m m i"f mi m ÊM J-atrUtiMad iter aire Jipvuc SCHAAKRUBRIEK. 5i§ fl! 11 fg§ B II JÉ ÉF fff 1w n U g jj| SS ik, MÉ ju i B B B B HP B ill! iiH iü! S Om De „JONGE KERKEN" JBLINDGKAART l\l® 1 De kolen in 1743 te Goes Hei Konuid'iijk Qa-dö Ui q,etij&enti&en saterdag 24 October 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 niet alleen, ze kon op platen en op nog veel andere manieren ook heel wat laten zien. Als ik nu een nieuwe fietsband nodig heb, weet ik, dat er eerst heel wat aan te pas kwam, eer ik weer vlot op mijn fiets er van door kan gaan met een nieuwe band. En dan nog eens zon dikke zware autoband, daar moet ook heel wat gebeuren eer zo'n ijzersterk ding klaar is, zodat zware auto's er duizenden kilometers mee kunnen weg trekken. En al dat werk gebeurt in de grote Vredesteinfabrieken in ons land. Nee ik vertel niet verder, wat er nog meer in die fabrieken gemaakt wordt, want dan had ik ons hele Weekend alleen er voor nodig. Ga zelf maar eens kijken in Middelburg of Vlissingen, of waar je kans krijgt. Maar er was nog veel meer hoor. Ik heb die klas, waar ik zo stiekum tussen gekropen was, met die mevrouw verder laten gaan naar een andere afdeling en ik heb me weer verstopt bij een andere klas, waar een mijn heer aan het vertellen was, hoe kaarsen gemaakt worden. Weer zo'n gewoon ding, dat je weieens gebruikt als het electrisch licht even kapot is, of die je bij tientallen in een Kerstboom kunt zien, maar voor zo'n gewoon ding moeten ook weer zoveel man nen en vrouwen er aan te pas komen en natuurlijk moet er eerst gezorgd worden, dat het daarvoor nodige vet in de fabriek klaar is om gebruikt te worden. Ik verze ker je als de electrische stop eens springt en ik in donker gauw een kaars grijp, dat ik dat eenvoudige witte ding heel anders bekijk, nu ik weet hoeveel zorg men er aan besteden moet, eer het kant en klaar in een mooi doosje door ons gekocht kan worden. Van die duidelijke platen en het vertellen van die mijnheer heb ik dat maar goed geleerd. En natuurlijk, dat is het slot van elk verhaal, dat gebeurt in onze eigen fa brieken. Zo kon je naar een ander hoekje wandelen in die grote zaal, waar die mijn heer of die mevrouw weer heel iets anders vertelde. Het wordt nu al een beetje fris 's avonds hè, en daarom kruipen we tot aan ons neus lekker in zo'n zachte warme wollen deken. Hebben jullie er ooit over gedacht, dat er grote fabrieken met wonderlijke machines voor nodig zijn met natuurlijk de wol om ons aan zo'n fijn warm holletje te hel pen in bed. Toen die mevrouw vertelde hoe in de Gerofabrieken al die prachtige lepels en messen en vorken en pannen en nog veel meer gemaakt werden, stonden de meisjes met open mond te luisteren, dat kan ik je wel vertellen, want meisjes gaan het, als ze een beetje groter worden, wel fijn vinden, als er bij het eten van die mooie lepels, messen en vorken op tafel komen. Nog van veel meer fabrieken wordt er Verteld en wat er verteld wordt, duidelijk PRpFEüoR. Weetniet VR/^AqT (ut.lie hoe: die pLAATS IN 2EELAND HEEf. WELKE Hy AANVA/y: gemaakt met platen en verschillende dingen uit de fabrieken daarvoor meegebracht. Ja er valt veel te leren, dat heb ik wel ge merkt, maar nou verderals de meisjes groter zijn en ze boodschappen moeten doen, of iets nieuws kopen voor het huis houden, dan moeten ze eerst maar eens kij ken of de spulletjes ook in ons land in onze eigen fabrieken gemaakt zijn, want ik kan jullie wel verzekeren, dat ze daar hun best hebben gedaan om ons wat goeds te leve ren. En misschien dat de jongens al kijkend en luisterend eens denken, daar is wel werk bij, waar ik ook zin in zou hebben om dat later te doen. Dat is best mogelijk, want niet iedereen kan in vaders zaak aan het werk blijven. Jullie gaan maar eens kijken en luisteren, net als ik. Hoor ik er wat van, van jullie? O jaer ligt een stapeltje brieven te wachten. Die komen heus de volgende week. Gegroet hoor. Jullie tante Truus. Op de 23e1 Maart 1743 deelde burgemees ter C. Ossewaarde aan de bijeengeko men vergadering van „Borgemeesters en de Raden, Regeerders der Stede Goes" mede, dat het er met de financiële toestand der Ganzestad niet al te best voorstond en er een groot tekort dreigde. Door het maken van „considerabele nieu we Stedelijke Kerken, en de jaarlijksche veelvuldige Repiratiën, ende mede door het vele jaren Subsideeren van het Oudeman huis en de ondersteuning van de Proveniers uit het zelve huijs" waren de financiën der stad in het gedrang gekomen. Er moest dus een voorziening worden getroffen, opdat de credietwaardigheid der stad geen schade zou lijden. Daar het in de winter van 1742—1743 tamelijk koud was geweest en uit dien hoof de veel kolen binnen de stad Goes waren ingevoerd, had burgemeester Ossewaarde stammende uit het bekende Regenten geslacht, dat zoveel voor deze stad gedaan heeft bij de warme haard zittende, het idee voelen rijpen, of dit verwarmings artikel er ook niet toe zou kunnen bijdra gen, de stedelijke kas wat te „verwarmen". Zijn idee vond ingang en na een korte verdediging, ging zijn voorstel er door, om van elke schaal (mud) kolen, die binnen Goes werd ingevoerd, een zeker bedrag voor de stedelijke kas te heffen. Aan de poorters werd dit, door afkondiging van de puye van het Stadhuis meegedeeld. Daar burgemeesters natuurlijk zelve deze bijslag niet korden heffen, werd deze stede lijke impost verpacht aan een pachter of collecteur (wij zouden zeggen: gemachtigde voor de kolen). Deze moest „van elke schaal, 280 pond Amsterdamsch gewicht, die in deze stede of derzelve jurisdictie (rechtsgebied) werd ingevoerd en opgesla gen 6 groten Vlaamsch" invorderen. Dit geld moest direct bij ontvangst der kolen betaald worden. Hiervoor ontvingen zij dan een „afleveringsbewijs". Voor de brouwers werd echter een uit zondering gemaakt Deze ontvingen twin tig schalen (mudden), dus 5600 pond, bui ten de impost om. Deze bizondere toewij zing werd door „Borgemeesters en Raden" genomen, om het Brouwersbedrijf, dat veel kolen nodig had en in Goes veel tot bloei der stad bijdroeg, gelegenheid te geven, om met andere plaatsen o.a. Brouwershaven te kunnen concurreren. Om eventuele „zwarte handel" tegen te gaan, waren ook strenge maatregelen geno men. De bevoorrechte brouwers werden één voor één op het Raadhuis ontboden, waar zij onder ede moesten verklaren, geen pond kolen te zullen verkopen aan anderen. Ja zelfs mochten zij voor eigen huisbrand geen pond van deze 5600 pond afnemen maar in eigen woning belaste kolen stoken. Hun voorraden werden regelmatig gecon troleerd en op staatskosten opgemeten of zij geen „verboden neerlagen" hadden. Bleek dat er buiten de collecteur tóch kolen gekocht waren door wie dan ook dan werd de „fraudateur" bestraft. Voor de eerste maal, dat hij gepakt werd, wer den zijn kolen verbeurd verklaard, terwijl hij honderd Caroli-guldens boete moest be talen; de tweede maal werd dit verhoogd tot 200 Caroli-guldens en „voor de derde reise 400 Caroli-guldens benevens arbitra- lijk gecorrigeert", waarbij ontneming van poortersrechten en uitsluiting uit de gilden ingrijpende straffen waren. Ook had burgemeester Ossewaarde aan de vervoerders gedacht, en bepaalde hij en zijn raad „dat geen schipper of voerman kolen uit zijn schip of van zijn wagen mocht collecteur „op poene (straf) dat schip of lossen alvorens hij toestemming had van de rijtuig en paarden provisioneel gearresteerd zullen blijven", om daar desnoods de boete op te kunnen verhalen. Nog een andere categorie poorters werd in deze kolengeschiedenis betrokken, nl. de leden van het Goesche St. Jansgilde. Zij mochten geen kolen wegen, vermengen, ver voeren, alvorens het „Afleveringsbewijs" Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6 te Middelburg. Deze partij werd gespeeld in de winterwedstrijd vsn de Schaakblub „Middelburg", Groep 2 door de heren A. W. Matthijssen en J. Bonthuis. Wit laat zich al snel een pion ont nemen en speelt een beetje doelloos heen en weer inplaats van zijn stuk ken te ontwikkelen. Zwart profiteert hiervan en staat veel beter. Op de 20e zet èen fout van Wit, welke een stuk kost en ook de partij. Wit: A. W. Matthijssen. Zwart: J. Bonthuis. Damegambiet. 1. d2—d4 V d7d5 2. e2e3 Pg8—f6 3. c2c4 e^e6 4. Pblc3 Pb8c6 (in aanmerking kwam ook Pbd7). 5. Pgl—f3 a7a6 (Om geen last te hebben van Pb5 of Lb5). 6. Lfle2 Lf8d6 7. 0—0 0—0 8. a2a3 Pc6a5 9. b2—b4? (Kost een pion. Beter was hier c5 Le7 en daarna Ld3 en e3e4). 9Pa5xc4 10. Le2xc4 d5xc4 11. e—e' Ld6e7 12. e4e5 (Sterker was m.i. Lb2 en daarna d4— d5 om de diagonaal open te krijgen en de Loper dienst te laten doen). 12Pf6—d5 13. Pc3e4 h7—h6 14. Lel—b2 b7—b5 15. Pe4c3? (Waarom? Het Pand stond goed. In aanmerking kwam Tel of Tel. Eerst de stukken zó goed mogelijk opstellen voordat men iets gaat ondernemen). 1 5Lc8b7 16. Pc3xd5 (beter Tel) 1 6Lb7xd5 17. Lb2c3 (Onnodig. Waarom geen Tel? Vroeg of laat moet dat toch gebeuren.) 1 7f7—f6 werd overgelegd. Bleek bij onderzoek dat zij fraudeerden, de straf was te voren reeds betaald. Een weger b.v. moest dan „een geheel jaar zijn wegersambt waarnemen ten profijte van het Weeshuis zonder zelf iets voor zijn moeite te profiteren" en bij her haling volgde afzetting en uitsluiting van het gilde. Tot slot moest de collecteur elke drie maanden aan de administrerende rent meester der stad verantwoording en beta ling doen. Bij gebreke werden de borgen aangesproken. Men ziet, dat al was er in 1743 geen distributie, er aan de kolen toch nog wel iets vast zat. 18. Tfl—el f6xe5 19. Pf3xe5 TÏ8—f5 (Zwart heeft nu zonder moeite een goede stelling gekregen en gaat nu aan een K.-aanval beginnen en krijgt medewerking van Wit!) 20. Ddl—g4? (Dit is fout. Het beste was hier g3.) 2 0Tf5g5! 21. Pe5c6? (Kost een stuk. Wit rekende op Lc6 De6f en Dc6. Het beste was misschien nog wel Df4 geweest). 2 1Tg5xg4 22. Pc6xd8 Ta8xd8 23. f2—f3 Tg4—g6 24. Tel—fl Td8—f8 25. Tal—fl Ld5xf3 26. Tflxf3 Tf8xf3 27. Telxe6 (aardig, maar het helpt niets. Zwart komt nu een Toren voor). 2 7Tg6xe6 28. g2xf3 (".".'it had nu beter kunnen opgeven. Wat nu nog volgt is niets meer.) 2 8Te6e3 29. Lc3—b2 Te3xf3 30. Kgl—g2 Tf3—d3 31. Kg2—f2 Le7—f6 (Td2t gaat sneller.) 32. Kf2e2 Lf6xd4 Wit gaf het op. De ladderwedstrijd. De oplossingen der vorige proble men waren als volgt: Probleem 83. 1. De7h7. (Sleutel- zet.) 1 Probleem 84. A. 1. Ke4ü, Te5:f. 2. Kd4!, onverschillij. 3. Le5:t mat. B. 1Tb5t. 2. Td5t, Kc6. 3. Td6+ mat. Een fraai probleem. En nu de nieuwe opgaven.- Probleem 85: I Wit: Kgl—Dh5—Th7—Pf5; pionnen a4dl e3f2g2h3. Zwart: Kg8—Dd2—Tf8—Lf6; piön- nen b7c2f7. Wit aan zet wint (mat in 2 zetten). 2 punten. Probleem 86: Wit: Khl—Dc6—Tfl—Lg2—Pc3; pionnen a2c4h3. Zwart: Kg8Db2Tb8Lc8—Pf6; pionnen a7g7h7. Wit aan zet wint (mat in 4 zetten) 3 punten. Oplossingen uiterlijk 10 dagen na plaatsing in te zenden. Probleem 85 abcdelgh Wit aan zet wint (mat in 2) 2 punten Probleem 86 l^. 'tvyTTTTrt i mÈ. abcdef gh Wit aan zet wint (mat in 4) 3 punten van Zaterdag 24 Oct. 1953, No. 2614 Uitgave van Oosterbaan Le Colntre N.V. Goes eeuu/scH u/eexem Het was wel een zeer interessant en ac tueel onderwerp, waarmede Prof. Dr W. F. Dankbaar, de voormalige predikant in de Ned. Herv. Kerk van Goes, zijn inau guratie hield bij de aanvaarding van zijn ambt van Hoogleraar aan de Rijksuniver siteit te Groningen. Deze rede, die ons ter bespreking in ons blad werd toegezonden door de uitgever, (J. B. Wolters te Groningen) is wel van voldoende importantie om haar op deze plaats onder de aandacht van onze lezers te brengen. Het gaat in deze rede over „de Jonge Kerk en de Kerkgeschiedenis", zoals de titel luidt. De spreker wijst er op, dat de tijd van de zgn. „Europa-centrische" geschiedbe schouwing voorbij is. Andere werelddelen, met name Azië komen tot ontwaking en de Christelijke kerken in dit werelddeel wen sen zich niet langer als zendingsposten van Europese kerken te beschouwen. Het oos ters nationalisme speelt ook in deze kerken een grote rol en deze kerken gaan over tot 'n zelfstandig bestaan, met 'n eigen theolo gie, kerkenorde, liturgie en kerkelijke kunst. Europa's kerken zullen goed doen met deze ontwikkeling rekening te houden. Want 't is tenslotte niet alleen het ontwakend natio nalisme der oosterse volken, die deze zelf standigwording stimuleren. Er wordt in de kerken in Azië ook een echt-christelijke vi taliteit gevonden. Toch ziet Prof. Dankbaar bij deze ont wikkeling wel grote gevaren voor deze „jonge kerken" dreigen. Deze kerken heb ben als karakteristiek verschijnsel het ver langen naar samenwerking en eenheid, niet tegenstaande de soms enorme geografische afstanden. En ook in deze zucht naar een heid weerspiegelt zich het nationalisme. De opname in de zgn. „wereldkerk" moet de plaats der natiën in de rij der volken ac centueren en de gebondenheid aan de bui tenlandse zending vervangen, welke men aanvoelt als een „koloniaal verschijnsel". Een ander rpmerkelijk verschijnsel bij deze oosterse jonge kerken is, dat zij van de verdeeldheid, welke de kerken in Europa karakteriseert, niets moeten hebben. Zo b.v. in Zuid-India, waar een langdurig proces van verscheidene tientallen jaren in 1947 tot resultaat had, dat kerken van Angli caanse, Presbyteriaanse, Congregationalis- tische en methodistische structuur werden samengebracht. Dit syncretisme bepaalt ook de verdere ontwikkeling van de theologie in de oosterse christenheid. Een der geva ren die hierbij heel sterk dreigen is de assi milatie met de oosterse mystiek. Wat ver der ook opmerkelijk genoemd mag worden is, dat deze jonge kerken bloot staan aan dezelfde geestelijke gevaren, waarin de christelijke kerken in de eerste eeuwen on zer jaartelling verkeerd hebben. Zo bestaan er christengroepen in Islamietische omge ving, die Bijbel en Koran gelijkelijk ver eren. In heidense gebieden vereenzelvigen christenen de Heilige Geest licht met hei dense geesten en schrijven Hem openbarin gen toe, die met de bijbelse in lijnrechte strijd zijn. Bij het reciteren van teksten, waarbij men uiteraard grote magsche kracht toekent aan het woord, worden Christen dom en heidendom op vreemde wijze ver mengd. Nauw verwant met het syncretisme is het sectarisme, ook een der hevigste bedrei gingen voor deze kerken. Welig tieren de secten in Azië en in Afrika neemt deze woekering waarlijk onrustbarende omvang aan. In dit werelddeel bestaan er momen teel meer dan 1300 secten. Deze rede van Dr Dankbaar is daarom van zo grote betekenis, omdat zij een oriën tatie is op een terrein, dat de meesten onzer totaal vreemd is, terwijl toch de grote ur gentie er van boven twijfel vast staat. Wat gaat er in de nabije toekomst in andere werelddelen, met name ook kerkelijk gebeu ren? In welke richting ontwikkelt zich de godsdienst, welk karakter, welke tendens gaat deze vertonen? Wanneer wij Dr Dankbaar goed begre pen hebben dreigen er in de wereld van het Oosten vooral twee gevaren: het syn cretisme en het nationalisme. De mogelijkheid bestaat, dat uit deze jonge beweging een nieuwe godsdienst ont staat, een mengeling van christelijke- en oosters-mystieke begrippen. De vereniging van christendom en heidendom, is een ver schijning, dat onze kerkgeschiedenis uit 't be gin onzer jaartelling ook kent. Het is een ontzaggelijk groot gevaar, omdat het juist het christendom uitholt, van zijn betekenis en integrale waarde berooft en er een sur rogaat voor in de plaats schuift. Maar daarnaast is het verschijnsel van het ont wakend nationalisme in Azië een zaak, die zeker ook onze aandacht, zal moeten krij gen. Dit gaat samen met wat we zien ge beuren achter het ijzeren gordijn. Juist dezer dagen gaf het R.K. weekblad „De Linie" een breedvoerige beschrijving van wat er in de landen van Oost-Europa met de kerken gebeurt. Men tracht daar van de kerken een staatsgodsdienst te ma ken. Bisschoppen moeten óf door de Staat benoemd worden of hun benoeming moet de goedkeuring van de Staat hebben. Voor de gevangen genomen priesters en kerke lijke hoogwaardigheidsbekleders stelt men, als Staat, zelf geestelijken aan, die collabo reren met de communistische Staat. Welnu, wie iets van de tekenen der tijden verstaat ziet waar we met dit alles naar toe gaan. Er is een machtige stroming, een ecume- nische beweging, welke maar één vijand meer kent: de verdeeldheid. Alles moet één worden en tot samenwerking worden ge bracht met de wereldlijke overheden. Staats macht en kerkelijke macht vloeien straks opnieuw inéén, zoals het geweest is onder de roomse hiërarchie in de middeleeuwen. We zien deze tendenz in de westerse we reld, zowel als in die van het oosten, zo wel achter het ijzeren gordijn als in Azië. En wanneer we nu de Schrift kennen, be vreemdt ons dat alles niet. We glijden naar het tijdstip toe, dat de anti-Christ zal zit ten als een god in de tempel. Hij zal vol komen èn het wereldleven èn het kerkelijk leven beheersen en onder zijn macht heb ben. Syncretisme en nationalisme, dat ten- UIT DE SCHRIFT En ziet een zaaier ging uit om te zaaieneen deel viel bij de weg op steenachtige (plaatsen)in de doornenin de goede aarde. Matth. 13:3. Onder de gelijkenissen, die de Here Jezus verteld heeft aan de scharen, is die van de zaaier wel één van de meest be kende. Het leek wel mooi, dat zovele mensen de woorden van Christus mochten horen: maar 't wgs tegelijk ook een ding van grote ernst. Het kan je aangrijpen als je 's Zondags zovele mensen naar de kerk ziet gaan, mensen die het Woord horen. Je kunt dan in de kerk wel eens horen bidden om een zegen: dat het Woord ook deze Zondag mag vallen als zaad in een wel toebereide aarde. En dan denken we aan wat in deze gelijkenns staatèn onze gedachten gaan dan naar die vierde groep, de mensen, van wie de Here zegt, als het zaad daar neervalt, dat 't dan valt in goede aarde. Wij denken dan wel eens, dat die goede aarde alleen de toebereide akker is, maar het zaad dat bij de weg viel, Oiel dat niet in toebereide aarde? En dat op steenachtige plaatsen terecht kwam, viel dat ook niet in een toebereide akker, net als het zaad dat onder de doornen kwam? Zeker, alleen bij de vierde groep is spra ke van goede aarde, maar wordt van groep 1, en groep 2 en groep 3 soms ge zegd dat daar geen toebereide akker was? De zaaier zal toch wel met het zaaigoed voorzichtig omgaan. Een andere zaak is of overal het zaad VRUCHTEN draagt, maar wel is groep 1 en 2 en 3 en 4 wéltoebereid land. De Here Jezus brengt hier als de goede Schriftgeleerde uit Zijn schat ook oude dingen voort. Reeds in de tijd van Jesaja heeft de Here tot heel het volk gezegd, dat Hij een wijngaard op een VETTE heuvel geplant heeft, waaraan Hij alles ten koste gelegd heeft wat maar mogelijk was, de wijnstokken stonden in vette wel toebereide grond. En verwacht werd dat er goede druiven zouden groeien, maar zie, dat is heel anders uitgevallen. Stin kende druiven bracht de wijngaard van Jes. 5 voort. Het is dus niet zo, dat groep 1, en 2 en 3 het toch eigenlijk niet helpen kan als daar geen vruchten komen. Neen zegt de Here, het gaat hier over mensen, aan wie reeds veel ten koste gelegd werd, het verbondsvolk, de kerk, gedoopten, Avondmaalgangers, mensen, aan wie ge werkt is. slotte in het internationalisme zal overglij- den, zullen het ganse leven overheersen. En bij dit alles zal er slechts één doodzonde overblijven: het niet willen buigen voor de god des tijds, zich onttrekken aan deze syn- cretistische wereldgodsdienst met een chris telijk tintje. Wie dan nog zeggen durft in reformatorische kracht: hier sta ik, ik dan niet anders, zal dat woord tot zijn doodvon nis hebben gemaakt. Deze mensen worden de paria's, de uitgeworpen, de mensen van de nachtschuit, de dode vliegen, die de zalf des apothekers doen stinken, munt, dat in die tijd, (die heel snel nadert) in de gehele wereld niet meer gangbaar zal zijn. En in dit alles worden slechts de Schrif ten vervuld, die het voorzegd hebben. Maar dat trouwe kerkvolk, zal ondanks alles de troost blijven houden: heb goede moed, want IK heb de wereld overwonnen! Want zij blijven tenslotte de „christelijke" KERK, waarvan gezegd is, dat de poorten der hel haar niet zullen overweldigen. Deze éne troost blijft tot de jongste Dag! MARNIX. door Dr C. Bro:uwer. Uitgave van Bosch 6 Keuning N.V. te Baarn. Een diepgaande studie, populair geschre den over de gelijkenissen des Heren. De auteur gaat de grondbetekenis van het woord „gelijkenis", zoals het in het He breeuws zijn betekenis ontving, na en komt langs die weg tot een verrassend licht over de bedoeling waarmee een gelijkenis werd uitgesproken. Wij hebben wel eens de indruk, dat de Heiland in Zijn gelijkenissen, daarom naar practische beelden rondom Hem in het da gelijkse leven, greep om aan een ieder dui delijk te maken wat hij wilde prediken, zo dat een „kind Hem kon begrijpen". Maar er is toch ook nog wel iets anders ge weest. We herinneren ons, dat de discipelen eens met een zucht van verlichting tot de Heiland zeiden: „Nu spreekt Gij niet in gelijkenissen maar rechtstreeks tot ons en zegt Gij wat Gij meent". Daaruit blijkt, dat het spreken in gelijkenissen volstrekt niet altijd tot achtergrond had om met voor beelden duidelijk te maken wat bedoeld werd. Trouwens de Heiland zelve zegt dat ook. Hij verklaart ergens: Ik spreek in gelijke nissen tot dit volk opdat zij ziende niet zien en horende niet horen zullen. Terwijl Hij op een andere plaats tot Zijn discipe len zegt: aan u is het gegeven deze woor den te verstaan. Wij kunnen hier spreken van de „mas saal" de verberging, de raadselspreuk, in de gelijkenis. Daarmede werd juist het te genovergestelde bereikt, van wat wij opper vlakkig vaak menen. De Heiland sprak vaak Zijn gelijkenissen juist om de waar heid te verbergen voor velen. Hij wilde juist niet door hen verstaan worden en daarom sprak Hij in gelijkenissen. De dis cipelen vragen Hem dan ook soms: Here, verklaar ons deze gelijkenis! En dan volgt, in intieme kring voor Zijn bekenden, de verklaring van de geheimzinnige gelij kenis. Wat wilde de Heiland daarmede? Zijn Woord was steeds een levend woord, een brok dynamiet, een daad. Er werd altijd iets mee uitgericht, zoals de Bijbel vandaag nog is. Het Woord Gods is meer dan een verzameling letters en woorden, zinnen en hoofdstukken, zoals we dat hebben in een menselijk boek. De bij bel is een levend iets, een dynamische kracht, die altijd iets uitwerkt. Een twee snijdend zwaard. Wie in de Bijbel leest wordt altijd daardoor dynamisch aangegre pen en er wordt iets met die mens gedaan. Hetzij ten goede, hetzij ten kwade. Zo was het ook met de gelijkenissen, die de Here sprak. Zij waren raadselspreuken. De mensen, die haar hoorden, konden daar twee dingen mee doen. Zij konden zeggen: ik begrijp van die raadsels geen zier, en er zich dan aan ergeren en zich wrevelig van de Heiland afkeren. Dezulken waren verloren. Zij kwamen onder het oordeel der verharding. Maar de mensen, die ze hoor den konden óók nog iets anders doen. Zij konden zeggen: ik begrijp er totaal niets van. De gelijkenis was hen een gesloten deur. Maar nu gingen zij naar de Heiland en zeiden: ik versta niet wat Gij zegt, geef ons de sleutel op dat slot, open de deur, opdat wij mogen ingaan. En dan gaf de Heiland de verklaring van de raadselspreuk en dezulken werden behouden. Zo werkt Zijn Woord altijd naar twee kanten. Het bracht de mensen onder het oordeel of het bracht hen tot de zaligheid, de redding. En zo is het vandaag nog met de Bijbel. Wie dat boek in handen neemt, wete wel wat hij doet. Het is maar niet een boek met letters, het is het levende Woord Gods, waarin God zich openbaart. Dat Boek doet iets in ons leven, op dat boek worden we eeuwig rampzalig of eeuwig gelukzalig. Laat ons deze belangrijke dingen toch wel bedenken wanneer we naar de kerk gaan of er niet heen gaan. De prediking van het Woord Gods, is ons tot eeuwige ver berging, of eeuwige verlossing. Dr Brouwer geeft ons in zijn boek over de gelijkenissen zeer lezenswaardige stof. Hij geeft ons een diep inzicht in de betekenis der gelijkenissen. Wat wij vooral leren uit dit boek is, dat we, wanneer we spreken over de „eenvoudigheid van Gods Woord" hieraan niet moeten verbinden de gedachte, dat Christus in de gelijkenissen niet veel meer dan eenvoudige verhaaltjes geeft. Ze ker hier kan een kind in Gods Koninkrijk vaak heerlijke troost uit putten, maar te gelijk verbergen de gelijkenissen achtef-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 7