VOOR DE [EUGD TUSSEN DE REGELS VAN HET KERST-EVANGELIE aw -é Woensdag 23 December 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND. Pagina 2 Meditatie. au-eA een teJkil die niet in de Rij,ket iiaai Een paar jaar geleden stond er een merkwaardig bericht in de krant. Ergens diep in een besneeuwd en beijzeld Januari-bos bij Helmond waren twee Verkleumde kinderen gevonden. Zij waren van huis weggelopen, want: zij dachten, dat zij de Ster gezien hadden. Zo stond het in de krant, zonder commentaar. Hoe weinig men tegenwoordig de Bijbel kent, dat van die Ster weten de mensen nog wel. Eigenlijk weten wij het maar dl te goed. Alle dominees en Zondagsschooljuffrouwen vragen zich vandaag af, of zij de Engelen wel weer het zelfde lied kunnen laten zingen. Voor schrijvers en sprekers is het altijd pijnlijk, dat er alleen maar herders waren in diezelfde landstreek. Er zijn geen scharnieren meer verroest dan die van de staldeur in Bethlehem. Elk jaar hetzelfde ver haal.... Wij begrijpen die dreumessen uit Helmond wel, die nu wel eens zelf de Ster wilden zien. Wij voelen ons tegenover de herders en de wijzen wat achteruitgezet met alleen maar.... de Bijbel. Toch zijn wij na tweeduizend jaar Christendom nog niet klaar met Lucas 2. Wij weten nog altijd niet alles wat er staat; en ook al zouden wij met alle regels klaar zijn, dan moeten wij nog tussen de regels door gaan lezen. U moet eens even letten op die ene open plek in uw Bijbel tussen vers 11 en vers 12. Het is een vreemde zaak om iets te zeggen over wat er niet staat. Maar in de Bijbel is niet alleen van belang wat gezegd wordt; ook wat verzwegen wordt, is belangrijk. Wij doen ons zelf te kort door daarmee te weinig rekening te houden. Denkt V maar eens aan de geschiedenis van de wetgeving: Mozes en Jozua klimmen samen de berg op; later bij het afdalen is Jozua er plot seling ook weer bij, want dan praten zij samen over het gerucht beneden bij het gouden kalf. Toen Mozes met God sprak, was Mozes er alleen. Wat lezen wij dus tussen de regels door? Dat Jozua ol die tijd ergens midden op de berg heeft zitten 'wachten. Dat staat nergens, maar het staat ,er toch. Over deze tekst, die er niet staat, zou toch een preek te houden zijn. Wie wel eens in de wacht kamer bij de dokter gezeten heeft, weet wel wat wachten is, maar Jozua moest wachten, dag aan dag, week in, week uit. Dat is haast niet om uit te houden! Maar Jozua houdt vol. En hoelang moet de tweede Jozua, het Kind van Bethlehem, hoe lang moet Hij niet wachten, voordat wij eindelijk eens ons hart geheel aan Hem geven? In Lucas 2 staat ook zo'n veelzeggende open plek. De Engel zegt eerst: „Christus is geboren". En dan: „Dit zal u het teken zijn". Hoort dit wel zo vlak achter elkaar? „Christus is geboren" welnu, dat is de mededeling van een feit; daar kunnen die herders van alles mee doen: ze kunnen het beleefd aanhoren, ze kunnen er wild-enthou- siast van worden, ze kunnen het voor kennisge ving aannemen, ze kunnen hun schouders ophalen en zeggen: Dit is natuurlijk een droom, zoiets kan je altijd wel overkomen midden in de nacht. Maar de Engel gaat gewoon door: „Dit is het teken". Hij zegt niet: U moet naar dat Kind toegaan. Hij ver onderstelt stilzwijgend, dat zij dat heus wel zullen doen. Hij vindt dat zó vanzelfsprekend, dat hij na - "n mededeling onmiddellijk overschakelt op he.' Een der wijzen uit het Oosten, reizende op de ster! teken. Gij zult het Kind vinden, zegt hij. Maar hij zegt niet, dat ze eerst het Kind moeten zoeken. Het is dus onjuist om te zingen: ,,'t Is middernacht. Daar klinkt een stem: Komt, herders, gaat naar Bethlehem!" De mensen vragen wel eens: „Waar staat het toch in de Bijbel dat je twee keer naar de kerk moet?" Als ze dat tegen U zeggen, dan moet U maar vragen: „Waar staat het in de Bijbel, dat de her ders naar de stal moesten gaan?" God vindt het zó vanzelfsprekend, dat wij twee keer naar de kerk gaan, dat Hij dat niet nog eens speciaal vermeldt. Als iemand hoort dat Christus geboren is, dan kan het toch niet anders, of hij wil er zo gauw mogelijk naar toe? De Kerstengel maakt daar geen probleem van! Hij denkt: God komt tot de Zijnen en de Zijnen zullen Hem natuurlijk aannemen! Rekent die engel dan helemaal niet met de mo gelijkheid, dat de herders zich er niets van aan trekken? Wij weten niet zo veel van de engelen af, maar wij kunnen ons wel indenken, dat dit voor deze engel eenvoudig ondenkbaar is. Zelf zijn de enge len zó )Litgelaten-blij, dat zij hun jubelzangen laten golven over de slapende wereld. Hoe zouden deze zangers zich kunnen voorstellen, dat iemand zeg gen zou: „O Ja? Is Christus geboren? Bedankt voor de mededeling, maar je had er mij niet wakker voor behoeven te maken; welterusten!"- Toch zijn er mensen, die zó reageren. Ook in de kerk. Mensen, die zo aan de buitenkant gezien wel meedoen aan 't Kerstfeest, maar diep in hun hart blijven zij alleen maar de nachtwacht houden over hun kudde: over de schaapjes, die zij op het droge hebben; mensen, die maar zo'n beetje slenteren naar de kribbe inplaats van dat zij zich haasten naar Bethlehem; mensen, die in hun eentje naar de stal wandelen inplaats van dat zij evenals de herders er met elkaar over spreken en er samen naar toe gaan; of mensen, die wel naar Bethle hem gaan, maar die, als zij terugkomen, niet overal gaan rondvertellen wat zij gehoord en gezien hebben, zodat zij evengoed thuis hadden kunnen blijven; of mensen, die .inplaats van dat zij God prijzen en verheerlijken de dominee prijzen en hun eigen Kerststemming verheerlijken. Waarom houdt de engel geen rekening met zulke mensen? Waarom loopt hij niet alvast vooruit naar de kribbe om daar te gaan staan roepen: „Komt, verwondert u hier, herders!" Waarom houdt hij nog niet even een evangelisatietoespraak: „Kom toch tot Jezus, toef langer niet!"? Hij vindt dat blijkbaar overbodig. Hij meent, dat de boodschap op zichzelf al genoeg betekent. Hij maakt er niet allerlei toepassingen bij. Nu begrijpen wij, hoe verschrikkelijk het is, dat de dominees tegenwoordig wèl de ene opwekking na de andere aan de preek moeten toevoegen. Wij moeten ons schamen, dat de dominee ons warem pel nog moet aansporen: grijp toch de kansen, door God u gegeven. Tekening van Nellie Donker. Als God met Zijn grootste verrassing voor de dag komt, moeten wij nog een stoot krijgen om er naar te gaan kijken. Maar al kan het zijn, dat die engel zich niet kan indenken hoe de mensen op Kerstfeest nog even somber en zorgelijk blijven kijken als altijd, waarom heeft God dan niet hem de opdracht mee gegeven: „Zeg de herders, dat zij naar Bethlehem moeten gaan"? Waarom rekent God niet met de mogelijkheid, dat de herders hun schapen niet alleen durven laten? Omdat God zeker is van Zijn zaak. Hij weet, dat de herders gaan zullen, omdat Hij het Zelf is, Die ze zal laten gaan. God zit niet in de hemel naar beneden te kijken, om te zien, of het Kerstfeest wel lukken zal, of er wel beweging in de mensen zal komen, of er wel gasten in de stal zullen zijn. God is niet bezorgd voor de gang van zaken. Hij zit rustig Op Zijn troon in de zekerheid, dat Zijn Woord niet leeg zal terugkomen. Het Kerstfeest is niet iets dat wij moeten orga niseren, dat wij in elkaar moeten zetten. Wij behoeven niet in de kerk te zitten met ge balde uuisten; zo van: en nu moét ik de Kerst- blijdschap voelen, ik ben nog niet blij genoeg, ik heb een te zwak geloof.... Houd.u maar kalm, want God houdt Zich ook kalm! Het komt met dat Kerstfeest van U best in orde! Als U dan maar let op die open plek tussen vers 11 en 12. Weet U, Wie daar staat? Iemand, aan Wie wij op 't Kerstfeest veel te weinig denken. Wij denken aan God de Zoon, Die in de wereld kwam, en aan God de Vader, Die Hem zond. Maar wij vergeten op het Kerstfeest God de Heilige Geest. Waarom zegt de engel niet, dat de herders naar Bethlehem moeten gaan? Omdat hij dat overlaat aan de Heilige Geest. De Geest staat óók in het Kerstevangelie, maar Hij staat op die open plek, Hij dringt Zichzelf niet op de voorgrond, Hij blijft bescheiden tussen de regels. Hij zegt niet: Waarom wordt Mijn Naam niet speciaal genoemd? Hij trekt Zich terug achter Jezus. Hij wil niet wijzen op Zichzelf, maar wijzen naar de Zoon. En de Zoon wijst ook niet naar Zich zelf; Hij zegt niet: nu moeten de engelen ook eens in de stal komen en zingen: Ere zij God in de kribbe! Hij wijst alleen naar de Vader: Ere zij God in den hoge! Maar wat doet de Vader, als de lof van de engelen op Hem afstormt? Dan wijst Hij naar beneden, naar de Zoon: vrede op adrde! En dan wijst de Zoon terug naar de Geest: voor de ménsen van het welbehagen. Zo is op 't Kerst feest de Drie-enige God in de volheid van Zijn Wezen aan het werk om ons te verlossen. Weet IJ, hoe wij elkaar het kortst en het krach tigst een gezegend Kerstfeest kunnen toewensen? Dat kan het best met déze woorden: „Genade zij u en vrede van God onze Vader en van onze Heere Jezus Christus in de gemeenschap van de H. Geest". Vrouwenpolder Ds Okke Jager. Woensdag 23 December 1953 'T ZEEUWSCH WEEKEND. Pagina 11 Beste nichtjes en neven, We gaan ditmaal eens een pagina geven speciaal voor jullie omdat het Kerstfeest is en jullie met de vacantiedagen natuurlijk wat te doen moet hebben. Bekijken jullie deze plaatjes maar eens goed. Er zit van alles tussen, zoals jullie zien zult. Een legplaat, die je moet uitknippen en opplakken, een paar zoekplaatjes, een leuk ogenspelletje, een kleurtekening enz. Je kunt te kust en te keur. Nu verbinden we daaraan een mooie wedstrijd. Jullie maken van deze pagina maar iets moois. Geheel naar eigen vrije keus. Je kunt kleuren, je kunnen raadsels oplossen, je kunt de legplaat mooi opplakken en je kunt het tenslotte allemaal doen. Als het maar mooi is en je er je best op gedaan hebt. En dan stuur je het zaakje naar mij op. Ik ga het allemaal eens heel rustig en goed bekijken en eens uitkienen wie er nu werkelijk het meest zijn best op ge daan heeft. Ik loof drie prijzen uit, drie mooie boeken, die naar de beste inzendingen gaan. Ik geef jullie de tijd tot 15 Januari. Dus dat is lang genoeg, vindt je ook niet? Er dan meteen verwacht ik van jullie een brief met verslag, hoe je de Kerst dagen en Oud en Nieuw hebt doorgebracht. Afgesproken? De prijzen liggen al gereed en gaan direct na de beslissing naar de gelukkige winnaars. En verder een fijne vacantie, gezegende Kerstdagen en een gelukkig Nieuwjaar van jullie TANTE TRUUS. DE0OPP£KAST Knip nevenstaande figuren netjes uit en plak ze op dun carton. Vouw de kast langs de stippellijnen om dan ont staan de zijwanden. De ach terkant past dan precies met de gleufjes in de gleuven van de zijwanden. Prik een speld door het punt, dat in de voor wand vlak onder de opening staat, door het midden van de poppetjes en door de achter wand, en de poppenkast is klaar. Hoe kan ik het beste van A naar B? I Unaain veto, rr\OJ'i'fn' 1 j 3-2. f, mus* I D a U osaJkjo kunnen jullie dat oplossen? Een aardige legkaart Waar is de toeschouwer?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 11