Hel verleden Iteerl «vees* DAAR IS GESCHIED Bij ons lliiiis Ons J-umiliMcid ■- Vrij bewerkt door J. Harwood Vrijdag 20 November 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te Middelburg. Een aardig partijtje, gespeeld door de heren A. Florusse en J. Kallemein, gespeeld in de winterwedstrijd van de Schaakvereniging Middelburg, groep 3. In deze party Iaat wit enkele malen zyn kansen glippen, toch komt hij nog goed te staan. Zwart echter wacht zyn beurt af en als zijn kans komt, slaat hij toe. Wit: Florusse. Zwart: Kallemein. (Geweigerd Damegambiet). 1. d2d4 dTd5 2. c2c4 e7e6 3. Pgl—f3 Pb8c6 4. e2e3 Pg8—f6 5. Lfl—d3 Iets beter is Pbd2 of Pc3. 5Pf6e4 6. Ld3xe4 Wit geeft al vlug zyn goede Loper te gen het lastige Paard; m.i. was hier 00 beter en dan het Pe4 verjagen door Pfd2 en f3. 6d5xe4 7. Pf3d2 LfSb4 8. 0—0 f7—f5 9. a2a3 Ook f3 kwam in aanmerking. 9Lb4e7 10. b2b4 Wit gaat het op de Damevleugel zoe ken. 10Le7—f6 Maakt ruimte voor Pc6; er dreigde b5, Pa5, Da4, c6, Pc3 en wit staat prachtig. 11. Pd2—b3 b7—b6 12. Lel—b2 0—0 13. f2—f3 Eerst moest Pbd2; alle stukken zyn dan ontwikkeld en wit kan zyn plan nen gaan uitvoeren. 1 3Lc8—b7 14. b4b5 Niet zo best. Nog steeds was PbdZ goed, of ook fe4, fe4, Dg4 was niet slecht. 1 4Pc6—e7 15. f3—f4 Pe7—g6 16. Pblc3 Ta8c8 Zwart wil c5 proberen; hij kan echter niet veel beginnen en moet maar af wachten wat wit van plan is. 17. c4c5 Lb7—d5 18. Tal—bl Niet erg duldeiyk; meer in aanmerking kwam a4. Een der lezers van ons Weekend, werd geïnspireerd tot het volgende ge dicht, nadat hij las van het dichten van het laatste dijkgat op Schouwen en Duiveland. Op zes November, onder starrenpracht, klonk het „WILHELMUS' in donkere nacht. De dijk is weer dicht, Het water is gezwicht! Wat de woeste zee heeft stukgetrokken, Werd gevuld met grijs-betonnen blokken! Ze zakten langzaam in de wond van klei en zand. Dat deden de mannen van Nederland! De dijk is dicht, maar nóg blubbert de baggerij Langs huis en schuur en boerderij. Maar op de dijk wapperde de Nederlandse vlag Verblijdend het hart van wie het zag! We hebben herwonnen ons land op de zee. Gedachtig ons wapen: „JE MAINTIENDRAI"! Sirenes loeiden in machtig aceoord Het werd, via de aether, alom gehoord! „Ik worstel, kom boven!" is de spreuk van de Zeeuw De spreuk van ons volk, al eeuw na eeuw! Maar op zijn hofstee, de handen te saam, Dankt menige boer, Gods Heilige NAAM! Wormer, Nov. 1953. A. VAN VELZEN. 30. Tblxb3 31. Ta2xa5 32. e3xd4? c7c5 c5xd4 de andere randen deed. Dan nog de letters. Hiervoor neem je natuurlijk de naamletters van degene, voor wie de nachtzak bestemd is. Ik zette er zo maar twee letters in. Wie zelf geen mooie letters heeft om na te tekenen, schrijft mij maar even, die krijgt er van mij wel een paar toegezonden. Wie dit werkje soms nog voor Sint Nicolaas wil doen, moet er haast-je-rep-je aan beginnen, want al is het werk eenvou dig, wil het goed worden, vraagt het toch veel tijd. Gegroet handwerkende nichtjes. 18 Fg6e7 19. Lb2—al Ld 5c4 20. Tfl—f2 Pe7d5 21. Pc3xd5 Dd8d5 22. a3 a4 Tf8d8 23. a4a5 Lc4d3 24. Tbl—cl Ld3xb5 25. c5xb6 a7xb6 26. Tf2d2 Lb5a4 Nu ls het zwart, die het wit moet alles bijzetten ken te verliezen. 27. Tel—bl 28. Td2a2 29. Ddlxd3 stokje zwaait; om geen stuk- b6xa5 Lc4xb3 Dd5xb3 3. „Je ogen vertelden het mijn kind. Bovendien heeft papa zoeven iets opgemerkt, waaruit ik conclusies getrokken heb." „Papa? Weet Papa dan.Ernst wilde zo gauw moge lijk met hem spreken." „Papa heeft jullie vanmiddag samen gezien, Alice. Jullie zullen hem wel niet opgemerkt hebben. Papa kwam het mij verontwaardigd vertellen." „Verontwaardigd?" vroeg Alice, kinderlijk verbaasd. „Waarom, mama?" „Ik wil je niet verhelen, kind, dat je voor moeilijkheden zult komen te staan. Ik vrees, dat papa zijn toestemming niet geven zal of hjj moet van mening veranderen." „Maar waarom dan niet? Is er iets op Ernst aan te merken?" Werkelijk verwonderd, beangst tevens, zag Alice haar moeder aan. Klaarblijkelijk had zij niet het minste begrip van de mening van haar vader. „Is het, omdat ik Percyvroeg zij toen opeens, alsof haar een licht op ging. „Papa neemt je inderdaad nog heel kwalijk, dat je Percy toen hebt afgewezen, maar „Maar, mama, papa mag toch niet van mij vergen, dat ik trouw met iemand, die ik beslist niet liefheb?!" „Dat heb ik hem ook gezegd, Alice. Maar nu moeten we niet afdwalen. Ik gaf slechts antwoord op je vraag, die evenwel niets te maken heeft met het onderwerp van ons gesprek." „Maar waarom is papa dan tegen een verbintenis van Ernst en mij?" „Het is beneden je stand, naar de mening van papa. Hij heeft niets tegen dominee Peyton als persoon, maar baron Glenby kan niet een dorpsdominee als schoonzoon hebben". „Denkt u er ook zo over, mama?" „Neen, kind, dat weet je wel. Ik wil dominee Peyton gaarne als schoonzoon, omdat ik weet, dat je gelukkig met hem zult zijn. Mijn zegen heb je. Maar tenslotte moet papa beslissen en ik vrees, dat er een zware wijs zal opgaan. Koester voorlopig nog geen illusies, Alice. Als papa niet van mening verandert, geeft hij geen toestemming." „Maar, mama," de tranen springen het meisje in de ogen „dat zou verschrikkelijk zijn. Ik meen, dat papa dat niet doen mag." Dat laten we even buiten beschouwing. Je bent het toch met mij eens, dat je je vader hebt te gehoorzamen, niet waar?" „Ja, mama. Maar het zal mij zo zwaar vallen. Ik zal het niet kunnen dragen. Kunt u niet eens met papa praten?" „Ik heb er over nagedacht sinds papa het boudoir heeft verlaten. We moeten niets forceren. Als jullie elkaar wer kelijk liefhebben, en dat geloof ik graag, kunnen jullie nog wel even wachten. Ik zal eens met dominee Peyton praten. We moeten proberen, te voorkomen, dat papa hem rauwelings afwijst. En dan hoop ik, papa tot andere ge dachten te kunnen brengen." Het gesprek werd ruw afgebroken, want de deur ging open en binnentrad de oudste dochter van de barones, Isabelle, die niets op haar moeder geleek, dus ook niet op haar zuster Alice. De Glenby's hadden nog een zoon, maar die was op de kostschool te Eton. Hij was de Benjamin. „Ik heb je vanmiddag gezocht. Waar was je, Alice?" „Zieken in het dorp bezocht." „Och ja, dat had ik kunnen denken. Waar je genoegen in hebt! Enfin, dat is jouw zaak." Alice gaf er geen antwoord op. Zij kende de mening van haar zuster, die het trotse karakter van de baron had geërfd. Over onbelangrijke onderwerpen werd nog door het drie tal gesproken, waarna de beide dochters het vertrek ver lieten. De barones zette zich aan haar notenhouten schrijf tafeltje en pende een kort briefje: „Waarde dominee Peyton. Wilt u morgen vóór twaalf uur eens even op het kas teel komen? Ik heb een ernstige zaak met u te bespre ken. Met vriendelijke groeten, E., barones Glenby, geb. Clauton." Zij schelde de butler en gaf hem opdracht, de brief zo spoedig mogelijk aan de pastorie te bezorgen. Even vóór het diner had zij de baron nog apart. „George," vroeg zij, „wil je mij een genoegen doen?" „Natuurlijk, Iie-"e. Zoals steeds. Waarmee kan ik je van dienst zijn?" „Val Alice alsjeblieft niet lastig over wat je mij van middag verteld hebt. Laten we toch de vrede in ons huis bewaren." „Hm, waarom niet? Ik was helemaal niet van plan, er met Alice over te spreken. Die dominee zal, veronderstel ik tenminste, zijn fatsoen wel kennen, hoewel ik er sinds vanmiddag aan ga twijfelen. Hij zal toch bij mij dienen te komen. En dan zal ik hem wel aan het verstand bren gen, dat hij zijn plaats moet kennen." De barones was voorlopig tevreden. Dit antwoord strook te met haar voornemens. Wit ziet het gevaar niet op de onderste lijn. 32Tc8elf 33. Kgl—f2 Tclxal 34. Ta5xal Lf6xd4f en wit gaf op. Na Ke2 volgt Lal en zwart is een stuk en 2 pionnen voor. De ladderwedstrijd. Allereerst geven we hier de nieuwe opgaven. Zie diagram 89. Wit: Kcl, Dg4, Tdl, Thl, Lc4, Le3, pi: a2, b2, e4, e5, g2, h2. Zwart: Kf8, Da5, Ta8, Th8, Lc8, Pg8, pi: a6, b6, c7, c3, f7, g7, h7. Zie diagram 90. Wit: Kgl, De2, Tel, Aal, Pe4, pi: a2, c4, d4, f2, g3. Zwart: Kg8, Dc7, Tc8, Tf8, Pc6, pi: a7, b7, e6,f7, g7. De oplossingen van de vorige pro blemen zijn: Probleem 87. 1. Lg2h3 (Sleutelzet). Probleem 88. 1. Ld8b6, ab6. 2. Lb7, Ka7. 3. Pc6 f en mat. Of: 1Ka8. 2. Pc6, ab6. 3. Pc7 t en mat. En nu volgt de stand der ladder: W. D. te G. (81) P. A. C. te O. (81); J. W. Ch. te Th. (81); J. B. te K. (69); G. v. W. te K. (66); J. S. te K. (60); M. W. te W. (46); J. A. te Z. (36); G. J. d. V. te VI. (32); L. F. te K. (30); B. v. d. B. te S. (29); A. K. te C. (21); P. J. S. te S. (8); C. J. te VI. (5); A B. te Th. (4); M. D. te T. (4). De prijs over de maand October moest hier by loting geschieden; deze viel op de heer P. A. Catsman, Nieuwstraat 27 te Oostburg. Gefeliciteerd. Correspondentie: De heer J. B. te K. Ik zal dat nog eens bestuderen; de. tijd ontbreekt my momenteel U reeds van antwoord te dienen. U krygt persoon lijk bericht van my. Met schaakgroeten, Probleem 89. J. J. a b ede f g h Wit aan zet wint (4 punten). Probleem 90. a b c d e g h Wit aan zet wint (3 punten). van Vrjjdag 20 Nov. 1953, No. 2638 Ditgave van Oosterbaan Le Colntre N.V. Goés eeuu/scH u/eexem DIT DE SCHRIFT De vorige week hebben we gehan deld over het devies van Groen van Prinsterer: tegen de Revolutie het Evangelie, en laten zien, dat Groen tegenover de beginselen van hen, die de Franse Revolutie ontketend heb ben in hun: geen God en geen mees ter, slechts één remedie zag, toepas sing van het gebod van het heilig Evangelie. Maar dit levensdevies is dan ook niet slechts een stichtelijk woord, waarmee we in de practijk van het leven verder niets kunnen doen, zoals die liberale staatsman, waar we het de vorige week over had den, meende, toen hij het uitsprak, dat -•-e met „Bijbelteksten slechts het mooie staatsrecht verknoeien kunnen". Volstrekt niet, Groen heeft met het opheffen van de banier van het Evan gelie tegenover de Revolutie-idee, een staatkundig program geproclameerd. Want het Evangelie is hét Staatkundig program, het beste, het wijste dat er is. Want ook voor de Staat geldt het: tenzij zij handelen naar dit Woord, zij zullen geen dageraad hebben. En daarom staan we ook direct voor de practische vraag: wat heeft het Evangelie ons voor het terrein van de Staat, voor de politiek en voor het sociale leven dan wel te zeggen? En met deze vraag komen we direct terecht bij een tweede adagium, een tweede lijfspreuk van Groen, dat on der ons allen bekend is: „Daar staat geschreven en daar is geschied.' Groen ziet in de heilige Schrift de normen voor het gehele leven, dus ook voor het openbare leven neerge legd. En Groen beleed, dat dit Woord een kracht Gods is, een dynamische kracht, dat in de historie der mensheid inkomt, niet maar als bij bliksemin slag, verticaal, maar immanent, blij vend, werkend, horizontaal dus. God werkt door Zijn Woord blijvend in op de geschiedenis der mensheid en dus hebben wij ook rekening te houden bij de Staatkunde op wat er in de historie is geschied. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat de geschiedenis normatief gezag zou erlan gen. We bedoelen daar dit mee: het is niet zo, dat wat er nu in de geschiedenis gebeurt, aanvaard moet worden als een norm, waaruit we ten alle tijde Gods wil zouden kennen. Zo is het niet. Gods Woord, het Heilig Evangelie blijft richtsnoer. Maar we hebben wel in de geschiedenis na te speuren wat Gods Hand daarin wrocht. We hebben te letten op de feiten en deze te con fronteren met het Woord Gods. We zien dan in de historie, dat Gods Woord steeds de volstrekte waarheid is, zich nooit op zij laat dringen of laat neutraliseren. Gods Woord leert ons dat de mensheid uit éne bloede is geschapen en de geschiedenis van Nederland b.v. leert ons hoe God ons volk tot aanzijn riep, tot eenheid bracht, in de strijd wierp tegen onder drukkers en het daar weer uitredde. Groen citeert b.v. in dit verband zo juist dat mooie psalmvers Ps 44 2) „Hun zwaard deed hen dit land niet erven, hun arm deed hen geen heil verwerven, maar Uw rechterhand, uw macht, heeft hun die voorspoed toe gebracht." „Daar is geschied." Een eis van christelijke staatkunde is, dat we letten op wat historisch is geworden en dat we dit eerbiedigen zullen. En die historie leert ons al heel duideiyk en concreet, dat de Staat er nooit is om zich zelf, dat de Staat geen primair idee is, maar vrucht van wat in de historie is gegroeid. Niet de Staat was er eerst, maar het gezin, het geslacht, de stam, de familie, het dorp en de stad en het gewest. Groen heeft voor dit historisch gewordende steeds diepe eerbied en respect ge toond. Gij kunt dat b.v. duidelijk mer ken in zijn strijd, bij de Grondwets herziening van 1848, en bij de be handelingen van wetsvoorstellen, die later als de organieke wetten werden aangenomen, de gemeentewet, de provinciale wet en de wet op de wa terschappen. Hier zitten we dus met één slag al midden in de practische politiek en leidt het beginsel van Groen tot lijnrechte tegenstelling met de beginselen, die het liberalisme, als kind der Franse Revolutie, in onze staatswetgeving wilde gekristalliseerd zien. En letten we nu eens op de uitwer king van de Revolutie-idee in landen als Frankrijk, waar men rücksichtslos en unverfroren de Revolutie-idee toe passend, een bloedrode streep trok door alles wat historisch geworden was. Parijs werd eenvoudig het cen trale punt. Daar, werd als een spin in haar web, alle draden van het staatsbestuur samengeknoopt en van daar uit werd een staatsdirigisme toe gepast, dat in geen enkel opzicht meer rekening hield met wat in de loop der eeuwen, historisch in de delen van dat grote, mooie land was gewrocht. Het is dit toegepaste Revolutiebe ginsel, dat tot op vandaag zijn wrange gevolgen doet gevoelen. Er is geen Frans Kabinet, dat nog wortelen kan in het volk. Zij hangen allemaal in de lucht en hebben geen moment be staanszekerheid. De Franse bevolking staat vol wantrouwen en achterdocht tegenover alles wat ambtenaar en over heidspersoon is. Frankrijk heet een arm land. Maar het is dit niet. De bo dem is rijk genoeg, maar geen Frans man van het platteland denkt er aan zijn geld toe te vertrouwen aan een Bank. Hij houdt zich arm en pot zijn geld op in een oude kous. Hij zorgt voor zichzelf, een eigen huisje, een stukje eigen land en de rest laat hem koud. Hij heeft er geen vertrouwen in. En terecht. Wie hiervan iets meer wil En, toen hij dichtbij kwam, hoorde hijmuziek en dans. Lucas 15:25. Wonderlijke klanken uit het vader huis treffen het oor van de oudste zoon, als hij van zijn werk weer huiswaarts gaat. Daar is een vrolijk spel aan de gang! Ja, want daar binnen wordt het verlossingsfeest gevierd. De oudste zoon weet dat nog niet, enals hij er van hoort, dan is zijn houding af wijzend. Een verlossingsfeest, om de terug keer van één, die wel héél ver van 's Vaders hart was afgedwaald. Maar nu, in zijn ellende, is hij opgevangen in 's Vaders armen, gekoesterd aan dat hart, dat hij zo'n pijn gedaan heeft. En, in 's Vaders huis is er voor hem: de plaats van het kind. Dat is de oorzaak van het festijn. Dat dringt naar buiten door. De feestklank, waarbij alles in Oosterse stijl toe gaat, enthousiast. Om reden, dat 's Vaders hart zo ruim en zó mild is, dat zelfs een leven, dat alles ver trapt had, daar volkomen bevrijding vindt. De feestklank van het Vaderhuis! Zegt ons dat iets, in het onderwijs van onze Heiland? Heeft Hij ons daar niet héél duidelijk in voorge houden, wat „het geluid" is, dat van de Kerk 't leven moet binnendrin gen? Is daar iets anders aan de gang dan het bevrijdingsfeest? Als het gaat over „Kerk en Kerken"moet dit ons dan niet boven alles aan grijpen énbeschamen? In hoever gaat de klank van het verlossings festijn van de Kerk uit, naar buiten? Werkt u daar zelf, voor uw deel, aan mee? C. S. V. weten leze maar eens het oriënterende werk in twee delen van Paul Distel- -barth, de Duitser, die Frankrijk jaren lang bezocht n het op zijn duimpje kent. Zijn boek: „Levend Frankrijk", dat verschenen is in de dertiger jaren en de bedoeling had toenadering te bewerken tusen de Duitser en de Fransman, laat ons zien wat de wran ge vruchten zijn geweest, van het centraliséren, naar Revolutie-idee, van het Staatsleven in Frankrijk. En we zien dan duidelijk, en ons tot scherpe waarschuwing, waar toe dat uitwissen van wat God in de geschiede nis van een volk gaf, in de practijk leiden moet. Groen heeft dat alles in zijn tijd, als met profetische blik ge zien en er zijn stem tegen verheven. Dat zijn belijdenis voor het Staats leven, zijn teruggeroepen naar wat ge schreven staat in Gods Woord, maar ook, wat God gedaan heeft in de his torie van land en volk, voor ons maar niet slechts nog historische betekenis heeft, maar ook vandaag nog een bran dende actualiteit bezit, zullen we D.V. volgende week zien. MARNIX. Der leit nog een brief hier vo me van een lezer van de krante, die mien oordeel vraegt over de koaplust die de mensen der teugeswoordig opnae hou- we. Ie noemt mien der verschillende vobeelden van en schrieft mien: Flip, zeit daer noe je oordeel is over. Noe, dat is altied gemakkeliker ge- zeid as gedaen. n Mens is deurgaens wel vlot met z'n oordeel uut te spre ken over de daeje van een aere, mae ons mot toch vo'zichtig wezen, datte we een rechtvaerdig oordeel geven. En dan mot je as 't goed is alle omstan digheden* kennen. En daer komt ons wel is wat an te kort. Noe bin ik in 't algemeen wel met me briefschriever seens, dat er teugeswoordig een oop mense bin, die mae eel gemakkelik der geld uutgeven, onverschillig ofdat ze vuuftig, zeuventig, honderd of hon derdtwintig guldes in de weke ontvan gen, 't gaet ieleke weke schoon op. Der bluuft geen cent van over en as t er op an komt, dan zitten ze nog met schuld en klaegen steen en been datte ze der nie van rond kennen kommen. Ik ken zeivers ook wel zo een gezin ier in de buurl^ waer dat je van nae ken rekenen dat ter op z'n minst een honderd tot honderd twintig guldes in de weke in uus komt. De vaeder ver dient, zo'n goeie zestig guldes, der bin een paer zeuns die aerdig wat inbrin- gen en dan ook nog twee meisen, die ook ieleke weke zo'n dartig gul des thuus bringen saemen. Mae dat gezin staet ondanks dat bekend as een ge zin dat overal schuld eit. Oe komt dat ncr, zal je zeggen? Noe dat is wél nae te rekenen. Der bin mensen, die asse ze nae de stad gaen alle winkels nae- loapen om te zien ofdat ter nog wat van der gaeding bie is. En dan motte ze dat hebben ook. Geld of geen geld.. Je ken teugeswoordig nogal eel wat op afbetaeling kriegen en dan slepen ze het mae mee naer uus, geld of geen geld. Ze bin net as de kleine kinders, asse ze wat zien dan motte ze 't heb ben. Wasmesjien, moderne radio, elec- triek naeimasjien, bromfietsen en zo gae je mae deur, der is geen end van. En as dan an 't end van de maend de rekenieng komt, dan is Olland in last. Want de banketbakker wordt deur gaens bie dergelieke mensen ook nie vergeten. Waerdat een aere mens nie an dienkt, dat ken je bie zukke men sen op taefel vinden. Taertjes en snoepgoed en drank en gae zo mae deur. En netuurlik as je der zo an gaet staen, dan maekt 't geen verschil of dat je zeuventig, honderd of honderd twintig guldes in de week inkommen eit. 't Gaet allemael schoon op en er is ieleke weke tekort. En bie al der koaplust bin zukke mensen nog on- gelokkig ook. Want 't geeft niet de minste bevrediging, datte ze alles ko pen kennen wat dat ter arte begeert. Want der bluuft altied netuurlik- nog veul te wensen over. Der bin altied mensen in de buurt, die nog wat heb ben wat ulder nie hebben. En zolange asdat ze dat ook nie hebben, bin ze met al der speulen die ze wel hebben, en met al der gebakkies en snoepgoed op taefel nog nie tevreje. Want 't bin percies kleine kinders, die alles motte hebben wat dat een aere ook eit. Noe bliekt uut wat mien briefschrie ver der van zeit, dat dergelieke geval len teugeswoordig geen uutzonderin- gen bin. Je treft ze overal en 't blu- ven met al der verdiensten beklae- genswaerdige schepsels, 't Bin een soort mensen, die de weelde nie an- kennen. Der wordt teugeswoordig in dergelike gezinnen veul ingebrocht en de regerieng staet op 't standpunt: laet 't geld mae rollen, de omzetbelasting is ter goed mee en de mensen bin an alle kanten goed verzekerd. Ze bin on derdak as ter werkeloosheid komt, as ze ziek worden of as ze invalide of oud worden. Wat ken der nog gebeu ren? 't Is netuurlik geen wonder dat de zunigheid, die toch een ouwe Ol- landse deugt genoemd wier, der bie de mensen uut gaet. Waervo zalle ze nog spaeren? Vaedertje Staet eit alles vo zn rekenig genomen en laet dus 't geld mae rollen. Kiek, de omstandigheden bringen zo'n ongezonde toestand dus vanzelf mee. Mae daermee bin netuur lik dat soort mensen nie verantwoord. Ik zou zo dinken, dat ier een groate schuld leit bie de moeder in 't gezin. Wanneer die van begin af an, der ver stand gebruukt, der kinders nie in alles der zin geeft, nie drek klaar staet om der kinders altied mae weer aller lei speulgoed te geven, dat aere kin ders ook hebben, de kinders leren zu- nig te wezen met geld en daer zeivers 't vobeeld van geeft, dan zal 't op de lange duur in zukke gezinnen er aeres nae toe gaen. De moeder is veulal de spil waer dat alles om draeit. De Bie- bel geeft ons in Spreuken 31 daer een mooi vobeeld van. 't Is ook ier weer net as met alles, ons mot terug nae wat de Schrift zeit. Die geeft ook vo ons tiedelik bestaen wieze raedgevingen. En dat bringt ook alt: d gelok mee in uus. Wanneer ons luusteren naer wat de Schrift zeit, dan komt ter tevreje- heid, dan komt ter rust en dan komt ter ook verstand en overleg en dan

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3