mm
SCHAAK-RUBRIEK
Om
TcuniUMoxl
De erfenis van een Vlissingse dominé
Vrijdag September 1953 T ZEBUW9CW WEE<EHD
A
door de jongeren opgekweekt. Prachtige
planten. (Weer moet ik iets alleen maar
aan jullie vertellen, dat ik niet van allemaal
de namen weet.) Maar mooi waren ze!
Ik vind het zo'n fijne gedachte, dat zo
veel jongeren zoveel tijd willen geven aan
het opkweken van planten. Dat is zoiets
moois. En er is nog een prachtige kant aan.
Als je zelf met zoveel zorg en liefde iets
hebt opgekweekt, dan kun je ook begrijpen,
dat anderen die ditzelfde deden, ook van
hun bloemen en planten houden, en dan zul
je vast nooit zo onvoorzichtig zijn om bloe
men of planten die anderen in hun tuinen
hebben staan, te beschadigen, want je weet
dat betekent dan voor die mensen, die het
mooie dat ze opkweekten, zagen vernielen,
eigenlijk een stuk verdriet.
Het is fijn, dat die ouders en die onder
wijzers en de mensen van Floralia, daar in
Kapelle elk jaar weer met elkaar gaan pra
ten om het mogelijk te maken, dat dit mooie
werk van de jongens en meisjes van de
school ook door anderen bewonderd kan
worden in een tentoonstelling. Ik heb ten
minste echt genoten van al die prachtige
planten en bloemen, al moet ik nog beken
nen, dat mijn ster van Bethlehem het niet
haalt, bij wat ik zag in de stemmige ruimte
van Kapelles eeuwenoude statige kerk.
Maar ik heb goede raad gekregen en wie
weet, een andere keer doe ik mee met de
inzendingen van de ouderen. Dan komen
„Juffrouw nou ben ik jarig;" Maar
Dini kan eenv oudig niet afwachten,
tot ze vlak bij mij is, want er volgt
onmiddellijk op: en ik heb voor me
verjaardag een zussie gekregen!!"
Ja, dit is toch baas boven baas. Daar
moeten we toch alles van weten. Nu
Dini is gul genoeg om ons alle goede
eigenschappen van het nieuwe zussie
te vertellen. Jaantje, opeens op de
achtergrond geraakt, kan niet delen in
de nieuwe feestvreugde. Ik zie haar
snuitje verdonkeren, daarom wil ik
aan Dini gaan vertellen, dat Jaantje
toch ook.maar mis hoor, de jonge
dame bijt het verheugde Dientje toe:
„Niks an, 'oor een nieuw zusje, die
schreeuwt altijd!" Nu kan Jaantje wel
met kennis van zaken spreken denk
ik, want er zijn er thuis onder haar
nog drie peuters, maar zo laat ik
de blijdschap van Dini's verjaardag
toch niet kapot maken, en ik wil weer
iets zeggen ter verdediging van kleine
zusjes en broertjes, die misschien wei
eens, heel eventjes, huilen, maar
Weer ben ik te laat. Dini laat haar
zusje niet zomaar belasteren van een
schreeuwlelijk te zijn. „Floep", daar
zakt de zak met heerlijkheden op de
grond en ze geeft Jansje een klinken
de klap met de mededeling er bij:
„Mijn zussie (al een paar uur oud)
'uilt nooit oca:." Nou, dan denk je op
een dubbele verjaardag, dubbele feest
vreugde te hebben en in plaats daar
van moet ik twee vechtende meisjes
uit mekaar" plukken, t Is schande, dat
ik het zeg van mijn sexe. Ik ben nog
met mijn vredespogingen bezig, als de
bel ons naar binnen stuurt. In mijn
linkerhand draag ik Jaantjes bijdrage
tot de feestvreugde en mijn rechter
hand houdt Dini's feestvreugde. Het
moet al raar gaan, wil ik met zoveel
zoetigheid geen zachtere sfeer kunnen
scheppen.
Na de leesles mogen Jaantje en Dini
elk, van twee rijen de boekjes ophalen.
Dan is de vrede geheel hersteld. Dini
vertelt nog even, dat het nieuwe zusje
Elsje zal heten en Jaantje vertrouwt
me toe, dat „het nieuwe broertje van
toen al drie tandjes had", wat ik ook
verbazingwekkend vind.
Als aan het slot van de dag Jaantje
en Dini elk een lied naar eigen keuze
mogen opgeven, is er toch nog een
volledige feestvreugde en dat na zo'n
boosaardig begin in de vroege morgen.
Het kan toch verkeren, zoals ge ziet.
*0*0*
Vanmorgen hebben jullie het Weekend
ontvangen en nu vanavond ga ik alweer
aan jullie schrijven.
Het zal dus nog een hele week duren,
eer jullie mijn praatje te lezen krijgen.
Waarom ik zo'n haast maak? Wel dat komt
omdat ik vanmiddag op stap ben geweest,
nee eigenlijk op de fiets er op uit ben ge
trokken en van mijn belevenissen wil ik
Jullie wot vertellen.
Mijn reis was niet zo heel ver, enkel
maar van Goes naar Kapelle. Waarom ik
nou juist naar Kapelle ging? Ik had ge
hoord, dat daar een bloemententoonstelling
zou zijn, waar de jeugd de grootste bijdrage
zou leveren. Ik dacht, dat moet ik eens zien.
Jullie weten nu zo langzamerhand wel, dat
ik veel van bloemen en planten houd. En
daar kwam nu nog bij, dat jongens en
meisjes zo van jullie leeftijd de inzendingen
hadden ingebracht Dat maakte het dub
bel aantrekkelijk voor mij. Zo kwam het,
dat ik vanmiddag naar Kapelle trok. De
tentoonstelling was eigenlijk nog niet eens
geopend, maar atte inzendingen waren er
al, zo had ik f^n, rustig de gelegenheid om
al het moois te bekijken en eens te luisteren
naar de mijnheren, die druk bezig waren de
planten heel goed te bekijken. Ik denk dat
dat wel in verband met prijzen zal staan.
Nu dan, ik heb die mijnheren tenslotte
maar ernstig laten kijken - en kijken
en beoordelen en heb zo in mijn eentje kos
telijk genoten van al het moois. Er waren
geraniums met van die prachtige felrode
volle bloemtrossen, al een boeket op zich
zelf. Nu moet je weten, dat rode geraniums
mijn lievelingsplanten zijn. Je kunt dus be
grijpen, dat ik daar naar keek.
En ik durf het haast niet vertellen, een
beetje jaloers werd ik wel, want er waren
planten bij, zó mooi als ik ze nog nooit
had kunnen kweken. Ik dacht, dat is mooi
werk geweest, maar ik zou wel in de leer
kunnen gaan bij zo'n jonge tuinier of tui
nierster. Toen ik echter bij de rij met ster
ren van Bethlehem kwam, was het helemaal
mis voor me, want ik heb zelf ook een
mooie bloeiende plant, waarop ik echt wel
een beetje trots was, maar wat ik daar zag
Och arme, daar haalt mijn plant het
niet bij. Weet je wat ik toen maar gedaan
heb. Ik heb een van die mijnheren, die zo
druk bezig was, de planten te beoordelen,
maar eens raad gevraagd. Ik dacht als je
zo knap over die planten praat, weet je
wel hoe je het doen moet. Daar zal ik mijn
winst mee doen hoor, want ik wil niet ach
ter staan bij die jonge garde, die zulke
mooie planten inzendt. O ja, ik moet nog
vertellen, dat ouderen ook inzendingen had
den ingestuurd. Hele mooie hoor. Maar
wat van de ouderen kwam was wel een
apart plaatsje toegewezen. Het zou ook
niet eerlijk geweest zijn, hé, als die planten
zo maar tussen die van de jongeren hadden
gestaan. Natuurlijk viel daarvan ook veel
te bewonderen, maar ja, als je net als ik
zo'n stel jonge nichten en neven hebt, dan
ga je hart toch het eerst uit naar het werk
van de jongeren. En ik vind het fijn, dat
daarvan 2oveel goeds Ic zeggen valt. O
ja er waren nog andere planten ook hoor
Hoe komt Arie (A) hier ooit uit? Weten jullie dat?
natuurlijk al mijn nichten en neven naar
Kapelle om mijn inzending te bewonderen.
Maar nou moet ik echt stoppen. Volgen
de week krijgen de brieven van jullie weer
een beurt. Allemaal gegroet van jullie
Tante TRUUS.
Diagram 81.
Wit aan zet wint (3 punten).
Probleem 82.
Diagram 82.
Wit aan zet wint minstens een stuk
(3 punten)
Coecespondewtie tritshatond te richten aan: J. Joosse, Eügeahaawteferaat 6 te
Middelburg.
B(j het opnieuw verschijnen van de
schaakrubriek een hartelijk welkom
toegeroepen, inzonderheid aan de
trouwe oplossers van onze ladderwed
strijd. Nieuwe inzenders zijn hartelijk
welkom. De stand der ladder zal aan
het eind van deze rubriek geplaatst
worden.
Wij laten hier een vrije partij vol
gen die gespeeld werd m de Schaak
vereniging „Vlissmgen". De namen
der spelers zpn ons niet bekend. Een
aardige partij, waarin zwart een
beetje gewaagd speelt.
Wit krijgt echter de beste kansen
en wint.
Siciliaanseh.
Wit: A. Zwart: B.
Ie. e2e4 c7c5
2. Pgl—f3 e7e6
(meestal speelt men hier Pc6)
3. d2d4 c5xd4
4. Pf3xd4 Pg8—f6
5. Lfl—d3 Pb8c6
6. Lel—e3 d7d5
7. Pbld2 e6e5
(Fout is de4: b.v. Pe4:Pd4:, Ld4:
Dd4:? Lb5t)
8. Pd4xc6 b7xc6
9. 0—0 Lf8d6
10. h2h3 h7h6
11. c2c3 g7g5
(Deze aanval is wat gewaagd, dit
bhjkt beter door het tegenspel van
wit. In een vrije partij kan men nog
wel eens wat wagen).
12. e4xd5 c6xd5
13. Ld3—b5t Ke8—f8
(Zwart gebruikt Lc8 voor zijn aan
val. Ook na Ld7 zou wit met Da4
goed staan)
14. Pd2b3 Dd8c7
15. Talcl g5g4
16. h3xg4 Lc8xg4
17. Lb5e2 Lgl—e6
18. Le2—f3
(Dreiging c4)
18Ta8d8
19. g2g3 e5e4
20. Lf3—g2 Pf6g4
(Ziet er sterk uit, maar wit heeft nog
wat in petto.)
21. Pb3d4! Le6d7
22. Ddl—el f7—f5
23. Del—d2
(Tegen f4 gericht)
23Kf8e7
24. Pd4e2 Pg4xe3
25. Dd2xe3
(Nu heeft wit de beste kansen)
25h6h5
(Erg lichtzinnig. Hier moest Tdg8 ge
beuren)
26. De3—g5t Ke7- f7
27. Tö—dl Dc7c4?
(Sterk was Tdg8)
28. Pe2d4! Td8—g8
(Om nu na De3 met f5f4 verder te
gaan)
29. Pd4xf5! TgS—g5
30. Pf5xd6t Kf7e7
31. Pd6xc4 d5xc4
32. Tdld4! e4-e3
33. Tel—el Ld7—e6
34. Telxe3 Ke7—f7
35. Td4f4?
En Zwart gaf op.
Hier volgt de stand der ladder:
J. W. Ch. te Th. (81 p.); W. D. te
G. (66 p.); J. S. te K. (60 p.); P. A.
C. te (60 p.); J. B. te K. (59 p.);
G. v. W. te K. (53 p.); G. J. d. V. te
VI. (32 p.); J. A. te Z. (31 p.); B.
v. d. B. te S. (29 p.); M. W. te W.
(24 p.), A. K. te C. (16 p.); L. F. te
S (15 p.); M. D. te T. (4 p.); A B.
te Th. (2 p.); C. J. te VI. (0 p.).
Probleem 81 (zie diagram 81).
Wit: Khl, Df7, Tfl, Pel pionnen a2,
c2, g2, h2.
Zwart: Kh8, Db2, Ta8, Lf8 pionnen
a7, b7, c4, e5, g6, h7.
Wit aan zet wint (3 punten).
Probleem 82 (zie diagram 82).
Wit: Kgl, Ddl, Tfl, Tal, Pg5, Fc3, Le3,
Ld3 pionnen a2, b2, c4, g2, h3.
Zwart: Ke8, Dd8, Th8, Ta8, Ld7, Le7,
Pf6, Pc6 pionnen a7, b7, c7, e5,'g7, h7.
Wit aan zet wint minstens een stuk
(3 punten).
Oplossingen in te zenden 10 dagen
na plaatsing.
Probleem 81.
ma
Vrijdag 26 Sept. 1963, No. 20»
Ottgave van
Oosterbaaa Le Cotatoe N.V.
Goes
eeurncH
cueexe/fD
Aan het eind der vorige eeuw stond
er te Vlissingen een Nederlands Her
vormd predikant, een nog jonge man,
die zich in later jaren verteren zou in
de dienst van Christus, eerst als Ka
merlid en daarna als Dienaar der
Kroon. Hij was reeds jong fel gegre
pen door de sociale nood, die er in die
dagen alom in den lande heerste. Op
23 April 1894 hield hij te Dordrecht
zijn eerste grote politieke redevoering,
en daar sprak hij de zo bekend gewor
den woorden, die zijn levensprogram
zouden worden: „De democratie zal
alleen veilig zijn, als zij zich laat be-
heersen door de Christus. Aan ons de
roeping te tonen, dat haar idealen bij
Hem veilig en verzekerd zijn."
De lezers van ons blad, die politiek
wat hebben meegeleefd weten al wel
welke predikant wij hier op het oog
hebben.
Het was Talma, de man, die zijn
leven als het ware heeft geofferd, die,
eenmaal Minister, moeizaam en zonder
onderbreking, het ene wetsontwerp na
het andere bij de Kamers indiende, ten
behoeve van de sociale gerechtigheid.
Wanneer er in onze tijd nog socialisten
zijn, die snoeven, dat de S.D.A.P. de
arbeider uit zijn rechtloosheid heeft
opgehaald, dan kunnen we volstaan
met slechts, te wijzen naar een man
als Talma, die méér voor de arbei
dende stand heeft gedaan dan voor óf
na hem één der socialisten ooit heeft
kunnen presteren.
Maar dat was niet het voornaamste.
Ook al verwisselde Talma de kansel
voor de Ministertafel hij bleef vóór
alles de prediker, de dienstknecht van
Christus, die, uit de diepe overtuiging
leefde, dat er geen verlossing, ook
geen politieke, maatschappelijke of
sociale verlossing in deze wereld te
vinden is, dan aan de voet van het
Kruis.
Talma heeft geleefd in de tijd, dat
ook van socialistische zijde de actie
begon voor de lotsverbetering van de
arbeider. Maar hoe verschillend was
het uitgangspunt, hoe uiteenlopend de
keuze der middelen om tot sociale ge
rechtigheid te komen. Predikte Troel
stra de Revolutie, Talma verkondigde
het Evangelie, deinsde het socialisme,
opgezweept door het anarchisme, niet
terug voor bruut geweld, (denk slechts
aan de spoorwegstaking, van nu een
halve eeuw geleden) Talma bleef
trouw aan zijn levensprogram: langs
de weg der christelijke democratie
moet de gerechtigheid verkregen wor
den, en daarom zal die democrattie
slechts veilig wezen, wanneer zij zich
laat beheersen door Christus. Hij pre
dikte Jezus en Dien gekruist, niet
alleen voor de schare in de Kerk,
maar ook vanaf zijn bank in de Twee
de Kamer en later van achter de Mi
nistertafel. Want zijn diepste over
tuiging was, dat slechts in gehoorzame
onderworpenheid aan deze Jezus, Die
tot Koning gesteld is over de ganse
schepping, heil voor de mens als indi
vidu en als gemeenschap te verwach
ten is. Dat bij hem door Christus de
scheiding tussen natuur en genade
doorbroken was, manifesteerde hij in
zijn eigen leven.
Wanneer hij als Kamerlid vacantie
had, predikte hij in de Kerk en bracht
er hetzelfde verzoeninggevende Evan
gelie. Zelfs als Minister predikte hij
meermalen in het Haagse Diaconessen-
huis, of in de stichting Hoenderloo of
in de kerk te Noordwijk, waar hij als
badgast vertoefde. En toen hij, als
Tweede Kamerlid, in 1907 voor de
Tram-ênquete te Winschoten was en
daar gevraagd werd om in de Zen
dingstent te willen optreden, stond hij
onmiddellijk gereed; ofschoon hij de
hele dag druk gewerkt had als voor
zitter der Staats-commissie, om een
schare van twee duizend mensen het
Evangelie te brengen. Dat werk was
bij Talma allemaal één en hetzelfde,
't lag voor hem op hetzelfde vlak.
Waarom wij dit alles hier releveren?
Omdat het soms schijnt alsof de
Schriftuurlijke Waarheid, welke Do-
miné Talma door zijn leer en leven
heeft gepredikt onder ons niet zo meer
leeft.
We horen nog wel vaak spreken
over een christendom en over christe
lijk leven en over humane beginselen
(denken we maar eens aan de rede,
die onze Koningin voor enige weken
tot een schare van twee duizend jonge
mensen sprak) en daarmee bedoelen
ze het ongetwijfeld heel goed, maar
we missen zo node het concreet de na
druk leggen op het Kruis van Chris
tus, op het verlossingswerk van de
Heiland voor heel ons leven, ook staat
kundig en maatschappelijk, in econo
misch, politiek of sociaal verband.
Wanneer de groten der aarde verga
deren, wordt er heel wazig en abstract
over een „christelijk leven" gepraat,
maar dat schijnt dan altijd hierin
openbaar te moeten komen, dat de
mens zijn rechten krijgt. We praten o,
zo vaak over de menselijke rechten.
Maar wanneer horen we over de rech
ten Gods? We maken ons druk om de
tweede tafel der Wet, maar Waar blijft
de eerbiedige handhaving van de eer
ste tafel, waar het immers gaat over
wat wij hebben te doen en te laten
tegenover God? Bij al ons humanis
tisch streven naar verbetering der om
standigheden voor de mensheid, ne
géren we de rechten Gods. En daarin
schuilt de bron van onze ellende.
We weten wel, wanneer we dat zo
publiek getuigen, dan hebben we
meestal de wind niet in de zeilen. Dat
had Talma ook niet. Hij is er om ver
guisd en gesmaald en bespot gewórden.
Het heet op de wereldmarkt „onprac-
tisch" om over Gods rechten te spré
ken en daar voor op te komen.
Maar wat leert ons de praktijk? Wat
leert ons de praktijk van de laatste
halve eeuw?
Er is dit jaar een boek verschenen
van een Groningse Professor, dat tot
titel heeft: „Revolutie der Eenzamen".
Hierin wordt de geschiedenis beschre
ven van de laatste halve eeuw. De
schrijver typeert daarin vijf perioden:
19001905 De erfgenamen.
19051914 Weerlicht der Revolutie.
19141919 Wijngaard der Aarde.
19191933 De Brug der Zuchten.
1933heden Stroomlijn en Kruisweg.
Reeds deze indeling van deze laatste
halve eeuw bepaalt ons bij de zee van
ellende, ontnuchtering, desillusie én
ontwrichting, waarin we verkeren.
Het boek is dan ook niet veel anders,
dan één doorlopend relaas van men
selijke en wereldlijke ellende.
Hoe kan het anders?
Het humanisme verwacht het van
daag weer van een jongere generatie,
die haar winst moet doen met de
„fouten" der vorige en de goede wil
moet opbrengen om in naastenliefde
een betere samenleving en menselijke
gemeenschap op te bouwen. Maar
wanneer wij niet anders te zeggen
hebben dan dit, laten we die jongere
generatie in haar ellende staan.
Tenzij zij spreken zullen naar dit
WOORD, het zal zijn dat zij geen
dageraad hebben. Aldus spreekt het
Woord van God, dat is dus God Zelve.
Een man als Talma had het begrepen,
dat er slechts verlossing mogelijk is,
óók voor de politieke, maatschappe
lijke en sociale ellende, wanneer het
Kruis van Golgotha de centrale plaats
krijgt in het leven der mensheid. En
IR DK SCHUWT
Bidden iwo* &adam!
„maar Abraham bleef nog staan voor de HBRE". Gen. tt32.
Abraham is de vriend van God,
en van die positie maakt hij gebruik
óók. God heeft hem in vertrouwen
meegedeeld, wat er met Sodom ge
beuren gaat: die goddeloze stad zal
totaal verwoest worden. Nu is het
eindelijk uit met Gods geduld. De
uitvoerders van het vonnis zijn al
een eind op weg. Het oordeel is niet
meer tegen te houden. God heeft
Zijn laatste woord gesproken.
Maar Abraham denkt er anders
over. Hij is de vriend van God!
Abraham blijft nog staan voor de
HERE. Zeg maar gerust: hij treedt
God in de weg. Hij is als een bede
laar, die de deur voor zijn neus dicht
ziet gaan, maar itu nog net zijn voet
tussen de deur zet! Zó nemen wij
geen afscheid! Als er niemand is,
die nog een goed woord voor Sodom
kan doen, dan doet Abraham het.
Als niemand meer bidt voor die
verdoemde stad, dan doet Abraham
het.
Dat is iets om over na te denken.
Er zijn mensen, die 's avonds met
een zucht de krant wegleggen: er
staan weer allemaal narigheden in.
Met de nieuwsberichten is het al net
zo. Aardbevingen, overstromingen,
hier een ongeluk, daar een ramp;
hier is onrust, daar wordt gevochten.
Houd maar op! Maar wij laten onze
koffie er niet koud voor worden.
Maar Abraham bleef nog staan
voor de HERE! Dat blijkt mogetijk
te zijn, dat een mens God in de weg
treedt, als Hij op weg is om Zijn
oordelen uit te voeren! Er valt met
God toch nog te praten! Neen, niet
in een houding van verzet: wat doet
Gij? Niet met de vuist in de lucht.
Abraham staat met gevouwen han
den en gebogen hoofd. En dan valt
er met God te praten. Dan is dat
gesprek wondermooi: een mens, die
stoutmoedig bidt, en een God, Rech
ter der ganse aarde, Dieconcessies
doet.
Bidden voor Sodom! Dat mogen
wij vandaag nog doen. Bidden voor
een wereld waarover God Zijn oor-
deelsweg gaat. Dat is priesterdienst
van de Kerk voor de wereld. Pries
terdienst van eenvoudige krantle
zers, die ten behoeve van de wereld
blijven staan voor de HERE.
Souburg. G. D. L. BREDERVELD.
die plaats kan het alleen verkrijgen,
wanneer het gepredikt wordt. Want
hoe zullen zij geloven, zonder die hen
predikt? Dat prediken moet allereerst
geschieden in de Kerk, van de kansels,
maar concreet en even duidelijk in de
volksvertegenwoordiging, in de kies
vereniging, in de pers en op onze
sociale samenkomsten. Het is één en het
zelfde Evangelie. Wie scheiding gaat
maken tussen natuur en genade, komt
bij het Humanisme terecht, dat het
Kruis de rug heeft toegekeerd.
Moge deze prediking van die voor
malige Vlissingse predikant, ons Zeeu
wen, op het hart gebonden blijven!
MARNIX
„Wxj, fyo-e&en. een kav-en"
door P. Terpstra. Uitgave van Bosch
en Keuning te Baarn.
We hebben indertijd als volk allemaal
meegeleefd met de lotgevallen van de kloe
ke Urker vissers, die in het verre Argenti
nië trachtten zich een bestaan te verwerven
in de visserij, nu hun zee, de Zuiderzee na
de afsluiting vervallen tot een meertje, hun
niet meer het brood gaf voor vrouwen en
kinderen. Onze pers gaf daar in die dagen
uitvoerige berichten over. In dit boek van
Terpstra beleven we het trieste drama me
de. Natuurlijk schiep de auteur zijn eigen
figuren. Die bekend is in Urk of in de buurt
ervan, ga dus niet zeggen: dat is die, of
hiermee is deze bedoeld. Het is ook een ro
man waarbij echter het verhaal van het ge
beuren naar waarheid getekend is.
Het is de verdienste geweest van de
auteur, dat hij zulke figuren wist te schep
pen, die het drama voor ons doen leven.
Zij die onze Urkers kennen, zullen zeggen:
zo zijn ze, zoals ze reilen en zeilen met hun
goed en kwaad.
Dat het leven op Urk zorgelijk ging wor
den was te begrijpen en dat kloeke kerels
naar een uitweg gaan zoeken is duidelijk.
Maar als er dan een uitweg helemaal naar
Argentinië wijst, is het licht te verstaan,
dat er wel wat bezwaren, twijfelingen aan
te pas komen eer men kort en krachtig zegt:
ja, daar gaan we heen! Het is Terpstra ge
lukt ons de spanning mee te laten leven. Ze
gaan, achttien vissers! Allemaal verschillen
de typen, maar toch ook allemaal Urkers,
een slag mensen, dat elkaar trouw blijft.
Louwe Brands is onbetwist de leider van
deze achttien zoekers naar een haven. Op
Urk had hij al het vertrouwen van zijn
kring, hij was daar raadslid, ouderling en
de vraagbaak onder de vissers. Terpstra
heeft in deze Brands een koninklijke figuur
geschapen. Men weet: de Urkers moeten
door armoe gedwongen wegtrekken van
hun geliefd Urk. We lezen genoeg over
hun zorgen, de uitzichtloosheid van hun
toekomst en toch worden we niet verveeld
met die armoesfeer, waarvan sommige boe
ken doortrokken zijn. Louwe Brands blijft
steeds dezelfde, die hij is. Eerst, als hij
voor zover dit mogelijk is, alle factoren
meent te kunnen overzien geeft hij rustig en
bezonken zijn oordeel en raad. Hij is het,
die alleen al door zijn aanwezigheid 'n goede
sfeer schept. Deze eenvoudige visser weet
wat hij wil, en waarheen het moet met het
leven als men Gods Naam boven zijn leven
durft schrijven.
De moeilijke heenreis naar het verre
Argentinië in kleine vissersvaartuigen vergt
al heel wat van zijn bezonken wijsheid,
want er liggen genoeg bezwaren. Een sa
menzijn met een groep Belgen, gedurende
een paar maanden en dat ook nog saam-
gedrongen in de benauwde ruimten van een
paar kleine scheepjes, gevei de kansen op
onenigheden maar voor het grijpen. Hierin
schuilt de grote kracht van Louwe Brands,
dat hij, die meestal niet veel zegt, wanneer
hij het doet, ook het juiste woord weet te
vinden, waarbij in alles de Bijbel voor hem
het richtsnoer is. En hij leeft zelf na^r de
woorden, die hij anderen voorhoudt. Daar
door komt het, dat de vissers, als er moei-