liliiil ■BODEM DIE NOG KOMEN MOET vu~aö e&nó Di woiiMUs UIT DE CAMERA Van een handwerktentoonstelling Vlissingen Zaterdag 3 October 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 het huwelijk verstaan noch nakomen enz. Een opvallend ding in de Amerikaanse litteratuur is, te zien hoe het Amerikaanse leven in een goede halve eeuw is verwor den. Men leze b.v. eens de boeken over de Amerikaanse pioniers, die er ook in massa zijn uitgegeven. Stoer, gezond, sterk naar lichaam en ziel waren die mensen. Hun hu welijk was hun heilig. De vrouwen waren de kameraden hunner mannen, werkten met hen mede aan de opbouw van hun huis en hun bestaan, baarden vele en gezonde kin deren en hebben Amerika binnen zeer korte tijd gemaakt tot een machtig rijk land. Maar kijkt nu naar het derde en vierde geslacht. De litteratuur geeft er een duidelijk beeld van: egoïstische, genotzuchtige, wufte en vaak lamlendige schepselen, met verworden huwelijken, mislukte gezinnen, kinderen die geen opvoeding krijgen, stikkend in de Een tentoonstelling bekijken, die er nog niet is, dat is een kunst apart, dat zult ge moeten toegeven. Nu, dat heb ik vanmid dag klaargespeeld. Of liever een halve ten toonstelling bekijken, die er echter óók nog niét was. Laat ik niet langer in raadsels schrijven, maar eens gaan vertellen, dat de Bond van Christen Boerinnen. Boerendochters, Plat telandsvrouwen en -meisjes in Nederland e«n Handwerktentoonstelling heeft georga niseerd in de „Prins van Oranje" Nieuw- straat te Goes, welke Dinsdagmorgen 6 Oc tober door Mevrouw Baronesse De Ca- sembroot officieel zal worden geopend. Bij die landelijke tentoonstelling komt een grote afdeling van Zeeland bij, en van dat echt Zeeuwse deel heb ik vanmiddag een koste lijk voorproefje gehad, in de gastvrije wo ning van Mevrouw Rouw. Men zegt weieens dat de jongen in de man nooit te loor gaat, maar vanmiddag dacht ik, het meisje, dat met poppen speelt, verdwijnt ook nooit helemaal in de vrouw, want we begonnen direct met poppen, ge kleed in Zeeuwse drachten. Prachtig ge kleed, ook het ondergoed stipt volgens de oude regelen der dracht. Daarvan kon ik niet genoeg krijgen. Er was een pop in het Noord-Bevelands. één in het Zuid-Beve- lands en twee poppen uit het land van Axel, welke laatste toch onderling weer verschil den. Die beukjes in fijn kralenwerk van die Axelse poppen waren kunststukjes op zich zelf. Ware het niet, dat zoveel anders be keken moest worden, ik had lang met de poppen op mijn schoot gezeten. Van de poppen in dracht was het een klein stapje naar de gehandwerkte kledingstukken, die bij de dracht der mensen behoren. Weer waren het de beuken der Axelsen, die grote bewondering afdwongen. Er waren er bij, ragfijn kralenwerk, die zeer kunstzinnig wa ren uitgevoerd. Er waren ook stukjes kra- sexuele problemen, met een godsdienst, die er nog slechts als een dun vernisje bovenop ligt. Ook deze roman legt er getuigenis van af. En het is ongetwijfeld een der besten, die van de Amerikaanse boekenmarkt ko men. Legt men dit boek b.v. naast dat van Risseeuw, die onlangs zijn roman schreef over de Pioniers in Amerika en ge hebt twee waardige representanten van het eer ste en het vierde geslacht der Amerikanen. Als zodanig valt deze roman dan ook ze ker te waarderen. Het verhaal is ook psy chologisch goed opgebouwd, de conceptie is streng gehouden en ook de vertaling is goed. Als „beeld"-roman. maar dan in een an dere zin, als wij daar gewoonlijk aan hech ten, gaarne aanbevolen. lenwerk, die wel voor versiering van beu ken gebruikt worden, maar die evenmin zouden misstaan als corsage op een kost baar, gekleed modern japonnetje. Een uit gebreide collectie strikken met lange linten er aan, ook behorend bij de Axelse dracht was een ware ogenlust door de fijnheid van patroon en juiste kleurencombinatie. Mijn gastvrouw vertelde, dat er genoeg inzendingen waren om een „oud hoekje" te maken. Ik zou zeggen, dan spits je de oren, maar in dit geval, hoefde ik niet veel te luisteren en enkel maar te kijken naar het bewijsmateriaal, dat Mevrouw Rouw aan sleepte voor het „oude hoekje". Natuurlijk zijn daar die kostelijke oude schilderijen bij in kruissteek uitgevoerd, een weekje, waar in onze grootmoeders bedreven waren en waarin ze soms blijk gaven van meer dan middelmatige artistisiteit. In dat „oude hoekje" komen ook oude hemden van eigen gesponnen linnen met versiering langs de hals. Prachtig linnen, met ragfijne steekjes versierd. Dat er verder in dit hoekje ook tal van die oude gezellige merklappen een plaatsje zal vinden is vanzelfsprekend. Ik denk. dat vooral bij de ouderen onder ons, die dit hoekje bekijken, er vele herinnerin gen boven zullen komen, aan die oude tijd, toen ieder nog tijd en lust had voor glit ge- noegelijke werk. Dat echter die kruissteek niet alleen voor de oude tijd gereserveerd moet blijven, maar ook tegenwoordig nog vele beoefenaarsters vindt, blijkt wel uit zeer vele inzendingen in deze handwerk techniek. Eén inzending was bepaald ver rassend te noemen. Een klein schilderijtje dat sprekend een ouderwets silhouetje lijkt, is ook geheel in kruissteek gewerkt. Alles met zeer fijne kruisjes gedaan. Een paar moderne wandkleden op jute gewerkt ook in de kruissteek gaven een beeld van de twaalf maanden. Je zou lust krijgen het na te maken voor je eigen gang. Wat was er verder nog veel te zien. Handwerk in allerlei handwerktechnieken. Smyrnawerk, appliquéwerk, doorstopwerk, haakwerk, ja er is geen handwerk waarin onze Zeeuwse vrouwen, geen mooi stukje hebben vervaardigd. Ik zal enkel maar even opnoemen, wat er al in die Zeeuwse afdeling te vinden zal zijn. Beschrijven gaat eenvoudig niet, want dan slokte ik het hele Weekend al leen al op. Er waren kussens op alle ma nieren bewerkt, ook vloerkleedjes op ver schillende manieren gecreëerd. Heel wat prachtig geborduurde tafelkleden, kleinere en grotere gehaakte en gebreide kleedjes, die soms aan kantwerk doen denken. Lakens en slopen met echte handge knoopte kant zijn natuurlijk voor elke vrouw die prijs stelt op kostelijk verzorgd lihnengoed, een verrukking voor het oog. Maar ook zonder dat kostbare versiersel kunnen we toch wel mooi linnengoed heb ben met gehaakte banden er in. Ook wer kelijk een begerenswaardig bezit. Een grote gebreide onderdeken, moge dan al niet tot de z.g.n. fijne handwerken gerekend wor den, in ieder geval getuigt zo'n werkstuk wel van de volharding van de vervaardig- ster. Nu moet ik toch ook nog even vertellen, dat er een wandkleed is voor de kinder kamer, dat menig kind .n verrukking zal brengen, omdat de negertjes, die met hun glundere kraaloogjes daar zó levendig op afgebeeld staan, dat je er met pleizier een tijd naar kijken blijft, ook al ben je de zeer jeugdige leeftijd al voorbij. Mevrouw Rouw vertelde, dat geheel Zee land, voor zover dit nu, na de ramp van 1 Februari mogelijk was, inzendingen voor deze tentoonstelling heeft gezonden. Ieder kan begrijpen, dat Schouwen en Duiveland, waar de meesten nog ver van huis en haard vertoeven, geen medewerking kon verlenen, maar Noord-Beveland. polders in Zeeuwsch Vlaanderen, en ook delen van Zuid-Beve- land, welke ook hun trieste deel van de ramp hadden te verdragen, bleven nu niet achter, maar zonden opmerkelijk veel in. Voor zoveel meeleven en kordaatheid moet je toch respect hebben. Maar nog ander meeleven verdient ver teld te worden. Een vrouw van bijna vijf en zeventig jaren, maakté een keurig kleed met allerlei open nadenwerk. Nu ieder, die wat aan handwerken deeJ, weet wel, wat een priegelwerk dit is. De Zeeuwse afdeling brengt dus wel in beeld wat onze vaardige vrouwenhanden kunnen te voorschijn to veren met naald en draad. Van dit Zeeuwse voorproefje heb ik een paar uur lang echt genoten, zoals alleen 'n vrouw genieten kan, van het zien van zoveel mooie handwerken. En nü was dit maar een halve, of beter een deeltje van de tentoonstelling. Voor de rest hoop ik op volgende week, Dinsdag morgen. En daarvan verwacht ik ook heel wat, want als nu onze Zeeuwse vrouwen al zulk een belangrijk aandeel bijeenbrachten, wat kan dat worden als van heel ons land de handwerkende vrouwen hun voortbreng selen door ons laten bewonderen. Annonce Jonge man die op het punt staat te trouwen zoekt ervaren heer die hem dit uit het hoofd praat. Op mijn tafel ligt een boek, n buitenge woon formaat, een albumformaat. Een» so bere, bruine band met goudopdruk, dat te lezen geeft: „Gedenkboek van de Waters nood in Oost-Zuid-Beveland, 1953". De uitgever van dit boek is C. van Velzen te Krabbendijket Een boek op kunstdruk, ge vuld met vele foto's en verder voorzien van een droef verhaal. We richten dus ditmaal onze camera op een boek, waarin vele ca mera's reeds hun werk hebben gedaan. En dat wij dit doen heeft zijn reden. Want dit boek heeft ons getroffen. Er is al heel wat in de pers over de ramp van 1 Februari j.l. verschenen. In boek en krant hebben we er van kunnen lezen en er de foto's van kunnen zien. Maar nog geen boek heeft ons getroffen zoals dit. Wij vin den dit een waardig boek, vrij van sen satie, sober, eenvoudig, gedocumenteerd, feiten registrerend met angstvallige nauw keurigheid. De Uitgeyer zegt voorin dit boek: „Ieder, die zich enigermate interes seert voor wat in het verleden in onze pro vincie op het gebied van waterrampen is voorgevallen, moet dikwijls tot zijn teleur stelling ervaren, hoe gering het aantal ge detailleerde gegevens daaromtrent is. Wel iswaar zijn er voor dit gemis verzachtende omstandigheden aan te voeren, maar toch kan men zich niet aan de indruk onttrekken, dat in vroeger tijden, aan het verzamelen van belangwekkende gegevens van water- rampen voor het nageslacht niet veel zorg is besteed Dit is juist. En deze uitgever deed een goed werk thans, voor wat betreft het ge deelte van het Zeeuwse rampgebied, waar in hij woonachtig is, zorg te dragen, dat het nagesacht deze klacht niet slaken kan. Men kan niet zonder diepe ontroering deze album inzien. Na een kort, duidelijk en verantwoord historisch overzicht van watervloeden, welke Oost Zuid-Beveland geteisterd hebben, geschreven door C. Phi- lipse, geeft L. N. Huysman^-Griep een be schrijving: „Wat er in Rilland-Bath gebeur de". Dit is een sober, zakelijk en gedocu menteerd verslag van de droeve feiten wel ke zich daar hebben voorgedaan. We lezen van het ongeluk, dat de burgemeester van Rilland-Bath trof. van de verwoestingen, die de dijkdoorbraak veroorzaakten. We zien de tekst verduidelijkt met foto's van de overstroming, stallen met verdronken vee, ineengestorte huizen, vernielde dijken, het bezoek van de Koningin, de hulp van buiten landers en van onze „eigen jongens" uit het leger, het evacueren van het zwaar geteis terde dorp. Vervolgens geeft H. Bos een beschrijving van „Krabbendijke en de ramp", waarbij natuurlijk speciaal het ver schrikkelijk getroffen buurtschap Oostdijk een beurt krijgt. Het fotomateriaal, dat hier bij <Je tekst ondersteunt, is diep aangrijpend. M. A. Allewijn schrijft over: „Waarde ging onder.v... maar niet voorgoed!" Ook hier weer treft de soberheid en accuratesse van het droef relaas, maar zoals de titel reeds aangeeft van dit fragment: het wordt door alle leed heen gedragen door een sterke on dertoon van het vaste geloof in het herstel en de wederopbouw, waarvan dit verhaal dan ook moedgevende staaltjes vertelt. Ten slotte komt Kruiningen aan1 de beurt, be schreven doör W. A. Verbeek, die tot titel koos: „Het noodlot van Kruiningen" een titel die we niet juist achten. Er bestaat geen „noodlot". Goddank niet! Want in dat ONS KORT VERHAAL Het verhaal dat „De Nieuwe Ploeg" (het boekennieuws v. d. Wereldbibliotheek) ver telt, begint als een sprookje, maar ditmaal is het echt gebeurd. De bekende schrijver Attilio Gatti vertelt het in zijn boek over „Mensen en Dieren in Afrika". Het gebeurde in de Congo, onder de Sul tan M'bio genaamd, die een wreed man was en hardnekkig tegen elke Europese inmen ging gekant bleef. Hij begreep wat de z.g. „blanke bescherming" van zijn ras inhield voor hem en de zwarte rasgenoten. Terwijl zijn legers de vooruitgang van de uit het Noorden oprukkende Engelse regi menten probeerden tegen te houden, liet bij in het Zuiden een gezant van de koning der Belgen, reeds maanden lang op een audiën tie wachten. De afgezant, Kapitein Paulis ijsbeerde in zijn tent op en neer, bestudeerde landkaar ten en kalender. Hij trachtte te berekenen wanneer de Engelsen vermoedelijk M'bio's hoofdstad zouden bereiken en hoe hij met zijn eigen belachelijk „leger" hun vóór zou kunnen zijn en schaakmat zou kunnen zet ten toen een klein gedrukt teken in een almanak hem plots op een schitterend idee bracht. Hij nam onmiddellijk een besluit en gaf het bevel om op te breken. Enkele uren later kwam hij in contact met de legers van M'bio. Na een behendig geleverd gevecht, waarbij zoveel mogelijk lawaai werd ge maakt en zo weinig mogelijk bloed vergo ten, viel Paulis met zijn troepen in handen van Basongoda, één van M'bio's talrijke zonen, die, trots op zijn gemakkelijke over winning hen dadelijk onder gewapend ge leide naar zijn vader zond. Eindelijk was Paulis dan toch in M'bio's hoofdstad, weliswaar als gevangene en niet als gast en als gezant Van zijn koning. Maar hij was er, en nog wel precies op tijd. Er waren daar talrijke sultans, opperhoof den, generaals en andere notabelen van de Mangtebu en de Azande bijeengekomen, alsof zij verwachtten dat weldra een of an dere beslissing van vitaal belang zou wor den getroffen. Gelukkig voor hem, wist Paulis dat M'bio, behalve een meedogen loos tiran, ook een geboren speler was, vre selijk bijgelovig en gewend bengne te maken, om de voortekens over het lot van zijn ge vangenen te laten beslissen. Maar Paulis had dit voorzien en er zich op voorbereid. „Wat voor een sultan ben jij!" schreeuw de hij tegen M'bio. „Ik dacht dat jij een te wijze en te grote koning was, om een ellen dige kip voor jou te laten beslissen. Ik, bijvoorbeeld, maak alleen bengne met de maan!" Een algemeen gemompel van verrassing en ongeloof verspreidde zich door de nacht. Hier en daar gingen verbolgen stemmen op. M'bio zelf was zo verontwaardigd en nieuwsgierig tegelijk, dat hij gewoon spra keloos bleef. Paulis maakte van de verwarring handig gebruik om zijn doel te bereiken. Met een dramatisch gebaar wees hij naar de maan. „Zien jullie de maan?" vroeg hij. „Wel nu", sprak hij, „zodra deze woorden uit mijn mond zijn, zal ik de maan een lang zame dood laten sterven. En op dezelfde wijze zal M'bio sterven, namelijk een lang zame dood, waarvan geen macht ter wereld hem zal kunnen redden. Maar," ging hij voort, te midden van een angstige stilte, „indien M'bio zich onmiddellijk aan mijn koning wil onderwerpen en mijn bloeds broeder worden, zal ik hem redden. En ik zal ook de maan doen herleven". Patdis kende natuurlijk alleen maar het juiste ogenblik van de maaneklips, die hij in de alamanak had aangekondigd gezien. En hij had het juiste ogenblik voor zijn toe spraak zo goed gekozen, dat hij nauwelijks was uitgesproken toen de maan begon te verduisteren. In korte tijd was het dorp in een akelige vrees en verslagenheid aangegrepen en M'bio zelf was razend van angst. In deze magische duisternis was de sultan bereid alles te aanvaarden wat Paulis van hem verlangde. En zo werd aan het koloniale rijk van koning Leopold II een nieuwe pro vincie toegevoegd. Wat deze geschiedenis voor mij zo boei end maakt, is wel het feit dat ze niet hon derden jaren geleden, maar eerst in 1905 plaats greep. En ze werd mij verteld door een ooggetuige, die heden nog in het volle bezit is van zijn verstand en van zijn krach ten. Hij had zijn negende geboortedag be reikt, alvorens ooit een blanke zijn streek was binnengedrongen. Hij was veertien jaar en reeds een krijger toen in 1895, de Mangbetu's van andere reeds onderwor pen sultans, tegen de „vriendschap" van de Belgen waren opgestaan en vier van hen, alsmede honderden van hun inheemse sol daten, hadden vermoord. Hij was vier en twintig jaar en goed en wel getrouwd, toen hij Paulis zijn trucje zag uithalen. Zaterdag 3 October 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 geval zou er niet de minste reden zijn nog enig optimistisch geluid te laten horen in dit overigens zo goede werk. Geen „nood lot", maar God bestuurt alle dingen. Ove rigens is ook het verhaal van Kruiningen sober en zakelijk, oriënterend. Wat ons bij dit fotomateriaal het meest getroffen heeft is de „Evacuatie van Kruiningen", zware Zeeuwse paarden die de wagens in een lange droeve stoet door het bruisende water, over de hoofdweg trekken, wagens beladen met huisraad en met vluchtende mensen. Het boek eindigt met een foto van het kerkinterieur van de kathedraal van Goes, waarin de slachtoffers van Kruinin gen liggen opgebaard, plus de lijst van de slachtoffers van het rampgebied, waar dit boek verslag van geeft. We telden 77 na men. Het boek besluit met een duidelijke kaart met chronologisch overzicht van de stormrampen na de Allerheiligenvloed van 1570. Dit boek behoeft geen aanbeveling. Het zal zijn weg vinden naar de huiskamers en bij velen, die de ramp meemaakten, de her inneringen weer wakker roepen en straks zal het ook het nageslacht blijven boeien. Een boek dat somber zou stemmen, wan neer er niet in doorklonk de sterke, onver woestbare geest, die de Evacuees is blij ven bezielen en dat zijn vertolking vindt in het vers, dat de auteur van het verslag van Kruiningen deze ontheemden in het hart en op de lippen legt: Zo leven wij, verstrooid, nu verder, Een volk, dat werd verjaagd Door zee en storm, waardoor ons dorp Zo hevig is belaagd. Veel leed, veel rouw bracht deze ramp; Doch, zouden we versagen? Wij, die in 't Zeeuwse wapen toch, Het Luctor et Emergo dragen? Schrijven is nu eenmaal geen emo tioneel vak. Nu ja er wordt weieens „mooi geschreven", maar meestal re ken je op narigheid in de vorm van een dikke inktmop of onleesbare krab bels. Doch daar reken je op en het bezorgt je geen schokken. Maar laat ik dankbaar wezen vanmiddag, ze doen aandoenlijk hun best. Moet je zo'n stel zien zitten, diep gebogen over hun schriftjes. Als je er een foto van maakte, kon je met het volste recht er onder zetten: „Zwoegers der aarde." Als een doorgewinterde schooljuf frouw weet ik natuurlijk tot in de puntjes, wat de juiste schrijfhouding is. Die wordt dan ook terdege door mij gepropageerd. En met de opgave van een nieuwe regel komt er vaak de herinnering bij van de lessen die ik hierover gaf, wat direct zichtbaar re sultaat geeft, want ze verschuiven allemaal zodanig, dat ze precies zo ko men te zitten als vereist is totze ernst met de zaak gaan maken, want dan zakt Hannekes kopje veel dieper, dan toelaatbaar is. Henks neus komt dan ook altijd te dicht bij zijn blaadje en Piets tong kwispelt buiten zijn mond, maar dan is het ook menens met zijn toewijding. Kijk nou zelf maar eens rond. Zou ik door een fiks vermaan ze tot orde roepen, dan was de regel bedorven. Ik doorwandel de rijen en zie een dragelijk resultaat en dat nog wel met zo'n miserabele letter als de „g". (zeg alstublieft niet gee, maar g.) Het is kostelijk stil en mijn kroost zwoegt en zwoegt. Ze mogen nóg een regel schrijven. Ik benut de gelegen heid om mijn plantjes, die een grote dosis najaarszon hebben genoten, met een extra slokje te verfrissen en in tussen denk ik, genietend van de gave stilte en de grote ijver, „eigenlijk een koud kunstje schooljuffrouw te zijn, het gaat vanzelf...." Ach arme, eer we een paar minuten verder zijn, krijg ik kans te mediteren over de broosheid van schooljuffrouwengeluk. Terwijl ik voorzichtig een fuchsia nog een scheutje water geef, hoor ik een licht gerucht en omkijkend, zie ik Wimpie's vinger omhoogpieken. „Juf frouw, makassublief na achter?" Wim pie's gezicht verraadt ten duidelijkste, dat de nood aan de man is, dies knik ik maar en Wim krijgt zijn kans. Even is het moeilijk voor hem, want hij zit met dit dilemma, dat hij moet gehoor zamen aan onze grondwet, n.l. dat zulke besognes onder de grootste stilte moeten worden afgewerkt en.... de innerlijke grote haast die dringt, wat weieens gestommel zou kunnen ver oorzaken. Wim verdwijnt zonder veel stoornis en komt even later schier ge ruisloos terug. Ik denk weer eens, vanmiddag zijn het allemaal zulke brave zieltjes. De jonge scribent wil blijkbaar de verzuimde tijd inhalen, want vol ijver buigt hij zich over zijn schrift, al maar dieper en al maar ernstiger. Ik geef weer een nieuwe regel op, met veel omzichtigheid wordt de pen in de inktpot gedoopt ze schrijven nog maar pas met inkt en daar rijen de g-tjes zich weer aan een op het blanke blad. Het is nog steeds heerlijk stil. Opeens een vinnige tik op de deur en meteen knerpt de deur open. Zo onverwachts komt deze stoornis, dat mijn kroost er van schrikt en Wim, die nog bezig was de tijd- schade in te halen, wel zo erg, dat hij v'l I I lillill llillll Ik-, er van opspringt, wat tot gevolg heeft, dat er een dikke, zwarte inktmop zijn witte blad bezoedelt. Wat nu volgt is slechts een kwestie van seconden, maar daarin kan heel wat doorleden worden. Wimpie's reactie is een kern achtig woord. „Wat een rotvlek1" Hetzelfde moment, dat dit onparle mentaire woord mijn Wimpie's mond ontglipt, glipt de inspecteur het lokaal binnen. Heb ik twee kanten gelijk uit gekeken? Ik geloof, dat dit btf een schooljuffrouw mogelijk is, zonder scheel te zijn, want ik zie de vlek op Wimpie's schrift en meteen ook het verbaasde gezicht van onze hoge be zoeker. Jammer genoeg kan ik niet twee dingen tegelijk doen, wat eigen- Wat heeft Vlissingen een bekende klank. En een góede! Het was in deze stad dat een zekere Michiel de Ruyter het levenslicht zag. En Michiel, die als jongen hier door de straten zwierf, er zijn streken uithaalde, ennaar de zee verlangde, wat is deze Michiel niet beroemd geworden! Op de boulevard stonden we stil bij het voor hem opgerichte bronzen standbeeld, en keken omhoog naar die rijzige figuur op het hoge voetstuk. Ze hadden er geen betere plaats voor kunnen uitzoeken. Hier heeft Michiel een reuze uitzicht op de zee, het wijde water, waaraan hij zijn hart had ver pand. Dit was nu onze Michiel, de Zeeuw se held, wien ons landje zoveel dank baarheid verschuldigd is. Want in zijn tijd telde het vaderland nog mee on der de volken. Toen dacht men er niet aan de zelfstandigheid der natie prijs te geven. Toén waren er mannen, mannen, die in het harnas sprongen als de een of andere vijand begerige blikken durfde werpen naar ons dier bare landje. Onze blikken gleden van het gladde bronzen beeld, en bleven rusten op dg toren van de St. Jacobskerk, en we maakten er onze tekenaar er opmerk zaam op. Is 't niks voor je? vroegen we hem. EImoet nu de toren zijn waar Michiel als jongen opgeklommen is, zoals ze ons vroeger op school verteld hebben. De tekenaar hield zich goed. Jaazei hij langzaam, voor deze keer kon ik de toren wei eens teke nen, zullen we eens wat dichterbij gaan kijken? Dat deden we dan maar, en dus daalden we af van de brede boulevard naar de oude, smalle en drukke straat jes van het hartje van Vlissingen, en weldra stonden we op het kleine marktpleintje, aan de voet van de oude, grijze St. Jacobskerk. Zou je daar niet eens óp willen, net als Michiel toen die een jongen was? vroeg de tekenaar ons. Wq wel, antwoorden we, maar dan liefst langs de normale weg. lijk zou moeten. Natuurlijk moet ik volgens de regelen der etiquette mijn heer de inspecteur welkom heten en hem ook door mijn kroost laten begroeten, maar daar is die smerige vlek, die ik ook graag subiet wil be handelen. De inspecteur krijgt het eerst de beurt, die.... o groot voor recht, een behoorlijk gevoel voor wat humor heeft, want, terwijl Wimpie nog alsmaar vol afgrijzen naar die miserabele vlek zit te staren, vraagt een onderdanige mijnheer vol ootmoed: „Is dat mijn schuld, juffrouw?" waar op ik volmondig: „Ja mynheer", ant woord, tot uiterste verbazing van Wimpie, waarna ik de raad krijg, de vlek maar eerst te behandelen, wat ik terstond ga doen. Maar nog is de vlek- kenzaak niet afgedaan, want Henkie's vinger gaat omhoog en als ik vragend naar deze jongeman kijk, krijg ik zeer luid de hartelijk gemeende goede raad de vlek af te likken, want dat deed Henkie's vader ook altijd as die een vlek maakte Mijnheer de inspecteur maakt de innig gemeende opmerking, dat een mens nooit te oud is om te leren. Ik heb echter inmiddels Wimpie's smart om de ontwijding van het blanke blad, doen ophouden door met een tover middel de vlek bijna te doen verdwij nen. Dan pas krijgt de hoge bezoeker kans om ons kennen en kunnen on der de loupe te nemen. Ze moesten het eens weten, die aapjes, dat hun juffrouw van binnen ook timide zich afvraagt: „Zou het mooi genoeg we zen. Maar laat nou dat Wimpie een streek over zijn steile kuif krijgen met de verzekering, dat zijn schrift heuselijk mooi is! Wimpie straalt en de juffrouw zucht van verlichting. SeüöïïS"; De tekenaar schoot naar voren, en wenkte dat we moesten volgen. Een lange, blonde jongeman kwam het pleintje met de fiets opgereden, en stapte af voor de ingang van de kerk. Het was naar deze man dat onze tekenaar zo haastig toestapte, en met wien hij even praatte. 't Is in orde, hoorwenkte hij. We mogen met de beiaardier mee naar boven. Dat was een ongedacht buitenkansje, en opgewekt volgden we de lange klokkenist naar boven. Een duistere, stenen wenteltrrp, die al nauwer en nauwer werd naarmate we hoger kwa men, voerde ons opwaarts. De stenen trap werd eindelijk afge wisseld met een laddertje, dat ons op een verdieping bracht ter hoogte van de eerste ommegang. In de verte lag Middelburg, en tal van dorpjes konden we nog zien. In derdaad, dit was een waardig besluit van ons bezoek aan Walcheren. Al die dorpjes, die we de laatste tijd bezocht hadden, kregen we nu in één oogop slag te zien. Vaarwel Walcheren en Walche- renaars, we zullen steeds prettige her inneringen aan U behouden1 Het klokkenspel begon plotseling 't voorspel voor vier uur te spelen. Op het torenkamertje zagen we de speel- trommel langzaam draaien. De op de trommel vastgeschroefde nokjes brach ten stangetjes en draden in beweging, die op hun beurt de klokjes aan 't klingelen brachten, 't Was aardig om te zien. Wat een vernuftig mechaniek komt daar bij te pas. Daar weet de doorsnee burger zo niet van. De lange beiaardier klom nu naar zijn „heiligdom", zoals hij dat noem de, en bij uitzondering mochten wij mee. Dat hadden we aan onze teke naar te danken, want die was een oude kennis van hem. Ook wij beklommen het steile lad dertje, en wrongen ons door een nauw luikje naar boven. Toen begon het concert. We stonden verbaasd te kijken naar het gemak waarmee de beiaardier het carillon bediende. Wat een studie en oefening moet daar achter zitten. Onze verbazing groeide tot bewonde ring, en bij onze tekenaar bijna tot verering, vooral toen op zijn verzoek de „Turkse mars" van Mozart werd gespeeld. Diep onder de indruk daalden we af. De tekenaar zag zelfs wat bleek, en hij stamelde nog wat woorden van dank aan zijn oude kennis. Zwijgend verlieten we de toren. Ik moet de toren nog tekenen, da's waar ook! bedacht de tekenaar zich opeens. Ik was het bijna vergeten. Wij hielpen ijverig mee zoeken naar een pittoresk plekje, en al gauw von den we een geschikt hoekje waar we de toren goed konden zien. 't Was er gens in de Spuistraat, geloof ik. En behalve zien, konden we de toren ook hóren. Hóren hoe de klokkeklan- ken klingelden en beierden, galmden en dartelden over de huizen en de schepen, over de zee en over het land. Nooit hebben we méér genoten van een klokkenspelconcert. En nu we heb ben gezien wat de kunst van beieren eigenlijk is. Toen de laatste klanken waren weg- gezworven naar de diezige verten van de Noordzee, had ook de tekenaar zijn toren af. Klaar! zei hij. De laatste Walcherse toren is gedaan. Laten we naar huis gaan. En dit is het afscheid, beste lezers, van onze Walcherse ommegang. Vanaf de Vlissingse toren hebben we een laatste blik geslagen op ons goede eiland, en de klokken hebben gebeierd een laatste groet, en een vaar wel! Of is het misschien: tot wederzien..? Vit het diep en troebel water komen schone bloemen op, eerst ziet men slechts blad en later door de voeding uit het water opent zich der bloemen knop. Wie had uit dit somber duister zulk een schoonheid nog verwacht? Ik versta het bloem-gefluister: Gód heeft onze witte luister naar het oppervlak gebracht. Geef ook uit mijn donker hart een zo vruchtbaar groeien Heer, dat, geheiligd door de smart uit mijn zwak en zondig hart lied'ren komen, V ter eer. A. Jamoel-Horjus.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 4