Ce hogeschool dei bedelkunsi moet wel FRANK VAN BORSELEN in Napels gevestigd zijn. huwde Jacoba van Beieren uit liefde. BRflUfl DE LOONGRENZEN DE SLUIKER Men leeft op straat; slechts geboorte en dood schijnen zich achter gordijnen af te spelen. De stad, die men gezien moet hebben. Hij was de vierde man. tot 's avonds Van hun prachtig kasteel in St Maar tensdijk is weinig meer te zien. scheert 3X sneller èn timqUui en wat daaraan vastzit ten aanzien van de sociale verzekeringswetten. FEUILLETON Aflevering 5 Vrij bewerkt naar P. VISSER Jzn Dinsdag 1 September 1953 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 3 NAPELS, Augustus —Voor een treinreiziger begint een onbe kende stad niet bij de uitgang van het station, maar op het stations plein. Als hij maar eerst uit het gewoel is en als hij maar eens een rustig plaatsje heeft gevonden waar hij zich kan oriënteren. En die plaats is altijd het stationsplein. In Napels wordt deze methode de reiziger noodlottig. Want het plein is enkele honderden meters van de uitgang. Je moet er langs de grauwe muur van het stationsgebouw lopen. En aan de andere kant is er een muur van lawaai. Tussen die fwee muren door loop je spits roeden. Het is dus een vreemde aankomst. Niemand weet dat beter dan de Napolitanen zelf. Ze prijzen de toeristen en het station om het hardst omdat die twee muren er zijn. En ze hebben dan ook een afvaardiging gezonden naar de uitgang. Als vliegen die gezond bloed ruiken, stor ten ze zich op de reiziger. Tien tegen één zo is de gang van zaken in Napels tussen stationsuitgang en stationsplein. Havenstedelijke geurtjes Napels is de stad van de buitenlucht. Van al die woningen zijn de muren als van glas. Je kan er zo in kijken en meestal tref je er niemand thuis. Intimiteit is er niet. Alleen geboorte en dood schijnen zich achter gordijnen af te spelen. Maar verder wordt er voor en met allen geleefd. En dat gaat door tot laat in de avond. De treinen hebben dan de forensen al lang naar huis gebracht, maar Napels blijft wak ker en eet gepofte kastanjes en dwaalt langs de straten. De lichtreclames „Bagage, signore?" „Die kan ik zelf wel dragen". „Och kom, met dit mooie weer? Daar zijn wij toch voor". En ze rukken en plukken aan kof fers, tassen en jassen. In Italië leer je gauw van dergelijke omstandigheden. Je maakt je met een snauw en een paar rukken van de brutale eksters af. Ze nemen het niet kwalijk. Het hoort bij het vak en ze lachen er maar wat om. Ze hebben trouwens meer pijlen op hun boog. Hoe men (geen) hotel krijgt De tweede aanval komt. „Hotel meneer? Warm en koud stro mend water, eerste stand, prijs Maar een ander kwaakt er al door heen. Zijn hotel is goedkoper, beter en.. „Ik neem de bagage wel even.." Zeven hotels worden uitvoerig be sproken. De kamers groeien onder de gebarentaal tot zalen en in een Baby lonische spraakverwarring dribbelt het gezelschap met de reiziger mee. Het Stationsplein is ver weg. De namen van de hotels zijn verleidelijk. De zon is warm en de bagage weegt bij iedere stap zwaarder. Maar alle risico's zijn voor de reizi ger als hij als een echte Napolitaan liegt: „Ik heb al een hotel". Voor die uitspraak of het leu gen of waarheid mag zijn is er respect. Dit is het einde van de dis cussies. De heren pruttelen na en druipen af. Er komt wel weer een andere reiziger. En daar is dan het stationsplein, een hoop bijeenge harkte rails, een paar uitbundige palmbomen en een niet te beschrij ven herrie. Wilt U een trip naar..,.? Op het eerste het beste bankje ga je volgens beproefde methode dan toch maar een hotel zoeken. Dicht bij het station natuurlijk en niet te duur en wat netjes ook. De hotellijst is gedul dig en somt adressen op in allerlei klassen. Met een plattegrond kom je dan wel uit de problemen. Je hebt een lijstje samengesteld en dan ga je op zoek in de stad. Natuurlijk gaat dat maar niet zo. „Wil meneer naar Capri? Morgen ochtend, meneer. Nu hebben we nog een trip naar.." „Naar de Vesuvius?" „Pompei?" „Het schone Amalfi". Elke plaats heeft een propagandist op het stationsplein en ieder slaat de handen ineen van ver bazing, dat meneer naar Pompei noch naar Sorrento noch naar de Vesuvius wil. Het kost anders haast niets. De auto staat klaar. En weer breekt er een Babylonische lofzang los. Maar de reis gaat niet door. Alles is er verkoopbaar Dit Napels is de stad, die men ge zien moet hebben voor men gaat ster ven, zoals het oude gezegde luidt. In een van de vreemde straten moet een hogeschool der bedelarij gevestigd zijn. Een wetenschappelijke opleiding met veel psychologie en veel spraak lessen en honderd uur college in vast houdendheid. En omdat ieder die hogeschool gratis schijnt te kunnen bezoeken, is in Napels letterlijk alles verkoopbaar. Ansichtkaarten en si naasappels, Amerikaanse vulpennen en zwarte sigaretten, het aanwijzen van de goede tram en het zich laten fotograferen, het lawaai en de stegen Zelfs de avond wordt er aan de man gebracht, zo fel fonkelen de reclames boven de huizen, die hoofdpijngezich ten hebben van de drukte. Denk niet, dat Napels als stad 'n kunststuk is: het ir 'n ratjetoe» van straten met heel hoge huizen. Dwars door die doolhoven heen lopen de hoofdstraten. Ze hebben forse ge bouwen en felle lichtreclames, maar van de toch al niet brede trottoirs gaat de helft af voor het Napolitaanse leven, voor de kraampjes en de con versatie, voor de ruzie en het middag slaapje. En daaraan davert het ver keer voorbij, een onafgebroken stroom van trams, trolleybussen, autobussen en wat er aan vehikels in de Italiaanse steden voorhanden mag zijn. Koning en slaaf De stad zelf is op deze manier gauw bekeken, maar daarvoor gaat men ook niet naar Napels. Daar gaat men naar het leven zelf kijken, dat uit de smalle straten in de hoofdwegen spuit als vietoriawater uit een pasgeopende fles. Op straat speelt zich alles af: het leven van de venters en van de kraampjes- mensen, het spel van de kinderen en het flaneren van de nietsnut, het haast-je-rep-je van de arbeiders, die zich verlaat hebben voor de trein. Je kan je er koning voelen, als je je schoenen laat poetsen. Je klimt in een hoge stoel en kijkt neer op al dat ge woel om je heen. En over je schoenen buigen zich twee paar handen, die het Italiaanse stof in een oogwenk wegge moffeld hebben. En je kan je er slaaf van het leven voelen, als je ziet, hoe eerlijk zorgeloos een man zijn prak je opzij schuift, een stevige slok wijn neemt en achter zijn kraampje in een halve minuut de slaap te pakken heeft. Wonder van de havenkant En geloof aan de haven maar, dat Napels in dit opzicht nummer twee is van Italië, na Genua. Loop zover mo gelijk naar het water toe. Want daar wordt Napels opeens een wonder. Wijd ligt er de golf met pinkeloogjes van schepen en met het regelmatige licht van de vuurtoren. Tegen de helling van de altijd nog een beetje onheil spellende Vesuvius zijn honderden lichtjes aangesprongen. En achter U ligt de stad, tegen heuvels aan. Op deze afstand lijkt het of er duizenden kaar sen zijn gaan branden tegen het egaal vdn de avondhemel. Als je in Napels gaat vragen, waar voor die kaarsen branden, dan zeggen ze waarschijnlijk: voor 't Napolitaan se leven, dat elke dag weer nieuw en anders en boeiend is. En daarom, zeg gen ze, moet je Napels gezien hebben eer je gaat sterven. Wij weten, wat le ven is. Maar daar hoeft V het niet mee eens te zijn. Een avond aan Napei's haven is er even onvergetelijk om hebben er het laatste woord: Kookt op gas. Drinkt Coca Colav En onder al die aan- en uitschietende lichten raakt Napels dan eindelijk in de dut. Maar ga, voor het zover met Napels gekomen is, naar de haven. Laat de tram maar schieten, want die kost de ene dag 15 lire en de volgende dag 35 lire en de afstand blijft er gelijk om. Nee, dan is het beter te voet te gaan. Natuurlijk moet U tienmaal ver tellen, dat U al een vulpen heeft en dat Uw horloge niet vervangen be hoeft te worden. Maar ondertussen s-.uift U de geur van Napels op: knof look en kaas en uien, sinaasappelen en kastanjes en nog veel onsmakelij ker geuren meer, alles onmiskenbaar Napels. Waar zijn de slachtoffers 1 RUSLAND WEET NIETS MOSKOU, 31 Augustus in een nota van 26 Augustus, die vandaag gepubliceerd is, heeft de Russische re gering de Verenigde Staten meege deeld, dat zij niets weet over het lot van de bemanning van 17 koppen van de Amerikaanse bommenwerper, die 29 Juli bij Japan in zee is gestort. Ge meld is, dat dit geschiedde na het wis selen van schoten met Russische ja gers. Volgens de Russische lezing had het vliegtuig het Russische grondgebied bij Wladiwostok geschonden. Amerika heeft 31 Juli geëist, dat de Sowjet-Unie eventuele overlevenden, die uit zee waren opgepikt, terug zou zenden. Ingez. Mededeling (advertentie) Van Jacoba van Beieren weten we heel wat af. Dat ze soms op het slot Oostende te Goes woondewaar ze een moerbeiboom in de tuin planttedat ze wel meedeed aan het vogelschietendat ze drommels goed vechten kon en vooraldat ze vier mannen heeft gehad. Op de leeftijd van 16 jaar was ze al weduwe van de eerstehaar tweede man liet ze in de steek, de derde moest niets meer van haar hebben en de vierde was Frank van Bor- selen. Met hem is ze werkelijk uit liefde getrouwdde vorige huwelijken waren louter uit staatkundige overwegingen gesloten U de gehele dag glad gelaat geven, dat kao alleen de Braun Shaver met het wonder lijk dunne elastische scheerblad. Vraag het Uw vrienden en kennissen maar. Tienduizenden Neder- landers gebruiken de Braun Shaver en zijn enthousiast. Voor hen is scheren geen last meer, want elke dag ervaren zij dat dit sublieme dröogscbeerappa- raat supersnel scheert èn bovendien uit-scheert als het njes van de barbier. Probeer het zelf. Uw winkelier zal U gaarne vrijblijvend een Braun Shaver demonstreren. BRAUN Standaard f.39.75 BRAUN de Luxe f.67.50 Imp. C. V. Hflpé, Nw« Herenar. 11A'daro, Uk48882 Wie was deze Frank? Zijn naam zegt reeds, dat hij een loot was van die grote sterke boom met zijn vele ver takkingen: het adellijk geslacht van Borselen. Genoemd naar het Beve- landse dorpje, waar ze hun kasteel hadden, „de burcht van Troye". De vluchtheuvel, die even buiten het dorp ligt heet nog steeds de berg van Troye. De Heren van Borselen van der Veere, die op hun prachtig kasteel Zandenburg woonden, waren wel de belangrijkste uit het geslacht. Hier van stamde ook Frank af. Zijn vader, Floris, had bezittingen in Sint Maartensdijk, waar hij een kasteel gebouwd heeft. Zijn moeder heette Oda van Bautershem, ook wel Oede van Bergen (op Zoom) genoemd. Ze zijn beiden in de kerk van Sint Maartensdijk begraven. Frank heeft een graftombe boven het graf van zijn ouders laten oprichten. In een zijgedeelte van de kerk is het monument nog te Zien, maar zwaar geschonden. Vermoede lijk is dat in de Franse tijd gebeurd, op grafstenen in de kerk is ook duidelijk te zien, dat er gruwelijk aan geknoeid is. De adel lijke wapens zijn weggehakt, alles van wege de gelijkheid en de broeder- I schap! Ze konden toen ook al gelijk- SPAANS-AMERIKAANSE ONDERHANDELINGEN VERLOPEN VLOT. NEW YORK, 31 Aug. De Ameri kaanse ambassadeur in Spanje, Jamés Dunn, die in de Verenigde Staten is aangekomen voor overleg met zijn re gering over de onderhandelingen met Spanje inzake de verlening van finan ciële steun in ruil voor militaire bases, heeft verklaard dat de besprekingen ec zeer bevredigend verloop hebben. il ls de tijd voor unificatie aangebroken 1 Dit is Napels: een stad aan een golf met op de achtergrond - de imponerende Vesuvius WAT IS DAT TOCH met die loongrenzen?" zo wordt links en rechts gevraagd. Telkens zijn er berichten in krant en radio over wijziging der loon grenzen. Het schijnt v.n.l. te zitten bij Invaliditeitswet, Ziektewet en Ziekenfonds. Van de andere wet ten hoor je tenminste daar niet van. Op deze opmerkingen, een korte toelichting. Onder loongrens verstaat men een aan gegeven loonhoogte, waarboven men niet meer onder de werking der wet valt. De oudste sociale verzekeringswet, de Ongevallenwet, kent geen loongrens De jongste bediende van 1000.— per jr is verzekerd, maar ook de functionaris van f 15.000.— per jaar. Wat niet wil zeg gen, dat deze laatste nu bij een ongeval een uitkering krijgt naar dat hoge loon. Want deze wet heeft wel geen loongrens, maar een andere begrenzing, een z.g. uit- keringsgrens. Deze grens ligt bij de on gevallenwet op f 14.per dag. Over het meerdere boven dat bedrag verdiende loon wordt bij ongeval geen uitkering verstrekt. Het is billijk dat over dat meer dere ook geen premie wordt gevorderd. De uitkeringsgrens is dus tegelijk pre- miegrens. Er is nog een wet zonder loongrens. Dat is de Kinderbijslagwet. Deze wet heeft dezelfde premiegrens, doch geen uitkeringsgrens. Ieder loontrekkende, het zij hij twee- of wel twintigduizend gul den verdient, geniet voor eenzelfde aan tal kinderen, dezelfde uitkering. Naar mate het loon lager is, is de uitkering van Kinderbijslag, in procenten uitge drukt, dus hoger. De wetten met loongrenzen zijn: de In validiteitswet, de Ziektewet (inclusief Ziekenfonds) en de Werkloosheidswet, De loongrenzen van de eerstgenoemden zijn reeds herhaaldelijk gewijzigd, die van de Invaliditeitswet reeds zes maal. Opmerkelijk is dat de loongrenzen van Invaliditeitswet en Ziektewet verschillen met die van de Werkloosheidswet. Deze laatstgenoemde heeft f 6.000.terwijl de andere kort geleden op f 5025.zijn gebracht. Waarom dit verschil? Bij het bepalen van deze grens op f 6.000.voor de Werkloosheidswet, heeft men aangenomen dat dit de „behoefte- grens" was. Men zou dus ook van „wei- standsgrens" kunnen spreken. Bij de inwerkingtreding dezer wet was er dus een aanmerkelijk verschil in loon grens. Het eenvoudigste zou geweest zijn de grenzen van Invaliditeits- Ziektewet en Ziekenfonds gelijk te maken met die van de Werkloosheidswet. Men heeft dat toen niet aangedurfd, vermoedelijk van wege de bezwaren van de zijde der me> dici. Een verhoogde loongrens voor het Ziekenfonds vermeerdert met één slag het aantal fondspatiënten. Nu intussen de loongrenzen van meer genoemde wetten kort geleden zijn ver hoogd en in verband met de compensatie van de aangekondigde huurverhoging, straks opnieuw verhoogd zullen worden, is wellicht de tijd rijp voor alle wetten met loongrenzen, deze op een uniform bedrag te brengen en wel op f 6000. Dit ligt in de lün van de al zo lang in uitzicht gestelde unieficatie der sociale verzekeringswetten. De adviezen van de sociale verzekeringsraad en de Stichting van den Arbeid zullen daaraan waar schijnlijk ook een duwtje geven. Op één bijzonderheid willen wij nog wijzen. De Invaliditeitswet heeft n.l. twee loongrenzen. Om als verzekerde te kun nen worden ingeschreven mag men in z'n loon de eerste grens niet overschrijden (f 3000.terwijl de plakplicht voor de werkgever blijft tot de 2e wordt over schreden if 5025.Men blijft Dij over schrijding evenwel verzekerde (dit in tegenstelling tot de ziektewet) en behoudt eenmaal verworven aanspraken, die men door vrijwillige premie betaling (door middel van zegels te plakken; nog kan verhogen. „Zijn er hier wel vrienden van die schurken?" is de wedervraag. De kastelein lacht smakelijk. „Zo mag ik het horen, jij bent on ze man". Dan neemt van Melle weer 't woord. „Nu moet je eens luisteren, Zijier". Hij vertelt dan wat Zijier reeds weet van Maire Verwolde in Sluis, dat er alom clubjes zijn die men Vereniging noemt en die sluikhandel bedrijven. Als hij Frits ziet knikken, vraagt van Melle: „Weet je er van?" ,,'k Heb er wel eens van gehoord", antwoordt Zijier, zonder evenwel de zegsman te noemen. Nu, hij komt dan te weten, dat er zowat een maand geleden in deze con treien ook zulk een Vereniging tot stand is gekomen. Er zijn heel wat deelnemers, van Melle en de kastelein behoren er ook toe. Er zijn enkele ge wezen zeelui bij. En die hebben al connecties aangeknoopt met andere sluikers in Zeeland. Binnenkort zullen we wel nader vernemen, dat er con tact gekomen is met een Engelse koopvaarder, die op een donkere nacht aan de kust zal verschijnen en koffie, tabak en suiker zal lossen. Die wordt dan in het binnenland verkocht, waar de mensen naar koloniale waren snak ken. Frits laat van Melle maar praten, al vertelt die hem niets nieuws. Hij vraagt zich alleen af wat het be tekenen moet, dat men hém dit alles vertelt; wil men hem lid van de Ver eniging maken? Van Melle vertelt door. Lid van de Vereniging zijn verschillende respec tabele mensen, namen worden niet ge noemd, wie het niet om het geld te doen is, maar die de Fransen dwars willen zitten, al willen zij ook graag wat van de waren hebben. Maar er zijn ook leden bij, wie het uitsluifend om het geld te doen is. Er wordt na tuurlijk grof verdiend met die smok kelarij, dat zal Zijier wel begrijpen. Die -lui zijn nu niet bepaald heren. Er zijn echter rabauwen onder, woeste, onverschrokken kerels. Van Melle praat door. De deskundi ge leden van de Vereniging hebben al uitgemaakt, dat een koopvaarder al leen kan ankeren in de buurt van de Hille. Daar is de meest geschikte plek om met een boot naar het schip te va ren en de waren te halen. Eerst nu gaat Frits iets bevroeden. „Dat is in orde", antwoordt Frits Zijier spontaan. „Een behoorlijke huur is niet nodig; met een billijke ben ik tevreden. Maar ik zou wel wat van de waar willen hebben. Mijn vrouw heeft bijna geen koffie en suiker meer en mijn tabak is zo goed als op". „Het komt voor elkaar, Zijier. We dachten wel, in jou de juiste man ge vonden te hebben". „Begint die grap al spoedig?" „Er wordt aan gewerkt om bij de De Hille is vlak bij „Overduin". Men wil blijkbaar hem, althans zijn boer derij, in de actie inschakelen. Maar hij uit dit vermoeden niet. Hij vraagt alleen, onnozel: „Wat heb ik daarmee nu te maken? Ik begrijp er niets van". „Dat ga ik je nu vertellen. Als die waren aan land gebracht worden, moeten ze zo gauw mogelijk worden opgeborgen, om later, bij gedeelten, te worden weggebracht. En nu weten we allemaal, dat „Overduin" zulke prachtige kelders heeft. Kortom, de vraag is deze: wil je die aan onze Ver eniging verhuren? Er wordt een goede huur voor betaald. Je behoeft niets te doen. De lui, die met dat werk ver trouwd zijn, brengen de waren aan land en bergen die op in de kelders van „Overduin". Je hebt alleen de sleutel te geven, als een bepaald iemand, wiens naam we je zullen noe men, je er om vraagt. Hoe denk je hierover?" eerstvolgende donkere maan onze slag te slaan. De zeelui van de Vereniging denken, dat zij dan wel zover zijn". „Goed. Ik hoor er dus nader van. Dan stap ik op, want 'k had eigenlijk geen tijd. Gegroet". „Ik ken die Zijier niet zo goed", merkt de kastelein op, als de jonge boer zo schielijk vertrokken is. „Is hij wel te vertrouwen? Het ging mij te vlot. Hij maakte geen enkele tegen werping". „Ik sta met mijn hoofd borg voor Frits Zijier. Hij heeft zijn woord ge geven en dat houdt hij. Dat kan niet missen. Dat hij geen enkele tegenwer ping heeft gemaakt, heeft mij ook ver baasd. Ik vermoed, dat hij er meer van weet dan wij denken". HOOFDSTUK III Op weg naar „Overduin" peinst Frits Zij Ier over het gesprek na. Mis schien was het toch beter geweest, als hij één of twee dagen beraad had ge nomen. Nu zal hij dit a bout portant aan Hanna vertellen, die wel bezwa ren zal opperen. Het is hem duidelijk gebleken, dat zij van het gedoe der sluikers niets moet hebben. Het is ook niet te verzwijgen, stel, dat hij dat doen wilde hij heeft echter niet het minste geheim voor zijn vrouw en wil dat ook niet want de actie zal, bij wijze van spreken, onder haar ogen gebeuren. Het ge schiedt in de nacht en in alle stilte, maar zó stil zal het toch wel niet ge beuren, dat zij er totaal niets van vernemen. Nee, hij is wel ietwat te ontstuimig geweest, zoals meer zijn fout is. Maar komaan, hij heeft zijn woord gegeven en hij zal het houden ook. Een man een man, een woord een woord. Natuurlijk wordt zijn vermoeden bevestigd; als hij Hanna vertelt, waar in hij heeft toegestemd, zegt zij on middellijk: „Dat had je niet moeten doen, Frits. Dat smokkelen is tegen de wet, die wij hebben te gehoorzamen. En jij doet er aan mee. Daar kan niets goeds van komen". O nee, zij verwijt hem niets. Daar voor is zij te lief en te zachtzinnig van aard. Maar zij heeft er wel verdriet van. „Ik wil er niets mee te maken heb ben, Frits". „Dat behoeft ook niet, vrouwtje. Ik heb er zelf ook niets mee te maken. Ik geef alleen de sleutel van de kel ders af: die lui brengen de waren er in en een paar dagen later hebben ze die weer weggehaald, dat is alles". „Waar gaan ze dan heen?" „Daar weet ik niets van. Ze worden natuurlijk tegen grof geld verkocht. Hoe, weet ik niet. Heb ik ook niets mee te maken". (Wordt vervolgd). schakelen, tenminste ze probeerden het te doen. HOE KRIJGEN ZE ELKAAR? Daarnaar zijn de meeste mensen erg nieuwsgierig. En deze nieuwsgierig heid kan bij Frank en Jacoba bevre digd worden. Frank van Borselen kon bij de op volger van Jacoba, onze nieuwe Graaf Filips van Bourgondië, een potje bre ken, om het eens heel huiselijk uit te drukken. Geen wonder ook. Hij had eens het leven van Filips gered. Deze Zeeuwse Wandelingen was toen nog geen Heer van ons ge bied en werd bij Brouwershaven aan gevallen door een bende Hoeksen, die in dienst stonden van Gravin Jacoba. Maar Frank wist de vijanden na veel moeite terug te drijven. Hier vocht hij als Kabeljauws edelman dus tegeil haar, die later zijn vrouw zou worden. Door een pijl werd hij zelf nog ge kwetst, maar de wonde was vlug ge nezen. Als beloning werd Frank aangesteld tot opperbevelhebber van Zeeland, later tot stadhouder van Holland en Zeeland. In die kwaliteit ontmoette iiij Jacoba wei eens, toen ze geen gravin meer was, maar baar landen aan Filips van Bour gondië bad moeten afstaan. Eens heeft hij haar zelfs op vorstelijke wyzc uit geldverlegenheid gered. De vriendschap werd sterker, de liefde kwam in 't spel en tenslotte zijn ze in 1433 in alle stilte getrouwd. Als de beschrijving van Frank op waarheid berust, is het geen wonder dat Jacoba liefde voor hem opvatte. Hij had een fraaie gestalte, was vro lijk en geestig van aard, edelmoedig en mild, een dapper man: mijn lieve, wat wil je nog meer? En ook Jacoba schijnt er wel aantrekkelijk uitgezien te hebben. Een knap stel dus! HUWELIJKS-MISERE. Toch scheen liet jonge geluk maar van korte duur te zullen zijn. Want tóen Jacoba in 1428 haar landen aan Filips van Bourgondië had afgestaan bij bet Verdrag van Delft, was er de bepaling gemaakt, dat ze niet mocht trouwen zonder zijn toestemming. Nu was ze wel in 't geheim getrouwd, maar natuurlijk werd het gauw ge noeg bekend. Ook Filips hoorde er van, hij kwam inderhaast uit Frankrijk terug en aan een maaltijd nam hjj zijn stadhouder Frank gevangen en voerde hem naar Rupelmonde in Vlaanderen. Frank werd ter dood veroordeeld. Vóórdat het von nis voltrokken werd, kwam Jacoba bij Filips smeken om het leven van haar man. Toen Filips merkte, dat door dit huwelijk geen staatkundige onaange naamheden zouden ontstaan, dat het zuiver uit liefde gesloten was, schonk hij aan Frank genade. Ze had er graag de titel van gravin, die ze nog altijd dragen mocht, voor over. Met grote luister is toen het hu welijk nogmaals voltrokken in Sint Maartensdijk. Soms woonden ze hier op het kasteel, meestal op het slot Teijlingen bij Leiden. Daar is Jacoba een paar jaar later (1436) aan de tering gestorven. Kortstondig geluk was het geweest. DE EENZAME WEDUWNAAR. Frank heeft haar nog vele jaren overleefd, hij is gestorven in 1470. In Sint Maartensdijk heeft hij het Sint Maartens-godshuis gesticht, een in richting voor ouden van dagen. Nu is er niets meer van over, op de plaats ervan staat de boerderij Kapoenhof. Ook van het kasteel is niet veel meer te zien. Even buiten de plaats, aan de weg naar Stavenisse, is de plek nog duidelijk te herkennen aan de grachten. Maar van de gebouwen is niets meer over. Bij het graven stoot men telkens op stenen en overal ver spreid- liggen oude scherven, ook van de bekende Jacobakannetjes. Behalve 17 grotere schilderijen, meest van Oranjevorsten uit de 16e en 17e eeuw, hangen er op het gemeente huis van Smèrdiek, zoals men hier zegt, nog twee kleine olieverfschilde rijen op eikenhout van Frank en Jaco ba. Behalve hun wapens zijn op dat van Jacoba de woorden te lezen: „Met ganser liebe", op dat van Frank: „An allen wane (het is niet duidelijk wat dit betekent). Het huwelijk met Jacoba is kinder loos gebleven. Bij de dood van Frank kwamen de meeste bezittingen aan zijn zuster Eleonore. Ook werd er 'n klein gedeelte geërfd door zijn bastaardzoon Floris. Hij overleed te Brielle en volgens de geschriften zijn het hart en de in gewanden daar begraven en zijn lichaam te St. Maartensdijk. Er is ech ter nooit iets van gevonden, op zijn kasteel niet, dat in 1820 is gesloopt, evenmin als in de kerk. Toch is een bezoek aan Sint Maar tensdijk wel de moeite waard. Een bezoek aan de oude kerk en het ge meentehuis, een speurtocht over de plaats waar eens het kasteel lag, doen oude herinneringen opleven uit een bewogen tijdvak van onze geschiede nis. L. v. W.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 4