Hel verleden Iteerl «vees*
DAAR IS GESCHIED
Bij ons lliiiis
Ons
J-umiliMcid
■- Vrij bewerkt door J. Harwood
Vrijdag 20 November 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te
Middelburg.
Een aardig partijtje, gespeeld door
de heren A. Florusse en J. Kallemein,
gespeeld in de winterwedstrijd van de
Schaakvereniging Middelburg, groep 3.
In deze party Iaat wit enkele malen
zyn kansen glippen, toch komt hij nog
goed te staan. Zwart echter wacht zyn
beurt af en als zijn kans komt, slaat
hij toe.
Wit: Florusse. Zwart: Kallemein.
(Geweigerd Damegambiet).
1. d2d4 dTd5
2. c2c4 e7e6
3. Pgl—f3 Pb8c6
4. e2e3 Pg8—f6
5. Lfl—d3
Iets beter is Pbd2 of Pc3.
5Pf6e4
6. Ld3xe4
Wit geeft al vlug zyn goede Loper te
gen het lastige Paard; m.i. was hier
00 beter en dan het Pe4 verjagen
door Pfd2 en f3.
6d5xe4
7. Pf3d2 LfSb4
8. 0—0 f7—f5
9. a2a3
Ook f3 kwam in aanmerking.
9Lb4e7
10. b2b4
Wit gaat het op de Damevleugel zoe
ken.
10Le7—f6
Maakt ruimte voor Pc6; er dreigde b5,
Pa5, Da4, c6, Pc3 en wit staat prachtig.
11. Pd2—b3 b7—b6
12. Lel—b2 0—0
13. f2—f3
Eerst moest Pbd2; alle stukken zyn
dan ontwikkeld en wit kan zyn plan
nen gaan uitvoeren.
1 3Lc8—b7
14. b4b5
Niet zo best. Nog steeds was PbdZ
goed, of ook fe4, fe4, Dg4 was niet
slecht.
1 4Pc6—e7
15. f3—f4 Pe7—g6
16. Pblc3 Ta8c8
Zwart wil c5 proberen; hij kan echter
niet veel beginnen en moet maar af
wachten wat wit van plan is.
17. c4c5 Lb7—d5
18. Tal—bl
Niet erg duldeiyk; meer in aanmerking
kwam a4.
Een der lezers van ons Weekend, werd geïnspireerd tot het volgende ge
dicht, nadat hij las van het dichten van het laatste dijkgat op Schouwen en
Duiveland.
Op zes November, onder starrenpracht,
klonk het „WILHELMUS' in donkere nacht.
De dijk is weer dicht,
Het water is gezwicht!
Wat de woeste zee heeft stukgetrokken,
Werd gevuld met grijs-betonnen blokken!
Ze zakten langzaam in de wond van klei en zand.
Dat deden de mannen van Nederland!
De dijk is dicht, maar nóg blubbert de baggerij
Langs huis en schuur en boerderij.
Maar op de dijk wapperde de Nederlandse vlag
Verblijdend het hart van wie het zag!
We hebben herwonnen ons land op de zee.
Gedachtig ons wapen: „JE MAINTIENDRAI"!
Sirenes loeiden in machtig aceoord
Het werd, via de aether, alom gehoord!
„Ik worstel, kom boven!" is de spreuk van de Zeeuw
De spreuk van ons volk, al eeuw na eeuw!
Maar op zijn hofstee, de handen te saam,
Dankt menige boer, Gods Heilige NAAM!
Wormer, Nov. 1953.
A. VAN VELZEN.
30. Tblxb3
31. Ta2xa5
32. e3xd4?
c7c5
c5xd4
de andere randen deed. Dan nog de
letters. Hiervoor neem je natuurlijk de
naamletters van degene, voor wie de
nachtzak bestemd is. Ik zette er zo
maar twee letters in. Wie zelf geen
mooie letters heeft om na te tekenen,
schrijft mij maar even, die krijgt er
van mij wel een paar toegezonden. Wie
dit werkje soms nog voor Sint Nicolaas
wil doen, moet er haast-je-rep-je aan
beginnen, want al is het werk eenvou
dig, wil het goed worden, vraagt het
toch veel tijd. Gegroet handwerkende
nichtjes.
18
Fg6e7
19. Lb2—al
Ld 5c4
20. Tfl—f2
Pe7d5
21. Pc3xd5
Dd8d5
22. a3 a4
Tf8d8
23. a4a5
Lc4d3
24. Tbl—cl
Ld3xb5
25. c5xb6
a7xb6
26. Tf2d2
Lb5a4
Nu ls het zwart, die het
wit moet alles bijzetten
ken te verliezen.
27. Tel—bl
28. Td2a2
29. Ddlxd3
stokje zwaait;
om geen stuk-
b6xa5
Lc4xb3
Dd5xb3
3.
„Je ogen vertelden het mijn kind. Bovendien heeft papa
zoeven iets opgemerkt, waaruit ik conclusies getrokken
heb."
„Papa? Weet Papa dan.Ernst wilde zo gauw moge
lijk met hem spreken."
„Papa heeft jullie vanmiddag samen gezien, Alice. Jullie
zullen hem wel niet opgemerkt hebben. Papa kwam het
mij verontwaardigd vertellen."
„Verontwaardigd?" vroeg Alice, kinderlijk verbaasd.
„Waarom, mama?"
„Ik wil je niet verhelen, kind, dat je voor moeilijkheden
zult komen te staan. Ik vrees, dat papa zijn toestemming
niet geven zal of hjj moet van mening veranderen."
„Maar waarom dan niet? Is er iets op Ernst aan te
merken?"
Werkelijk verwonderd, beangst tevens, zag Alice haar
moeder aan. Klaarblijkelijk had zij niet het minste begrip
van de mening van haar vader.
„Is het, omdat ik Percyvroeg zij toen opeens, alsof
haar een licht op ging.
„Papa neemt je inderdaad nog heel kwalijk, dat je
Percy toen hebt afgewezen, maar
„Maar, mama, papa mag toch niet van mij vergen, dat
ik trouw met iemand, die ik beslist niet liefheb?!"
„Dat heb ik hem ook gezegd, Alice. Maar nu moeten
we niet afdwalen. Ik gaf slechts antwoord op je vraag,
die evenwel niets te maken heeft met het onderwerp van
ons gesprek."
„Maar waarom is papa dan tegen een verbintenis van
Ernst en mij?"
„Het is beneden je stand, naar de mening van papa. Hij
heeft niets tegen dominee Peyton als persoon, maar baron
Glenby kan niet een dorpsdominee als schoonzoon hebben".
„Denkt u er ook zo over, mama?"
„Neen, kind, dat weet je wel. Ik wil dominee Peyton
gaarne als schoonzoon, omdat ik weet, dat je gelukkig met
hem zult zijn. Mijn zegen heb je. Maar tenslotte moet papa
beslissen en ik vrees, dat er een zware wijs zal opgaan.
Koester voorlopig nog geen illusies, Alice. Als papa niet
van mening verandert, geeft hij geen toestemming."
„Maar, mama," de tranen springen het meisje in de
ogen „dat zou verschrikkelijk zijn. Ik meen, dat papa
dat niet doen mag."
Dat laten we even buiten beschouwing. Je bent het toch
met mij eens, dat je je vader hebt te gehoorzamen, niet
waar?"
„Ja, mama. Maar het zal mij zo zwaar vallen. Ik zal het
niet kunnen dragen. Kunt u niet eens met papa praten?"
„Ik heb er over nagedacht sinds papa het boudoir heeft
verlaten. We moeten niets forceren. Als jullie elkaar wer
kelijk liefhebben, en dat geloof ik graag, kunnen jullie
nog wel even wachten. Ik zal eens met dominee Peyton
praten. We moeten proberen, te voorkomen, dat papa hem
rauwelings afwijst. En dan hoop ik, papa tot andere ge
dachten te kunnen brengen."
Het gesprek werd ruw afgebroken, want de deur ging
open en binnentrad de oudste dochter van de barones,
Isabelle, die niets op haar moeder geleek, dus ook niet op
haar zuster Alice. De Glenby's hadden nog een zoon, maar
die was op de kostschool te Eton. Hij was de Benjamin.
„Ik heb je vanmiddag gezocht. Waar was je, Alice?"
„Zieken in het dorp bezocht."
„Och ja, dat had ik kunnen denken. Waar je genoegen
in hebt! Enfin, dat is jouw zaak."
Alice gaf er geen antwoord op. Zij kende de mening van
haar zuster, die het trotse karakter van de baron had
geërfd.
Over onbelangrijke onderwerpen werd nog door het drie
tal gesproken, waarna de beide dochters het vertrek ver
lieten.
De barones zette zich aan haar notenhouten schrijf
tafeltje en pende een kort briefje:
„Waarde dominee Peyton.
Wilt u morgen vóór twaalf uur eens even op het kas
teel komen? Ik heb een ernstige zaak met u te bespre
ken.
Met vriendelijke groeten,
E., barones Glenby, geb. Clauton."
Zij schelde de butler en gaf hem opdracht, de brief zo
spoedig mogelijk aan de pastorie te bezorgen.
Even vóór het diner had zij de baron nog apart.
„George," vroeg zij, „wil je mij een genoegen doen?"
„Natuurlijk, Iie-"e. Zoals steeds. Waarmee kan ik je van
dienst zijn?"
„Val Alice alsjeblieft niet lastig over wat je mij van
middag verteld hebt. Laten we toch de vrede in ons huis
bewaren."
„Hm, waarom niet? Ik was helemaal niet van plan, er
met Alice over te spreken. Die dominee zal, veronderstel
ik tenminste, zijn fatsoen wel kennen, hoewel ik er sinds
vanmiddag aan ga twijfelen. Hij zal toch bij mij dienen
te komen. En dan zal ik hem wel aan het verstand bren
gen, dat hij zijn plaats moet kennen."
De barones was voorlopig tevreden. Dit antwoord strook
te met haar voornemens.
Wit ziet het gevaar niet op de onderste
lijn.
32Tc8elf
33. Kgl—f2 Tclxal
34. Ta5xal Lf6xd4f
en wit gaf op. Na Ke2 volgt Lal en
zwart is een stuk en 2 pionnen voor.
De ladderwedstrijd.
Allereerst geven we hier de nieuwe
opgaven.
Zie diagram 89.
Wit: Kcl, Dg4, Tdl, Thl, Lc4, Le3,
pi: a2, b2, e4, e5, g2, h2.
Zwart: Kf8, Da5, Ta8, Th8, Lc8, Pg8,
pi: a6, b6, c7, c3, f7, g7, h7.
Zie diagram 90.
Wit: Kgl, De2, Tel, Aal, Pe4, pi: a2,
c4, d4, f2, g3.
Zwart: Kg8, Dc7, Tc8, Tf8, Pc6, pi:
a7, b7, e6,f7, g7.
De oplossingen van de vorige pro
blemen zijn:
Probleem 87. 1. Lg2h3 (Sleutelzet).
Probleem 88. 1. Ld8b6, ab6. 2. Lb7,
Ka7. 3. Pc6 f en mat. Of: 1Ka8.
2. Pc6, ab6. 3. Pc7 t en mat.
En nu volgt de stand der ladder:
W. D. te G. (81) P. A. C. te O. (81); J.
W. Ch. te Th. (81); J. B. te K. (69);
G. v. W. te K. (66); J. S. te K. (60);
M. W. te W. (46); J. A. te Z. (36); G.
J. d. V. te VI. (32); L. F. te K. (30);
B. v. d. B. te S. (29); A. K. te C. (21);
P. J. S. te S. (8); C. J. te VI. (5); A
B. te Th. (4); M. D. te T. (4).
De prijs over de maand October moest
hier by loting geschieden; deze viel op
de heer P. A. Catsman, Nieuwstraat 27
te Oostburg. Gefeliciteerd.
Correspondentie: De heer J. B. te K.
Ik zal dat nog eens bestuderen; de. tijd
ontbreekt my momenteel U reeds van
antwoord te dienen. U krygt persoon
lijk bericht van my.
Met schaakgroeten,
Probleem 89.
J. J.
a b
ede
f g h
Wit
aan zet wint
(4 punten).
Probleem
90.
a b c d e g h
Wit aan zet wint (3 punten).
van
Vrjjdag 20 Nov. 1953, No. 2638
Ditgave van
Oosterbaan Le Colntre N.V.
Goés
eeuu/scH
u/eexem
DIT DE SCHRIFT
De vorige week hebben we gehan
deld over het devies van Groen van
Prinsterer: tegen de Revolutie het
Evangelie, en laten zien, dat Groen
tegenover de beginselen van hen, die
de Franse Revolutie ontketend heb
ben in hun: geen God en geen mees
ter, slechts één remedie zag, toepas
sing van het gebod van het heilig
Evangelie. Maar dit levensdevies is
dan ook niet slechts een stichtelijk
woord, waarmee we in de practijk
van het leven verder niets kunnen
doen, zoals die liberale staatsman,
waar we het de vorige week over had
den, meende, toen hij het uitsprak, dat
-•-e met „Bijbelteksten slechts het
mooie staatsrecht verknoeien kunnen".
Volstrekt niet, Groen heeft met het
opheffen van de banier van het Evan
gelie tegenover de Revolutie-idee, een
staatkundig program geproclameerd.
Want het Evangelie is hét Staatkundig
program, het beste, het wijste dat er
is. Want ook voor de Staat geldt het:
tenzij zij handelen naar dit Woord, zij
zullen geen dageraad hebben.
En daarom staan we ook direct voor
de practische vraag: wat heeft het
Evangelie ons voor het terrein van de
Staat, voor de politiek en voor het
sociale leven dan wel te zeggen?
En met deze vraag komen we direct
terecht bij een tweede adagium, een
tweede lijfspreuk van Groen, dat on
der ons allen bekend is: „Daar staat
geschreven en daar is geschied.'
Groen ziet in de heilige Schrift de
normen voor het gehele leven, dus
ook voor het openbare leven neerge
legd. En Groen beleed, dat dit Woord
een kracht Gods is, een dynamische
kracht, dat in de historie der mensheid
inkomt, niet maar als bij bliksemin
slag, verticaal, maar immanent, blij
vend, werkend, horizontaal dus. God
werkt door Zijn Woord blijvend in op
de geschiedenis der mensheid en dus
hebben wij ook rekening te houden bij
de Staatkunde op wat er in de historie
is geschied.
Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat de
geschiedenis normatief gezag zou erlan
gen. We bedoelen daar dit mee: het is
niet zo, dat wat er nu in de geschiedenis
gebeurt, aanvaard moet worden als een
norm, waaruit we ten alle tijde Gods
wil zouden kennen. Zo is het niet.
Gods Woord, het Heilig Evangelie
blijft richtsnoer. Maar we hebben wel
in de geschiedenis na te speuren wat
Gods Hand daarin wrocht. We hebben
te letten op de feiten en deze te con
fronteren met het Woord Gods. We
zien dan in de historie, dat Gods
Woord steeds de volstrekte waarheid
is, zich nooit op zij laat dringen of
laat neutraliseren. Gods Woord leert
ons dat de mensheid uit éne bloede
is geschapen en de geschiedenis van
Nederland b.v. leert ons hoe God ons
volk tot aanzijn riep, tot eenheid
bracht, in de strijd wierp tegen onder
drukkers en het daar weer uitredde.
Groen citeert b.v. in dit verband zo
juist dat mooie psalmvers Ps 44 2)
„Hun zwaard deed hen dit land niet
erven, hun arm deed hen geen heil
verwerven, maar Uw rechterhand, uw
macht, heeft hun die voorspoed toe
gebracht."
„Daar is geschied."
Een eis van christelijke staatkunde
is, dat we letten op wat historisch is
geworden en dat we dit eerbiedigen
zullen.
En die historie leert ons al heel
duideiyk en concreet, dat de Staat
er nooit is om zich zelf, dat de Staat
geen primair idee is, maar vrucht van
wat in de historie is gegroeid. Niet de
Staat was er eerst, maar het gezin,
het geslacht, de stam, de familie, het
dorp en de stad en het gewest. Groen
heeft voor dit historisch gewordende
steeds diepe eerbied en respect ge
toond. Gij kunt dat b.v. duidelijk mer
ken in zijn strijd, bij de Grondwets
herziening van 1848, en bij de be
handelingen van wetsvoorstellen, die
later als de organieke wetten werden
aangenomen, de gemeentewet, de
provinciale wet en de wet op de wa
terschappen. Hier zitten we dus met
één slag al midden in de practische
politiek en leidt het beginsel van
Groen tot lijnrechte tegenstelling met
de beginselen, die het liberalisme, als
kind der Franse Revolutie, in onze
staatswetgeving wilde gekristalliseerd
zien.
En letten we nu eens op de uitwer
king van de Revolutie-idee in landen
als Frankrijk, waar men rücksichtslos
en unverfroren de Revolutie-idee toe
passend, een bloedrode streep trok
door alles wat historisch geworden
was. Parijs werd eenvoudig het cen
trale punt. Daar, werd als een spin
in haar web, alle draden van het
staatsbestuur samengeknoopt en van
daar uit werd een staatsdirigisme toe
gepast, dat in geen enkel opzicht meer
rekening hield met wat in de loop der
eeuwen, historisch in de delen van dat
grote, mooie land was gewrocht.
Het is dit toegepaste Revolutiebe
ginsel, dat tot op vandaag zijn wrange
gevolgen doet gevoelen. Er is geen
Frans Kabinet, dat nog wortelen kan
in het volk. Zij hangen allemaal in de
lucht en hebben geen moment be
staanszekerheid. De Franse bevolking
staat vol wantrouwen en achterdocht
tegenover alles wat ambtenaar en over
heidspersoon is. Frankrijk heet een
arm land. Maar het is dit niet. De bo
dem is rijk genoeg, maar geen Frans
man van het platteland denkt er aan
zijn geld toe te vertrouwen aan een
Bank. Hij houdt zich arm en pot zijn
geld op in een oude kous. Hij zorgt
voor zichzelf, een eigen huisje, een
stukje eigen land en de rest laat hem
koud. Hij heeft er geen vertrouwen in.
En terecht. Wie hiervan iets meer wil
En, toen hij dichtbij kwam, hoorde hijmuziek en dans.
Lucas 15:25.
Wonderlijke klanken uit het vader
huis treffen het oor van de oudste
zoon, als hij van zijn werk weer
huiswaarts gaat. Daar is een vrolijk
spel aan de gang!
Ja, want daar binnen wordt het
verlossingsfeest gevierd. De oudste
zoon weet dat nog niet, enals hij
er van hoort, dan is zijn houding af
wijzend.
Een verlossingsfeest, om de terug
keer van één, die wel héél ver van
's Vaders hart was afgedwaald. Maar
nu, in zijn ellende, is hij opgevangen
in 's Vaders armen, gekoesterd aan
dat hart, dat hij zo'n pijn gedaan
heeft. En, in 's Vaders huis is er voor
hem: de plaats van het kind. Dat is
de oorzaak van het festijn. Dat dringt
naar buiten door. De feestklank,
waarbij alles in Oosterse stijl toe
gaat, enthousiast. Om reden, dat 's
Vaders hart zo ruim en zó mild is,
dat zelfs een leven, dat alles ver
trapt had, daar volkomen bevrijding
vindt.
De feestklank van het Vaderhuis!
Zegt ons dat iets, in het onderwijs
van onze Heiland? Heeft Hij ons
daar niet héél duidelijk in voorge
houden, wat „het geluid" is, dat van
de Kerk 't leven moet binnendrin
gen? Is daar iets anders aan de gang
dan het bevrijdingsfeest? Als het
gaat over „Kerk en Kerken"moet
dit ons dan niet boven alles aan
grijpen énbeschamen? In hoever
gaat de klank van het verlossings
festijn van de Kerk uit, naar buiten?
Werkt u daar zelf, voor uw deel,
aan mee?
C. S. V.
weten leze maar eens het oriënterende
werk in twee delen van Paul Distel-
-barth, de Duitser, die Frankrijk jaren
lang bezocht n het op zijn duimpje
kent. Zijn boek: „Levend Frankrijk",
dat verschenen is in de dertiger jaren
en de bedoeling had toenadering te
bewerken tusen de Duitser en de
Fransman, laat ons zien wat de wran
ge vruchten zijn geweest, van het
centraliséren, naar Revolutie-idee, van
het Staatsleven in Frankrijk.
En we zien dan duidelijk, en ons tot
scherpe waarschuwing, waar toe dat
uitwissen van wat God in de geschiede
nis van een volk gaf, in de practijk
leiden moet. Groen heeft dat alles in
zijn tijd, als met profetische blik ge
zien en er zijn stem tegen verheven.
Dat zijn belijdenis voor het Staats
leven, zijn teruggeroepen naar wat ge
schreven staat in Gods Woord, maar
ook, wat God gedaan heeft in de his
torie van land en volk, voor ons maar
niet slechts nog historische betekenis
heeft, maar ook vandaag nog een bran
dende actualiteit bezit, zullen we D.V.
volgende week zien. MARNIX.
Der leit nog een brief hier vo me
van een lezer van de krante, die mien
oordeel vraegt over de koaplust die de
mensen der teugeswoordig opnae hou-
we. Ie noemt mien der verschillende
vobeelden van en schrieft mien: Flip,
zeit daer noe je oordeel is over.
Noe, dat is altied gemakkeliker ge-
zeid as gedaen. n Mens is deurgaens
wel vlot met z'n oordeel uut te spre
ken over de daeje van een aere, mae
ons mot toch vo'zichtig wezen, datte
we een rechtvaerdig oordeel geven. En
dan mot je as 't goed is alle omstan
digheden* kennen. En daer komt ons
wel is wat an te kort. Noe bin ik in
't algemeen wel met me briefschriever
seens, dat er teugeswoordig een oop
mense bin, die mae eel gemakkelik der
geld uutgeven, onverschillig ofdat ze
vuuftig, zeuventig, honderd of hon
derdtwintig guldes in de weke ontvan
gen, 't gaet ieleke weke schoon op. Der
bluuft geen cent van over en as t er
op an komt, dan zitten ze nog met
schuld en klaegen steen en been datte
ze der nie van rond kennen kommen.
Ik ken zeivers ook wel zo een gezin
ier in de buurl^ waer dat je van nae
ken rekenen dat ter op z'n minst een
honderd tot honderd twintig guldes in
de weke in uus komt. De vaeder ver
dient, zo'n goeie zestig guldes, der bin
een paer zeuns die aerdig wat inbrin-
gen en dan ook nog twee meisen, die
ook ieleke weke zo'n dartig gul des
thuus bringen saemen. Mae dat gezin
staet ondanks dat bekend as een ge
zin dat overal schuld eit. Oe komt dat
ncr, zal je zeggen? Noe dat is wél nae
te rekenen. Der bin mensen, die asse
ze nae de stad gaen alle winkels nae-
loapen om te zien ofdat ter nog wat
van der gaeding bie is. En dan motte
ze dat hebben ook. Geld of geen geld..
Je ken teugeswoordig nogal eel wat op
afbetaeling kriegen en dan slepen ze
het mae mee naer uus, geld of geen
geld. Ze bin net as de kleine kinders,
asse ze wat zien dan motte ze 't heb
ben. Wasmesjien, moderne radio, elec-
triek naeimasjien, bromfietsen en zo
gae je mae deur, der is geen end van.
En as dan an 't end van de maend de
rekenieng komt, dan is Olland in last.
Want de banketbakker wordt deur
gaens bie dergelieke mensen ook nie
vergeten. Waerdat een aere mens nie
an dienkt, dat ken je bie zukke men
sen op taefel vinden. Taertjes en
snoepgoed en drank en gae zo mae
deur. En netuurlik as je der zo an
gaet staen, dan maekt 't geen verschil
of dat je zeuventig, honderd of honderd
twintig guldes in de week inkommen
eit. 't Gaet allemael schoon op en er
is ieleke weke tekort. En bie al der
koaplust bin zukke mensen nog on-
gelokkig ook. Want 't geeft niet de
minste bevrediging, datte ze alles ko
pen kennen wat dat ter arte begeert.
Want der bluuft altied netuurlik- nog
veul te wensen over. Der bin altied
mensen in de buurt, die nog wat heb
ben wat ulder nie hebben. En zolange
asdat ze dat ook nie hebben, bin ze
met al der speulen die ze wel hebben,
en met al der gebakkies en snoepgoed
op taefel nog nie tevreje. Want 't bin
percies kleine kinders, die alles motte
hebben wat dat een aere ook eit.
Noe bliekt uut wat mien briefschrie
ver der van zeit, dat dergelieke geval
len teugeswoordig geen uutzonderin-
gen bin. Je treft ze overal en 't blu-
ven met al der verdiensten beklae-
genswaerdige schepsels, 't Bin een
soort mensen, die de weelde nie an-
kennen. Der wordt teugeswoordig in
dergelike gezinnen veul ingebrocht en
de regerieng staet op 't standpunt: laet
't geld mae rollen, de omzetbelasting
is ter goed mee en de mensen bin an
alle kanten goed verzekerd. Ze bin on
derdak as ter werkeloosheid komt, as
ze ziek worden of as ze invalide of
oud worden. Wat ken der nog gebeu
ren? 't Is netuurlik geen wonder dat
de zunigheid, die toch een ouwe Ol-
landse deugt genoemd wier, der bie de
mensen uut gaet. Waervo zalle ze nog
spaeren? Vaedertje Staet eit alles vo
zn rekenig genomen en laet dus 't geld
mae rollen. Kiek, de omstandigheden
bringen zo'n ongezonde toestand dus
vanzelf mee. Mae daermee bin netuur
lik dat soort mensen nie verantwoord.
Ik zou zo dinken, dat ier een groate
schuld leit bie de moeder in 't gezin.
Wanneer die van begin af an, der ver
stand gebruukt, der kinders nie in
alles der zin geeft, nie drek klaar staet
om der kinders altied mae weer aller
lei speulgoed te geven, dat aere kin
ders ook hebben, de kinders leren zu-
nig te wezen met geld en daer zeivers
't vobeeld van geeft, dan zal 't op de
lange duur in zukke gezinnen er aeres
nae toe gaen. De moeder is veulal de
spil waer dat alles om draeit. De Bie-
bel geeft ons in Spreuken 31 daer een
mooi vobeeld van. 't Is ook ier weer
net as met alles, ons mot terug nae wat
de Schrift zeit. Die geeft ook vo ons
tiedelik bestaen wieze raedgevingen.
En dat bringt ook alt: d gelok mee in
uus. Wanneer ons luusteren naer wat
de Schrift zeit, dan komt ter tevreje-
heid, dan komt ter rust en dan komt
ter ook verstand en overleg en dan