rooi
Limericks
de geest ucsusl
h€RfSt
Het derde kind
Zaterdag 3 October 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 1
IffiSli
Mijn beste nichtjes en neven,
Deze keer geef ik alvast een rijtje
brieven de beurt. Maar nu kan ik al
wel uitrekenen, dat er verder niet veel
plaats zal overschieten. Daarom ko
men de oplossingen van de raadsels en
de nieuwe opgaven volgende week aan
de beurt. De meesten van jullie heb
ben nu, denk ik, herfstvacantie, want
er werd al zo druk over geschreven in
jullie brieven. Misschien zijn velen van
jullie nu druk in de weer om vader op
het land te helpen. Nou dat is een best
ding. Het is het mooiste wat je doen
kunt, vader of moeder helpen. Jullie
schrijven me maar wat je gedaan hebt.
Dat kan best, want al heb je het over
dag erg druk, in de avond ga je er
toch niet weer op uit om te werken.
Nu dan, ik reken op lange brieven. Ik
heb alle tijd om ze te lezen hoor, want
ik heb nu geen vacantle en ga er dus
ook niet op uit. Nu veel groeten van
jullie tante Truus.
Geelborstje te Nw. en St. Joosland.
Jullie hebben al weer gauw vacantie.
Wat ga je dan doen? Jij mag toch
zeker het boek van je zus ook wel le
zen? Als jij weer eens een prijs krijgt,
kan zij het ook lezen. Zo hebben jullie
er dubbel pleizier van hé? Heb je al
ander breiwerk opgezet? Konijntje te
Nw. en St. Joosland. Wat een keurig
portret heb je van je zelf gegeven.
Maar je loopt toch niet altijd met een
plantje in elke hand hé? Het zou wel
gemakkelijkzijn om je te herkennen
als je eens door Goes wandelde en ik
je tegenkwam. Jij hebt dan wel heel
wat gekregen op je verjaardag. Toen
je weer eenmaal op school was, vond
je het toch zeker wel prettig? Lewe-
rikje te Nw. en St. Joosland. Ik ben
bljj, dut je het boek zo mooi vond. Heb
je het al uit? Hoe maak je die boek
omslag? Zo'n overgooiertje is nog wel
een heel werkje, is het niet? Voor wie
maak je het? In de herfstvacantie is
er weer mooi tijd om te handwerken,
of help je overdag je moeder flink?
Maar in de avond, dan kun je nog heel
wat doen. Girl te Goes. Van jou twee
brieven. Je verwent me een beetje. Dat
vind ik fijn. Jij bent in je vacantie
aardig wat op stap geweest. Als je
in Zeeland nog zoveel adressen hebt,
waar je terecht kunt geeft het niets,
als je daarbuiten geen familie hebt.
Wel In Canadaschrijf je, maar
dat is wel een eindje uit de buurt. Als
je er eens over denkt om daarheen te
gaan, ga ik met je mee hoor. Ik wil
er best weer eens heen. Toen ik er eens
rondkeek, is het mij daar goed beval
len. Het bordje is nog niet klaar hoor.
Loop jij er al mee te wandelen?
Zeeuwinnetje te Serooskerke. Geen
wonder, dat je aan het eind van je
brief schreef, nu weet ik niet meer,
want je had me al heel wat verteld.
Bij mij bloeiden de asters ook prachtig
ln verschillende kleuren. Ik vond het
jammer, dat ik er maar zo weinig
witte bij had. Hoever ben je met het
kinderjurkje op school? Ben je er nog
eens op uitgetrokken om bramen te
zoeken? Wat zal dat leuk zijn als je
een jurk voor je zelf mag gaan maken.
Je moet me maar eens gauw vertel
len, wat voor stof je daarvoor nemen
zult en welk patroon je uitkoos? Zwa
luwtje te Serooskerke. Ja ik heb nog
heel wat bloemen in mijn tuin. Heel
grote zonnebloemen, zinnia's, asters
petunia's en nog meer. Fijn hoor. O
ja, ik heb in mijn leven heel wat bra
men geplukt, maar niet in Vrouwen
polder. Ik ben eens, toen juist de
mooiste bramen aan de overkant van
een sloot stonden en ik al maar rekte
en rekte om er bij te komen, kopje on
der geduikeld. Maar dat moet je er
voor over hebben. Ik kwam met een
emmer bramen thuis, dat vond ik het
voornaamste. Hoe gaat het met het
nieuwe neefje? Rozeknop te Seroos
kerke. Wat een reis was dat naar
Schouwen. Als je in een vliegmachine
stapt, ben je in diezelfde tijd halver
wege Amerika. Maar het is in ieder ge
val gelukkig, dat je er weer komen
kunt en je familie bezoeken. Het bos
in de buurt daar is prachtig hé. Je
schiet in school al op. Nog een paar
jaartjes en dan kun je er af, of ga je
al eerder weg en naar de Huishoud
school? Dat zou fijn zijn. Hoe bevalt
het 't kleine zusje op school? Bloesem
te Meliskerke. Ben je nu een neef of
een nicht? Je schreef er je voornaam
niet bij. Wat dacht je, ik ga die tante
Truus ook eens een raadseltje opgeven
Maar ik kon het niet oplossen hoor.
Je moet het me maar eens schrijven.
En ik weet ook niet hoe oud je bent.
Je ziet wel, ik wil van mijn kranten
familie graag een heleboel weten. Dat
is toch ook gezelliger. Suikerbosje te
Anna Jacobapolder. Konden jullie na
zes weken weer in je eigen huis terug?
Het is wel erg hé, als je zo opeens weg
moet uit je huis. Was er bij jullie veel
beschadigd? Groeit er al weer wat ln
de polder? Bij zo'n veer is het altijd
leuk om te kijken. Een enkele keer, als
ik eens tijd heb, ga ik naar Hoedekens-
kerke. Daar is het bij het water ook
altijd fijn. Leuke naam heeft die poes.
Wat moet dat anders een groot beest
zijn. Krabt die nooit als je ze borstelt?
Redacteur H. M. SLABBEKOORN, Oostsingel 60a, Goes.
Deze rubriek zal gewijd worden aan de
problematiek.
De probleemliefhebbers mogen we er op
wijzen, dat de nieuwste snufjes steeds te
vinden zijn in het orgaan „De Problemist
die ditmaal een serie heeft geplaatst van
Maurice Nicolas Parijs, allen als eerste
publicatie.
Tijdens zijn 5-jarig krijgsgevangenschap
was het dambord zijn voornaamste afleiding.
No. 2 Zw. 10, 17, 18, 19, 20, 24, 29.
Wit: 28, 32, 33, 35, 36, 37.
No. 3 Zw. 8, 12. 14. 17, 22, 25, 27, 36.
Wit 23, 29, 30, 37, 38, 40, 44, 46.
No. 4 Zw. 16, 22, 27. 30, 31. 32, 34, 37.
Wit 21, 41, 42, 43, 46, 47, 48. 49.
No. 5 Zw. 8, 9, 14, 16, 18, 19, 20, 23,
dam 35.
Wit 21. 25, 29, 34, 37, 38, 42, 46,
47, 48.
No. 6 Zw. 8, 11, 14, 16, 17, 23, 28, 29,
35.
Wit 26, 27, 30, 3~7. 38, 40, 44,
47, 48.
No. 7 Zw. 10, 11, 20, 21, 24, 30, 35,
36, 39.
Wit 28, 29, 33, 38, 41, 44, 45,
46, 50.
No. 8 Zw. 4, 5, 13, 22, 23, 25, 26, 31, 35.
Wit 14, 15. 20, 33, 34, 37, 38, 47,
49.
No. 9 Zw. 6, 8, 9, 10, 18, 22, 23, 24, 28.
Wit 26, 27, 32, 34, 37, 39, 40, 43,
47, 49.
No. 10 Zw. 10, 12, 16, 18, 20, 24, 25, 32
dam op 6 en 29.
Wit 21, 27, 31, 35, 38, 39, 42, 44,
46, 47, dam op 50.
No. 11 Zw. 2, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 18,
20, 23, 30.
Wit 22, 26, 27, 29, 33, 36, 37, 39,
41, 43, 45, 48.
No. 12 Zw. 4, 5, 7, 8, 9, 12, 14, 18, 23,
25, 31, 36.
Wt 15, 16, 17, 21, 27, 30, 32, 34,
38, 43, 44, 47.
In het genoemde orgaan vinden we een
Serie lichte eindspelen.
I. Weiss 1892.
m m
m m m
m
m m m m
m m
m m m
m
m m m m
m m m
No.
2.
Zw. 14, 15, 26.
I. Weiss. Wit 8, 24.
No.
3
(1953). Zw. 11, 25, 30.
Wit 10, 40.
No.
4
C. A. Cremer (1930). Zw. 19, 45.
Wit 6, 7, 11.
No.
5
L. de Milleret. Zw. 6, 25.
Wit 17, 19, 26.
No.
6
K. W. Kruyswijk. Zw. 5, 26.
Wit 12, 14, 29.
No.
'7
K.W.K. Zw. 26, 35.
Wit 31, 33, 38, 42, 46.
No
8
K. W. K. Zw. 5, 32.
Wit 20, 24, dam op 2.
Wedstrijd BelgiëNederland.
Van Nederlandse zijde nemen deel: P.
Roozenburg, R. C. Keller, J. M. Bom, W.
Roozenburg, P. Beers, P. Bergsma, H.
Laros, A. Bizot, W. F. v. d. Sluis, A. H.
v. Aalten.
BOEKBESPREKING.
Juliana Regina 1948—1953". Uil-
gave van de Uitgeverij Hollandia te
Baarn.
Bespraken we vorige week in deze ru
briek „Juliana Regina 1953", defe week
zorgde de uitgeefster, dat als een grote ver
rassing de complete bundel 1948—1953 op
onze leestafel kwam. Al het goede wat we
vorige week van de bundel 1953 geschreven
hebben, geldt zeer zeker van de samenge
bundelde deeltjes van 1948 tot 1953. Alleen
komt nu hierbij, dat dit verzamelwerk ge
bonden is in een buitengewoon fraaie band.
We willen wel bekennen, dat toen de post
dit werk bezorgde, we er „even" de tijd af
namen om een voorproefje te nemen. Tot
schade van onze tijdsindeling is dit „even"
uitgedijd tot een stevig uurtje, omdat we
het niet laten konden steeds nog een paar
blaadjes verder te willen zien. We zouden
van deze bundel kunnen zeggen, het is de
jongste geschiedenis, niet alleen van ons
Koninklijk Gezin, maar van heel ons volk,
in beeld, want waar er in ons land een be
langrijke gebeurtenis plaatsgrijpt, daar vin
den we wel een der leden van de Konink
lijke Familie tegenwoordig. Zo is dus de
geschiedenis van het Vorstelijk Gezin, te
vens de geschiedenis van ons volk. Daarom
is deze bundel zo waardevol, nu reeds, doch
hoe verder in de tijd, hoe kostelijker zulk
een overzicht wordt, voor jong en oud. Het
is daarom van harte graag, dat we „Juliana
Regina 19481953" aanbevelen. De tech
nische verzorging is perfect.
Zo is de vrouw
De filmkomiek Fernadel beweerde
eens op een avondpatijtje dat er geen
vrouw is die een brief zonder post
scriptum kan schrijven.
„Ik zal U dezer dagen van het
tegendeel overtuigen", riep een der
aanwezige- dames uit. Inderdaad ont
ving Fernadel een paar dagen later
een brief van de dame. Onder de on
dertekening stond: „P.S. Wie heeft er
nu gelijk, U of ik?"
„Bontanie".
Dwalend over het terrein van de
Flora passeerden we een tulpenbed on
der toezicht gesteld van een jonge man
die reclame maakte voor de mooiste
boilen van zijn firma. Hij vestigde onze
aandacht op verschillende soorten en
noemde hun namen, o.a. ook „botani
sche tulpen". Waar mij een juist begrip
omtrent die naam ontbrak (en ook nu
nog ontbreekt) vroeg ik naar de bete
kenis ervan. Het antwoord luidde: „Die
komen uit Botanië". Waarop ik niet
nalaten kon te vragen waar dat lag.
En prompt daarop: „In Rusland".
(„Floralia".)
Bondig
Bondigheid van stijl is de ziel van
alle berichtgeving. Maar wellicht ging
de journalist toch iets te ver, die als
volgt een bericht aan zijn krant door
gaf:
„Johannes Buurtjes streek een lu
cifer aan om te zien of er nog benzine
in zijn tank was. Er was nog benzine
in. Leeftijd 56 jaar.
Als ik me midden in bovenstaand doolhof
bevind, hoe kan ik er dan weer uitkomen?
Damliefhebbers die gaarne „Correspon
dentie-partijen" willen spelen kunnen zich
wenden tot de Secretaris-Penningmeester
van de N.C.C. de heer P. Hovingh, Zocher-
straat 261, Amsterdam-W,
Een oude opa uit Den Bommel,
Had een hekel aan rommel.
Maar opoe was een slonzebos.
Die liet in huis de kippen los.
Toen huilde opa op de schommel.
Een aardige juffrouw uit Beilen,
Raakte verslaafd aan het dweilen.
Ze trouwde een man, die een droog-
(pruim was.
Die verdronk in een zeepsoppias.
Toen raakte de juffrouw aan 't ijlen.
Zat in school te razen en tieren.
Een lastige rekel uit Dieren
De meester, nog een uit 'n andere tijd,
Sloeg hem groen en geel in zijn nijd,
En nou zit die jongen te gieren.
Kunnen jullie ook zo mooi dichten?
Probeer het maar eens!
TANTE TRUUS
Ons
ïatniUe&lad
van
Zaterdag 3 Oct. 1953, No. 3596
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eei/u/sc//
wee/rem
De stroom van oorlogs- en verzetslectuur,
die na de oorlog over Europa gekomen is,
maakte door haar overstelpende hoeveelheid
de mensen moe en afkerig van dit soort
verhalen. Hetgeen te begrijpen is.
Toch zou zich vergissen, wie meende, dat
er nu ook een dikke streep staat onder wat
er in de jaren 1940—1945 gebeurd is. Wij
geloven integendeel, dat we nog maar aan
het begin staan der litteratuur, die ons over
deze rampzalige periode zal informeren.
Maar het karakter van die lectuur zal zich
wijzigen.
Het was te begrijpen, dat de eerste la
wine van oorlogs- en verzetslectuur blote
feiten gaf, waarbij de grote misdadiger:
Duitsland, slechts in bloed getekend kon
worden. Het was de eerste, felle, logische
reactie op de wanbedrijven door het Duitse
volk gepleegd.
'Als we goed zien, komt daar in zoverre
kentering in, dat men zich thans meer gaat
bezig houden met de achtergronden, de die
pere oorzaken van de Duitse misdadigheid.
Er is een pogen om te komen tot een psy
chologische verklaring van deze massa-mis
dadigheid. Zo heeft b.v. Leon Kruczkowski
een toneelstuk geschreven in drie bedrijven,
getiteld: „De Duitsers", dat algemeen sterk
de aandacht heeft .getrokken en dat het in
Parijs tot over de honderd voorstellingen
bracht, terwijl het ook in Londen een groot
„succes" had. In dit stuk is er de arme
Hoppe, die geen kip kwaad zou kunnen
doen, en die een Duits Jodenjongetje van
tien een appel geeft, maar dan gedwongen
wordt om in dienst het „reglement" toe te
passen en het kind doodschiet.
Daar is de scene in Noorwegen. Unter-
Sturmführer Willi Sonnenbruch ontvangt
bezoek van een moeder, wier zoon zojuist
gearresteerd is. Beleefd en hoffelijk staat
hij er op, haar ver beneden de prijs ove
rigens, het collier te betalen, dat zij hem
aanbiedt om hem gunstig te stemmen voor
haar zoon. Hij wil vooral doen uitkomen,
dat een S.S.-officier niet „omgekocht"
wordt, en na haar aldus vernederd te
hebben, verklaart hij, dat de jongeman hem
des ochtends „ontsnapt" is. Maar hij ver
telt niet, dat hij dood is: „het verhoor van
de vorige nacht was een beetje te heet toe
gegaan". Een zuster van deze „S.S.-offi
cier", Ruth is een toneelspeelster. In een
Frans dorp, waar zij zal optreden, gaat ze
een terechtstelling van zeven gijzelaars bij
wonen, ze doet daar immers niemand kwaad
mee, en het kan voor haar beroep nuttig
zijn, eens een „intens hevige" ervaring van
het leven op te doen. Hoofdfiguur is echter
de vader, professor Sonnenbruck, die zich
een beetje schaamt voor de wandaden van
zijn volk. Hij schaamt zich ook voor zijn
zoon en dochter. Maar wanneer zijn vroe
gere wetenschappelijke assistent Joachim
Peters uit het concentratiekamp ontsnapt is
en plots voor hem staat, heeft hij meteen
het levend bewijs voor zich, dat op grond
van zijn zuiver wetenschappelijk werk ex
perimenten worden genomen op lichamen
van weerloze gevangenen om de vernieti
gende uitwerking ervan op de mensen na te
gaan.
Deze schrijver geeft geen bevredigende
oplossing van de psychologische problemen,
die hij hier opwerpt. Maar er is een pogen
in de diepste zieleschachten van de mens
neer te dalén. Romans van dit soort komen
er in de laatste tijd meer.
Men begint ook te begrijpen, dat het een
al te gemakkelijke oplossing is van het
vraagstuk, dat de ganse mensheid hier bezig
houdt, wanneer we eenvoudig zeggen: de
Duitsers zijn als volk voor zulk een misda
digheid gepredisponeerd. Het is een roman
tisch, sentimenteel en primitief volk, dat
nu eenmaal tot zulke krankzinnige misdaden
in staat is. Het is niet zo heel moeilijk uit de
geschiedenis der mensheid gelijksoortige
wreedheden en misdaden, zij het natuurlijk
niet op zo grote schaal, aan te wijzen. De
Fransen zijn wat afkomst, karakter, psyche
betreffen een geheel ander volk, maar ook
in dit land hebben zich gruwelen afgespeeld,
die heus niet voor de Duitse onderdoen.
Noemen we slechts de Bartelomeusnacht en
de Franse Revolutie. En Engeland, dat wèl
een nuchter volk is, en weinig romantische
of sentimentele aanleg heeft, maakte het in
zijn historie heus niet veel beter. Ook dat
volk heeft aardig wat op zijn kerfstok.
Waar komt dat dan vandaan? Wat is de
oorsprong van de misdaad en haar verme
nigvuldiging tot een geheel volk in sommige
dieptepunten van de geschiedenis der mens
heid?
We kennen de theorie van de Italiaanse
geleerde Lombroso, die de misdaad als een
ziekte beschouwde, een erfelijkheid, waarbij
hij zich aanpaste bij wat de heidense wijs
geren, b.v. een Aristoteles reeds leerden.
We kennen het verhaal van deze Griekse
wijsgeer, van een man, die, door zijn zoon
bij de haren de kamer werd uitgesleept, bij
de dorpel gekomen, uitriep: „Genoeg mijn
zoon, ik heb mijn vader ook niet verder ge
sleept!" We geloven niet, dat de leer van
Lombroso vandaag nog veel aanhangers
vindt, zij kon slechts volgelingen vinden in
een tijd, toen de mens zichzelf nog „braaf"
achtte en meende, dat het misdadigerstype
van het gelaat af te lezen was. Lombroso
leefde in een tijd, toen de mens alle wijsheid
dacht gevonden te hebben in het determi
nisme en atavisme, gedachtenspinsels, waar
bij de zonde ontkend en de misdaad tot een
aangeboren ziekte, een erfelijke belasting
werd aangemerkt. We kunnen met deze
stellingen vandaag niet terecht, wanneer wij
zoeken naar de diepere verschijnselen en oor
zaken van de ontzaglijke misdadigheid als
waaraan het Duitse volk zich heèft schuldig
gemaakt.
En we komen er ook nooit mee klaar,
wanneer we niet ter schole willen gaan bij
mensen als Groen van Prinsterer en^Fabius,
mannen, die de geschiedenis kenden en de
verschijnselen in de historie der mensheid
hebben belicht met de lamp van Gods
Woord. Zij hebben ons duidelijk gemaakt,
dat het altijd weer de geest is, die heerst in
de daden der mensen. Leeft de mens uit de
geest van God, of uit de geest van satan?
Dat is beslissend. De belijdenis der Kerk
zegt zo heel simpel: van nature (d.w.z.
buiten de Geest Gods) zijn we allen onge
schikt tot enig goed en geneigd tot alle
kwaad. Tot alle kwaad. Het is de geest die
beslissend inwerkt, hetzij de Geest Gods of
de geest van de boze. Een derde, een soort
neutrale humanistische geest, die nog wel
uit zichzelve het goede kan doen, bestaat
niet.
Welnu, als we dit weten, kunnen we ver
der komen. Dan zien we achter de massa
moord van de Bartelomeusnacht de school
van de Roomse dwalingen, de geest van de
boze, die bezit had genomen van de men
selijke hartstochten. Dan zien we achter de
bloedbaden en schavotten van de Franse
Revolutie de geest van de Franse Encyclo-
paedisten, die in hun Godsontkenning, hun
atheïsme en Deïsme, de misdaden van de
guillotines heeft voorbereid in de studeer
kamers. En dan zien we achter de Duitse
misdadigheid de Duitse wijsgeren, die ge
loofd hebben in de Übermens, de machts-
waan van het „betere ras", die heeft hen
verblind en het Duitse volk er door vergif
tigd en dan wordt tenslotte de praktijk, wat
het in de jaren 1940—1945 geworden is.
ap jaaij uj jjjoa jam jaq jbeB oz ug
wereld. Niemand is daar uit zichzelf te goed
voor. Wanneer de geest van de studeer
kamers en de hogescholen, van de boeken-
schrijvers en de pers, beheerst wordt door
de geest der dwaling, die uit de boze is,
wordt het leven een hel. Het kan niet an
ders, geneigd tot alle kwaad.
En omdat deze geest der dwaling, die
zich verzet tegen de Geest Gods, in de
Schriften openbaar, doorwerkt, daarom
gaat het er zo donker en uitzichtloos in deze
wereld uitzien.
Want we hebben de strijd niet tegen
vlees en bloed, maar tegen de geestelijke
machten, de boosheden van de geest van
satan, die in de mensen van het ongeloof
willige en bruikbare instrumenten heeft.
MARNIX.
't Is herfst nu en de kleuren
der bloemen die voor kort
verspreiden hunne geuren
zie, hoe het dl verdort.
De bladeren der bomen
vol kleurengoud getint,
het schijnt ons slechts een dromen
zij dwarrelen in de wind
Zo komt ook in ons leven
de herfst en nee .d ons af
wat éénmaal ons de zomer
aan zonnestralen gaf.
A. JAMOEL-HORJUS
door Argye M. Briggs, vertaling uit
het Amerikaans door Nel Berg
mans. Uitgave van J. H. Kok N.V.
te Kampen.
Meestal staan we een beetje sceptisch te
genover boeken die van Amerika uit tot ons
komen. Het „Amerikanisme" ligt ons niet,
het is te oppervlakkig, te sensationeel, te
humanistisch-christelijk, wanneer het al
„christelijk" genoemd kan worden.,
We geloven met dit boek een uitzonde
ring op deze regel voor ons te hebben. We
hebben hier het verhaal van een meisje, dat
product is van een mislukt huwelijksleven,
waarvan ze al de nare psychologische ge
volgen in haar eigen jeugdleventje onder
vindt. 2e trouwt reeds heel jong met de
leraar van haar klas, die in tegenstelling
tot haar zelf uit een gelovig milieu komt.
Zo komt ze in aanraking met het Christen
dom, dat tenslotte, na een heftige innerlijke
worsteling, haar de redding brengt, die zij
zoekt in de chaos van haar leven.
Het is een dóór en dóór Amerikaans
boek, in dien zin, dat het ons in aanraking
brengt met het Amerikaanse leven, zoals dit
reilt en zeilt in het gezin, in de school, in
het huwelijk, onder de jeugd enz. Dit op
zichzelf maakt dit boek lezenswaard. Het
geeft ons een helder beeld van het dagelijk
se leven in Amerika En dat beeld vertoont
niet veel fraais. We kunnen rustig zeggen,
dat we in dit boek één der meest positieve
christelijke romans uit Amerika voor ons
hebben. Maar hoe ontstellend oppervlakkig
is ook dit nog. De kerk speelt er geen en
kele rol in. de dominé die er in voorkomt,
is een traditionele figuur, die van het leven
zijner gemeenteleden, geen benul heeft. De
kerkgang doet deze mensen dan ook niets.
En dat de heldin van het verhaal tenslotte
geestelijk toch nog terecht komt, vindt al
leen zijn oorzaak hierin, dat een oude groot
moeder nog wat begrip heeft voor haar
moeilijkheden en de jonge vrouw op haar
manier helpt. D.w.z. dat ze de Bijbel voor
haar openslaat, na eerst gebeden te hebben
en dan aan de jonge vrouw, voorleest wat
de „Geest" in haar speciaal geval blijkt te
zeggen te hebben. Hét is dan ook al weer
alléén het „Nieuwe Testament" dat het
doen moet, want zégt grootmoeder: „Ik
geloof niet dat je in de rechte stemming
bent voor het Oude Testament". En dan
valt de plaats open bij het verhaal van de
vrouw die ziek is en de zoom van het kleed
des HEREN aanraakt en gezond wordt. En
wanneer de jonge vrouw eerst nog meent,
dat het in haar geval als een tang óp een
varken slaat, vraagt ze toch: Omie, waarom
hebt u die speciale passage uitgezocht? Hoe
wist u dat het van toepassing zou zijn?"
waarop Omie antwoordt: „Ik bid altijd eerst
en dan laat ik het Boek openvallen, waar
het wil
Deze tekst is dan ook de sleutel van dez£
roman, hier draait het verhaal op zijn schar
nier en leidt het tot de bekering van de
heldin.
De Amerikaanse titel luidt dan ook: „The
hem of His garment", oftewel: De zoom
van Zijn kleed. Waarom de vertaalster er
in de Nederlandse uitgave een andere titel
voor gekozen heeft, begrijpen we niet goed.
„Het derde Kind", is zeker niet het criterium
van het verhaal, het is er slechts eén phase
van, een fragment. De komst van dit kind,
dat de vrouw eerst haat. omdat het haar
verhindert' tot haar man te gaan, die offi
cier geworden is in het leger, spitst de strijd
in haar leven toe, maar is niet de oorzaak,
noch de climax in haar zielewörsteling en
levensnood.
We zeiden reeds wat we als de ver
dienste van deze goed geschreven roman
beschouwen: hij laat ons een brok Ameri
kaans modern leven zien. Verder nut heeft
het boek voor ons niet. Wie zou menen,
dat de tendenz van dit boek iets kan bijdra
gen om ons bij soortgelijke geestelijke nood,
die er ongetwijfeld zijn zal, te helpen, ver
gist zich. De opzet is daar te methodistisch
voor. De godsdienst van deze Amerikaanse
mensen, ook van de besten onder hen, raakt
niet de kern van hun bestaan. Zij brengen
niet geheel hun leven, in al zijn nuances en
facetten onder het beslag van Gods heilige
Wet. Godsdienst is een fragment van hun
bestaan, de zondagse kant en de kerk is een
society-gemeenschap. Het draait dan ook
allemaal veel meer om de tweede tafel dan
om de eerste tafel der Wet Gods. Het boek
culmineert in zijn oplossing dan ook niet
in de Avondmaalsgemeenschap. de Kerk,
maar in een „bidstond" bij iemand in huis,
waar allen gaan knielen en gaan bidden op
eigen manier, los van de Kerk.
Dat is dus allemaal radicaal mis, wijl in
strijd met het Kerkvergaderend werk van
Hem, Die als de Koning der Kerk, Zijn
mensen bijeen brengt bij Woorddienst en
Sacrament.
Daar verstaat dit boek geen tittel of jota
van.
Maar dat neemt niet weg, dat het zijn
verdienste heeft, wanneer men het critisch
leest en beschouwen wil als een goed door
kijkje op de Amerikaanse samenleving. Met
een geeft het ook een ontstellend duidelijk
beeld van de verwording daarvan. Kinde
ren die tot hun achttiende jaar naar school
gaan en daar hun huwelijksplannen maken
en soms ook al uitvoeren ook. Ze gaan een
voudig met de auto van „paps" naar de
een of andere „dominé", die in Amerika
tevens ambtshalve steeds ambtenaar van de
burgerlijke stand is, en ze komen getrouwd
thuis, zonder dat vader en moeder en wie
ook er iets van af weten. De meisjes zijn
als kinderen van vijftien en zestien jaar
al wereldwijs en kennen de geraffineerde
trucjes van dc „make-up"; huwelijksellènde
doordat man noch vrouw hun roeping in