Om j-atnitUUad SCHAAK-RU BR 1E K „Brutaal, autonoom en revolutionair Bg ons Bitlis Wat de Pers over de televisie weet te vertellen! Vrijdag 6 November 1953 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Heel prettig voor al die moeders, die vroeger uren bezig waren om de kinderen hun borden te laten leeg eten. Nu hoeven ze niets anders te doen dan het televisie-toestel in te schakelen, en de zaak aan Herb over te laten. Het gebeurt wel dat er een rpoeder opbelt, Sie vraagt: „Herb, zou je asje blieft willen zeggen, dat bloemkool net zo goed is als worteltjes, want wij eten vandaag bloemkool." En één moeder schreef: „Pas asjeblieft op, dat je niets fout doet, want mijn kleine jongen doet je alles na. Hij zou peper in zijn melk gooien als jij zou zeggen, dat dat zo hoorde een aardige buurman kun je misschien wel terecht voor wat zaagwerk, dat daarbij te pas kan komen. En de nicht jes trekken aan het borduren, breien of haken. Die hebben het daarmee een beetje gemakkelijker dan de neven, want voor moeder zijn er zoveel aar dige cadeautjes te vinden, die je zelf kunt maken, van wat wol, een paar strengetjes zijde en een aardig lapje. Leuke pannelappen, zijn altijd wel kom, een gebreide sjaal is in de win ter fijn, als je aan Moeder een grap pige slabbetje geeft om broertje of zusje voor te doen is Moeder ook al heel blij. Wie goed kan haken kan best een zakdoekje van een mooi ge haakt randje voorzien. O, er zijn zo veel mogelijkheden. De ouderen kun nen wel een fijn kleedje gaan maken, want in een maand kun je nog heel wat doen. Als een neef ook wat voor Moeder wil maken kan hij best een paar plankjes aardig versieren, die Moeder kan gebruiken om op de tafel te leggen als daar een paar warme schalen op moeten komen. Zo nu heb ik jullie op gang geholpen. Ik reken er op, dat je mij verklapt wat je gaat maken. Doch van te voren geef ik mijn erewoord, dat ik niets, maar dan ook niéts zal verklappen in ons hoekje. Nu gegroet allemaal en werk pleizierig aan veel moois. Jullie tante Truus. EEN TROUWE VRIEND. Een van onze neven, die een hond heeft, waarvan hij zegt, dat het vast de aardigste hond van heel de wereld is, heeft mij nogal eens wat verteld van zijn viervoetige vriend. Maar dit keer kreeg ik een extra lange brief, waarin hij nu eens over een andere hond wat vertelt. Dit vond ik zo'n aar dige brief, dat ik die ook aan jullie wil laten lezen. Maar ik durf de naam van die neef niet te verklappen, want ik heb niet gevraagd, of ik zijn brief zomaar aan allemaal mag laten lezen. Daar komt de brief dan. „Tante nu ga ik eens wat over een andere hond vertellen. Het is een ver haal dat echt gebeurd is in de Vader landse geschiedenis. Het is over de hond van Prins Willem de Eerste. On ze voorouders hebben tachtig jaar lang oorlog gevoerd tegen de Spanjaarden. Aan het hoofd van de Nederlanden stond toen Prins Willem de Eerste. Eens lag deze Prins met zijn leger voor Mons in Henegouwen, met het doel de vijand daar te verdrijven. De Prins had de hele dag dapper gevoch ten en kwam 's avonds doodmoe in zijn tent terug. Hij had zelfs geen lust meer om nog even met zijn trouwe hond te spelen, die als gewoonlijk vro lijk kwispelstaartend naar hem toe kwam. Dé" Prins ging dadelijk naar bed en viel direct in een diepe slaap, terwijl de hond als een trouwe wach ter voor zijn bed ging liggen. Doch midden in de nacht sprong het dier onverwachts op, hij draaide de kop al luisterend naar rechts en naar links. Het dier voelde, dat er iets niet pluis was. Dat moest zijn meester weten, daarom ging hij op zijn achterpoten staan en krabde op de hand van de Prins, die daardoor jammer genoeg, niet wakker werd. Maar de hond gaf het zo gauw niet op. Toen hij merkte, dat zijn krabben op de hand niet hielp sprong hü op het bed en zette zijn poot op het gezicht van de Prins. Dat hielp wel, want verschrikt werd de Prins wakker. Toen was de hond te vreden, maar nu de Prins wakker was, kon hij zijn boodschap gaan zeggen. Op hondenmanier dan. Hij sprong vlug van het bed en liep naar de hoek van de tent, waar geluid werd gehoord. Hij keek eens om naar de Prins, of hij vragen wilde: „Hoor je dat wel?" De Prins door het vreemde gedrag van zijn hond wat bezorgd geworden, luis terde nu ook eens goed en toen hoor de hü Spanjaarden praten, heel dicht bij. Dat was natuurlijk gevaarlijk. Vliegensvlug stond hij op, om de schildwacht voor zün tent te waar schuwen, maar alle wachters waren al gedood, nu probeerde men de Prins zelf te doden. Maar de Prins was hen te vlug af, want zo gauw de Prins maar kon liep hij naar de stal die vlak bü zün tent was, waar altijd een paard gezadeld stond. In een tel was de Prins te paard ge stegen en toen was hij vlug genoeg uit de gevaarlijke buurt vandaan, wat zün leven toen redde. Dat had de Prins aan zün trouwe viervoetige vriend te danken. Als ge nog eens in Delft komt, moet ge vooral naar de Nieuwe Kerk gaan. Daar ligt de Prins begraven. Boven zün graf is een prachtig beeldhouw werk gemaakt. Daar ligt de Prins in wit marmer gehouwen, maar aan zijn voeten ligt de hond nog, ook in mar mer gemaakt, als een trouwe wach ter." Tot zover de brief. Schrijven jullie ook zulke lange brieven? Stuur ze dan •vooral naar mij, want dat vind ik fü'n. Na vüf minuten waarin de gymna siast de namen moest opschrijven van drie boeken die hij de laatste zes maanden had gelezen, was zijn papier nog onbeschreven. Toen de leraar vroeg: waarom? kwam het openharti ge antwoord: Ik lees niet, wü hebben televisie. Amerikaanse kinderen besteden 14 tot 21 uur per week met küken naar de televisie, en het maakt ze nerveus, ongeneigd tot spel, onverschillig voor lessen en schoolkwesties, en steeds minder geneigd tot lezen. Aldus prof. Paul Witty, die een rapport heeft op gesteld over de televisie-gewoonten van 3000 kinderen in het gebied van Chicago. Maar hü bepleit niet, ermee op te houden. Hij bepleit omschakeling naar programma's die de kinderen belang stelling zullen geven in sport, boeken, muziek, toneel en de gebeurtenissen van de dag, zodat ze lust krü'gen de dingen met eigen ogen te aanschou wen. Prof. Witty is ook tot de conclusie gekomen, dat steeds meer ouders en onderwijzers hun aanvankelijke afkeer van televisie kwütraken. Zij beginnen de enorme waarde van televisie als opvoedingsmiddel in te zien, als het middel maar behoorlijk wordt toege past. De kinderen in Amerika drinken de laatste tijd liters melk, eten borden vol spinazie, komen met schone han den aan tafel en nemen zelfs zonder tegenstribbelen levertraan. En dat al lemaal door het goede voorbeeld dat Herb Shelton hun voor de televisie geeft. Als Herb zijn boterhammen eet, dan doen de kinderen dat ook; als Herb zegt: „Ha, worteltjes; mag ik een bord vol?",, dan is er geen kind meer, dat geen worteltjes lust. En ze doen hun uiterste best om net zo netjes te eten als hij. Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te Middelburg. Probleem 88. a b c a e I g Wit aan zet geeft mat in 3 zetten (3 punten). De Ladderwedstrijd. Wit aan zet geeft mat in 2 zetten (2 punten) Kom sebiet bü die afgrond vandaan, of geef in elk geval je rugzak met proviand hier! Hier een partij gespeeld in de win- terwedstrijd der Middelburgse Schaak club door W. en Z. in groep I. Beide partüen hebben fouten gemaakt, doch degene die het laatst een fout maakt, zal ook meestal verliezen. Nimzo-Indisch. Wit: W. Zwart: Z. 1. d2d4 Pg&—f6 2. c2c4 e7e6 3. Pblc3 Lf8b4 4. Ddlc2 (Op Db3 kan volgen Pc6 enz.) 4d7d5 (Ook c5 en daarna Pc6 is goed speel baar). 5. e2e3 c7c5 6. Pgl—f3 0—0 7. Lel—d2 (Wit wil liever even wachten met Lfl te spelen om tempo te winnen. a3 om Lb4 te dwingen kwam ook in aanmer king) 7c5xd4 (Zwart wil de e-lün open krügen nu Wit nog niet heeft gerocheerd). 8. Pf3xd4 Tf8e8 (Beter lijkt misschien direct e5, b.v. e5, Pf3d4, Pce4, Ld2f, Pd2 enz.). 9. e4xd5 e6xd5 10. Lfl—d3 (Sterker lijkt m.i. nu Pcb5. Wit dreigt dan op c7 binnen te vallen. Zwart moet dan wel Ld2:f spelen, b.v. Pcb5 Ld2t, Dd2: en nu moet Zwart iets vin den tegen Tel en Dc2, hetwelk zal moeten bestaan uit a6 of Pa6). 1 0Lc8d7 11. Dc2—b3 (Nu dreigt Pd5 en na het weggaan van Lb4 ook Db7). 1 1Dd8b6 12. a2—a3? (Wit overziet dat Pd4 instaat. Goed was Pd5:, Ld2:f, Kd2:, Pd5:, Dd5:, Db2f enz.) 1 2Db6xd4 13. Db3xb4 Dd4xd3 14. Db3xb7 Ld7—c6 15. Db7—b4 d5d4 16. Pc3e2 d4xe3 17. Ld2xe3 (fe3 had ook zün aandeel b.v. fe3:, Lg2:, Tgl:, Lf3, Pf4, Te3f, Le3, De3f, Kfl, Pe4! enz.) 17Pf6d5 (Zwart doet het nu op deze manier). 18. Db4d2 Dd3xd2t 19. Le3xd2 Pb8—d7? (Direct Lb5 wint het P op e2, maar het geeft niet veel, want Wit kan toch niets beginnen). 20. Kei—dl Lc6—a4t 21. Kdl—cl Te8e2 Wit gaf het op. is g6 beter. Hü laat Wit dan Pf7 spelen enz. Als nu Zwart na Tf6: gewoon g6 speelt, volgt niet Pf7 enz., maar ge woon Tf6fl en Wit heeft het stuk gewonnen. Daar ging het tenslotte om. Maar was de opgave bedoeld als in een gegeven aantal zetten Z. mat te geven, dan was de opmerking juist. Het is jammer, .maar het was te ver gezocht. Dan nogmaals opgave 84. U speelt hier als le zet Te2t, Zwart gedwon gen Te5 enz.; dit is niet goed. De oplossing luidt: 1. Ke4!Te5, 2. Kd4onverschillig 3. Le5f mat; of 1. Tb5t 2. Td5f, Kc6 3. Td6f mat. Uw oplossing 1. Te2f enz. faalt op e6 e5. Hierdoor komt het veld e6 vrij voor de Zwarte koning. Wit kan Zwart wel mat krügen, maar niet in 3 zetten zoals de opgave was. Speelt U 't maar eens na. Ik hoop U hiermede voldoen de te hebben toegelicht. Overigens mag ik gaarne van de inzenders cri- tiek ontvangen, dan kunnen wü ge zamenlijk de moeilijkheden oplossen. En dan nu de nieuwe opgaven: Probleem 87 (zie diagram 87). Wit: Ka8, Td6, Lg2, Pb7, Pb5. Zwart: Kc8, Tf5, pion d7. Wit aan zet geeft mat in 3 zetten (2 punten). Probleem 88 (zie diagram 88). Wit: Kbl, La8, Ld8, Pe8, Pe7, pion a6. Zwart: Kb8, pion a7. Wit aan zet geeft mat in 3 zetten (3 punten). Oplossingen in te zenden uiterhjk 10 dagen na verschijning van deze ru briek. Correspondentie: L. F. te Sch. U krijgt een volgende maal een beurt met het door U bedoelde probleem of eindspel. Verder de mededeling dat de prijs winnaar van de maand October bij de volgende Schaakrubriek zal worden bekend gemaakt, evenals de stand der ladder op 1 November. Probleem 87. Een der inzenders van de ladder wedstrijd, de heer B. te K., maakt over opgave 82 de opmerking, dat de ge geven oplossing niet de juiste is. De opgave luidde: Wit aan zet, wint een stuk. Volgens de heer B. behoeft Zwart na Tf6: niet Lf6: te spelen en van Vrijdag S Nov. 19SS. No. 2621 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eewsc/f u/ee/cem UIT DE SCHRIFT Het staatsdirigisme, zoals dat tegen woordig genoemd wordt, brengt een verschuiving in alle sociale verhou dingen en een nivelering van de maatschappelijke toestanden, welke ook in de naamgeving der dingen tot uitdrukking komt. We spreken tegenwoordig niet meer ■van „patroon en arbeider", maar van „werkgever en werknemer". We willen ditmaal eens iemand hier over aan het woord laten, die heel wat jaren heeft meegelopen, ook in de christelijk-sociale actie en daar zo zijn eigen kijk op heeft. We bedoelen de bekende Amsterdamse straatprediker, de heer N. Baas, die over dit onder werp in zy'n altüd pikante rubriek: „Bü stukkenzak en theeblik", in „Pa trimonium", de volgende opmerkingen ons ter overweging geeft: Vroeger sprak men van baas en knecht, daarmede duidde men een be paalde verhouding in het bedrijf aan. Die twee bestonden elkaar. Mooier nog klonken de woorden patroon en arbei der. Een patroon was iemand, die door God verantwoordelijk was gesteld voor zijn arbeiders, die zorg moest dragen voor de kleine luyden die in zijn bedrijf hun Goddelijk Beroep uit oefenden. Zo hebben Willem Hovy en de mannen van Boaz (de eerste chris- tehjke Patroons vereniging) hun taak opgevat. Uiteraard waren zij kinderen van hun tüd en 'hadden zij niet alle vooroordelen uit 'n conservatief en oud liberaal verleden afgeschud. Maar wat hen innerlijk dreef en bewoog, dat was de machtige wekroep door Kuy- per op het Christelijk Sociaal Congres gedaan in zijn rede over: „De Chris ten en de sociale noden". Typisch heb ik hun standpunt eens door een patroon van het oude slag horen weergeven in deze woorden: „Standen zijn van God, maar afstan den van de mens". Arbeider was al juist zulk een mooi woord als het woord patroon. Want ia dat woord ar beider klopt het rhythme van het vier de gebod, dat niet handelt over de dag des HEREN, doch over de wéék des HEREN, „Zes dagen zult gij, mulders knecht, houtzager, turfsteker, helling man, arbeiden en al uw werk doen, want in zes dagen heeft de HERE de hemel en aarde gemaakt". Kijk, dat is Verbondsbelevingen en Verbondsgehoorzaamheid op de om loop van een molen, op de helling van een werf, in het ruim van een tjalk en in het schemerdonker van een pak huis. Zie, daarom kende zo'n Patri monium-man arbeidsvreugde ondanks een lange arbeidsdag en een schamele verdienste. Hü wist zich aan het be drijf gebonden, omdat God hem daarin een plaats gegeven had. Daarvan kon hij blij zingen: Gij hebt, o Albestierend Koning, de plaats bepaald van ieders woning, de kring, waarin hü werken moet. Baas en knecht, patroon en arbei der, dat waren namen voor een so ciale verhouding. Maar ze zijn opge ruimd. Wij spreken thans van werk gever en werknemer, dat is heel wat anders, want deze woorden duiden een economische verhouding aan. Het zijn allebei, brutale, autonome, revolution- naire woorden! Het woord „werkgever" geeft u het idee van iemand, die niet meer op z'n knieën behoeft te liggen om te bidden: „Onze Vader, geeft ons heden ons da- gelüks brood. Ons, d.w.z. mij en mijn arbeiders, mitsgaders hun vrouwen en kinderen over wie Gij nuj tot patroon gesteld hebt Geeft Uw zegen op mijn bedrijf, opdat die kleine luyden te eten hebben, opdat zij kleren kunnen ko pen en de huur kunnen betalen". Werkgevers hebben zulke proble men niet, daar is de Staat voor. Zij zullen met Argus-ogen toezien, dat Vadertje Staat niet te royaal is voor de werknemers. Want o, dat dirigisme der Overheid is zo verkeerd. In dit laatste schuilt veel waarheid. Overi gens heb ik nooit gehoord dat, als de Staat eertijds krachtens de Tarwe- Steunwet uitkeringen aan werkgevers deed of dit doen zal voor verbete ringen en verruiming van percelen, zulke werkgevers dan bezwaar hadden tegen het dirigisme van de Staat. Daarom vind ik dit praten over diri gisme geen zuivere koffie. Om nu van het woord van werkgever op dat van werknemer over te stappen, dat laat ste is al even brutaal, autonoom en revolutionnair. Er is niets in van de adel van het goddelijke beroep, waar door er een glans kan gaan over het leven van een tramconducteur, een huisschilder of boerenknecht. Er is niets in overgebleven van afhankelijk heid van Gods zegen noch van band aan het bedrijf, waarin de HERE ons een levensroeping gaf. Je zoudt er evengoed werkgapper of werk-grisser van kunnen maken. Er spreekt de mentaliteit uit: „Jullie hebt mij nodig en ik zal mijn huid zo duur mogelijk verkopen". En zo krügen wij deze si tuatie: Dit is een tüd van goede so ciale wetten, maar van weinig sociale mensen. Het groepsbelang heeft het 'sociaal besef verdrongen. Van Rand wijk heeft hiervan gedicht: In de strijd om een beter bestaan zün wij vechtend uiteengegaan en wat wü nu nog gemeenschap heten is een grommende angst voor de dood van wie zich verloren weten op het dek van een lekke boot. Het zou een illusie zün te menen, dat het onder christenen veel anders is. Ook hier leven de mensen in groep jes en denken zü in groepjes. De machtige wekroep van grote figuren als Kuyper en Sikkel, Talma en Slote- maker is verstorven. Wij spreken veel Voorwaar, voorwaar zeg ik U: tenzij cLat iemand wederom ge boren worde, hij kan het Koninkrijk, Gods niet zien. Voorwaar voorwaar zeg ik U: zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan het Koninkrijk Gods niet ingaan. Joh. 3:3 en 5 Nicodemus was begerig naar het Koninkrijk Gods. Maar hij zag de nieuwe tijd nog niet. Hij zag niet dat dat Koninkrijk al met Christus geko men was. Daarom verklaart Christus hem de nieuwe tijd. Iemand zal al leen dat Koninkrijk zien en ingaan, als hij wedergeboren wordt. Dat is hetzelfde als: wanneer hij geboren wordt uit water en Geest. Uit water. Hierin grijpt Jezus terug op de doop door Johannes. Johannes maakte duidelijk dat niet alleen bekeerde heidenmensen, maar ook wetsge- trouwe Joden gedoopt moesten wor den. Het water in. Ook hun kwaad moest worden afgespoeld. Uit Geest. Ook vrome Joden moesten uit het water komen als door de Heilige Geest heel nieuw gemaakte mensen. Nicodemus en ieder mens moet gelo ven. En de tijd van die vernieuwing is nu aangebroken. Christus is ge komen. En die heeft de Geest „niet met mate". Men moet bü Christus zijn. Niet voor een theologisch dis puut, maar om meer: om de totale vernieuwing door de Geest. Deze tekst is een veel verkeerd begrepen woord. Een ook veelal misbruikt woord. Het is in allerlei betogen over de wedergeboorte dood-gerede- neerd. En zo uitgelegd, dat veel mensen erdoor tot lijdelijkheid wer den gebracht. Maar het is een levend woord: geloof in Mij, de Christus Gods, Die de Geest der Wedergeboor te heb. En dan gebeuren er machtige dingen: de wedergeboorte door wa ter en Geest, de ingang in het nieu we Koninkrijk. Christus wil met dit woord ons allen tot Hem trekken. Het dubbele „amen" waarmee het begint wijst ook nu weer Zijn vol brachte werkprogramma aan. En als we dit woord, van onze Heiland zo aanhoren, begrijpen we Art. 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis ons eigen belijden „Wij geloven, dat dit waarachtig geloof, in de mens gewrocht zijnde door het gehoor des Woords en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens". Van dit geloof worden we heel andere mensen: kin deren des Koninkrijks! over „geleide economie". Maar het is precies omgekeerd. Het grote ongeluk van onze tijd is, dat zij de economie niet beheerst maar door haar beheerst wordt. Deze drijft ons in een werkge vers-mentaliteit of werknemers-men taliteit of een huurders-mentaliteit. Ieder wil zü'n voordeel gedirigeerd zien, maar zijn lasten ontgaan in de weg van de zogenaamde liberaliteit. Het is de taak van Patrimonium op nieuw de sociale gedachte, de groeps- mentaliteit te doen overwinnen. Al leen pal naast elkander kunnen wij standhouden en voorttrekken. Eén slagorde: pet naast hoed, klomp naast schoen, bef naast voorschoot. En allen op de knieën, in de flat en in het Te huis voor Bejaarden, aan de hoge school en in het kruideniers winkelt je, biddend om de bearbeiding van de Heilige Geest. Dat alleen is christelijk-sociaal. MARNIX. Ik kreeg van de weke naar aanlei ding van m'n brief in de krante van vorige weke een paar brieven gestierd, waerdat ik nog wel effies op wil terug kommen. In de eerste plekke, een brief van een juffrouw uut de buurt bie mien, die het helemael met mien zienswieze over de krante seens was. Ook bie heur leit het zo dat ze het gevaer van de z.g. neutrale pers goed inziet en ze schrieft: ik vind het ook iedere dag opnieuw een riekdom dat ons een blad magge lezen, waervan de saemenstellers ook de HERE vrezen en Hem met hetgeen ze schrieven wil len dienen. Mae deuze schriefster schrieft ter dan nog wat bie, waerdat ze een beetje mee in der maege zit. Ze leest wel is in de christelike kran te advertenties waerdat het lezen van z.g. neutrale weekbladen en tiedschrif- ten in aangerikkemandeerd wordt en noe vraegt ze ofdat we beter die ad vertenties mae niet uut de krante ken nen houwen. Noe kreeg ik ook nog van een aere kant een anmerking op het plaesen van advertenties voor het bier, dat ook nie in een christelik dagblad thuus hoort. Noe mot ik zeggen asdat ik de menier waerop de „bierkieker" te werk gaet ook mien bewondering niet heit. En ik geloof dat die bierfa brikant mae weinig idee heit hoedat ie bie ons volk mot adverteren om z'n bier an de man te bringen. Die foto van een dominee en van al dat wae- reldse gedoe stoot ons volk meer af dan dat 't antrekt. Ik zou ook wel wil len dat onze christelike kranten over 't hele land mae eenvoudig zeije: daer houdt ons mee op. Mae dat wil nog nie zeggen asdat ik het adverteren met bier op z'n eigen verkeerd vind. Ik ken begriepen asdat de mensen van Maandblad van de Geref. Ver. voor Drankbestrijding, waerdat kertiek ge oefend wier op wat ons Weekblad vaa de zeumer schreef over de Algemeen heid der zedeloosheid. De schriever was teleurgesteld dat daer speciaal niet geschreven wier over het drank- misbruuk. Noe ik ken dat allegaer best begriepen. Wanneer je op het stand punt staet dat je as christen wezende verplicht ben om geheelonthouder ta wezen, dan stuut je dat teugen da borst. Mae onze geheelonthouwers, dia ik overigens graeg mag, ik heb ze zei vers in me fermielje en dat ben besta lui, motten toch kennen begriepen, dat dit van die diengen bin, waerdat ja verschillend over dienken ken. Onza vaders, dronken niet anders as bier, hebben ze mien wel is verteld, ze had den toen nog geen koffie of thee en ja heit plekken in 't butenland waerdat de wijn de volksdrank is. En noe ken je 't diep betreuren dat er misbruik gemaekt wordt van het drankgebruuk, mae we motte mekaere toch vrie lae- ten in het gebruuk dervan en daerom geloof ik nie dat we van een kranta kennen eisen asdat ie de advertenties voor het bier weigert. De zaak is dat de redaksie van een krante een grens mot trekken wat dat ie wel en wat dat ie nie ken opnemen. Mae tenslott» bluuft de verantwoordelikheid van da advertenties toch bie de adverteerder. Een krante mag zo as ik 't bekieka geen advertenties opnemen, die in stried kommen met de ere van Gods heilige Naem en met de zedelikheid. Daerom is het goed dat die bioskoop- rommel en dansgelegenheden en al dat soort diengen der uut gehouwen wor den. Mae het bluuft vo de rest soms moeilijk om de grens precies te trek ken. De één zal der dit nog uut wil len houwen en de aere weer wat aeres. As ons met mekaere mae goed begriepen, dat het weren van de ad vertenties, die de neutrale kranta week an weke opneemt, an de christe like krante duzenden guldens kost ea dat onze christelike bevolking dus wei de roeping heit om daer teugenover de steun te geven an de christelik» krante waerdat het mae meugelik is. Meschien heb ik mien briefschrief- ster daermee nog nie helegaere af doende beantwoord, mae dan schrief ze mien nog mae is weerom. Noe kreeg ik nog van een aere la zer van onze krante een brief toega- stierd, die 't met me seens is wat*

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 7