mm SCHAAK-RUBRIEK Om TcuniUMoxl De erfenis van een Vlissingse dominé Vrijdag September 1953 T ZEBUW9CW WEE<EHD A door de jongeren opgekweekt. Prachtige planten. (Weer moet ik iets alleen maar aan jullie vertellen, dat ik niet van allemaal de namen weet.) Maar mooi waren ze! Ik vind het zo'n fijne gedachte, dat zo veel jongeren zoveel tijd willen geven aan het opkweken van planten. Dat is zoiets moois. En er is nog een prachtige kant aan. Als je zelf met zoveel zorg en liefde iets hebt opgekweekt, dan kun je ook begrijpen, dat anderen die ditzelfde deden, ook van hun bloemen en planten houden, en dan zul je vast nooit zo onvoorzichtig zijn om bloe men of planten die anderen in hun tuinen hebben staan, te beschadigen, want je weet dat betekent dan voor die mensen, die het mooie dat ze opkweekten, zagen vernielen, eigenlijk een stuk verdriet. Het is fijn, dat die ouders en die onder wijzers en de mensen van Floralia, daar in Kapelle elk jaar weer met elkaar gaan pra ten om het mogelijk te maken, dat dit mooie werk van de jongens en meisjes van de school ook door anderen bewonderd kan worden in een tentoonstelling. Ik heb ten minste echt genoten van al die prachtige planten en bloemen, al moet ik nog beken nen, dat mijn ster van Bethlehem het niet haalt, bij wat ik zag in de stemmige ruimte van Kapelles eeuwenoude statige kerk. Maar ik heb goede raad gekregen en wie weet, een andere keer doe ik mee met de inzendingen van de ouderen. Dan komen „Juffrouw nou ben ik jarig;" Maar Dini kan eenv oudig niet afwachten, tot ze vlak bij mij is, want er volgt onmiddellijk op: en ik heb voor me verjaardag een zussie gekregen!!" Ja, dit is toch baas boven baas. Daar moeten we toch alles van weten. Nu Dini is gul genoeg om ons alle goede eigenschappen van het nieuwe zussie te vertellen. Jaantje, opeens op de achtergrond geraakt, kan niet delen in de nieuwe feestvreugde. Ik zie haar snuitje verdonkeren, daarom wil ik aan Dini gaan vertellen, dat Jaantje toch ook.maar mis hoor, de jonge dame bijt het verheugde Dientje toe: „Niks an, 'oor een nieuw zusje, die schreeuwt altijd!" Nu kan Jaantje wel met kennis van zaken spreken denk ik, want er zijn er thuis onder haar nog drie peuters, maar zo laat ik de blijdschap van Dini's verjaardag toch niet kapot maken, en ik wil weer iets zeggen ter verdediging van kleine zusjes en broertjes, die misschien wei eens, heel eventjes, huilen, maar Weer ben ik te laat. Dini laat haar zusje niet zomaar belasteren van een schreeuwlelijk te zijn. „Floep", daar zakt de zak met heerlijkheden op de grond en ze geeft Jansje een klinken de klap met de mededeling er bij: „Mijn zussie (al een paar uur oud) 'uilt nooit oca:." Nou, dan denk je op een dubbele verjaardag, dubbele feest vreugde te hebben en in plaats daar van moet ik twee vechtende meisjes uit mekaar" plukken, t Is schande, dat ik het zeg van mijn sexe. Ik ben nog met mijn vredespogingen bezig, als de bel ons naar binnen stuurt. In mijn linkerhand draag ik Jaantjes bijdrage tot de feestvreugde en mijn rechter hand houdt Dini's feestvreugde. Het moet al raar gaan, wil ik met zoveel zoetigheid geen zachtere sfeer kunnen scheppen. Na de leesles mogen Jaantje en Dini elk, van twee rijen de boekjes ophalen. Dan is de vrede geheel hersteld. Dini vertelt nog even, dat het nieuwe zusje Elsje zal heten en Jaantje vertrouwt me toe, dat „het nieuwe broertje van toen al drie tandjes had", wat ik ook verbazingwekkend vind. Als aan het slot van de dag Jaantje en Dini elk een lied naar eigen keuze mogen opgeven, is er toch nog een volledige feestvreugde en dat na zo'n boosaardig begin in de vroege morgen. Het kan toch verkeren, zoals ge ziet. *0*0* Vanmorgen hebben jullie het Weekend ontvangen en nu vanavond ga ik alweer aan jullie schrijven. Het zal dus nog een hele week duren, eer jullie mijn praatje te lezen krijgen. Waarom ik zo'n haast maak? Wel dat komt omdat ik vanmiddag op stap ben geweest, nee eigenlijk op de fiets er op uit ben ge trokken en van mijn belevenissen wil ik Jullie wot vertellen. Mijn reis was niet zo heel ver, enkel maar van Goes naar Kapelle. Waarom ik nou juist naar Kapelle ging? Ik had ge hoord, dat daar een bloemententoonstelling zou zijn, waar de jeugd de grootste bijdrage zou leveren. Ik dacht, dat moet ik eens zien. Jullie weten nu zo langzamerhand wel, dat ik veel van bloemen en planten houd. En daar kwam nu nog bij, dat jongens en meisjes zo van jullie leeftijd de inzendingen hadden ingebracht Dat maakte het dub bel aantrekkelijk voor mij. Zo kwam het, dat ik vanmiddag naar Kapelle trok. De tentoonstelling was eigenlijk nog niet eens geopend, maar atte inzendingen waren er al, zo had ik f^n, rustig de gelegenheid om al het moois te bekijken en eens te luisteren naar de mijnheren, die druk bezig waren de planten heel goed te bekijken. Ik denk dat dat wel in verband met prijzen zal staan. Nu dan, ik heb die mijnheren tenslotte maar ernstig laten kijken - en kijken en beoordelen en heb zo in mijn eentje kos telijk genoten van al het moois. Er waren geraniums met van die prachtige felrode volle bloemtrossen, al een boeket op zich zelf. Nu moet je weten, dat rode geraniums mijn lievelingsplanten zijn. Je kunt dus be grijpen, dat ik daar naar keek. En ik durf het haast niet vertellen, een beetje jaloers werd ik wel, want er waren planten bij, zó mooi als ik ze nog nooit had kunnen kweken. Ik dacht, dat is mooi werk geweest, maar ik zou wel in de leer kunnen gaan bij zo'n jonge tuinier of tui nierster. Toen ik echter bij de rij met ster ren van Bethlehem kwam, was het helemaal mis voor me, want ik heb zelf ook een mooie bloeiende plant, waarop ik echt wel een beetje trots was, maar wat ik daar zag Och arme, daar haalt mijn plant het niet bij. Weet je wat ik toen maar gedaan heb. Ik heb een van die mijnheren, die zo druk bezig was, de planten te beoordelen, maar eens raad gevraagd. Ik dacht als je zo knap over die planten praat, weet je wel hoe je het doen moet. Daar zal ik mijn winst mee doen hoor, want ik wil niet ach ter staan bij die jonge garde, die zulke mooie planten inzendt. O ja, ik moet nog vertellen, dat ouderen ook inzendingen had den ingestuurd. Hele mooie hoor. Maar wat van de ouderen kwam was wel een apart plaatsje toegewezen. Het zou ook niet eerlijk geweest zijn, hé, als die planten zo maar tussen die van de jongeren hadden gestaan. Natuurlijk viel daarvan ook veel te bewonderen, maar ja, als je net als ik zo'n stel jonge nichten en neven hebt, dan ga je hart toch het eerst uit naar het werk van de jongeren. En ik vind het fijn, dat daarvan 2oveel goeds Ic zeggen valt. O ja er waren nog andere planten ook hoor Hoe komt Arie (A) hier ooit uit? Weten jullie dat? natuurlijk al mijn nichten en neven naar Kapelle om mijn inzending te bewonderen. Maar nou moet ik echt stoppen. Volgen de week krijgen de brieven van jullie weer een beurt. Allemaal gegroet van jullie Tante TRUUS. Diagram 81. Wit aan zet wint (3 punten). Probleem 82. Diagram 82. Wit aan zet wint minstens een stuk (3 punten) Coecespondewtie tritshatond te richten aan: J. Joosse, Eügeahaawteferaat 6 te Middelburg. B(j het opnieuw verschijnen van de schaakrubriek een hartelijk welkom toegeroepen, inzonderheid aan de trouwe oplossers van onze ladderwed strijd. Nieuwe inzenders zijn hartelijk welkom. De stand der ladder zal aan het eind van deze rubriek geplaatst worden. Wij laten hier een vrije partij vol gen die gespeeld werd m de Schaak vereniging „Vlissmgen". De namen der spelers zpn ons niet bekend. Een aardige partij, waarin zwart een beetje gewaagd speelt. Wit krijgt echter de beste kansen en wint. Siciliaanseh. Wit: A. Zwart: B. Ie. e2e4 c7c5 2. Pgl—f3 e7e6 (meestal speelt men hier Pc6) 3. d2d4 c5xd4 4. Pf3xd4 Pg8—f6 5. Lfl—d3 Pb8c6 6. Lel—e3 d7d5 7. Pbld2 e6e5 (Fout is de4: b.v. Pe4:Pd4:, Ld4: Dd4:? Lb5t) 8. Pd4xc6 b7xc6 9. 0—0 Lf8d6 10. h2h3 h7h6 11. c2c3 g7g5 (Deze aanval is wat gewaagd, dit bhjkt beter door het tegenspel van wit. In een vrije partij kan men nog wel eens wat wagen). 12. e4xd5 c6xd5 13. Ld3—b5t Ke8—f8 (Zwart gebruikt Lc8 voor zijn aan val. Ook na Ld7 zou wit met Da4 goed staan) 14. Pd2b3 Dd8c7 15. Talcl g5g4 16. h3xg4 Lc8xg4 17. Lb5e2 Lgl—e6 18. Le2—f3 (Dreiging c4) 18Ta8d8 19. g2g3 e5e4 20. Lf3—g2 Pf6g4 (Ziet er sterk uit, maar wit heeft nog wat in petto.) 21. Pb3d4! Le6d7 22. Ddl—el f7—f5 23. Del—d2 (Tegen f4 gericht) 23Kf8e7 24. Pd4e2 Pg4xe3 25. Dd2xe3 (Nu heeft wit de beste kansen) 25h6h5 (Erg lichtzinnig. Hier moest Tdg8 ge beuren) 26. De3—g5t Ke7- f7 27. Tö—dl Dc7c4? (Sterk was Tdg8) 28. Pe2d4! Td8—g8 (Om nu na De3 met f5f4 verder te gaan) 29. Pd4xf5! TgS—g5 30. Pf5xd6t Kf7e7 31. Pd6xc4 d5xc4 32. Tdld4! e4-e3 33. Tel—el Ld7—e6 34. Telxe3 Ke7—f7 35. Td4f4? En Zwart gaf op. Hier volgt de stand der ladder: J. W. Ch. te Th. (81 p.); W. D. te G. (66 p.); J. S. te K. (60 p.); P. A. C. te (60 p.); J. B. te K. (59 p.); G. v. W. te K. (53 p.); G. J. d. V. te VI. (32 p.); J. A. te Z. (31 p.); B. v. d. B. te S. (29 p.); M. W. te W. (24 p.), A. K. te C. (16 p.); L. F. te S (15 p.); M. D. te T. (4 p.); A B. te Th. (2 p.); C. J. te VI. (0 p.). Probleem 81 (zie diagram 81). Wit: Khl, Df7, Tfl, Pel pionnen a2, c2, g2, h2. Zwart: Kh8, Db2, Ta8, Lf8 pionnen a7, b7, c4, e5, g6, h7. Wit aan zet wint (3 punten). Probleem 82 (zie diagram 82). Wit: Kgl, Ddl, Tfl, Tal, Pg5, Fc3, Le3, Ld3 pionnen a2, b2, c4, g2, h3. Zwart: Ke8, Dd8, Th8, Ta8, Ld7, Le7, Pf6, Pc6 pionnen a7, b7, c7, e5,'g7, h7. Wit aan zet wint minstens een stuk (3 punten). Oplossingen in te zenden 10 dagen na plaatsing. Probleem 81. ma Vrijdag 26 Sept. 1963, No. 20» Ottgave van Oosterbaaa Le Cotatoe N.V. Goes eeurncH cueexe/fD Aan het eind der vorige eeuw stond er te Vlissingen een Nederlands Her vormd predikant, een nog jonge man, die zich in later jaren verteren zou in de dienst van Christus, eerst als Ka merlid en daarna als Dienaar der Kroon. Hij was reeds jong fel gegre pen door de sociale nood, die er in die dagen alom in den lande heerste. Op 23 April 1894 hield hij te Dordrecht zijn eerste grote politieke redevoering, en daar sprak hij de zo bekend gewor den woorden, die zijn levensprogram zouden worden: „De democratie zal alleen veilig zijn, als zij zich laat be- heersen door de Christus. Aan ons de roeping te tonen, dat haar idealen bij Hem veilig en verzekerd zijn." De lezers van ons blad, die politiek wat hebben meegeleefd weten al wel welke predikant wij hier op het oog hebben. Het was Talma, de man, die zijn leven als het ware heeft geofferd, die, eenmaal Minister, moeizaam en zonder onderbreking, het ene wetsontwerp na het andere bij de Kamers indiende, ten behoeve van de sociale gerechtigheid. Wanneer er in onze tijd nog socialisten zijn, die snoeven, dat de S.D.A.P. de arbeider uit zijn rechtloosheid heeft opgehaald, dan kunnen we volstaan met slechts, te wijzen naar een man als Talma, die méér voor de arbei dende stand heeft gedaan dan voor óf na hem één der socialisten ooit heeft kunnen presteren. Maar dat was niet het voornaamste. Ook al verwisselde Talma de kansel voor de Ministertafel hij bleef vóór alles de prediker, de dienstknecht van Christus, die, uit de diepe overtuiging leefde, dat er geen verlossing, ook geen politieke, maatschappelijke of sociale verlossing in deze wereld te vinden is, dan aan de voet van het Kruis. Talma heeft geleefd in de tijd, dat ook van socialistische zijde de actie begon voor de lotsverbetering van de arbeider. Maar hoe verschillend was het uitgangspunt, hoe uiteenlopend de keuze der middelen om tot sociale ge rechtigheid te komen. Predikte Troel stra de Revolutie, Talma verkondigde het Evangelie, deinsde het socialisme, opgezweept door het anarchisme, niet terug voor bruut geweld, (denk slechts aan de spoorwegstaking, van nu een halve eeuw geleden) Talma bleef trouw aan zijn levensprogram: langs de weg der christelijke democratie moet de gerechtigheid verkregen wor den, en daarom zal die democrattie slechts veilig wezen, wanneer zij zich laat beheersen door Christus. Hij pre dikte Jezus en Dien gekruist, niet alleen voor de schare in de Kerk, maar ook vanaf zijn bank in de Twee de Kamer en later van achter de Mi nistertafel. Want zijn diepste over tuiging was, dat slechts in gehoorzame onderworpenheid aan deze Jezus, Die tot Koning gesteld is over de ganse schepping, heil voor de mens als indi vidu en als gemeenschap te verwach ten is. Dat bij hem door Christus de scheiding tussen natuur en genade doorbroken was, manifesteerde hij in zijn eigen leven. Wanneer hij als Kamerlid vacantie had, predikte hij in de Kerk en bracht er hetzelfde verzoeninggevende Evan gelie. Zelfs als Minister predikte hij meermalen in het Haagse Diaconessen- huis, of in de stichting Hoenderloo of in de kerk te Noordwijk, waar hij als badgast vertoefde. En toen hij, als Tweede Kamerlid, in 1907 voor de Tram-ênquete te Winschoten was en daar gevraagd werd om in de Zen dingstent te willen optreden, stond hij onmiddellijk gereed; ofschoon hij de hele dag druk gewerkt had als voor zitter der Staats-commissie, om een schare van twee duizend mensen het Evangelie te brengen. Dat werk was bij Talma allemaal één en hetzelfde, 't lag voor hem op hetzelfde vlak. Waarom wij dit alles hier releveren? Omdat het soms schijnt alsof de Schriftuurlijke Waarheid, welke Do- miné Talma door zijn leer en leven heeft gepredikt onder ons niet zo meer leeft. We horen nog wel vaak spreken over een christendom en over christe lijk leven en over humane beginselen (denken we maar eens aan de rede, die onze Koningin voor enige weken tot een schare van twee duizend jonge mensen sprak) en daarmee bedoelen ze het ongetwijfeld heel goed, maar we missen zo node het concreet de na druk leggen op het Kruis van Chris tus, op het verlossingswerk van de Heiland voor heel ons leven, ook staat kundig en maatschappelijk, in econo misch, politiek of sociaal verband. Wanneer de groten der aarde verga deren, wordt er heel wazig en abstract over een „christelijk leven" gepraat, maar dat schijnt dan altijd hierin openbaar te moeten komen, dat de mens zijn rechten krijgt. We praten o, zo vaak over de menselijke rechten. Maar wanneer horen we over de rech ten Gods? We maken ons druk om de tweede tafel der Wet, maar Waar blijft de eerbiedige handhaving van de eer ste tafel, waar het immers gaat over wat wij hebben te doen en te laten tegenover God? Bij al ons humanis tisch streven naar verbetering der om standigheden voor de mensheid, ne géren we de rechten Gods. En daarin schuilt de bron van onze ellende. We weten wel, wanneer we dat zo publiek getuigen, dan hebben we meestal de wind niet in de zeilen. Dat had Talma ook niet. Hij is er om ver guisd en gesmaald en bespot gewórden. Het heet op de wereldmarkt „onprac- tisch" om over Gods rechten te spré ken en daar voor op te komen. Maar wat leert ons de praktijk? Wat leert ons de praktijk van de laatste halve eeuw? Er is dit jaar een boek verschenen van een Groningse Professor, dat tot titel heeft: „Revolutie der Eenzamen". Hierin wordt de geschiedenis beschre ven van de laatste halve eeuw. De schrijver typeert daarin vijf perioden: 19001905 De erfgenamen. 19051914 Weerlicht der Revolutie. 19141919 Wijngaard der Aarde. 19191933 De Brug der Zuchten. 1933heden Stroomlijn en Kruisweg. Reeds deze indeling van deze laatste halve eeuw bepaalt ons bij de zee van ellende, ontnuchtering, desillusie én ontwrichting, waarin we verkeren. Het boek is dan ook niet veel anders, dan één doorlopend relaas van men selijke en wereldlijke ellende. Hoe kan het anders? Het humanisme verwacht het van daag weer van een jongere generatie, die haar winst moet doen met de „fouten" der vorige en de goede wil moet opbrengen om in naastenliefde een betere samenleving en menselijke gemeenschap op te bouwen. Maar wanneer wij niet anders te zeggen hebben dan dit, laten we die jongere generatie in haar ellende staan. Tenzij zij spreken zullen naar dit WOORD, het zal zijn dat zij geen dageraad hebben. Aldus spreekt het Woord van God, dat is dus God Zelve. Een man als Talma had het begrepen, dat er slechts verlossing mogelijk is, óók voor de politieke, maatschappe lijke en sociale ellende, wanneer het Kruis van Golgotha de centrale plaats krijgt in het leven der mensheid. En IR DK SCHUWT Bidden iwo* &adam! „maar Abraham bleef nog staan voor de HBRE". Gen. tt32. Abraham is de vriend van God, en van die positie maakt hij gebruik óók. God heeft hem in vertrouwen meegedeeld, wat er met Sodom ge beuren gaat: die goddeloze stad zal totaal verwoest worden. Nu is het eindelijk uit met Gods geduld. De uitvoerders van het vonnis zijn al een eind op weg. Het oordeel is niet meer tegen te houden. God heeft Zijn laatste woord gesproken. Maar Abraham denkt er anders over. Hij is de vriend van God! Abraham blijft nog staan voor de HERE. Zeg maar gerust: hij treedt God in de weg. Hij is als een bede laar, die de deur voor zijn neus dicht ziet gaan, maar itu nog net zijn voet tussen de deur zet! Zó nemen wij geen afscheid! Als er niemand is, die nog een goed woord voor Sodom kan doen, dan doet Abraham het. Als niemand meer bidt voor die verdoemde stad, dan doet Abraham het. Dat is iets om over na te denken. Er zijn mensen, die 's avonds met een zucht de krant wegleggen: er staan weer allemaal narigheden in. Met de nieuwsberichten is het al net zo. Aardbevingen, overstromingen, hier een ongeluk, daar een ramp; hier is onrust, daar wordt gevochten. Houd maar op! Maar wij laten onze koffie er niet koud voor worden. Maar Abraham bleef nog staan voor de HERE! Dat blijkt mogetijk te zijn, dat een mens God in de weg treedt, als Hij op weg is om Zijn oordelen uit te voeren! Er valt met God toch nog te praten! Neen, niet in een houding van verzet: wat doet Gij? Niet met de vuist in de lucht. Abraham staat met gevouwen han den en gebogen hoofd. En dan valt er met God te praten. Dan is dat gesprek wondermooi: een mens, die stoutmoedig bidt, en een God, Rech ter der ganse aarde, Dieconcessies doet. Bidden voor Sodom! Dat mogen wij vandaag nog doen. Bidden voor een wereld waarover God Zijn oor- deelsweg gaat. Dat is priesterdienst van de Kerk voor de wereld. Pries terdienst van eenvoudige krantle zers, die ten behoeve van de wereld blijven staan voor de HERE. Souburg. G. D. L. BREDERVELD. die plaats kan het alleen verkrijgen, wanneer het gepredikt wordt. Want hoe zullen zij geloven, zonder die hen predikt? Dat prediken moet allereerst geschieden in de Kerk, van de kansels, maar concreet en even duidelijk in de volksvertegenwoordiging, in de kies vereniging, in de pers en op onze sociale samenkomsten. Het is één en het zelfde Evangelie. Wie scheiding gaat maken tussen natuur en genade, komt bij het Humanisme terecht, dat het Kruis de rug heeft toegekeerd. Moge deze prediking van die voor malige Vlissingse predikant, ons Zeeu wen, op het hart gebonden blijven! MARNIX „Wxj, fyo-e&en. een kav-en" door P. Terpstra. Uitgave van Bosch en Keuning te Baarn. We hebben indertijd als volk allemaal meegeleefd met de lotgevallen van de kloe ke Urker vissers, die in het verre Argenti nië trachtten zich een bestaan te verwerven in de visserij, nu hun zee, de Zuiderzee na de afsluiting vervallen tot een meertje, hun niet meer het brood gaf voor vrouwen en kinderen. Onze pers gaf daar in die dagen uitvoerige berichten over. In dit boek van Terpstra beleven we het trieste drama me de. Natuurlijk schiep de auteur zijn eigen figuren. Die bekend is in Urk of in de buurt ervan, ga dus niet zeggen: dat is die, of hiermee is deze bedoeld. Het is ook een ro man waarbij echter het verhaal van het ge beuren naar waarheid getekend is. Het is de verdienste geweest van de auteur, dat hij zulke figuren wist te schep pen, die het drama voor ons doen leven. Zij die onze Urkers kennen, zullen zeggen: zo zijn ze, zoals ze reilen en zeilen met hun goed en kwaad. Dat het leven op Urk zorgelijk ging wor den was te begrijpen en dat kloeke kerels naar een uitweg gaan zoeken is duidelijk. Maar als er dan een uitweg helemaal naar Argentinië wijst, is het licht te verstaan, dat er wel wat bezwaren, twijfelingen aan te pas komen eer men kort en krachtig zegt: ja, daar gaan we heen! Het is Terpstra ge lukt ons de spanning mee te laten leven. Ze gaan, achttien vissers! Allemaal verschillen de typen, maar toch ook allemaal Urkers, een slag mensen, dat elkaar trouw blijft. Louwe Brands is onbetwist de leider van deze achttien zoekers naar een haven. Op Urk had hij al het vertrouwen van zijn kring, hij was daar raadslid, ouderling en de vraagbaak onder de vissers. Terpstra heeft in deze Brands een koninklijke figuur geschapen. Men weet: de Urkers moeten door armoe gedwongen wegtrekken van hun geliefd Urk. We lezen genoeg over hun zorgen, de uitzichtloosheid van hun toekomst en toch worden we niet verveeld met die armoesfeer, waarvan sommige boe ken doortrokken zijn. Louwe Brands blijft steeds dezelfde, die hij is. Eerst, als hij voor zover dit mogelijk is, alle factoren meent te kunnen overzien geeft hij rustig en bezonken zijn oordeel en raad. Hij is het, die alleen al door zijn aanwezigheid 'n goede sfeer schept. Deze eenvoudige visser weet wat hij wil, en waarheen het moet met het leven als men Gods Naam boven zijn leven durft schrijven. De moeilijke heenreis naar het verre Argentinië in kleine vissersvaartuigen vergt al heel wat van zijn bezonken wijsheid, want er liggen genoeg bezwaren. Een sa menzijn met een groep Belgen, gedurende een paar maanden en dat ook nog saam- gedrongen in de benauwde ruimten van een paar kleine scheepjes, gevei de kansen op onenigheden maar voor het grijpen. Hierin schuilt de grote kracht van Louwe Brands, dat hij, die meestal niet veel zegt, wanneer hij het doet, ook het juiste woord weet te vinden, waarbij in alles de Bijbel voor hem het richtsnoer is. En hij leeft zelf na^r de woorden, die hij anderen voorhoudt. Daar door komt het, dat de vissers, als er moei-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 11