappelijk Werk in een rapport is ge schreven. Men stelde zich in een dorp een gezondheidscentrum voor, bestaan de uit een kruisgebouw, een consultatie bureau, een centrale keuken, een bad inrichting en een wasinrichting. Van uit dit centrum zou hulp kunnen wor den geboden aan ouden van dagen, die in op zichzelf staande huisjes wonen. i K IS EEN LIEDJE dat zegt: „Breng eens een zonnetje, onder de men sen"In alle vrijmoedigheid zon ik willen zeggen: „Breng vooral eens wat zonneschijn voor de Ouden van Dagen". Want zonneschijn kunnen zij gebruiken op de oude botten. Er is de laatste jaren, dat moet gezegd, al heel wat verbeterd op dit gebied. Er zijn auto tochten en boottochten op touw gezet, er zijn sociëteiten gebouwd en er worden jaarlijks Sinterklaas- en Kerstfeestjes gehouden. Vooral de autotochten zijn de hoogtepunten van het bestaan, waarnaar reikhalzend wordt uitgezien. En lange tijd vormen zij nog het onderwerp van gesprek. bijvoorbeeld, of een volkstuintje onder houden. En dan ineens is daar een kans. De buurman voelt er óók wat voor. Kijk, daar ligt dan een taak. Dan voelen zij zich niet langer overbodig. En wat kan het niet gezellig zijn in de „soos". Het is het regelmatig weer kerende uitje. De mannen dammen, leggen een kaartje, spelen een potje sjoelen of een potje biljart en de vrouwen zitten met een handwerkje gezellig bij elkaar. Vele van deze clubs zijn door de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers in het leven geroepen. En gelukkig ontplooien ook kerkelijke en andere instanties activiteiten op dit terrein. Maar het is zo geweldig belangrijk. Gaat U eens een kijkje nemen in de „Soos" aan de Keizerstraat te Goes. Het is maar een kleine zaal, maar een met sfeer. Er is een gezellige „klets- tafel" waar heel wat vriendschappen zijn aangeknoopt. Vriendschappen die van heel grote waarde zijn. Terwijl er een paar dames van het Ü.V.V. thee of koffie schenken per kopje enkele centen zitten ze daar. En ontbreekt er eens een op het appèl, dan is dat gauw genoeg bekend. „Is hij ziek?" Dan er naar toe. „Tjonge zijn die en die zoveel jaar getrouwd?" Dan moet er een felicitatie heen Vaak komt in gesprekken tot uiting iets wat men zijn hele leven zo graag eens had willen doen, maar waartoe men nimmer is gekomen. Knutselen In dit verband wijzen wjj ook op de gemeente Heinkenszand, die een rijtje woningen bouwde voor ouden van da gen, gelegen naast de badinrichting. Dat ln ieder dorp zo'n centrum zal ontstaan is nog niet aan te nemen. Daarom zal men voorlopig aangewezen bljjven op een tehuis als „Der Boede". Eeu goed tehuis dus. WAT HEBBEN de ouden van da gen nog meer? „De Bond", zegt de oud-afdelings voorzitter A. C. Korstanje uit Goes. De Alg. Bond van Ouden van Da gen. Ja, zij hebben zich verenigd. Door eendracht, eensgezindheid en samenwerking willen zij strijden voor een beter bestaan. Voor opheffing van de bittere armoede waarin velen hunner nog verkeren. Meer sociale rechtvaardigheid, meer levensvreug de. Toen de Noodwet-Drees in werking trad was dit al een flinke stap voor uit en de Joekes-gulden evenzo. Maar nu is weer de huurverhoging geko men en zijn zij in de pen geklommen om namens hun ruim 50.000 leden en het konden er nog meer zijn de regering om verhoging te vragen van de uitkering volgens de Noodwet Ouderdomsvoorziening. En nog meer acties werden gevoerd. Voor vrijstel ling van personele- en reinigingsne- lasting, voor het bouwen van huizen en hot opruimen van krotten, voor verlaging van de ziekenfondspremie. De Zeeuwse leden hebben een flin ke voorvechter gevonden in de rayon voorzitter, de heer A. König te Vlis- singen. Tegen iedere bejaarde, die zegt zich te vervelen, zegt hij: „Wordt lid van de Bond en je verveelt je geen moment meer!"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1954 | | pagina 3