Bij ons thnis CENTRALISATIE m Om ïamitUMad ALLERLEI 11 December 1953 i ZEEUWSCH WEE KEND Pagina 4 nil) l|».ill|lllli..i)l liil!'.ill..,l||i, lltnillhilll..ll„ III l„ii,J lllmllllllmnll Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te Middelburg. „Vreemdelinge in eigen huis", door Edna Ferber. Uitgave van de Uitgeverij Drukkerij Hol- landia te Baarn. Vertaald door mevrouw H. C. E. de Wit Boonacker. In dit boek gaat het over Texas, een der negen en veertig staten van de machtige United States. Nu ik het boek van Miss Ferber gelezen heb, zou ik eigenlijk moeten schrijven „Texas, dat is de wereld en die andere staten mogen er nog wel bij horen Dit althans volgens de oude Texassers. Texas is, dat moeten we wel toegeven na Miss Ferbers' boek gelezen te heb ben, een wereld apart. Het is de gave van Miss Ferber, dat wij dit ook he lemaal zo gaan voelen en vanzelf le ven we een stuk geschiedenis intens mee. Nee, niet de oude geschiedenis uit de tijd der pioniers, doch de laatste vijf en twintig jaar. Nu is deze mach tige en uitgestrekte staat door de geo grafische ligging inderdaad een aparte wereld. Texas grenst in het Zuiden langs een lange lijn aan de staat Mexi co, wat in Texas heel wat problemen schept in verband met de Mexicanen, die de armoede in eigen land moede, proberen in het rijke Texas binnen te glippen, waar zij denken het zoveel beter te zullen krijgen. Texas was eerst het land van de katoenkoningen, waarop volgde de opkomst van de vee koningen. Miss Ferber plaatst ons met haar verhaal binnen het rijk der vee koningen. De held van het verhaal, Bick Benedict is onder deze veekonin gen de machtigste. Let wel: de mach tigste veekoning in de machtigste staat van de United States. Daarmee is Be nedict en daarmee is Texas getekend. Dat we niet overdrijven als we Bick een machtig veekoning noemen, kun nen we bewijzen, want hij bezit niet minder dan een jpillioen hectare land. Dit spreken van veekoning is ook daarom weer niet te erg, want Bick en zijn familie worden in het demo cratisch Amerika als vorsten behan deld. Zij reizen, als zij per trein rei zen, in hun eigen speciaal ingerichte wagon, waar ze als vorsten bediend worden. Zo is alles, in ieder gevai móét alles in Texas, geweldig zijn. De mannen zijn meestal echte reuzen, ze dragen geweldige hoeden, Stetsons van vijftig dollars en Meer, ze bezitten een veestapel, waarvan de getallen een niet Texas' mens doen duizelen Alles het grootste en het meeste. Dat imponeert de Texassers zelf het meest, daarom gaan ze denken, dat hun le venswijze, hun manier van optreden, ja alles wat zij, Texassers, doen ook zo ten naaste bij volmaakt is, of in ieder geval zeer goed. Ook hun hou ding tegenover de Mexicanen, die worden uitgebuit voor een paar dol lars. Maar daar trouwt me nu die machtige Bick Benedict met een meis je uit Virginia, een andere staat, waar men wel gans anders is ingesteld. En het lijkt er op, dat die Leslie Lyntonn helemaal niet geïmponeerd is door al die Texassers geweldigheden. Dat komt, omdat zij, die door haar vader zo geheel anders is opgevoed en ge leerd heeft scherp te onderscheiden, doorziet, dat achter de grote maten van het Texasser leven vaak een kleine ziel schuil gaat, die bang is zich zelf te zijn en daarom doet wat elk doet, en zo eigen persoonlijkheid verliest. Leslie blijft zichzelf, maar door haar grote liefde voor haar man Bick, die ook veel van zijn vrouw houdt, al is hij wel eens wat verbijs terd door haar optreden, blijft hun huwelijk gaaf en verdiept hun liefde. Maar moeilijk heeft Leslie het wel, ze voelt zich inderdaad als een vreemde linge in haar eigen huis, waar zo ge heel andere opvattingen de overheer sende zijn. Maar als de twee kinderen groot zijn geworden, ziet Leslie, dat het jonge geslacht van Texas haar in het gelijk zal gaan stellen. Jong Texas durft zichzelf te zijn, dat zal Texas ten goede komen, juist in de tijd, dat in deze staat een crisis zich voltrekken gaat in de opkomst van een nieuwe dynastie, n.L die der oliekoningen. Texas, de droge staat met armelijke bodem voor vegetatie, heeft het zwar te goud onder de grond zitten. De vee koningen verfoeien de razende actie van het oliegedoe, maar veel geld voor hun slechte grond doet sommigen zwijgen. Niet alzo Benedict. Deze kan zijn wereld niet meer begrijpen. Rond om zijn gronden giert het gejaagde leven opeens. Zijn eigen kinderen be grijpt hij niet. Maar zijn vrouw komt hem te hulp. Zij ziet goede perspec tieven, vooral voor het geslacht Bene dict, omdat de jongere generatie vol gens eigen inzicht wil handelen, een inzicht, dat zich niet laat beïnvloeden door grote getallen en maten, maar door innerlijke waarden. Door dit boek leren we een stuk Amerikaans leven kennen. Werkelijk niet alleen van Texas, want Miss Ferber dicht wel al leen aan de Texassers bepaalde eigen schappen toe, maar velen daarvan kunnen we ook wel aan de echte Ame rikaan niet-Texasser toekennen. We kunnen zien, dat in het demo cratische Amerika ook nog echt aris tocratische allures een goede opgang maken, en dat het met die hoog ge roemde gelijkheid ook niet overal achttien karaats is, want in dat gelijk- heidlievende Amerika, treft men res taurants aan, waar men geen Mexi canen wenst binnen te laten en hen zeker niet zal bedienen. Nu zwijgen we maar van het negerprobleem. De armoede van dit boek is wel, dat de problemen worden opgelost door wel inderdaad fijne humanistische men sen op hun manier. Er komt natuurlijk geen God en geen Bijbel aan te pas. Maar wil men een interessant boek lezen over het leven zoals het reilt en zeilt in het Zuiden van de United Sta tes, dan kan ik het boeiende boek van Miss Ferber zeker aanbevelen. Natuurlijk voelt men wel een zekere opzettelijkheid aan in Leslies' optre den. Dat is niet te vermijden, omdat haar als Virginische de rol is toebe deeld het geweten van Texas te wor den. Doch meestal vervult zij deze taak met charme en geestigheid, wat echter niet steeds voor honderd pro cent door haar man wordt gewaar deerd. Ten minste niet direct. In ieder geval, al is hij wel eens woedend, zijn liefde blijft, groeit en hij gaat zijn Leslie steeds meer waarderen. Dat is op zichzelf al een kostelijke noot in dit boek, dat we niet met mi serabele huwelijken worden opge knapt. Een feit, waarvan we in zgn. Christelijke romans vaak een dubbele portie krijgen. Daarom alleen al zou ik het boek graag aanbevelen, doch er zijn veel meer goede kwaliteiten. Een reden te meer om te schrijvenlees dit eens. Hollandia zorgde voor een perfecte technische uitvoering. VAKMANSCHAP. „Denk je dat ik mijn vak niet ken? Ik rijd al tien jaar", roept een auto mobilist, die een voetganger heeft aangereden, welke hem aansprakelijk stelt voor de opgelopen scheur in zijn broek. „Maar ik ben ook geen leek!", schreeuwt de opgewonden voetganger, „ik loop al 50 jaar." Eén der oudste leden van de schaak vereniging „Middelburg" is de in Zeeuwse schaakkringen welbekende schaker P. M. de Kleijn. De jongste speler van deze vereni ging is de reeds bekende schaker Gabe Woudstra. Van deze twee heren zullen wij nu een partij laten zien die zij gespeeld hebben in de winterwedstrijd van hun schaakclub, gespeeld in groep I. Wit brengt op de 10e zet een paard-offer, dit levert echter geen succes op. Zwart verdedigde zich prachtig en won. Wit: Zwart: P. M. de Kleijn. Gabe Woudstra. (Siciliaans in de voorhand). 1. c2c4 (een opening waar de witspeler een voorkeur voor heeft). 1e7e5 (met Pf6 ontstaat meer de Engelse opening met veel varianten). 2. Pblc3 f7—f5 (meer gebruikelijk is Pf6. Zwart zoekt nieuwe wegen). 3. d2d3 d7d6 4. g2g3 Pb8c6 5. Lflg2 Lc8d7 6. Pgl—f3 (ook e4 en daarna Pfe2 gevolgd door 0—0 en f4, is m.i. ook een goed plan). 6Pg8—f6 7. Lel—d2 h7h6 8. a2a3 Pe6e7 9. b2b4 g7g5 (Zwart gaat een aanval op de ko ningsvleugel beginnen). 10. Pf3xg5 (Ook wit is niet bang en had van dit offer meer verwacht). 10h6xg5 11. Ld2xg5 Ld7e6 (De enige manier om geen derde pion te verliezen). 12. Lg2xc6 Pe7xc6 13. 0—0 Lf8e7 14. h2h4 Ff 6h5 15. Lg5xe7 Dd8xe7 16. Pc3d5 De7—g7! (Dreigt Pg3: enz.). 17. Khlh2 f5—f4 (Alles eenvoudig en sterk). 18. Tflgl f4xg3t 19. f2xg3 Ke8d7 (Nu komt ook de a-toren erbij). 20. e2 c3 Ta8—f8 21. Tal—a2 Ph5—f6 ONGEWENSTE OEFENING. De directeur van een Engelse ge vangenis heeft voor zijn gevangenen burger sportleraren aangesteld, nadat de militaire sportofficieren, die daar tot nu toe les gaven aan de loge's, sedert enige tijd het muurklimmen in het oefenprogramma hadden opge nomen. 22. Kh2h3 Dg7g8 23. Ta2—f2 (Niet het beste, maar wat is dan beter. Het beste lijkt nog wel Ff6). 23Dg8e6f 24. g3g4 Pf6xd5 25. c4xd5 De6xd5 26. Tgl—fl Tf8xf2 27. Tflxf2 e5e4 28. d3—d4 (Ook Tf5 gaf niet veel kansen, b.v, Tf5Dd3; Dd3ed3; Td5—Pe5 enz.). 2 8Dd5g5! (Het einde nadert). 29. Tf2—f7t (Ook andere zetten helpen niet, pion h4 is niet te houden). 2 9Kd7e8 30. Ddlb3 Dg5xh4t 31. Kh3g2 Dn4xg4t 32. Kg2—f2 Th8—h2t Wit gaf het op. De ladderwedstrijd. Hier volgen de oplossingen van de vorige problemen. Probleem 89. 1. Td8tKe7. 2. Lg5t f6 (op Pf6 volgt Lf6fTh8). 3. Lf6f— gf6. 4. Dg7fKd8. 5. Tdlt en mat volgt. Probleem 90. 1. Pf6tgf6. 2. Dg4f Kh8. 3. Kg2! en mat volgt dan door Th4. En nu de nieuwe problemen. Probleem 91. Wit: Kgl, Da8, Le4, Pc6, pi: a3, b4, d4, f2, g2, h4. Zwart: Kg8, Db7, Lc8, Pd5, pi: a7, b6, e6, f7, g7, h6. Wit aan zet wint de Dame. (3 punten). Probleem 92. Wit: Kb2, Dh4, Ta3, Te5,' Pf3, pi: a4, c3, d2, f2, a2, g2, h3. Zwart: Kg8, De7, Ta5, Ta8, Lf7, pi: b5, c6, f6, g7, h7. Zwart aan zet wint een stuk (3 punten). Oplossingen in te zenden uiterlijk 10 dagen na plaatsing. Probleem 91. a b c d e 1 g h Wit aan zet wint de Dame. (3 punten). Probleem 92. abcdelg li Zwart aan zet wint een stuk. (3 punten). behorende b(j het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 11 Dec. 1953, No. 2656 tieeuu/scH Z_ u/eexem De zucht naar centralisatie, deze kwade vrucht van de Franse Revolutie, werd gestimuleerd door de omstandig heden. Toen de oorlog was afgelopen en de stuk geslagen wereld van West- Europa weer op de been geholpen moest worden, kon dat moeilijk alleen door het particulier initiatief gebeuren. De Overheidsinstanties moesten er wel aan te pas komen en zelfs hulp van buiten af moest worden ingezet om in de allerergste nood te voorzien en om een begin te kunnen maken met de wederopbouw. Maar de vloek van alle centralisatie is, dat wanneer de Over heid eenmaal ergens de vingers tussen- krijgt, zij nooit meer loslaat. Er moe ten regeringsbureaux komen met een staf van ambtenaren en deze scheppen weer nieuwe werkgelegenheden voor andere ambtenaren en zo raakt de Re gering er zelf onder en op de duur kan zij het woord, dat Goethe in zijn „Faust" Mefisto in de mond legt: „Men denkt te schuiven, maar men wordt ge schoven", wel tot het hare maken. In Amerika ging het eveneens hard die kant uit na de oorlog. Maar, practisch als de Amerikanen zijn, heeft men daar gauw een staatscommissie tegen in het leven geroepen, die tot speciale taak had om heel de Staatsapparatuur eens geducht onder de loupe te nemen en te zien waar en wat er bezuinigd kan worden op de regeringsbureaux en op het al maar aangroeiend leger van ambtenaren. Een paar slordige milliard kon daar reeds op worden bezuinigd. En in Amerika betekent een dergelijke bezuiniging in de staatsburocratie nog heel iets anders dan bij ons. Want daar hebben de staatsambtenaren ook poli tiek heel wat in de melk te brokkelen en kunnen zij het een regering geducht lastig maken, wanneer deze het wat al te bont maakt naar de zin dezer heren. Intussen, wij zijn nog niet zo ver. En nu is het wel waar, dat de crisis omstandigheden dit allés zeer in de hand gewerkt hebben, maar het brengt tegelijk de vloek ook mee. Wij bedoe len dit. Men kan nooit een grens trekken tussen b.v. economische overheidsbe moeiing en een terrein van het geeste lijke leven en de culturele structuur van een volk, waar de Overheid zou hebben af te blijven. Het grijpt hier alles ten nauwste op elkander in. Om een voorbeeld te gebruiken. We zitten met een verschrikkelijke wo ningnood. Dit vraagstuk alleen al be tekent een ramp voor het volksbe staan. En het kon niet anders of de Regering moest hier ingrijpen. Maar wat is het gevolg? Het roomse week blad „De Linie" publiceerde verleden week cijfers, waaruit blijkt hóé de Re gering dit vraagstuk heeft aangepakt. In Amsterdam is het aantal éénslaap- kamerwoningen 12.6 pet., tweeslaapka- merwoningen 37 pet., drieslaapkamer- woningen 39.2 pet., vierslaapkamerwo- ningen 9.1 pet. In Rotterdam is het aantal eenslaapkamerwoningen 6.9 pet. tweeslaapkamerwoningen 67.4 pet. en drieslaapkamerwoningen 20 pet. In Den Haag: eenslaapkamerwoningen 34.4 pet., tweeslaapkamerwoningen 43.4 pet. (dat is dus samen niet minder dan 77.8 pet.) het aantal drieslaapkamer woningen 20.6 pet, slecht één vijfde van het totaal! Wanneer we eens rustig deze cijfers overdenken, komen we tot de ontstel lende ontdekking, dat in deze woning- politiek met grote gezinnen eenvoudig geen rekening meer is gehouden. En daarmee zijn we met slechts één stap van de economische kant van deze zaak overgestapt midden in het bij uitstek geestelijk vraagstuk van de ze delijke gezondheid van ons volksleven en de visie die wij als Christenen, die nog bij het Woord wensen te leven, hebben op de samenstelling van het gezin. Dat is de vloek van het Staatsdirigis- me. Wanneer we de debatten gevolgd hebben over de z.g. „humanistische op voeding" van onze soldaten in het le ger, dan komen we tot dezelfde slot som. De Overheid gaat beschikken, niet slechts over onze portemonnaie en over onze handel en het zakenleven, zij dringt door ook in het geestelijk volks bestaan en zet er haar stempel op. Dat is de welbewuste .opzet geweest van het Nationaal-Socialisme en de Nazi-leiders kwamen er rond voor Uit. Die namen hier geen blad voor de mond. Met dwang wilden zij het volks leven, óók cultureel, zedelijk en gees telijk in de door hen gewenste richting drijven. En het ging zó rigoristisch, zó openlijk, dat de meesten onzer het ge lukkig inzagen en zich er tegen verzet ten. Maar we beleven thans hetzelfde Staatsbeginsel, alleen maar't gaatlangs wegen van geleidelijkheid. Het gaat stap voor stap en de economische nood zaak van Overheidsinmenging is een prachtige camouflage! die veler ogen - og verblindt. Intussen is het princi pieel hetzelfde. Alle particuliere initia tief wordt in de kiem gesmoord, de plaatselijke-, gewestelijke- en provin ciale autonomie wordt aan sterke ban den gelegd en ingeperkt tot het mini male en voor de rest, gaan de draden van de Regeringsbureaux van Den Haag uit over geheel ons volksleven, centraal en naar de wensen, zoals die daar kenbaar zijn. Dat alles is een loochening van ons UIT DE SCHRIFT Geloofd zij de Here, de God Israels, want Hij heeft bezocht en verlossing te weeg gebracht Zijn volk. Luc. 168. De uitredding uit Egypte was het gehouden in de wet van Lev. 25. Dan ene grote moment van de verlossing, moest het land dat vanwege schuld Toen heeft de Here Zijn volk be- verkocht was, weer aan de oorspron- zocht en het van al de smaad en el- kelijke bezitter teruggegeven wor- lende der verdrukking verlost. Daar- den, dan moest de om schuld tot na lag Israël niet meer neer bij slaaf geworden Israëliet weer de ge- tichelovens en daarna werden Israels legenheid ontvangen tot de vrijheid kinderen niet meer geworpen in de terug te keren. Het mocht dan lang Nyl. De Here had grote blijdschap gegeven. Farao en zijn heir zijn om gekomen in de Zee. Toen kon Israël zingen Geloofd zij de Here. Daar was nog een mo- duren, eens toch zou de vrijheid, de verlossing komen. En in dat jaar kon Israël zingen: De Here zij geloofd, Die Zijn volk bezocht heeft en ver lossing geschonken heeft. Zij die de ment in het leven van Israël, waarop- van God gekregen erfenis kwijt ge- het dit lied op de lippen kon nemen Dat kwam wel niet zo heel dikwijls voor. Dat lied van Egypte sloeg op het feit van de redding die éénmaal plaats vond. Het lied, dat ik nu be doel, sloeg op verlossing die een raakt waren, wisten het weer, dat zij een Vader in de hemel hebben, die de erfenis toch voor de zijnen be waarde, en de zijnen voor de erfenis. Alleen: na het jubeljaar verstomde de zang weer. Het leven ging weer maal in de 7 x 7 jaren voorkwam; zijn gewone gang, en weer kwamen dat was het lied in het jubeljaar. De er slaven en weer moest gewacht Here had Zijn volk verlost, opdat dat worden op een volgend jubeljaar, volk, dat eens slavendienst verricht Als Zacharias zingt, dan komt de had, van nu voortaan een vrij volk, verlossing echter, die ver overtreft een volk van vrije zonen zou zijn. de uitredding uit Egypte, en die ook Ja, dat wilde de Here, maar het meer is dan de vrijheid van het ju- kwam wel voor, later in Kanaan, dat beljaar. Deze keer bezoekt de Here om schulden die niet betaald konden Zijn volk met het heil, dat altijd worden, iemand zijn bezittingen duurt. Hij geeft Zijn volk de zalig- moest verkopen, ja, nog meer, zich zelf als slaaf moest verkopen. Die slavernij kon echter niet altyd du ren, daar moest in het jubeljaar weer een eind aan gemaakt worden. De Here had dit aan Zijn volk al voor- heid. Aan slaven, die vrije zonen mo gen zijn en als vrije zonen mogen leven. Dat is het onnoemelijk grote voorrecht van de kinderen des Heren nu. verleden. Er wordt hier niet meer ge let op het „daar is geschied". En in be ginsel zijn we daarmee overgeglederi naar het standpunt van de lieden, die in 1789 de Franse Revolutie ontketen den. Marnix. Verleje weke kreeg ik een brief van me schoonzeun uut Amerika, uut Pel- la, julder we te wel, ik a daer al is vroger ver geschreven. Noe, as jul der daer belang instelle dan ken ik vertelle asdat ie 't nog best maekt en al aerig ingeburgerd is. Ze beginnen der al over te praeten om, as ze 't beleven magge, over een paer jaertjes saemen is een reisie nae olland te mae- ken. Noe as dat nog is ken gebeuren dan zal 't feest weze vo me vrouwe, dat ken julder zowel begriepen. Mae 't is nie daer over dat ik noe is schrie- ven wou. Me schoonzeun schreef onder aere in z'n brief over een kaerel, bie zien uut de buurt, die .zeivers ook van ollandse afkomst is en nog wel uut Zeeland en die eit een moord gepleegd en die is noe ter dood veroordeeld. Me schoonzeun was ter nog al vol over, zoas julder begriepe ken. Die kaerel was an laeger wal gerocht, dat schient in Amerika al net zo goed te kennen gebeure as ier in olland. Hie zat in een bende, die der op uut trok om mense te beroven en waerdat al lang nae ge zocht wier en noe k ze'm te pakken gekregen doordat ie een revolver ad afgeschoten op een plisieagent, dwars deur 't arte. Noe met zukke kaerels maeken ze in Amerika korte metten. Noe eit dat geval mien an 't dienken gebrocht. Want ik a die kaerel nog wel as jonge wezende gekend en z'n ouwers a ik zelf eel goed gekend. En as je dan dat 'verloop in zo'n uusouwe is naegaet dan vraeg je jezelvers wel is af: in hoeverre a die ouwers van die kaerel meschien zeivers nog schuld gehad dat 't zover met z'n gekomme is? Die vaeder was een raere kaerel. Ie 'ad goed z'n brood, mae ie iel der raere denkbeelden op nae. Ie was wat an de 'oogmoedige kant, doch van z'n eige meer as van een aere en docht dat ie ook alles beter wist en kon as een aere. Over de opvoeding van z'n kinders docht ie zo: je mocht de kin- ders nooit slaen en ook geen standje of een schrobbering geven. Je most ze zomaer een bietje laete begaen en laete uuttulen. Dat 'ad ie geleerd in de boeken, zee ie en dat noemde ie vriee opvoeding. Noe 't was er dan ook wel vrie in lat uus, mae offet nog de naem van opvoeding kon draegen dat betwufel ik. Der kwam op de duur geen mens meer in uus, want ielikeen was geweun bang van die kinders, die vooral as ter vreemde over de vloer kwammen, de boel kompleet ofbrak- ken. En op straet waeren 't de grooste belhaemers die der rondliepen. Eel de buurt was ter bang van. Aere jochies van gelieke leeftied bleven die rakkers ver uut de buurt en de moeders ver- boje de kinders om met die jonges om te gaen, want ze lerender niks aeres as kwaed en slechtigheid van. Wanneer ze weer is een rute ingegooid 'adde, of bie .de buren een katte of een 'ond 'adde mishandeld of een viertje ge stookt, en de bure kwamme der over klaege, dan wier der meestal niks van geloofd, want der kinders waeren toch zukke beste kinders, zo beschaefd en zachtmoedig en as 't overtugend be wies geleverd kon worre, dan zee die onverstandige vaeder, dat ie 't is met z'n kinders zou bepraeten. Want dat was z'n siesteem zie je, je most met je kinders alles bepr rfe en dan 't goeie dat ter in zat er uut aelen en ze laeten zien oe dat 't most en niet most. Noe op de duur is dat uushouwe ons durp uutgetrokken en ze kregen van eel de buurt 't eilige kruus nae, dat ken julder begriepen. Ik ben ze toen een stuutje uut 't oog verloren. Mae laeter a ik wel is gehoord, dat 't met die kinders van kwaed tot erger gegaen is, tot op leste de ouwste jon gen 't in ons land niet meer kon bol werken en nae Amerika gevlucht is. En noe a ik van me schoonzeun dan 't end van 't liedje gehoord. An de galg of op de eletrieke stoel, dat schrieft ie der nie bie. Mae dan vraeg ik mezelvers af: wie is der noe eigelik de oorzaak van? Is die jongen niet 't slachtoffer van een dwaeze vaeder en een zotte moeder? Dat komt ter van as we wiesder wille wezen dan Gods Woord 't ons zeit. De Biebel leert ons, dat ook 't kinderhart boos is, geneigd tot alle kwaed en on geschikt tot enig goed en daerom kin deren des toorns, zoas 't in het doop formulier staet. Zo 'a de ouwers der kinders te zien en groot te bringen. Er zit geen goed in 't kind, allenig mae kwaed, net as bie' ons eigen. En daer om a we onze kinders zo op te voeden, datte ze 't kwaed leren zien, ook in der eigen 'arte en as 't kind 't kwaed nie wil naelaeten dan mot 't gestraft worde. As 't mot pienlijk gestraft, zo dat ze 't nie weer vergeten. Dat leert ons ook de wiesheid der Schrift. As de kinders groat bin zalle ze der ouwers dankbaer vo wezen. Mae daer mankeert 't teugeswoordig nog al an. 't Is met de opvoeding een slappe boel. 't Liekent in veul uushouwens als of nie de ouwers mae de kinders de baes bin. Dat komt iervan vandaen dat de ouwers zeivers geen geloof meer k. Ze geloven der nie meer in dat ze

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 5