JONGEN
Bij ons Ui ui!
mm
II,WI; 4®; fó.28,32,36,37,38,39'43'
Om
TathiUMad
Tegen de revolutie
het evangelie
Vrijdag 13 November 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
0
X Op de 5e rij de naam vaa
een lichaamsdeel.
XOp de 6e rij zoals heel gro
te mensen genoemd worden
De letters op de plaats van de kruis
jes, van boven naar beneden gelezen,
noemen we iemand van wie we altijd
veel houden.
III. Met R is t een bengel.
Met B iemand die ons eten ver
koopt.
Met W wordt men het 's morgens.
Met St. is het een arme man of
vrouw.
Met M is het een vriendje.
Mijn beste nichtjes en neven,
Jullie krijgen ons Weekend Vrijdags
thuis, maar je begrijpt, dat ik al eer
der moet schrijven om alles in de
krant te krijgen. En terwijl ik jullie
schrijf, is het nog maar kort geleden,
dat we het blijde bericht hoorden, dat
nu het laatste gat in de dijken van
Zeeland dicht zijn. Wat is dat toch
heerlijk. Nu is het ergste geleden,
maar voor velen komt nog een moei
lijke tijd, als de vaders en moeders
weer hard aan het werk moeten om
het huis weer klaar te maken, zodat er
in gewoond kan worden. Maar toch.
bij alle narigheid en hard werken zal
ieder wel heel-heel blij zijn weer in
eigen huis te zijn. Ja, die vorige week
Vrijdag was een feestdag voor ons
Zeeland vooral, maar toch ook voor 't
hele land Nu zeg ik nog even dat Girl
te Goes om de prijs kan komen. Net
als de vorige keer. Verder allemaal
veel groeten van jullie tante Truus.
Oleander te Grijpskerke. Wil je me
even de naam van de straat waarin je
woont schrijven, dan kan ik je prijs
opsturen. Toen ik mijn lijst nakeek om
je prijs te laten versturen, bemerkte
ik, dat ik niet je hele adres had en
dan zou ik de kans hebben dat het
boek eerst weer naar Goes terugge
stuurd wordt. Doe je het gauw. Dan is
het boek ook direct op reis naar Gr.
Hnlstbesje te Oudelande. Wat heb jij
een prachtige reis gemaakt. Hoe groot
was jullie club? Ik ben al een paar
maal in D. geweest en vond het er
altijd weer even fijn. Misschien heb
ben jullie wel in hetzelfde hotel ge
slapen als ik. Waar stond het? Eigen
lijk een beetje griezelig in die grotten
he? B. is ook een heel mooie stad.
Daar kun je wel een week lang rorid-
kijken. Hebben de onderwijzers je
daar de plaats nog gewezen, waar Eg-
mond en Hoorne zijn onthoofd? Nach
tegaal te Heinkenszand. Ik ben net één
dag eerder naar die tentoonstelling ge
weest als jij. Jammer, want anders
hadden we elkaar eens gezien. Ja, zo
veel repetities maken wel, dat je het
druk hebt. Hoe staat het er anders
mee, niet al te veel tegenvallers ge
had? Wat ben je voor linnennaaien
aan het doen? SS. te Koudekerke.
Daar heb je me wel de oplossingen
gestuurd maar mij meteen ook een
raadsel opgegeven, want ik weet niet
of jè een neef of een nicht bent.
Schrijf me de volgende keer maar eens
een brief en vertel wat van je zelf.
Dat doen de andere neven en nichten
ook. In welke klas zit je op school? Je
schrijft al keurig en dat terwijl je nog
zo jong bent. Honingbijtje te St. Lau
rens. Gelukkig dat ons honingbijtje
weer terug kwam vliegen naar ons
Weekendhoekje. Je hebt me lang in
de steek gelaten hoor, maar nu weet
ik tenminste weer hoe het met je gaat.
Je bent dus pas jarig geweest. Gefeli
citeerd hoor. Nu schrijf je me toch ze
ker wel, wat je gekregen hebt. Hoe
gaat het met dat kleine kalfje. Ja.
als je even bij me komt binnenwippen,
zullen we samen wel een patroontje
uitzoeken. Girl te Goes. Dit keer heb
je een prachtig portret getekend met
een fijne japon. Als ik een nieuwe ja
pon moet hebben, ga ik er vast zo
een uitzoeken. Maar ik merk zo wel,
dat jij heel aardig kunt tekenen. Ik
heb net het gevoel of ik L. ook al een
beetje ken, want jij vertelt er zo ge
zellig over. L. vindt het zeker wel ver
velend als je naar school gaat, want
dan is er niemand om met haar te spe
len. Moeder heeft wel wat anders te
doen, denk ik. Teken eens een portret
van L. Nico de J. te Zierikzee. Ik ben
blij, dat ik weer wat hoor uit Zierik
zee. Lijkt alles weer een beetje ge
woon in de stad? Wat fijn hè, dat het
laatste gat nu gedicht is. Dat was
toch zeker geen plezierige tocht naar
K. toen jullie door de modder en slik
moesten stappen. Ging je naar familie?
Jij blijft vast niet zitten hoor, want je
schrijft zo'n keurige brief. Me nu niet
zo lang laten wachten als de vorige
keer neef, want dat doe je niet in de
familie.
De oplossingen zijn:
I. Oss-Doorn-Driebergen-Goes.
II. Handschoen.
III. Leiderdorp drop rood Leo ei Rie.
Nieuwe raadsels:
I. Zet letters in de plaats van de
kruisjes en stippen.
X Op de le rij Romeins cijfer
voor 1000.
Op de 2e rij de naam van
een viervoetig dier.
Op de derde rij een getal
boven 10.
Op de 4e rij een getal be
neden 10.
n. Mijn eerste is een vis.
Mijn tweede deel is een vis.
Mijn derde gedeelte is het tegen
overgestelde van dichtbij.
Het geheel is een vogel, die
graag vis eet.
De oplossingen kunnen tot Zaterdag
21 November met vermelding van
voornaam, naam (schuilnaam als je die
hebt) leeftijd en adres worden gezon
den aan tante Truus, Red. Zeeuws
Weekend te Goes.
Redacteur H. M. SLABBEKOORN, Oostsingel 60a, Goes.
Ter oplossing.
Aut. J. Puister, Groningen.
Debutant Problemist.
®.U9'„13' 15' 16' 23> 25- 29, 33.
Wit. 20, 21, 24, 27, 32, 34, 35, 37, 40,
50.
Aut. J. H. H. Scheijen, Kerkrade.
Zw. 1, 6, 9, 10, 11, 13, 20, 21, 25,
36, 38.
Wit. 18, 22, 28, 29, 34, 37, 40, 46, 47,
48, 49.
Aut. J. A. Pennings, Den Bosch.
Zw. 8, 10, 11, 17, 29, 35, 37.
Wit. 18, 23, 27, 28, 34, 44, 47.
Aut. D. Vuurboom, Granerbrug.
Zw. 1, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 16, 23, 24,
25, 28, 30, 36.
Wit. 17, 21, 27, 32, 34, 35, 37, 38,
39, 40, 41, 43, 47, 49, 50.
Aut. J. Viergever Barendrecht.
Zw. 1, 5, 6, 9, 13, 16, 19, 23, 24, 26,
29, 30, 39.
Wit. 15, 16, 21, 27, 28, 32, 33, 35, 37,
38, 44, 45, 49.
Aut. Joh. v. d. Boogaard.
Zw. 1, 6, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 17, 24,
27, 36.
Wit. 13, 25, 26, 28, 33, 34, 39, 41, 42,
43, 44, 47.
Aut. C. Nierop, Amsterdam.
Zw. 4, 6, 8, 9, 11, 13, 17, 19, 20, 23,
25, 27, 28, 31.
Wit. 15, 24, 30, 34, 36, 38, 39, 41,
X
Aut. R. Losekoot Jr, Diemen. -->
Zw. 1, 6, 10, 11, 12, 17, 23, 26, 29, 42' 43' 44' 46' 48' 49'
34, 40, 44. Corstanje, Vlissingen.
Wit. 19, 21, 28, 31, 35, 36, 37, 38, 42, J b
43, 45, 49.
Aut. G. v. d. Linde, Zutphen.
Zw. 5, 6, 7, 8, 9, 14, 19, 20, 23, 29,
33, 34, 35, 39, 45.
Wit. 17 21, 22, 25, 27, 36, 38, 40, 42,
43, 47, 48, 49, 50.
Aut. C. Schaap, Heusden.
Zw. 6, 8, 12, 13. 14, 18, 19, 24, 25, 29,
49.
Aut. A. P. Hoogvelt, Eindhoven.
Zw. 7, 8, 9, 18, 19, 23, 24, 26, 29, 36.
Wit. 27, 28, 32, 33, 37, 38, 40, 42, 45,
Aut .H. M. Roos, Eindhoven.
Zw. 7, 8, 9, 10, 11, 17, 22, 23, 24, 25,
28, 35.
Wit. 26, 31, 34, 37, 39, 40, 41, 43, 44,
48, 49, 50.
Deze opgaven ontleenden wij aan de
„Problemist".
Voor enkele jaren waren er verschil
lende dammers in Zeeland, die zich
gaarne bezighielden met het samen
stellen van problemen. We noemen hier:
C. K. Kaan, J. J. Kaan, J. de Smet, A.
Porrey, C. v. Biemen, A. Rijk en andere.
Thans is het alleen nog de heer Cor
stanje die van zich laat horen.
Gaarne zullen wij problemen plaat
sen van aspirant Zeeuwse componisten.
Inzendingen verwacht ik gaarne,
evenals oplossingen van de problemen.
Mijnheer Loopgraag hield veel van wandelen. Maar eens
op een keer was hij verdwaald. Ha, dacht hij, daar staat de
naam van het dorp waar ik ben. Maar kwajongens hadden
de letters verhangen! Nu wist mijnheer Loopgraag nog niet
hoe de naam was van het dorp. Weten jullie het?
HIJ SCHIET NIET
Aut. A. A. Polman, Bussum.
Zw. 7, 9, 10, 12, 15, 17, 18, 26, 35.
Wit. 16, 21, 23, 27, 28, 29, 33, 34, 49.
y&oLL
Een lid van de Russische ambassade
wandelt in Den Haag langs 't Buiten
hof en ziet daar een paar van onze sol
daten zitten. Hij gaat naar de jongens
toe en vraagt minzaam aan een van
hen:
„Jongeman, als de Engelsen Uw land
zouden overvallen, zou U dan schieten?"
„Welnee", zegt de soldaat.
„En als de Amerikanen kwamen?"
„Ook niet.'
„Maar als de Russen nu eens Uw
land binnenvielen?"
„Evenmin, ik ben namelijk van de
nyiTjflk
G. Hanssens, Bussum.
Aut. B. Kramer, Maastricht.
Zw. 5, 10, 12, 13, 17, 18, 22, 23, 28,
29 33.
Wit'. 14, 25, 27, 30, 31, 35, 36, 38, 41,
42, 46, 48.
van
Vrijdag 13 Nov. 1953, No. 2632
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
tjeeuu/scH
Z_ u/eexe/fD
Dit adagium van Groen van Prin-
sterer kennen we allen. Bij alle onder
scheid, dat er wezen mag tussen de
verschillende protestants-christelij ke
partijen, hetzij zij zich anti-revolutio
nair, christelijk-historisch, staatkundig
gereformeerd of lid van het gerefor
meerd politiek verbond noemen, vin
den zij in dit woord hun gemeenschap
pelijke basis. Zij allen zien tegen de
geest van de revolutie slechts één weg
des behouds: de doorwerking van de
beginselen van het Evangelie.
Nu is dat oude slagwoord van Groen
helaas veelszins tot een cliché gewor
den. Men weet wat we daarmee be
doelen. Een cliché, dat vaak gebruikt
wordt en telkens weer opnieuw onder
de drukkende rollen van de pers moet
doorglijden, raakt afgesleten. We zien
het beeltenis niet duidelijk meer en
tenslotte zien we in 't geheel geen
beeltenis er meer op. 't Is er net mee
als met een geldstuk. Wanneer het
nieuw is, bekoort het door het dui
delijke stempel, dat scherp ingesneden
staat op het goud of het zilver of het
koper. Maar wanneer het lang in de
circulatie geweest is, slijt het af, het
stempel vervaagt en tenslotte blijft er
niets anders meer over dan een glad
afgesleten munt, een brokje goud of
zilver, waarvan de inscriptie niet meer
te lezen is.
Welnu, zo kan het ook gaan met
slagwoorden, leuzen, deviezen, die
eenmaal, toen zij voor het eerst ge
hoord werden de geesten in beroering
brachten, de duizenden verzamelden
rondom de banier en activeerden tot
de strijd. Later slijt het slagwoord af,
het wordt een veelgebruikt cliché en
het doet nog slechts dienst voor de
titel van een hoofdstuk van een boek
of blad. Niemand let er meer op of
staat er nog bij stil, laat de diepere
betekenis er van op zich inwerken,
wordt er door aangegrepen of wordt er
innerlijk door omgezet in het diepst
van zijn wezen.
Nu kunnen er onder ons zijn, die
van dit adagium van Groen zeggen:
zijn devies heeft tenslotte toch alleen
maar historische waarde. Groen leefde
nog sterk onder de indruk van de gro
te Franse omwenteling, de Revolutie
van 1789 en in zijn dagen was dus dit
slagwoord nog urgent en had het actu
ele betekenis. Maar nu? Wat hebben
we vandaag nog met die Revolutie van
1789 te maken? We staan er al bijna
twee volle eeuwen af!
Maar zo liggen deze dingen o.i. toch
niet.
Groen heeft zich niet verzet tegen
de Revolutie van 1789 zonder méér.
Groen was niet tegen iedere opstand
tegen het wettig gezag als zodanig. Dat
was wel Bilderdijk. Deze noemde zich
dan ook contra-Revolutionair, d.w.z.
Bilderdijk was als kind van zijn tijd
tegen elke omwenteling, tegen elke
greep naar wettig gezag. Maar zo was
het bij Groen niet. Deze zag, wat dit
betreft, dieper en verder en breder
dan Bilderdijk. Groen heeft b.v. onze
opstand tegen Spanje principieel ver
dedigd en dat kon hij van zijn stand
punt uit ook doen. Groen was geen
contra-Revolutionair, hij was Anti-re
volutionair, d.w.z. hij was niet tegen
elke revolutie of opstand, maar hij was
tegen de beginselen, de oorsprong van
wat is uitgelopen op de grote Revolu
tie van 1789. Deze revolutie gold dan
ook maar niet zonder meer het histo
risch feit van wit er zich in die vre
selijke jaren in Parijs en geheel
Frankrijk heeft afgespeeld. Deze revo
lutie greep veel dieper in. De Franse
Revolutie richtte zich voor en boven
alles tegen God, Die Souverein is over
al het geschapene. Hem werden Zijn
rechten op aarde betwist in de Franse
Revolutie. Het: geen God en geen
meester, had de harten der Franse
Encyclopaedisten vervuld. Zij hadden
immers de hemelen doorzocht en ner
gens God ontdekt, zo spraken ze in
hun verwaten hoogmoed. Volgens deze
godlozen zou de wereld dan ook niet
eer tot 'n paradijs te maken zijn, dan
wanneer de laatste koning was opge
hangen aan de darmen van de laatste
priester. Het ging dus uiteindelijk in
de Franse Revolutie over de vraag: zal
Gods Wet nog betekenis hebben voor
het menselijk leven, voor de maat
schappij, voor de Staat, voor de sociale
gemeenschap? Zullen de normen, die
Gods Woord geeft nog betekenis heb
ben voor ons menselijk bestaan op
aarde? En toen hebben" de mannen van
de Franse Revolutie gezegd: weg er
mee. Er bestaat geen God voor het
openbare leven, hoogstens voor de
binnenkamer. Wij zullen ons zélf tot
wet zijn, we zijn zélf souverein, auto
noom.
Dat is de geest van de Franse Re
volutie geweest. En deze geest heeft
Groen duidelijk en klaar onderkend.
En toen heeft hij ook gezien, dat dit
niet maar beperkt bleef tot een „his
torisch feit". Deze geest heeft de zielen
der volkeren vergiftigd, en het staats
bestel van alle landen van Europa in
het begin der vorige eeuw aangetast.
Ook het gematigd liberalisme in ons
land, dat met de terugkeer van Koning
Willem de Eerste de baas ging spelen
over ons volk, was van dezelfde Revo
lutiegeest doordrongen. Wat Kappyne
in de zeventiger jaren der vorige eeuw
zei in de Kamer: bederf met je Bijbel
teksten het mooie staatsrecht niet, of
dat andere, minder-gevaarlijk-lijkende
woord: Gods verborgen omgang vijl
den zielen daar Zijn vrees in woont,
m.a.w. Ga met je geloof in je binnen
kamer God zoeken, maar houdt Hem
buiten de Kamers der Staten-Gene-
raal en buiten de regering, was in we
zen precies dezelfde geest, als waarvan
de mannen der Franse Revolutie door
trokken waren.
Groen heeft dat alles heel goed ge
zien en daarom heeft hij niet maar als
een stuk „historie", doch als een drin
gend-urgent, brandend actuele nood
zaak, ons volk opgeroepen om tegen de
geest van de Revolutie, welke ons
volksleven al meer ondermijnde, ons
te wapenen en in slagorde te stellen
onder de banier van het Evangelie.
Welnu, wanneer we deze dingen zó
zien, en zo moeten we ze zien, dan is
het geen vraag meer, of we vandaag
hier slechts met een afgesleten cliché,
een uitgeholde pasmunt te doen heb
ben, dan wel met een hoogst actuele
opwekking, een oproep, die, vandaag
nog precies dezelfde betekenis en ur
gentie heeft, als in de dagen waarin
Groen haar voor het eerst stelde.
Ik geloof zelfs dat we vandaag nog
méér dan onder het liberalisme van de
vorige eeuw, onder de alles doordrin
gende revolutiegeest geraken. Velen
zien dat niet, omdat het kleed, dat deze
Revolutie draagt thans anders van snit
is. De woorden die zij spreekt hebben
soms zelfs een religieuze klank en zij
wacht zich er wel voor, het zo bruut
te zeggen als de Franse Encyclopaedis
ten het gedaan hebben met hun: geen
God en geen meester. Men noemt zelfs
in het abstracte, Gods Naam wel en
men spreekt zeVs graag van het
„Godsvertrouwen". Maar daarmee is
UIT DE SCHRIFT
Het menselijk oor is toch een ex
centriek voorwerp. Voor alles en
nog wat heeft 't diepe interesse, be
halve dan voor klaagstemmen, voor
smeekbeden. Allerlei oude „mopjes"
en de nieuwste „snufjes" kunt ge er
aan kwijt, maar kom er nu niet met
een ootmoedige vraag, ten behoeve
van 't een of ander, want dan is het
heel vaak mis. Dan klopt U aan
aan eens dovemans deur. Kom voor
al niet met 'n klacht ten opzichte
van uw onsterfelijke ziel. Die taal
is men schier geheel ontwend. Met
niemand krijgt V contact, een uit
zondering daar gelaten. O, wat kan
dat soms intens verdrietig zijn. Men
sen, die elkaar overigens zo wel me
nen te begrijpen, omdat ze lotgeno
ten zijn, kunnen op dit punt elkaar
niet bereiken, 't Is daarom zo aan
grijpend pijnlijk, omdat de klager
behoefte heeft, het overstelpte hart
uit te storten. Welk 'n teleurstelling
is 't, voor de geprangde ziel, 't vol
gepropte hart aan niemand te kun
nen openbaren. Ja, toch, één is er,
één slechts, die een open oor heeft
voor de smeekbede van de boetvaar
dige zondaar.
Die ene is de alwetende God. De
Gij hoort het gebed. Ps. 65 3a
Heilige, de Reine God, stelt Zich ter
beschikking om klaagtonen aan te
horen van diep schuldige zondaren.
De bekende dichter wist dit ook.
Gij zegt Hij tot Zijn BondsGod
Gij hoort het gebed. Dat zou men nu,
op zich genomen, allerminst hebben
verwacht. Als iemand er het recht
heeft, om te zwijgen op de smeek
beden van 'n zondaar, dan is het de
rechtvaardige God. Echter in Jezus
Christus heeft Hij Zichzelf gebon
den, om met hulpeloze worstelaars,
met pijnvolle zuchters, vaak moede
loze lijders, diep geslagenen, in ge
meenschap te treden.
Nog eens, in door Jezus Chris
tus alleen. Dat is bemoedigend voor
U, misschien jaren lange lijder.
Uw medemens mag 't oor voor uw
klaagtoon sluiten, de Here niet. 't Is
troostvol voor uw aangevochten ziel!
In plaats van in bittere moedeloos
heid, weg te zinken, moogt ge nu uw
smeekstem tot de Here opzenden.
Hij geeft te roemen en te zingen; Hij
hoort m'n smekingen en m'n klagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt me
keer op keer.
Biezelinge,
Ds A. Gruppen.
De post brocht van de weke een
hele staepel brieven vo me, van le
zers van de krante. Noe ik wist nie
dat ik zoveul vrinden had. Ik ken der
netüurlik nie an dinken om alles wat
ze me schreve in de krante te gaen
zetten. Dan zou ik ten naeste bie wel
het hele weekend in beslag nemen en
dat is de bedoeling nie. Wel wil ik,
asse ons 't beleven magge in de kom-
mendè weken over 't een en aere, dat
mien lezers te berde bringen, mien
gedacht zeggen.
Noe wil ik beginnen met mien leze
res uut Axel, die me een vrindelik
briefie stierende hartelik dank zeggen
vo wat ze mien schreef, 't Is altoos
angenaem as je wat uut de lezerskring
te horen kriegt. Wat ze mien schreef
over de taek en de noodzaek van de
christelijke krante, dat is ook mien
uut 't harte gegrepen. Jammer mae,
dat er nog zo veul bin, die dat niet in
zien. Mae as ons allegaer in eigen
kring daer een handje an mee hellepe,
dan zal op de duur toch wel wat be
reikt worden, docht ik zo. Noe kreeg
ik ook nog brieve uut aere plekken,
uut 's Gravenpolder, Kattendieke,
Middelburg en nog van een paer plek
ke uut Beveland. Daar hoop ik laeter
op terug te kommen. Mae verleje weke
was ik bluven steken in een brief van
een beste vrind, die de klacht utende
asdat ie mae al te weinig in de kerke
horende andriengen op persoonlijke
bekering en dat er teugesworig zo
de geest niet veranderd, het gevaar,
waar Groen tegen waarschuwde, niet
bezworen.
Integendeel. Het agadium van Groen:
Tegen de Revolutie het Evangelie,
heeft vandaag groter urgentie dan het
ooit te voren gehad heeft.
Wanneer God ons ogen heeft gege
ven om te zien, zien we dat ook wel.
Marnix.
weinig trecht kwam van boetpredika-
sies en van ernstige prediking, waer-
dat de oordelen Gods, die toch in deuze
tied zienderoge voltrokken worden,
wierden angewezen. Noe, wat ik daer-
op in de eerste plekke te zeggen heb
is, dat me vrind, daermee bie mien an
het verkeerde adres is. Hie mot daer-
overtzien beklag doen bij z'n predi
kant'en as 't nodig is bie z'n kerke-
raed. Noe ken 't gebeuren, dat ie dat
gedaen heit en toch nog ook is z'n
harte wil lochten bie mien in de kran
te. Noe ik wil der mien gedacht wel
over zeggen, vo zover as dat meuge-
lik is. Ik begriep uut z'n schrieven al
wel, dat ie nie behoort, tot die men
sen, die nooit van z'n leven wat aeres
van de preekstoel willen horen as de
ankondiging van de vloek en het
eeuwig oordeel. En dat bin ik goed
met z'n seens. Een domenie heet
„evangelieprediker", en Evangelie „dat
betekent, zo hebben ze mien op de
kattegisasie geleerd: blijde boodschap".'
Preken wil dus allereerst zeggen: de
blijde boodschap verkondigen. En dat
zal ieleke Zondag motte gebeure van
alle kansels, in alle kerken, zal 't goed
wezen. Daer ontkomt geen enkele do-
menie an, zal ie z'n taek goed verstaen.
Dat wil netuurlik nie zeggen dat daer
mee noe ook alles gezeid is. Gods
Woord is een twee sniedend zwaerd,
staet ter in de Biebel. Het is tot een
eeuwig voordeel, mae het kan ook tot
een eeuwig oordeel wezen. En die kant
van de blijde boodschap mot óók ge-
brocht worden. Wanneer de domenie
het Evangelie des Heils gepredikt heit,
is 't z'n roeping om der ook bie te
zeggen: dat wie het Woord gehoord
heit en niet doet met dubbele slaegen
geslogen zal worden. Dat is de aere
kant van de zaek. En dat mag net zo
min verzuumd worden. En noe ken 't
wezen, dat m'n vrind die kant van de
zaek te weinig naer z'n zin beluustert
in de preken die ie te horen kriegt.
En daer mot ie dan mae is met z'n do-