Ce hogeschool dei bedelkunsi moet wel FRANK VAN BORSELEN
in Napels gevestigd zijn.
huwde Jacoba van Beieren uit liefde.
BRflUfl
DE LOONGRENZEN
DE SLUIKER
Men leeft op straat; slechts geboorte en dood
schijnen zich achter gordijnen af te spelen.
De stad, die men gezien moet hebben.
Hij was de vierde man.
tot 's avonds
Van hun prachtig kasteel in St Maar
tensdijk is weinig meer te zien.
scheert 3X sneller èn timqUui
en wat daaraan vastzit ten aanzien
van de sociale verzekeringswetten.
FEUILLETON
Aflevering 5
Vrij bewerkt naar P. VISSER Jzn
Dinsdag 1 September 1953
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pagina 3
NAPELS, Augustus —Voor een treinreiziger begint een onbe
kende stad niet bij de uitgang van het station, maar op het stations
plein. Als hij maar eerst uit het gewoel is en als hij maar eens een
rustig plaatsje heeft gevonden waar hij zich kan oriënteren. En die
plaats is altijd het stationsplein.
In Napels wordt deze methode de reiziger noodlottig. Want het
plein is enkele honderden meters van de uitgang. Je moet er langs de
grauwe muur van het stationsgebouw lopen. En aan de andere kant is
er een muur van lawaai. Tussen die fwee muren door loop je spits
roeden.
Het is dus een vreemde aankomst. Niemand weet dat beter dan de
Napolitanen zelf. Ze prijzen de toeristen en het station om het hardst
omdat die twee muren er zijn. En ze hebben dan ook een afvaardiging
gezonden naar de uitgang. Als vliegen die gezond bloed ruiken, stor
ten ze zich op de reiziger. Tien tegen één zo is de gang van zaken
in Napels tussen stationsuitgang en stationsplein.
Havenstedelijke geurtjes
Napels is de stad van de buitenlucht.
Van al die woningen zijn de muren
als van glas. Je kan er zo in kijken
en meestal tref je er niemand thuis.
Intimiteit is er niet. Alleen geboorte
en dood schijnen zich achter gordijnen
af te spelen. Maar verder wordt er
voor en met allen geleefd. En dat gaat
door tot laat in de avond. De treinen
hebben dan de forensen al lang naar
huis gebracht, maar Napels blijft wak
ker en eet gepofte kastanjes en dwaalt
langs de straten. De lichtreclames
„Bagage, signore?"
„Die kan ik zelf wel dragen".
„Och kom, met dit mooie weer?
Daar zijn wij toch voor".
En ze rukken en plukken aan kof
fers, tassen en jassen. In Italië leer je
gauw van dergelijke omstandigheden.
Je maakt je met een snauw en een
paar rukken van de brutale eksters af.
Ze nemen het niet kwalijk. Het hoort
bij het vak en ze lachen er maar wat
om. Ze hebben trouwens meer pijlen
op hun boog.
Hoe men (geen) hotel krijgt
De tweede aanval komt.
„Hotel meneer? Warm en koud stro
mend water, eerste stand, prijs
Maar een ander kwaakt er al door
heen. Zijn hotel is goedkoper, beter
en.. „Ik neem de bagage wel even.."
Zeven hotels worden uitvoerig be
sproken. De kamers groeien onder de
gebarentaal tot zalen en in een Baby
lonische spraakverwarring dribbelt het
gezelschap met de reiziger mee. Het
Stationsplein is ver weg. De namen
van de hotels zijn verleidelijk. De zon
is warm en de bagage weegt bij iedere
stap zwaarder.
Maar alle risico's zijn voor de reizi
ger als hij als een echte Napolitaan
liegt: „Ik heb al een hotel".
Voor die uitspraak of het leu
gen of waarheid mag zijn is er
respect. Dit is het einde van de dis
cussies. De heren pruttelen na en
druipen af. Er komt wel weer een
andere reiziger. En daar is dan het
stationsplein, een hoop bijeenge
harkte rails, een paar uitbundige
palmbomen en een niet te beschrij
ven herrie.
Wilt U een trip naar..,.?
Op het eerste het beste bankje ga je
volgens beproefde methode dan toch
maar een hotel zoeken. Dicht bij het
station natuurlijk en niet te duur en
wat netjes ook. De hotellijst is gedul
dig en somt adressen op in allerlei
klassen. Met een plattegrond kom je
dan wel uit de problemen. Je hebt een
lijstje samengesteld en dan ga je op
zoek in de stad.
Natuurlijk gaat dat maar niet zo.
„Wil meneer naar Capri? Morgen
ochtend, meneer. Nu hebben we nog
een trip naar.."
„Naar de Vesuvius?" „Pompei?" „Het
schone Amalfi". Elke plaats heeft een
propagandist op het stationsplein en
ieder slaat de handen ineen van ver
bazing, dat meneer naar Pompei noch
naar Sorrento noch naar de Vesuvius
wil. Het kost anders haast niets. De
auto staat klaar. En weer breekt er
een Babylonische lofzang los.
Maar de reis gaat niet door.
Alles is er verkoopbaar
Dit Napels is de stad, die men ge
zien moet hebben voor men gaat ster
ven, zoals het oude gezegde luidt. In
een van de vreemde straten moet een
hogeschool der bedelarij gevestigd
zijn. Een wetenschappelijke opleiding
met veel psychologie en veel spraak
lessen en honderd uur college in vast
houdendheid. En omdat ieder die
hogeschool gratis schijnt te kunnen
bezoeken, is in Napels letterlijk alles
verkoopbaar. Ansichtkaarten en si
naasappels, Amerikaanse vulpennen
en zwarte sigaretten, het aanwijzen
van de goede tram en het zich laten
fotograferen, het lawaai en de stegen
Zelfs de avond wordt er aan de man
gebracht, zo fel fonkelen de reclames
boven de huizen, die hoofdpijngezich
ten hebben van de drukte.
Denk niet, dat Napels als stad
'n kunststuk is: het ir 'n ratjetoe»
van straten met heel hoge huizen.
Dwars door die doolhoven heen lopen
de hoofdstraten. Ze hebben forse ge
bouwen en felle lichtreclames, maar
van de toch al niet brede trottoirs
gaat de helft af voor het Napolitaanse
leven, voor de kraampjes en de con
versatie, voor de ruzie en het middag
slaapje. En daaraan davert het ver
keer voorbij, een onafgebroken stroom
van trams, trolleybussen, autobussen
en wat er aan vehikels in de Italiaanse
steden voorhanden mag zijn.
Koning en slaaf
De stad zelf is op deze manier gauw
bekeken, maar daarvoor gaat men ook
niet naar Napels. Daar gaat men naar
het leven zelf kijken, dat uit de smalle
straten in de hoofdwegen spuit als
vietoriawater uit een pasgeopende fles.
Op straat speelt zich alles af: het leven
van de venters en van de kraampjes-
mensen, het spel van de kinderen
en het flaneren van de nietsnut, het
haast-je-rep-je van de arbeiders, die
zich verlaat hebben voor de trein.
Je kan je er koning voelen, als je je
schoenen laat poetsen. Je klimt in een
hoge stoel en kijkt neer op al dat ge
woel om je heen. En over je schoenen
buigen zich twee paar handen, die het
Italiaanse stof in een oogwenk wegge
moffeld hebben. En je kan je er slaaf
van het leven voelen, als je ziet, hoe
eerlijk zorgeloos een man zijn prak je
opzij schuift, een stevige slok wijn
neemt en achter zijn kraampje in een
halve minuut de slaap te pakken heeft.
Wonder van de havenkant
En geloof aan de haven maar, dat
Napels in dit opzicht nummer twee is
van Italië, na Genua. Loop zover mo
gelijk naar het water toe. Want daar
wordt Napels opeens een wonder. Wijd
ligt er de golf met pinkeloogjes van
schepen en met het regelmatige licht
van de vuurtoren. Tegen de helling
van de altijd nog een beetje onheil
spellende Vesuvius zijn honderden
lichtjes aangesprongen. En achter U
ligt de stad, tegen heuvels aan. Op deze
afstand lijkt het of er duizenden kaar
sen zijn gaan branden tegen het egaal
vdn de avondhemel.
Als je in Napels gaat vragen, waar
voor die kaarsen branden, dan zeggen
ze waarschijnlijk: voor 't Napolitaan
se leven, dat elke dag weer nieuw en
anders en boeiend is. En daarom, zeg
gen ze, moet je Napels gezien hebben
eer je gaat sterven. Wij weten, wat le
ven is. Maar daar hoeft V het niet mee
eens te zijn. Een avond aan Napei's
haven is er even onvergetelijk om
hebben er het laatste woord: Kookt op
gas. Drinkt Coca Colav En onder al
die aan- en uitschietende lichten raakt
Napels dan eindelijk in de dut.
Maar ga, voor het zover met Napels
gekomen is, naar de haven. Laat de
tram maar schieten, want die kost de
ene dag 15 lire en de volgende dag
35 lire en de afstand blijft er gelijk
om. Nee, dan is het beter te voet te
gaan. Natuurlijk moet U tienmaal ver
tellen, dat U al een vulpen heeft en
dat Uw horloge niet vervangen be
hoeft te worden. Maar ondertussen
s-.uift U de geur van Napels op: knof
look en kaas en uien, sinaasappelen
en kastanjes en nog veel onsmakelij
ker geuren meer, alles onmiskenbaar
Napels.
Waar zijn de slachtoffers 1
RUSLAND WEET NIETS
MOSKOU, 31 Augustus in een
nota van 26 Augustus, die vandaag
gepubliceerd is, heeft de Russische re
gering de Verenigde Staten meege
deeld, dat zij niets weet over het lot
van de bemanning van 17 koppen van
de Amerikaanse bommenwerper, die
29 Juli bij Japan in zee is gestort. Ge
meld is, dat dit geschiedde na het wis
selen van schoten met Russische ja
gers. Volgens de Russische lezing had
het vliegtuig het Russische grondgebied
bij Wladiwostok geschonden.
Amerika heeft 31 Juli geëist, dat de
Sowjet-Unie eventuele overlevenden,
die uit zee waren opgepikt, terug zou
zenden.
Ingez. Mededeling (advertentie)
Van Jacoba van Beieren weten we heel wat af. Dat ze soms op het slot
Oostende te Goes woondewaar ze een moerbeiboom in de tuin planttedat
ze wel meedeed aan het vogelschietendat ze drommels goed vechten kon
en vooraldat ze vier mannen heeft gehad. Op de leeftijd van 16 jaar
was ze al weduwe van de eerstehaar tweede man liet ze in de steek, de
derde moest niets meer van haar hebben en de vierde was Frank van Bor-
selen. Met hem is ze werkelijk uit liefde getrouwdde vorige huwelijken
waren louter uit staatkundige overwegingen gesloten
U de gehele dag
glad gelaat geven, dat
kao alleen de Braun
Shaver met het wonder
lijk dunne elastische
scheerblad. Vraag het Uw vrienden en
kennissen maar. Tienduizenden Neder-
landers gebruiken de Braun Shaver en
zijn enthousiast. Voor hen is scheren
geen last meer, want elke dag ervaren
zij dat dit sublieme dröogscbeerappa-
raat supersnel scheert èn bovendien
uit-scheert als het njes van de barbier.
Probeer het zelf. Uw winkelier zal U
gaarne vrijblijvend een Braun Shaver
demonstreren.
BRAUN
Standaard f.39.75
BRAUN
de Luxe f.67.50
Imp. C. V. Hflpé, Nw« Herenar. 11A'daro, Uk48882
Wie was deze Frank? Zijn naam zegt
reeds, dat hij een loot was van die
grote sterke boom met zijn vele ver
takkingen: het adellijk geslacht van
Borselen. Genoemd naar het Beve-
landse dorpje, waar ze hun kasteel
hadden, „de burcht van Troye". De
vluchtheuvel, die even buiten het
dorp ligt heet nog steeds de berg van
Troye.
De Heren van Borselen van der
Veere, die op hun prachtig kasteel
Zandenburg woonden, waren wel de
belangrijkste uit het geslacht. Hier
van stamde ook Frank af.
Zijn vader, Floris, had bezittingen
in Sint Maartensdijk, waar hij een
kasteel gebouwd heeft. Zijn moeder
heette Oda van Bautershem, ook wel
Oede van Bergen (op Zoom) genoemd.
Ze zijn beiden in de kerk van Sint
Maartensdijk begraven. Frank heeft
een graftombe boven het graf van zijn
ouders laten oprichten.
In een zijgedeelte van de kerk is het
monument nog te Zien, maar zwaar
geschonden. Vermoede lijk is dat in de
Franse tijd gebeurd, op grafstenen in
de kerk is ook duidelijk te zien, dat
er gruwelijk aan geknoeid is. De adel
lijke wapens zijn weggehakt, alles van
wege de gelijkheid en de broeder-
I schap! Ze konden toen ook al gelijk-
SPAANS-AMERIKAANSE
ONDERHANDELINGEN
VERLOPEN VLOT.
NEW YORK, 31 Aug. De Ameri
kaanse ambassadeur in Spanje, Jamés
Dunn, die in de Verenigde Staten is
aangekomen voor overleg met zijn re
gering over de onderhandelingen met
Spanje inzake de verlening van finan
ciële steun in ruil voor militaire bases,
heeft verklaard dat de besprekingen
ec zeer bevredigend verloop hebben.
il
ls de tijd voor unificatie aangebroken 1
Dit is Napels: een stad aan een golf met op de achtergrond
- de imponerende Vesuvius
WAT IS DAT TOCH met
die loongrenzen?" zo wordt
links en rechts gevraagd.
Telkens zijn er berichten in krant
en radio over wijziging der loon
grenzen. Het schijnt v.n.l. te zitten
bij Invaliditeitswet, Ziektewet en
Ziekenfonds. Van de andere wet
ten hoor je tenminste daar niet van.
Op deze opmerkingen, een korte
toelichting.
Onder loongrens verstaat men een aan
gegeven loonhoogte, waarboven men niet
meer onder de werking der wet valt.
De oudste sociale verzekeringswet, de
Ongevallenwet, kent geen loongrens
De jongste bediende van 1000.— per jr
is verzekerd, maar ook de functionaris
van f 15.000.— per jaar. Wat niet wil zeg
gen, dat deze laatste nu bij een ongeval
een uitkering krijgt naar dat hoge loon.
Want deze wet heeft wel geen loongrens,
maar een andere begrenzing, een z.g. uit-
keringsgrens. Deze grens ligt bij de on
gevallenwet op f 14.per dag. Over het
meerdere boven dat bedrag verdiende
loon wordt bij ongeval geen uitkering
verstrekt. Het is billijk dat over dat meer
dere ook geen premie wordt gevorderd.
De uitkeringsgrens is dus tegelijk pre-
miegrens.
Er is nog een wet zonder loongrens.
Dat is de Kinderbijslagwet. Deze wet
heeft dezelfde premiegrens, doch geen
uitkeringsgrens. Ieder loontrekkende, het
zij hij twee- of wel twintigduizend gul
den verdient, geniet voor eenzelfde aan
tal kinderen, dezelfde uitkering. Naar
mate het loon lager is, is de uitkering
van Kinderbijslag, in procenten uitge
drukt, dus hoger.
De wetten met loongrenzen zijn: de In
validiteitswet, de Ziektewet (inclusief
Ziekenfonds) en de Werkloosheidswet, De
loongrenzen van de eerstgenoemden zijn
reeds herhaaldelijk gewijzigd, die van de
Invaliditeitswet reeds zes maal.
Opmerkelijk is dat de loongrenzen van
Invaliditeitswet en Ziektewet verschillen
met die van de Werkloosheidswet. Deze
laatstgenoemde heeft f 6.000.terwijl
de andere kort geleden op f 5025.zijn
gebracht.
Waarom dit verschil?
Bij het bepalen van deze grens op
f 6.000.voor de Werkloosheidswet, heeft
men aangenomen dat dit de „behoefte-
grens" was. Men zou dus ook van „wei-
standsgrens" kunnen spreken.
Bij de inwerkingtreding dezer wet was
er dus een aanmerkelijk verschil in loon
grens. Het eenvoudigste zou geweest zijn
de grenzen van Invaliditeits- Ziektewet
en Ziekenfonds gelijk te maken met die
van de Werkloosheidswet. Men heeft dat
toen niet aangedurfd, vermoedelijk van
wege de bezwaren van de zijde der me>
dici. Een verhoogde loongrens voor het
Ziekenfonds vermeerdert met één slag
het aantal fondspatiënten.
Nu intussen de loongrenzen van meer
genoemde wetten kort geleden zijn ver
hoogd en in verband met de compensatie
van de aangekondigde huurverhoging,
straks opnieuw verhoogd zullen worden,
is wellicht de tijd rijp voor alle wetten
met loongrenzen, deze op een uniform
bedrag te brengen en wel op f 6000.
Dit ligt in de lün van de al zo lang in
uitzicht gestelde unieficatie der sociale
verzekeringswetten. De adviezen van de
sociale verzekeringsraad en de Stichting
van den Arbeid zullen daaraan waar
schijnlijk ook een duwtje geven.
Op één bijzonderheid willen wij nog
wijzen. De Invaliditeitswet heeft n.l. twee
loongrenzen. Om als verzekerde te kun
nen worden ingeschreven mag men in z'n
loon de eerste grens niet overschrijden
(f 3000.terwijl de plakplicht voor
de werkgever blijft tot de 2e wordt over
schreden if 5025.Men blijft Dij over
schrijding evenwel verzekerde (dit in
tegenstelling tot de ziektewet) en behoudt
eenmaal verworven aanspraken, die men
door vrijwillige premie betaling (door
middel van zegels te plakken; nog kan
verhogen.
„Zijn er hier wel vrienden van die
schurken?" is de wedervraag.
De kastelein lacht smakelijk.
„Zo mag ik het horen, jij bent on
ze man".
Dan neemt van Melle weer 't woord.
„Nu moet je eens luisteren, Zijier".
Hij vertelt dan wat Zijier reeds weet
van Maire Verwolde in Sluis, dat er
alom clubjes zijn die men Vereniging
noemt en die sluikhandel bedrijven.
Als hij Frits ziet knikken, vraagt van
Melle: „Weet je er van?"
,,'k Heb er wel eens van gehoord",
antwoordt Zijier, zonder evenwel de
zegsman te noemen.
Nu, hij komt dan te weten, dat er
zowat een maand geleden in deze con
treien ook zulk een Vereniging tot
stand is gekomen. Er zijn heel wat
deelnemers, van Melle en de kastelein
behoren er ook toe. Er zijn enkele ge
wezen zeelui bij. En die hebben al
connecties aangeknoopt met andere
sluikers in Zeeland. Binnenkort zullen
we wel nader vernemen, dat er con
tact gekomen is met een Engelse
koopvaarder, die op een donkere nacht
aan de kust zal verschijnen en koffie,
tabak en suiker zal lossen. Die wordt
dan in het binnenland verkocht, waar
de mensen naar koloniale waren snak
ken.
Frits laat van Melle maar praten,
al vertelt die hem niets nieuws. Hij
vraagt zich alleen af wat het be
tekenen moet, dat men hém dit alles
vertelt; wil men hem lid van de Ver
eniging maken?
Van Melle vertelt door. Lid van de
Vereniging zijn verschillende respec
tabele mensen, namen worden niet ge
noemd, wie het niet om het geld te
doen is, maar die de Fransen dwars
willen zitten, al willen zij ook graag
wat van de waren hebben. Maar er
zijn ook leden bij, wie het uitsluifend
om het geld te doen is. Er wordt na
tuurlijk grof verdiend met die smok
kelarij, dat zal Zijier wel begrijpen.
Die -lui zijn nu niet bepaald heren. Er
zijn echter rabauwen onder, woeste,
onverschrokken kerels.
Van Melle praat door. De deskundi
ge leden van de Vereniging hebben al
uitgemaakt, dat een koopvaarder al
leen kan ankeren in de buurt van de
Hille. Daar is de meest geschikte plek
om met een boot naar het schip te va
ren en de waren te halen.
Eerst nu gaat Frits iets bevroeden.
„Dat is in orde", antwoordt Frits
Zijier spontaan. „Een behoorlijke huur
is niet nodig; met een billijke ben ik
tevreden. Maar ik zou wel wat van de
waar willen hebben. Mijn vrouw heeft
bijna geen koffie en suiker meer en
mijn tabak is zo goed als op".
„Het komt voor elkaar, Zijier. We
dachten wel, in jou de juiste man ge
vonden te hebben".
„Begint die grap al spoedig?"
„Er wordt aan gewerkt om bij de
De Hille is vlak bij „Overduin". Men
wil blijkbaar hem, althans zijn boer
derij, in de actie inschakelen. Maar
hij uit dit vermoeden niet. Hij vraagt
alleen, onnozel: „Wat heb ik daarmee
nu te maken? Ik begrijp er niets van".
„Dat ga ik je nu vertellen. Als die
waren aan land gebracht worden,
moeten ze zo gauw mogelijk worden
opgeborgen, om later, bij gedeelten,
te worden weggebracht. En nu weten
we allemaal, dat „Overduin" zulke
prachtige kelders heeft. Kortom, de
vraag is deze: wil je die aan onze Ver
eniging verhuren? Er wordt een goede
huur voor betaald. Je behoeft niets
te doen. De lui, die met dat werk ver
trouwd zijn, brengen de waren aan
land en bergen die op in de kelders
van „Overduin". Je hebt alleen de
sleutel te geven, als een bepaald
iemand, wiens naam we je zullen noe
men, je er om vraagt. Hoe denk je
hierover?"
eerstvolgende donkere maan onze slag
te slaan. De zeelui van de Vereniging
denken, dat zij dan wel zover zijn".
„Goed. Ik hoor er dus nader van.
Dan stap ik op, want 'k had eigenlijk
geen tijd. Gegroet".
„Ik ken die Zijier niet zo goed",
merkt de kastelein op, als de jonge
boer zo schielijk vertrokken is. „Is hij
wel te vertrouwen? Het ging mij te
vlot. Hij maakte geen enkele tegen
werping".
„Ik sta met mijn hoofd borg voor
Frits Zijier. Hij heeft zijn woord ge
geven en dat houdt hij. Dat kan niet
missen. Dat hij geen enkele tegenwer
ping heeft gemaakt, heeft mij ook ver
baasd. Ik vermoed, dat hij er meer
van weet dan wij denken".
HOOFDSTUK III
Op weg naar „Overduin" peinst
Frits Zij Ier over het gesprek na. Mis
schien was het toch beter geweest, als
hij één of twee dagen beraad had ge
nomen. Nu zal hij dit a bout portant
aan Hanna vertellen, die wel bezwa
ren zal opperen. Het is hem duidelijk
gebleken, dat zij van het gedoe der
sluikers niets moet hebben.
Het is ook niet te verzwijgen, stel,
dat hij dat doen wilde hij heeft
echter niet het minste geheim voor
zijn vrouw en wil dat ook niet want
de actie zal, bij wijze van spreken,
onder haar ogen gebeuren. Het ge
schiedt in de nacht en in alle stilte,
maar zó stil zal het toch wel niet ge
beuren, dat zij er totaal niets van
vernemen.
Nee, hij is wel ietwat te ontstuimig
geweest, zoals meer zijn fout is. Maar
komaan, hij heeft zijn woord gegeven
en hij zal het houden ook. Een man
een man, een woord een woord.
Natuurlijk wordt zijn vermoeden
bevestigd; als hij Hanna vertelt, waar
in hij heeft toegestemd, zegt zij on
middellijk: „Dat had je niet moeten
doen, Frits. Dat smokkelen is tegen de
wet, die wij hebben te gehoorzamen.
En jij doet er aan mee. Daar kan niets
goeds van komen".
O nee, zij verwijt hem niets. Daar
voor is zij te lief en te zachtzinnig van
aard. Maar zij heeft er wel verdriet
van.
„Ik wil er niets mee te maken heb
ben, Frits".
„Dat behoeft ook niet, vrouwtje. Ik
heb er zelf ook niets mee te maken.
Ik geef alleen de sleutel van de kel
ders af: die lui brengen de waren er
in en een paar dagen later hebben ze
die weer weggehaald, dat is alles".
„Waar gaan ze dan heen?"
„Daar weet ik niets van. Ze worden
natuurlijk tegen grof geld verkocht.
Hoe, weet ik niet. Heb ik ook niets
mee te maken".
(Wordt vervolgd).
schakelen, tenminste ze probeerden
het te doen.
HOE KRIJGEN ZE ELKAAR?
Daarnaar zijn de meeste mensen erg
nieuwsgierig. En deze nieuwsgierig
heid kan bij Frank en Jacoba bevre
digd worden.
Frank van Borselen kon bij de op
volger van Jacoba, onze nieuwe Graaf
Filips van Bourgondië, een potje bre
ken, om het eens heel huiselijk uit te
drukken. Geen wonder ook. Hij had
eens het leven van Filips gered. Deze
Zeeuwse Wandelingen
was toen nog geen Heer van ons ge
bied en werd bij Brouwershaven aan
gevallen door een bende Hoeksen, die
in dienst stonden van Gravin Jacoba.
Maar Frank wist de vijanden na veel
moeite terug te drijven. Hier vocht hij
als Kabeljauws edelman dus tegeil
haar, die later zijn vrouw zou worden.
Door een pijl werd hij zelf nog ge
kwetst, maar de wonde was vlug ge
nezen.
Als beloning werd Frank aangesteld
tot opperbevelhebber van Zeeland,
later tot stadhouder van Holland en
Zeeland.
In die kwaliteit ontmoette iiij Jacoba
wei eens, toen ze geen gravin meer was,
maar baar landen aan Filips van Bour
gondië bad moeten afstaan. Eens heeft
hij haar zelfs op vorstelijke wyzc uit
geldverlegenheid gered. De vriendschap
werd sterker, de liefde kwam in 't spel
en tenslotte zijn ze in 1433 in alle stilte
getrouwd.
Als de beschrijving van Frank op
waarheid berust, is het geen wonder
dat Jacoba liefde voor hem opvatte.
Hij had een fraaie gestalte, was vro
lijk en geestig van aard, edelmoedig
en mild, een dapper man: mijn lieve,
wat wil je nog meer? En ook Jacoba
schijnt er wel aantrekkelijk uitgezien
te hebben. Een knap stel dus!
HUWELIJKS-MISERE.
Toch scheen liet jonge geluk maar
van korte duur te zullen zijn. Want
tóen Jacoba in 1428 haar landen aan
Filips van Bourgondië had afgestaan
bij bet Verdrag van Delft, was er de
bepaling gemaakt, dat ze niet mocht
trouwen zonder zijn toestemming.
Nu was ze wel in 't geheim getrouwd,
maar natuurlijk werd het gauw ge
noeg bekend.
Ook Filips hoorde er van, hij kwam
inderhaast uit Frankrijk terug en aan
een maaltijd nam hjj zijn stadhouder
Frank gevangen en voerde hem naar
Rupelmonde in Vlaanderen. Frank werd
ter dood veroordeeld. Vóórdat het von
nis voltrokken werd, kwam Jacoba bij
Filips smeken om het leven van haar
man.
Toen Filips merkte, dat door dit
huwelijk geen staatkundige onaange
naamheden zouden ontstaan, dat het
zuiver uit liefde gesloten was, schonk
hij aan Frank genade. Ze had er graag
de titel van gravin, die ze nog altijd
dragen mocht, voor over.
Met grote luister is toen het hu
welijk nogmaals voltrokken in Sint
Maartensdijk. Soms woonden ze
hier op het kasteel, meestal op het
slot Teijlingen bij Leiden. Daar is
Jacoba een paar jaar later (1436)
aan de tering gestorven. Kortstondig
geluk was het geweest.
DE EENZAME WEDUWNAAR.
Frank heeft haar nog vele jaren
overleefd, hij is gestorven in 1470. In
Sint Maartensdijk heeft hij het Sint
Maartens-godshuis gesticht, een in
richting voor ouden van dagen. Nu is
er niets meer van over, op de plaats
ervan staat de boerderij Kapoenhof.
Ook van het kasteel is niet veel
meer te zien. Even buiten de plaats,
aan de weg naar Stavenisse, is de plek
nog duidelijk te herkennen aan de
grachten. Maar van de gebouwen is
niets meer over. Bij het graven stoot
men telkens op stenen en overal ver
spreid- liggen oude scherven, ook van
de bekende Jacobakannetjes.
Behalve 17 grotere schilderijen,
meest van Oranjevorsten uit de 16e en
17e eeuw, hangen er op het gemeente
huis van Smèrdiek, zoals men hier
zegt, nog twee kleine olieverfschilde
rijen op eikenhout van Frank en Jaco
ba. Behalve hun wapens zijn op dat
van Jacoba de woorden te lezen: „Met
ganser liebe", op dat van Frank: „An
allen wane (het is niet duidelijk wat
dit betekent).
Het huwelijk met Jacoba is kinder
loos gebleven. Bij de dood van Frank
kwamen de meeste bezittingen aan
zijn zuster Eleonore. Ook werd er 'n
klein gedeelte geërfd door zijn
bastaardzoon Floris.
Hij overleed te Brielle en volgens
de geschriften zijn het hart en de in
gewanden daar begraven en zijn
lichaam te St. Maartensdijk. Er is ech
ter nooit iets van gevonden, op zijn
kasteel niet, dat in 1820 is gesloopt,
evenmin als in de kerk.
Toch is een bezoek aan Sint Maar
tensdijk wel de moeite waard. Een
bezoek aan de oude kerk en het ge
meentehuis, een speurtocht over de
plaats waar eens het kasteel lag, doen
oude herinneringen opleven uit een
bewogen tijdvak van onze geschiede
nis. L. v. W.