rooi Limericks de geest ucsusl h€RfSt Het derde kind Zaterdag 3 October 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 1 IffiSli Mijn beste nichtjes en neven, Deze keer geef ik alvast een rijtje brieven de beurt. Maar nu kan ik al wel uitrekenen, dat er verder niet veel plaats zal overschieten. Daarom ko men de oplossingen van de raadsels en de nieuwe opgaven volgende week aan de beurt. De meesten van jullie heb ben nu, denk ik, herfstvacantie, want er werd al zo druk over geschreven in jullie brieven. Misschien zijn velen van jullie nu druk in de weer om vader op het land te helpen. Nou dat is een best ding. Het is het mooiste wat je doen kunt, vader of moeder helpen. Jullie schrijven me maar wat je gedaan hebt. Dat kan best, want al heb je het over dag erg druk, in de avond ga je er toch niet weer op uit om te werken. Nu dan, ik reken op lange brieven. Ik heb alle tijd om ze te lezen hoor, want ik heb nu geen vacantle en ga er dus ook niet op uit. Nu veel groeten van jullie tante Truus. Geelborstje te Nw. en St. Joosland. Jullie hebben al weer gauw vacantie. Wat ga je dan doen? Jij mag toch zeker het boek van je zus ook wel le zen? Als jij weer eens een prijs krijgt, kan zij het ook lezen. Zo hebben jullie er dubbel pleizier van hé? Heb je al ander breiwerk opgezet? Konijntje te Nw. en St. Joosland. Wat een keurig portret heb je van je zelf gegeven. Maar je loopt toch niet altijd met een plantje in elke hand hé? Het zou wel gemakkelijkzijn om je te herkennen als je eens door Goes wandelde en ik je tegenkwam. Jij hebt dan wel heel wat gekregen op je verjaardag. Toen je weer eenmaal op school was, vond je het toch zeker wel prettig? Lewe- rikje te Nw. en St. Joosland. Ik ben bljj, dut je het boek zo mooi vond. Heb je het al uit? Hoe maak je die boek omslag? Zo'n overgooiertje is nog wel een heel werkje, is het niet? Voor wie maak je het? In de herfstvacantie is er weer mooi tijd om te handwerken, of help je overdag je moeder flink? Maar in de avond, dan kun je nog heel wat doen. Girl te Goes. Van jou twee brieven. Je verwent me een beetje. Dat vind ik fijn. Jij bent in je vacantie aardig wat op stap geweest. Als je in Zeeland nog zoveel adressen hebt, waar je terecht kunt geeft het niets, als je daarbuiten geen familie hebt. Wel In Canadaschrijf je, maar dat is wel een eindje uit de buurt. Als je er eens over denkt om daarheen te gaan, ga ik met je mee hoor. Ik wil er best weer eens heen. Toen ik er eens rondkeek, is het mij daar goed beval len. Het bordje is nog niet klaar hoor. Loop jij er al mee te wandelen? Zeeuwinnetje te Serooskerke. Geen wonder, dat je aan het eind van je brief schreef, nu weet ik niet meer, want je had me al heel wat verteld. Bij mij bloeiden de asters ook prachtig ln verschillende kleuren. Ik vond het jammer, dat ik er maar zo weinig witte bij had. Hoever ben je met het kinderjurkje op school? Ben je er nog eens op uitgetrokken om bramen te zoeken? Wat zal dat leuk zijn als je een jurk voor je zelf mag gaan maken. Je moet me maar eens gauw vertel len, wat voor stof je daarvoor nemen zult en welk patroon je uitkoos? Zwa luwtje te Serooskerke. Ja ik heb nog heel wat bloemen in mijn tuin. Heel grote zonnebloemen, zinnia's, asters petunia's en nog meer. Fijn hoor. O ja, ik heb in mijn leven heel wat bra men geplukt, maar niet in Vrouwen polder. Ik ben eens, toen juist de mooiste bramen aan de overkant van een sloot stonden en ik al maar rekte en rekte om er bij te komen, kopje on der geduikeld. Maar dat moet je er voor over hebben. Ik kwam met een emmer bramen thuis, dat vond ik het voornaamste. Hoe gaat het met het nieuwe neefje? Rozeknop te Seroos kerke. Wat een reis was dat naar Schouwen. Als je in een vliegmachine stapt, ben je in diezelfde tijd halver wege Amerika. Maar het is in ieder ge val gelukkig, dat je er weer komen kunt en je familie bezoeken. Het bos in de buurt daar is prachtig hé. Je schiet in school al op. Nog een paar jaartjes en dan kun je er af, of ga je al eerder weg en naar de Huishoud school? Dat zou fijn zijn. Hoe bevalt het 't kleine zusje op school? Bloesem te Meliskerke. Ben je nu een neef of een nicht? Je schreef er je voornaam niet bij. Wat dacht je, ik ga die tante Truus ook eens een raadseltje opgeven Maar ik kon het niet oplossen hoor. Je moet het me maar eens schrijven. En ik weet ook niet hoe oud je bent. Je ziet wel, ik wil van mijn kranten familie graag een heleboel weten. Dat is toch ook gezelliger. Suikerbosje te Anna Jacobapolder. Konden jullie na zes weken weer in je eigen huis terug? Het is wel erg hé, als je zo opeens weg moet uit je huis. Was er bij jullie veel beschadigd? Groeit er al weer wat ln de polder? Bij zo'n veer is het altijd leuk om te kijken. Een enkele keer, als ik eens tijd heb, ga ik naar Hoedekens- kerke. Daar is het bij het water ook altijd fijn. Leuke naam heeft die poes. Wat moet dat anders een groot beest zijn. Krabt die nooit als je ze borstelt? Redacteur H. M. SLABBEKOORN, Oostsingel 60a, Goes. Deze rubriek zal gewijd worden aan de problematiek. De probleemliefhebbers mogen we er op wijzen, dat de nieuwste snufjes steeds te vinden zijn in het orgaan „De Problemist die ditmaal een serie heeft geplaatst van Maurice Nicolas Parijs, allen als eerste publicatie. Tijdens zijn 5-jarig krijgsgevangenschap was het dambord zijn voornaamste afleiding. No. 2 Zw. 10, 17, 18, 19, 20, 24, 29. Wit: 28, 32, 33, 35, 36, 37. No. 3 Zw. 8, 12. 14. 17, 22, 25, 27, 36. Wit 23, 29, 30, 37, 38, 40, 44, 46. No. 4 Zw. 16, 22, 27. 30, 31. 32, 34, 37. Wit 21, 41, 42, 43, 46, 47, 48. 49. No. 5 Zw. 8, 9, 14, 16, 18, 19, 20, 23, dam 35. Wit 21. 25, 29, 34, 37, 38, 42, 46, 47, 48. No. 6 Zw. 8, 11, 14, 16, 17, 23, 28, 29, 35. Wit 26, 27, 30, 3~7. 38, 40, 44, 47, 48. No. 7 Zw. 10, 11, 20, 21, 24, 30, 35, 36, 39. Wit 28, 29, 33, 38, 41, 44, 45, 46, 50. No. 8 Zw. 4, 5, 13, 22, 23, 25, 26, 31, 35. Wit 14, 15. 20, 33, 34, 37, 38, 47, 49. No. 9 Zw. 6, 8, 9, 10, 18, 22, 23, 24, 28. Wit 26, 27, 32, 34, 37, 39, 40, 43, 47, 49. No. 10 Zw. 10, 12, 16, 18, 20, 24, 25, 32 dam op 6 en 29. Wit 21, 27, 31, 35, 38, 39, 42, 44, 46, 47, dam op 50. No. 11 Zw. 2, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 18, 20, 23, 30. Wit 22, 26, 27, 29, 33, 36, 37, 39, 41, 43, 45, 48. No. 12 Zw. 4, 5, 7, 8, 9, 12, 14, 18, 23, 25, 31, 36. Wt 15, 16, 17, 21, 27, 30, 32, 34, 38, 43, 44, 47. In het genoemde orgaan vinden we een Serie lichte eindspelen. I. Weiss 1892. m m m m m m m m m m m m m m m m m m m m m m m No. 2. Zw. 14, 15, 26. I. Weiss. Wit 8, 24. No. 3 (1953). Zw. 11, 25, 30. Wit 10, 40. No. 4 C. A. Cremer (1930). Zw. 19, 45. Wit 6, 7, 11. No. 5 L. de Milleret. Zw. 6, 25. Wit 17, 19, 26. No. 6 K. W. Kruyswijk. Zw. 5, 26. Wit 12, 14, 29. No. '7 K.W.K. Zw. 26, 35. Wit 31, 33, 38, 42, 46. No 8 K. W. K. Zw. 5, 32. Wit 20, 24, dam op 2. Wedstrijd BelgiëNederland. Van Nederlandse zijde nemen deel: P. Roozenburg, R. C. Keller, J. M. Bom, W. Roozenburg, P. Beers, P. Bergsma, H. Laros, A. Bizot, W. F. v. d. Sluis, A. H. v. Aalten. BOEKBESPREKING. Juliana Regina 1948—1953". Uil- gave van de Uitgeverij Hollandia te Baarn. Bespraken we vorige week in deze ru briek „Juliana Regina 1953", defe week zorgde de uitgeefster, dat als een grote ver rassing de complete bundel 1948—1953 op onze leestafel kwam. Al het goede wat we vorige week van de bundel 1953 geschreven hebben, geldt zeer zeker van de samenge bundelde deeltjes van 1948 tot 1953. Alleen komt nu hierbij, dat dit verzamelwerk ge bonden is in een buitengewoon fraaie band. We willen wel bekennen, dat toen de post dit werk bezorgde, we er „even" de tijd af namen om een voorproefje te nemen. Tot schade van onze tijdsindeling is dit „even" uitgedijd tot een stevig uurtje, omdat we het niet laten konden steeds nog een paar blaadjes verder te willen zien. We zouden van deze bundel kunnen zeggen, het is de jongste geschiedenis, niet alleen van ons Koninklijk Gezin, maar van heel ons volk, in beeld, want waar er in ons land een be langrijke gebeurtenis plaatsgrijpt, daar vin den we wel een der leden van de Konink lijke Familie tegenwoordig. Zo is dus de geschiedenis van het Vorstelijk Gezin, te vens de geschiedenis van ons volk. Daarom is deze bundel zo waardevol, nu reeds, doch hoe verder in de tijd, hoe kostelijker zulk een overzicht wordt, voor jong en oud. Het is daarom van harte graag, dat we „Juliana Regina 19481953" aanbevelen. De tech nische verzorging is perfect. Zo is de vrouw De filmkomiek Fernadel beweerde eens op een avondpatijtje dat er geen vrouw is die een brief zonder post scriptum kan schrijven. „Ik zal U dezer dagen van het tegendeel overtuigen", riep een der aanwezige- dames uit. Inderdaad ont ving Fernadel een paar dagen later een brief van de dame. Onder de on dertekening stond: „P.S. Wie heeft er nu gelijk, U of ik?" „Bontanie". Dwalend over het terrein van de Flora passeerden we een tulpenbed on der toezicht gesteld van een jonge man die reclame maakte voor de mooiste boilen van zijn firma. Hij vestigde onze aandacht op verschillende soorten en noemde hun namen, o.a. ook „botani sche tulpen". Waar mij een juist begrip omtrent die naam ontbrak (en ook nu nog ontbreekt) vroeg ik naar de bete kenis ervan. Het antwoord luidde: „Die komen uit Botanië". Waarop ik niet nalaten kon te vragen waar dat lag. En prompt daarop: „In Rusland". („Floralia".) Bondig Bondigheid van stijl is de ziel van alle berichtgeving. Maar wellicht ging de journalist toch iets te ver, die als volgt een bericht aan zijn krant door gaf: „Johannes Buurtjes streek een lu cifer aan om te zien of er nog benzine in zijn tank was. Er was nog benzine in. Leeftijd 56 jaar. Als ik me midden in bovenstaand doolhof bevind, hoe kan ik er dan weer uitkomen? Damliefhebbers die gaarne „Correspon dentie-partijen" willen spelen kunnen zich wenden tot de Secretaris-Penningmeester van de N.C.C. de heer P. Hovingh, Zocher- straat 261, Amsterdam-W, Een oude opa uit Den Bommel, Had een hekel aan rommel. Maar opoe was een slonzebos. Die liet in huis de kippen los. Toen huilde opa op de schommel. Een aardige juffrouw uit Beilen, Raakte verslaafd aan het dweilen. Ze trouwde een man, die een droog- (pruim was. Die verdronk in een zeepsoppias. Toen raakte de juffrouw aan 't ijlen. Zat in school te razen en tieren. Een lastige rekel uit Dieren De meester, nog een uit 'n andere tijd, Sloeg hem groen en geel in zijn nijd, En nou zit die jongen te gieren. Kunnen jullie ook zo mooi dichten? Probeer het maar eens! TANTE TRUUS Ons ïatniUe&lad van Zaterdag 3 Oct. 1953, No. 3596 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes eei/u/sc// wee/rem De stroom van oorlogs- en verzetslectuur, die na de oorlog over Europa gekomen is, maakte door haar overstelpende hoeveelheid de mensen moe en afkerig van dit soort verhalen. Hetgeen te begrijpen is. Toch zou zich vergissen, wie meende, dat er nu ook een dikke streep staat onder wat er in de jaren 1940—1945 gebeurd is. Wij geloven integendeel, dat we nog maar aan het begin staan der litteratuur, die ons over deze rampzalige periode zal informeren. Maar het karakter van die lectuur zal zich wijzigen. Het was te begrijpen, dat de eerste la wine van oorlogs- en verzetslectuur blote feiten gaf, waarbij de grote misdadiger: Duitsland, slechts in bloed getekend kon worden. Het was de eerste, felle, logische reactie op de wanbedrijven door het Duitse volk gepleegd. 'Als we goed zien, komt daar in zoverre kentering in, dat men zich thans meer gaat bezig houden met de achtergronden, de die pere oorzaken van de Duitse misdadigheid. Er is een pogen om te komen tot een psy chologische verklaring van deze massa-mis dadigheid. Zo heeft b.v. Leon Kruczkowski een toneelstuk geschreven in drie bedrijven, getiteld: „De Duitsers", dat algemeen sterk de aandacht heeft .getrokken en dat het in Parijs tot over de honderd voorstellingen bracht, terwijl het ook in Londen een groot „succes" had. In dit stuk is er de arme Hoppe, die geen kip kwaad zou kunnen doen, en die een Duits Jodenjongetje van tien een appel geeft, maar dan gedwongen wordt om in dienst het „reglement" toe te passen en het kind doodschiet. Daar is de scene in Noorwegen. Unter- Sturmführer Willi Sonnenbruch ontvangt bezoek van een moeder, wier zoon zojuist gearresteerd is. Beleefd en hoffelijk staat hij er op, haar ver beneden de prijs ove rigens, het collier te betalen, dat zij hem aanbiedt om hem gunstig te stemmen voor haar zoon. Hij wil vooral doen uitkomen, dat een S.S.-officier niet „omgekocht" wordt, en na haar aldus vernederd te hebben, verklaart hij, dat de jongeman hem des ochtends „ontsnapt" is. Maar hij ver telt niet, dat hij dood is: „het verhoor van de vorige nacht was een beetje te heet toe gegaan". Een zuster van deze „S.S.-offi cier", Ruth is een toneelspeelster. In een Frans dorp, waar zij zal optreden, gaat ze een terechtstelling van zeven gijzelaars bij wonen, ze doet daar immers niemand kwaad mee, en het kan voor haar beroep nuttig zijn, eens een „intens hevige" ervaring van het leven op te doen. Hoofdfiguur is echter de vader, professor Sonnenbruck, die zich een beetje schaamt voor de wandaden van zijn volk. Hij schaamt zich ook voor zijn zoon en dochter. Maar wanneer zijn vroe gere wetenschappelijke assistent Joachim Peters uit het concentratiekamp ontsnapt is en plots voor hem staat, heeft hij meteen het levend bewijs voor zich, dat op grond van zijn zuiver wetenschappelijk werk ex perimenten worden genomen op lichamen van weerloze gevangenen om de vernieti gende uitwerking ervan op de mensen na te gaan. Deze schrijver geeft geen bevredigende oplossing van de psychologische problemen, die hij hier opwerpt. Maar er is een pogen in de diepste zieleschachten van de mens neer te dalén. Romans van dit soort komen er in de laatste tijd meer. Men begint ook te begrijpen, dat het een al te gemakkelijke oplossing is van het vraagstuk, dat de ganse mensheid hier bezig houdt, wanneer we eenvoudig zeggen: de Duitsers zijn als volk voor zulk een misda digheid gepredisponeerd. Het is een roman tisch, sentimenteel en primitief volk, dat nu eenmaal tot zulke krankzinnige misdaden in staat is. Het is niet zo heel moeilijk uit de geschiedenis der mensheid gelijksoortige wreedheden en misdaden, zij het natuurlijk niet op zo grote schaal, aan te wijzen. De Fransen zijn wat afkomst, karakter, psyche betreffen een geheel ander volk, maar ook in dit land hebben zich gruwelen afgespeeld, die heus niet voor de Duitse onderdoen. Noemen we slechts de Bartelomeusnacht en de Franse Revolutie. En Engeland, dat wèl een nuchter volk is, en weinig romantische of sentimentele aanleg heeft, maakte het in zijn historie heus niet veel beter. Ook dat volk heeft aardig wat op zijn kerfstok. Waar komt dat dan vandaan? Wat is de oorsprong van de misdaad en haar verme nigvuldiging tot een geheel volk in sommige dieptepunten van de geschiedenis der mens heid? We kennen de theorie van de Italiaanse geleerde Lombroso, die de misdaad als een ziekte beschouwde, een erfelijkheid, waarbij hij zich aanpaste bij wat de heidense wijs geren, b.v. een Aristoteles reeds leerden. We kennen het verhaal van deze Griekse wijsgeer, van een man, die, door zijn zoon bij de haren de kamer werd uitgesleept, bij de dorpel gekomen, uitriep: „Genoeg mijn zoon, ik heb mijn vader ook niet verder ge sleept!" We geloven niet, dat de leer van Lombroso vandaag nog veel aanhangers vindt, zij kon slechts volgelingen vinden in een tijd, toen de mens zichzelf nog „braaf" achtte en meende, dat het misdadigerstype van het gelaat af te lezen was. Lombroso leefde in een tijd, toen de mens alle wijsheid dacht gevonden te hebben in het determi nisme en atavisme, gedachtenspinsels, waar bij de zonde ontkend en de misdaad tot een aangeboren ziekte, een erfelijke belasting werd aangemerkt. We kunnen met deze stellingen vandaag niet terecht, wanneer wij zoeken naar de diepere verschijnselen en oor zaken van de ontzaglijke misdadigheid als waaraan het Duitse volk zich heèft schuldig gemaakt. En we komen er ook nooit mee klaar, wanneer we niet ter schole willen gaan bij mensen als Groen van Prinsterer en^Fabius, mannen, die de geschiedenis kenden en de verschijnselen in de historie der mensheid hebben belicht met de lamp van Gods Woord. Zij hebben ons duidelijk gemaakt, dat het altijd weer de geest is, die heerst in de daden der mensen. Leeft de mens uit de geest van God, of uit de geest van satan? Dat is beslissend. De belijdenis der Kerk zegt zo heel simpel: van nature (d.w.z. buiten de Geest Gods) zijn we allen onge schikt tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Tot alle kwaad. Het is de geest die beslissend inwerkt, hetzij de Geest Gods of de geest van de boze. Een derde, een soort neutrale humanistische geest, die nog wel uit zichzelve het goede kan doen, bestaat niet. Welnu, als we dit weten, kunnen we ver der komen. Dan zien we achter de massa moord van de Bartelomeusnacht de school van de Roomse dwalingen, de geest van de boze, die bezit had genomen van de men selijke hartstochten. Dan zien we achter de bloedbaden en schavotten van de Franse Revolutie de geest van de Franse Encyclo- paedisten, die in hun Godsontkenning, hun atheïsme en Deïsme, de misdaden van de guillotines heeft voorbereid in de studeer kamers. En dan zien we achter de Duitse misdadigheid de Duitse wijsgeren, die ge loofd hebben in de Übermens, de machts- waan van het „betere ras", die heeft hen verblind en het Duitse volk er door vergif tigd en dan wordt tenslotte de praktijk, wat het in de jaren 1940—1945 geworden is. ap jaaij uj jjjoa jam jaq jbeB oz ug wereld. Niemand is daar uit zichzelf te goed voor. Wanneer de geest van de studeer kamers en de hogescholen, van de boeken- schrijvers en de pers, beheerst wordt door de geest der dwaling, die uit de boze is, wordt het leven een hel. Het kan niet an ders, geneigd tot alle kwaad. En omdat deze geest der dwaling, die zich verzet tegen de Geest Gods, in de Schriften openbaar, doorwerkt, daarom gaat het er zo donker en uitzichtloos in deze wereld uitzien. Want we hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de geestelijke machten, de boosheden van de geest van satan, die in de mensen van het ongeloof willige en bruikbare instrumenten heeft. MARNIX. 't Is herfst nu en de kleuren der bloemen die voor kort verspreiden hunne geuren zie, hoe het dl verdort. De bladeren der bomen vol kleurengoud getint, het schijnt ons slechts een dromen zij dwarrelen in de wind Zo komt ook in ons leven de herfst en nee .d ons af wat éénmaal ons de zomer aan zonnestralen gaf. A. JAMOEL-HORJUS door Argye M. Briggs, vertaling uit het Amerikaans door Nel Berg mans. Uitgave van J. H. Kok N.V. te Kampen. Meestal staan we een beetje sceptisch te genover boeken die van Amerika uit tot ons komen. Het „Amerikanisme" ligt ons niet, het is te oppervlakkig, te sensationeel, te humanistisch-christelijk, wanneer het al „christelijk" genoemd kan worden., We geloven met dit boek een uitzonde ring op deze regel voor ons te hebben. We hebben hier het verhaal van een meisje, dat product is van een mislukt huwelijksleven, waarvan ze al de nare psychologische ge volgen in haar eigen jeugdleventje onder vindt. 2e trouwt reeds heel jong met de leraar van haar klas, die in tegenstelling tot haar zelf uit een gelovig milieu komt. Zo komt ze in aanraking met het Christen dom, dat tenslotte, na een heftige innerlijke worsteling, haar de redding brengt, die zij zoekt in de chaos van haar leven. Het is een dóór en dóór Amerikaans boek, in dien zin, dat het ons in aanraking brengt met het Amerikaanse leven, zoals dit reilt en zeilt in het gezin, in de school, in het huwelijk, onder de jeugd enz. Dit op zichzelf maakt dit boek lezenswaard. Het geeft ons een helder beeld van het dagelijk se leven in Amerika En dat beeld vertoont niet veel fraais. We kunnen rustig zeggen, dat we in dit boek één der meest positieve christelijke romans uit Amerika voor ons hebben. Maar hoe ontstellend oppervlakkig is ook dit nog. De kerk speelt er geen en kele rol in. de dominé die er in voorkomt, is een traditionele figuur, die van het leven zijner gemeenteleden, geen benul heeft. De kerkgang doet deze mensen dan ook niets. En dat de heldin van het verhaal tenslotte geestelijk toch nog terecht komt, vindt al leen zijn oorzaak hierin, dat een oude groot moeder nog wat begrip heeft voor haar moeilijkheden en de jonge vrouw op haar manier helpt. D.w.z. dat ze de Bijbel voor haar openslaat, na eerst gebeden te hebben en dan aan de jonge vrouw, voorleest wat de „Geest" in haar speciaal geval blijkt te zeggen te hebben. Hét is dan ook al weer alléén het „Nieuwe Testament" dat het doen moet, want zégt grootmoeder: „Ik geloof niet dat je in de rechte stemming bent voor het Oude Testament". En dan valt de plaats open bij het verhaal van de vrouw die ziek is en de zoom van het kleed des HEREN aanraakt en gezond wordt. En wanneer de jonge vrouw eerst nog meent, dat het in haar geval als een tang óp een varken slaat, vraagt ze toch: Omie, waarom hebt u die speciale passage uitgezocht? Hoe wist u dat het van toepassing zou zijn?" waarop Omie antwoordt: „Ik bid altijd eerst en dan laat ik het Boek openvallen, waar het wil Deze tekst is dan ook de sleutel van dez£ roman, hier draait het verhaal op zijn schar nier en leidt het tot de bekering van de heldin. De Amerikaanse titel luidt dan ook: „The hem of His garment", oftewel: De zoom van Zijn kleed. Waarom de vertaalster er in de Nederlandse uitgave een andere titel voor gekozen heeft, begrijpen we niet goed. „Het derde Kind", is zeker niet het criterium van het verhaal, het is er slechts eén phase van, een fragment. De komst van dit kind, dat de vrouw eerst haat. omdat het haar verhindert' tot haar man te gaan, die offi cier geworden is in het leger, spitst de strijd in haar leven toe, maar is niet de oorzaak, noch de climax in haar zielewörsteling en levensnood. We zeiden reeds wat we als de ver dienste van deze goed geschreven roman beschouwen: hij laat ons een brok Ameri kaans modern leven zien. Verder nut heeft het boek voor ons niet. Wie zou menen, dat de tendenz van dit boek iets kan bijdra gen om ons bij soortgelijke geestelijke nood, die er ongetwijfeld zijn zal, te helpen, ver gist zich. De opzet is daar te methodistisch voor. De godsdienst van deze Amerikaanse mensen, ook van de besten onder hen, raakt niet de kern van hun bestaan. Zij brengen niet geheel hun leven, in al zijn nuances en facetten onder het beslag van Gods heilige Wet. Godsdienst is een fragment van hun bestaan, de zondagse kant en de kerk is een society-gemeenschap. Het draait dan ook allemaal veel meer om de tweede tafel dan om de eerste tafel der Wet Gods. Het boek culmineert in zijn oplossing dan ook niet in de Avondmaalsgemeenschap. de Kerk, maar in een „bidstond" bij iemand in huis, waar allen gaan knielen en gaan bidden op eigen manier, los van de Kerk. Dat is dus allemaal radicaal mis, wijl in strijd met het Kerkvergaderend werk van Hem, Die als de Koning der Kerk, Zijn mensen bijeen brengt bij Woorddienst en Sacrament. Daar verstaat dit boek geen tittel of jota van. Maar dat neemt niet weg, dat het zijn verdienste heeft, wanneer men het critisch leest en beschouwen wil als een goed door kijkje op de Amerikaanse samenleving. Met een geeft het ook een ontstellend duidelijk beeld van de verwording daarvan. Kinde ren die tot hun achttiende jaar naar school gaan en daar hun huwelijksplannen maken en soms ook al uitvoeren ook. Ze gaan een voudig met de auto van „paps" naar de een of andere „dominé", die in Amerika tevens ambtshalve steeds ambtenaar van de burgerlijke stand is, en ze komen getrouwd thuis, zonder dat vader en moeder en wie ook er iets van af weten. De meisjes zijn als kinderen van vijftien en zestien jaar al wereldwijs en kennen de geraffineerde trucjes van dc „make-up"; huwelijksellènde doordat man noch vrouw hun roeping in

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3