Om
j-atnitUUad
SCHAAK-RU BR 1E K
„Brutaal, autonoom
en revolutionair
Bg ons Bitlis
Wat de Pers over de televisie weet te vertellen!
Vrijdag 6 November 1953
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Heel prettig voor al die moeders,
die vroeger uren bezig waren om de
kinderen hun borden te laten leeg
eten. Nu hoeven ze niets anders te
doen dan het televisie-toestel in te
schakelen, en de zaak aan Herb over
te laten.
Het gebeurt wel dat er een rpoeder
opbelt, Sie vraagt: „Herb, zou je asje
blieft willen zeggen, dat bloemkool net
zo goed is als worteltjes, want wij eten
vandaag bloemkool." En één moeder
schreef: „Pas asjeblieft op, dat je niets
fout doet, want mijn kleine jongen
doet je alles na. Hij zou peper in zijn
melk gooien als jij zou zeggen, dat dat
zo hoorde
een aardige buurman kun je misschien
wel terecht voor wat zaagwerk, dat
daarbij te pas kan komen. En de nicht
jes trekken aan het borduren, breien
of haken. Die hebben het daarmee een
beetje gemakkelijker dan de neven,
want voor moeder zijn er zoveel aar
dige cadeautjes te vinden, die je zelf
kunt maken, van wat wol, een paar
strengetjes zijde en een aardig lapje.
Leuke pannelappen, zijn altijd wel
kom, een gebreide sjaal is in de win
ter fijn, als je aan Moeder een grap
pige slabbetje geeft om broertje of
zusje voor te doen is Moeder ook al
heel blij. Wie goed kan haken kan
best een zakdoekje van een mooi ge
haakt randje voorzien. O, er zijn zo
veel mogelijkheden. De ouderen kun
nen wel een fijn kleedje gaan maken,
want in een maand kun je nog heel
wat doen. Als een neef ook wat voor
Moeder wil maken kan hij best een
paar plankjes aardig versieren, die
Moeder kan gebruiken om op de tafel
te leggen als daar een paar warme
schalen op moeten komen. Zo nu heb
ik jullie op gang geholpen. Ik reken
er op, dat je mij verklapt wat je gaat
maken. Doch van te voren geef ik mijn
erewoord, dat ik niets, maar dan ook
niéts zal verklappen in ons hoekje. Nu
gegroet allemaal en werk pleizierig
aan veel moois. Jullie tante Truus.
EEN TROUWE VRIEND.
Een van onze neven, die een hond
heeft, waarvan hij zegt, dat het vast
de aardigste hond van heel de wereld
is, heeft mij nogal eens wat verteld
van zijn viervoetige vriend. Maar dit
keer kreeg ik een extra lange brief,
waarin hij nu eens over een andere
hond wat vertelt. Dit vond ik zo'n aar
dige brief, dat ik die ook aan jullie
wil laten lezen. Maar ik durf de naam
van die neef niet te verklappen, want
ik heb niet gevraagd, of ik zijn brief
zomaar aan allemaal mag laten lezen.
Daar komt de brief dan.
„Tante nu ga ik eens wat over een
andere hond vertellen. Het is een ver
haal dat echt gebeurd is in de Vader
landse geschiedenis. Het is over de
hond van Prins Willem de Eerste. On
ze voorouders hebben tachtig jaar lang
oorlog gevoerd tegen de Spanjaarden.
Aan het hoofd van de Nederlanden
stond toen Prins Willem de Eerste.
Eens lag deze Prins met zijn leger
voor Mons in Henegouwen, met het
doel de vijand daar te verdrijven. De
Prins had de hele dag dapper gevoch
ten en kwam 's avonds doodmoe in
zijn tent terug. Hij had zelfs geen lust
meer om nog even met zijn trouwe
hond te spelen, die als gewoonlijk vro
lijk kwispelstaartend naar hem toe
kwam. Dé" Prins ging dadelijk naar
bed en viel direct in een diepe slaap,
terwijl de hond als een trouwe wach
ter voor zijn bed ging liggen. Doch
midden in de nacht sprong het dier
onverwachts op, hij draaide de kop al
luisterend naar rechts en naar links.
Het dier voelde, dat er iets niet pluis
was. Dat moest zijn meester weten,
daarom ging hij op zijn achterpoten
staan en krabde op de hand van de
Prins, die daardoor jammer genoeg,
niet wakker werd. Maar de hond gaf
het zo gauw niet op. Toen hij merkte,
dat zijn krabben op de hand niet hielp
sprong hü op het bed en zette zijn
poot op het gezicht van de Prins. Dat
hielp wel, want verschrikt werd de
Prins wakker. Toen was de hond te
vreden, maar nu de Prins wakker was,
kon hij zijn boodschap gaan zeggen.
Op hondenmanier dan. Hij sprong vlug
van het bed en liep naar de hoek van
de tent, waar geluid werd gehoord. Hij
keek eens om naar de Prins, of hij
vragen wilde: „Hoor je dat wel?" De
Prins door het vreemde gedrag van
zijn hond wat bezorgd geworden, luis
terde nu ook eens goed en toen hoor
de hü Spanjaarden praten, heel dicht
bij. Dat was natuurlijk gevaarlijk.
Vliegensvlug stond hij op, om de
schildwacht voor zün tent te waar
schuwen, maar alle wachters waren al
gedood, nu probeerde men de Prins
zelf te doden. Maar de Prins was hen
te vlug af, want zo gauw de Prins
maar kon liep hij naar de stal die vlak
bü zün tent was, waar altijd een paard
gezadeld stond.
In een tel was de Prins te paard ge
stegen en toen was hij vlug genoeg
uit de gevaarlijke buurt vandaan, wat
zün leven toen redde. Dat had de
Prins aan zün trouwe viervoetige
vriend te danken.
Als ge nog eens in Delft komt, moet
ge vooral naar de Nieuwe Kerk gaan.
Daar ligt de Prins begraven. Boven
zün graf is een prachtig beeldhouw
werk gemaakt. Daar ligt de Prins in
wit marmer gehouwen, maar aan zijn
voeten ligt de hond nog, ook in mar
mer gemaakt, als een trouwe wach
ter."
Tot zover de brief. Schrijven jullie
ook zulke lange brieven? Stuur ze dan
•vooral naar mij, want dat vind ik fü'n.
Na vüf minuten waarin de gymna
siast de namen moest opschrijven van
drie boeken die hij de laatste zes
maanden had gelezen, was zijn papier
nog onbeschreven. Toen de leraar
vroeg: waarom? kwam het openharti
ge antwoord: Ik lees niet, wü hebben
televisie.
Amerikaanse kinderen besteden 14
tot 21 uur per week met küken naar
de televisie, en het maakt ze nerveus,
ongeneigd tot spel, onverschillig voor
lessen en schoolkwesties, en steeds
minder geneigd tot lezen. Aldus prof.
Paul Witty, die een rapport heeft op
gesteld over de televisie-gewoonten
van 3000 kinderen in het gebied van
Chicago.
Maar hü bepleit niet, ermee op te
houden. Hij bepleit omschakeling naar
programma's die de kinderen belang
stelling zullen geven in sport, boeken,
muziek, toneel en de gebeurtenissen
van de dag, zodat ze lust krü'gen de
dingen met eigen ogen te aanschou
wen.
Prof. Witty is ook tot de conclusie
gekomen, dat steeds meer ouders en
onderwijzers hun aanvankelijke afkeer
van televisie kwütraken. Zij beginnen
de enorme waarde van televisie als
opvoedingsmiddel in te zien, als het
middel maar behoorlijk wordt toege
past.
De kinderen in Amerika drinken de
laatste tijd liters melk, eten borden
vol spinazie, komen met schone han
den aan tafel en nemen zelfs zonder
tegenstribbelen levertraan. En dat al
lemaal door het goede voorbeeld dat
Herb Shelton hun voor de televisie
geeft.
Als Herb zijn boterhammen eet, dan
doen de kinderen dat ook; als Herb
zegt: „Ha, worteltjes; mag ik een bord
vol?",, dan is er geen kind meer, dat
geen worteltjes lust. En ze doen hun
uiterste best om net zo netjes te eten
als hij.
Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te
Middelburg.
Probleem 88.
a b c a e I g
Wit aan zet geeft mat in 3 zetten
(3 punten).
De Ladderwedstrijd.
Wit aan zet geeft mat in 2 zetten
(2 punten)
Kom sebiet bü die afgrond vandaan, of geef in elk geval je
rugzak met proviand hier!
Hier een partij gespeeld in de win-
terwedstrijd der Middelburgse Schaak
club door W. en Z. in groep I. Beide
partüen hebben fouten gemaakt, doch
degene die het laatst een fout maakt,
zal ook meestal verliezen.
Nimzo-Indisch.
Wit: W. Zwart: Z.
1. d2d4 Pg&—f6
2. c2c4 e7e6
3. Pblc3 Lf8b4
4. Ddlc2
(Op Db3 kan volgen Pc6 enz.)
4d7d5
(Ook c5 en daarna Pc6 is goed speel
baar).
5. e2e3 c7c5
6. Pgl—f3 0—0
7. Lel—d2
(Wit wil liever even wachten met Lfl
te spelen om tempo te winnen. a3 om
Lb4 te dwingen kwam ook in aanmer
king)
7c5xd4
(Zwart wil de e-lün open krügen nu
Wit nog niet heeft gerocheerd).
8. Pf3xd4 Tf8e8
(Beter lijkt misschien direct e5, b.v.
e5, Pf3d4, Pce4, Ld2f, Pd2 enz.).
9. e4xd5 e6xd5
10. Lfl—d3
(Sterker lijkt m.i. nu Pcb5. Wit dreigt
dan op c7 binnen te vallen. Zwart
moet dan wel Ld2:f spelen, b.v. Pcb5
Ld2t, Dd2: en nu moet Zwart iets vin
den tegen Tel en Dc2, hetwelk zal
moeten bestaan uit a6 of Pa6).
1 0Lc8d7
11. Dc2—b3
(Nu dreigt Pd5 en na het weggaan van
Lb4 ook Db7).
1 1Dd8b6
12. a2—a3?
(Wit overziet dat Pd4 instaat. Goed
was Pd5:, Ld2:f, Kd2:, Pd5:, Dd5:,
Db2f enz.)
1 2Db6xd4
13. Db3xb4 Dd4xd3
14. Db3xb7 Ld7—c6
15. Db7—b4 d5d4
16. Pc3e2 d4xe3
17. Ld2xe3
(fe3 had ook zün aandeel b.v. fe3:,
Lg2:, Tgl:, Lf3, Pf4, Te3f, Le3, De3f,
Kfl, Pe4! enz.)
17Pf6d5
(Zwart doet het nu op deze manier).
18. Db4d2 Dd3xd2t
19. Le3xd2 Pb8—d7?
(Direct Lb5 wint het P op e2, maar
het geeft niet veel, want Wit kan toch
niets beginnen).
20. Kei—dl Lc6—a4t
21. Kdl—cl Te8e2
Wit gaf het op.
is g6 beter. Hü laat Wit dan Pf7 spelen
enz. Als nu Zwart na Tf6: gewoon g6
speelt, volgt niet Pf7 enz., maar ge
woon Tf6fl en Wit heeft het stuk
gewonnen. Daar ging het tenslotte om.
Maar was de opgave bedoeld als in
een gegeven aantal zetten Z. mat
te geven, dan was de opmerking juist.
Het is jammer, .maar het was te ver
gezocht.
Dan nogmaals opgave 84. U speelt
hier als le zet Te2t, Zwart gedwon
gen Te5 enz.; dit is niet goed.
De oplossing luidt: 1. Ke4!Te5, 2.
Kd4onverschillig 3. Le5f mat; of 1.
Tb5t 2. Td5f, Kc6 3. Td6f mat.
Uw oplossing 1. Te2f enz. faalt op e6
e5. Hierdoor komt het veld e6 vrij
voor de Zwarte koning. Wit kan Zwart
wel mat krügen, maar niet in 3 zetten
zoals de opgave was. Speelt U 't maar
eens na. Ik hoop U hiermede voldoen
de te hebben toegelicht. Overigens
mag ik gaarne van de inzenders cri-
tiek ontvangen, dan kunnen wü ge
zamenlijk de moeilijkheden oplossen.
En dan nu de nieuwe opgaven:
Probleem 87 (zie diagram 87).
Wit: Ka8, Td6, Lg2, Pb7, Pb5.
Zwart: Kc8, Tf5, pion d7.
Wit aan zet geeft mat in 3 zetten (2
punten).
Probleem 88 (zie diagram 88).
Wit: Kbl, La8, Ld8, Pe8, Pe7, pion a6.
Zwart: Kb8, pion a7.
Wit aan zet geeft mat in 3 zetten (3
punten).
Oplossingen in te zenden uiterhjk
10 dagen na verschijning van deze ru
briek.
Correspondentie: L. F. te Sch. U
krijgt een volgende maal een beurt
met het door U bedoelde probleem of
eindspel.
Verder de mededeling dat de prijs
winnaar van de maand October bij de
volgende Schaakrubriek zal worden
bekend gemaakt, evenals de stand der
ladder op 1 November.
Probleem 87.
Een der inzenders van de ladder
wedstrijd, de heer B. te K., maakt over
opgave 82 de opmerking, dat de ge
geven oplossing niet de juiste is. De
opgave luidde: Wit aan zet, wint een
stuk. Volgens de heer B. behoeft
Zwart na Tf6: niet Lf6: te spelen en
van
Vrijdag S Nov. 19SS. No. 2621
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eewsc/f
u/ee/cem
UIT DE SCHRIFT
Het staatsdirigisme, zoals dat tegen
woordig genoemd wordt, brengt een
verschuiving in alle sociale verhou
dingen en een nivelering van de
maatschappelijke toestanden, welke
ook in de naamgeving der dingen tot
uitdrukking komt.
We spreken tegenwoordig niet meer
■van „patroon en arbeider", maar van
„werkgever en werknemer".
We willen ditmaal eens iemand hier
over aan het woord laten, die heel wat
jaren heeft meegelopen, ook in de
christelijk-sociale actie en daar zo zijn
eigen kijk op heeft. We bedoelen de
bekende Amsterdamse straatprediker,
de heer N. Baas, die over dit onder
werp in zy'n altüd pikante rubriek:
„Bü stukkenzak en theeblik", in „Pa
trimonium", de volgende opmerkingen
ons ter overweging geeft:
Vroeger sprak men van baas en
knecht, daarmede duidde men een be
paalde verhouding in het bedrijf aan.
Die twee bestonden elkaar. Mooier nog
klonken de woorden patroon en arbei
der. Een patroon was iemand, die door
God verantwoordelijk was gesteld
voor zijn arbeiders, die zorg moest
dragen voor de kleine luyden die in
zijn bedrijf hun Goddelijk Beroep uit
oefenden. Zo hebben Willem Hovy en
de mannen van Boaz (de eerste chris-
tehjke Patroons vereniging) hun taak
opgevat. Uiteraard waren zij kinderen
van hun tüd en 'hadden zij niet alle
vooroordelen uit 'n conservatief en oud
liberaal verleden afgeschud. Maar wat
hen innerlijk dreef en bewoog, dat
was de machtige wekroep door Kuy-
per op het Christelijk Sociaal Congres
gedaan in zijn rede over: „De Chris
ten en de sociale noden".
Typisch heb ik hun standpunt eens
door een patroon van het oude slag
horen weergeven in deze woorden:
„Standen zijn van God, maar afstan
den van de mens". Arbeider was al
juist zulk een mooi woord als het
woord patroon. Want ia dat woord ar
beider klopt het rhythme van het vier
de gebod, dat niet handelt over de dag
des HEREN, doch over de wéék des
HEREN, „Zes dagen zult gij, mulders
knecht, houtzager, turfsteker, helling
man, arbeiden en al uw werk doen,
want in zes dagen heeft de HERE de
hemel en aarde gemaakt".
Kijk, dat is Verbondsbelevingen en
Verbondsgehoorzaamheid op de om
loop van een molen, op de helling van
een werf, in het ruim van een tjalk en
in het schemerdonker van een pak
huis. Zie, daarom kende zo'n Patri
monium-man arbeidsvreugde ondanks
een lange arbeidsdag en een schamele
verdienste. Hü wist zich aan het be
drijf gebonden, omdat God hem daarin
een plaats gegeven had. Daarvan kon
hij blij zingen:
Gij hebt, o Albestierend Koning,
de plaats bepaald van ieders woning,
de kring, waarin hü werken moet.
Baas en knecht, patroon en arbei
der, dat waren namen voor een so
ciale verhouding. Maar ze zijn opge
ruimd. Wij spreken thans van werk
gever en werknemer, dat is heel wat
anders, want deze woorden duiden een
economische verhouding aan. Het zijn
allebei, brutale, autonome, revolution-
naire woorden!
Het woord „werkgever" geeft u het
idee van iemand, die niet meer op z'n
knieën behoeft te liggen om te bidden:
„Onze Vader, geeft ons heden ons da-
gelüks brood. Ons, d.w.z. mij en mijn
arbeiders, mitsgaders hun vrouwen en
kinderen over wie Gij nuj tot patroon
gesteld hebt Geeft Uw zegen op mijn
bedrijf, opdat die kleine luyden te eten
hebben, opdat zij kleren kunnen ko
pen en de huur kunnen betalen".
Werkgevers hebben zulke proble
men niet, daar is de Staat voor. Zij
zullen met Argus-ogen toezien, dat
Vadertje Staat niet te royaal is voor
de werknemers. Want o, dat dirigisme
der Overheid is zo verkeerd. In dit
laatste schuilt veel waarheid. Overi
gens heb ik nooit gehoord dat, als de
Staat eertijds krachtens de Tarwe-
Steunwet uitkeringen aan werkgevers
deed of dit doen zal voor verbete
ringen en verruiming van percelen,
zulke werkgevers dan bezwaar hadden
tegen het dirigisme van de Staat.
Daarom vind ik dit praten over diri
gisme geen zuivere koffie. Om nu van
het woord van werkgever op dat van
werknemer over te stappen, dat laat
ste is al even brutaal, autonoom en
revolutionnair. Er is niets in van de
adel van het goddelijke beroep, waar
door er een glans kan gaan over het
leven van een tramconducteur, een
huisschilder of boerenknecht. Er is
niets in overgebleven van afhankelijk
heid van Gods zegen noch van band
aan het bedrijf, waarin de HERE ons
een levensroeping gaf. Je zoudt er
evengoed werkgapper of werk-grisser
van kunnen maken. Er spreekt de
mentaliteit uit: „Jullie hebt mij nodig
en ik zal mijn huid zo duur mogelijk
verkopen". En zo krügen wij deze si
tuatie: Dit is een tüd van goede so
ciale wetten, maar van weinig sociale
mensen. Het groepsbelang heeft het
'sociaal besef verdrongen. Van Rand
wijk heeft hiervan gedicht:
In de strijd om een beter bestaan
zün wij vechtend uiteengegaan
en wat wü nu nog gemeenschap heten
is een grommende angst voor de dood
van wie zich verloren weten
op het dek van een lekke boot.
Het zou een illusie zün te menen,
dat het onder christenen veel anders
is. Ook hier leven de mensen in groep
jes en denken zü in groepjes. De
machtige wekroep van grote figuren
als Kuyper en Sikkel, Talma en Slote-
maker is verstorven. Wij spreken veel
Voorwaar, voorwaar zeg ik U: tenzij cLat iemand wederom ge
boren worde, hij kan het Koninkrijk, Gods niet zien. Voorwaar
voorwaar zeg ik U: zo iemand niet geboren wordt uit water en
Geest, hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan. Joh. 3:3 en 5
Nicodemus was begerig naar het
Koninkrijk Gods. Maar hij zag de
nieuwe tijd nog niet. Hij zag niet dat
dat Koninkrijk al met Christus geko
men was. Daarom verklaart Christus
hem de nieuwe tijd. Iemand zal al
leen dat Koninkrijk zien en ingaan,
als hij wedergeboren wordt. Dat is
hetzelfde als: wanneer hij geboren
wordt uit water en Geest. Uit water.
Hierin grijpt Jezus terug op de doop
door Johannes. Johannes maakte
duidelijk dat niet alleen bekeerde
heidenmensen, maar ook wetsge-
trouwe Joden gedoopt moesten wor
den. Het water in. Ook hun kwaad
moest worden afgespoeld. Uit Geest.
Ook vrome Joden moesten uit het
water komen als door de Heilige
Geest heel nieuw gemaakte mensen.
Nicodemus en ieder mens moet gelo
ven. En de tijd van die vernieuwing
is nu aangebroken. Christus is ge
komen. En die heeft de Geest „niet
met mate". Men moet bü Christus
zijn. Niet voor een theologisch dis
puut, maar om meer: om de totale
vernieuwing door de Geest. Deze
tekst is een veel verkeerd begrepen
woord. Een ook veelal misbruikt
woord. Het is in allerlei betogen
over de wedergeboorte dood-gerede-
neerd. En zo uitgelegd, dat veel
mensen erdoor tot lijdelijkheid wer
den gebracht. Maar het is een levend
woord: geloof in Mij, de Christus
Gods, Die de Geest der Wedergeboor
te heb. En dan gebeuren er machtige
dingen: de wedergeboorte door wa
ter en Geest, de ingang in het nieu
we Koninkrijk. Christus wil met dit
woord ons allen tot Hem trekken.
Het dubbele „amen" waarmee het
begint wijst ook nu weer Zijn vol
brachte werkprogramma aan. En als
we dit woord, van onze Heiland zo
aanhoren, begrijpen we Art. 24 van
de Nederlandse Geloofsbelijdenis
ons eigen belijden „Wij geloven,
dat dit waarachtig geloof, in de mens
gewrocht zijnde door het gehoor des
Woords en de werking des Heiligen
Geestes, hem wederbaart en maakt
tot een nieuwe mens". Van dit geloof
worden we heel andere mensen: kin
deren des Koninkrijks!
over „geleide economie". Maar het is
precies omgekeerd. Het grote ongeluk
van onze tijd is, dat zij de economie
niet beheerst maar door haar beheerst
wordt. Deze drijft ons in een werkge
vers-mentaliteit of werknemers-men
taliteit of een huurders-mentaliteit.
Ieder wil zü'n voordeel gedirigeerd
zien, maar zijn lasten ontgaan in de
weg van de zogenaamde liberaliteit.
Het is de taak van Patrimonium op
nieuw de sociale gedachte, de groeps-
mentaliteit te doen overwinnen. Al
leen pal naast elkander kunnen wij
standhouden en voorttrekken. Eén
slagorde: pet naast hoed, klomp naast
schoen, bef naast voorschoot. En allen
op de knieën, in de flat en in het Te
huis voor Bejaarden, aan de hoge
school en in het kruideniers winkelt je,
biddend om de bearbeiding van de
Heilige Geest.
Dat alleen is christelijk-sociaal.
MARNIX.
Ik kreeg van de weke naar aanlei
ding van m'n brief in de krante van
vorige weke een paar brieven gestierd,
waerdat ik nog wel effies op wil terug
kommen. In de eerste plekke, een
brief van een juffrouw uut de buurt
bie mien, die het helemael met mien
zienswieze over de krante seens was.
Ook bie heur leit het zo dat ze het
gevaer van de z.g. neutrale pers goed
inziet en ze schrieft: ik vind het ook
iedere dag opnieuw een riekdom dat
ons een blad magge lezen, waervan de
saemenstellers ook de HERE vrezen
en Hem met hetgeen ze schrieven wil
len dienen. Mae deuze schriefster
schrieft ter dan nog wat bie, waerdat
ze een beetje mee in der maege zit.
Ze leest wel is in de christelike kran
te advertenties waerdat het lezen van
z.g. neutrale weekbladen en tiedschrif-
ten in aangerikkemandeerd wordt en
noe vraegt ze ofdat we beter die ad
vertenties mae niet uut de krante ken
nen houwen. Noe kreeg ik ook nog van
een aere kant een anmerking op het
plaesen van advertenties voor het bier,
dat ook nie in een christelik dagblad
thuus hoort. Noe mot ik zeggen asdat
ik de menier waerop de „bierkieker"
te werk gaet ook mien bewondering
niet heit. En ik geloof dat die bierfa
brikant mae weinig idee heit hoedat
ie bie ons volk mot adverteren om z'n
bier an de man te bringen. Die foto
van een dominee en van al dat wae-
reldse gedoe stoot ons volk meer af
dan dat 't antrekt. Ik zou ook wel wil
len dat onze christelike kranten over
't hele land mae eenvoudig zeije: daer
houdt ons mee op. Mae dat wil nog
nie zeggen asdat ik het adverteren met
bier op z'n eigen verkeerd vind. Ik
ken begriepen asdat de mensen van
Maandblad van de Geref. Ver. voor
Drankbestrijding, waerdat kertiek ge
oefend wier op wat ons Weekblad vaa
de zeumer schreef over de Algemeen
heid der zedeloosheid. De schriever
was teleurgesteld dat daer speciaal
niet geschreven wier over het drank-
misbruuk. Noe ik ken dat allegaer best
begriepen. Wanneer je op het stand
punt staet dat je as christen wezende
verplicht ben om geheelonthouder ta
wezen, dan stuut je dat teugen da
borst. Mae onze geheelonthouwers, dia
ik overigens graeg mag, ik heb ze zei
vers in me fermielje en dat ben besta
lui, motten toch kennen begriepen, dat
dit van die diengen bin, waerdat ja
verschillend over dienken ken. Onza
vaders, dronken niet anders as bier,
hebben ze mien wel is verteld, ze had
den toen nog geen koffie of thee en ja
heit plekken in 't butenland waerdat
de wijn de volksdrank is. En noe ken
je 't diep betreuren dat er misbruik
gemaekt wordt van het drankgebruuk,
mae we motte mekaere toch vrie lae-
ten in het gebruuk dervan en daerom
geloof ik nie dat we van een kranta
kennen eisen asdat ie de advertenties
voor het bier weigert. De zaak is dat
de redaksie van een krante een grens
mot trekken wat dat ie wel en wat dat
ie nie ken opnemen. Mae tenslott»
bluuft de verantwoordelikheid van da
advertenties toch bie de adverteerder.
Een krante mag zo as ik 't bekieka
geen advertenties opnemen, die in
stried kommen met de ere van Gods
heilige Naem en met de zedelikheid.
Daerom is het goed dat die bioskoop-
rommel en dansgelegenheden en al dat
soort diengen der uut gehouwen wor
den. Mae het bluuft vo de rest soms
moeilijk om de grens precies te trek
ken. De één zal der dit nog uut wil
len houwen en de aere weer wat
aeres. As ons met mekaere mae goed
begriepen, dat het weren van de ad
vertenties, die de neutrale kranta
week an weke opneemt, an de christe
like krante duzenden guldens kost ea
dat onze christelike bevolking dus wei
de roeping heit om daer teugenover
de steun te geven an de christelik»
krante waerdat het mae meugelik is.
Meschien heb ik mien briefschrief-
ster daermee nog nie helegaere af
doende beantwoord, mae dan schrief
ze mien nog mae is weerom.
Noe kreeg ik nog van een aere la
zer van onze krante een brief toega-
stierd, die 't met me seens is wat*