n
Ons fi
TcmiUeHad C
TOTIUS
lil liillLni.. i„ IJl „in., lil Ik
VOOR DE JEUGD.
r
GODS LEIDING
III n "II'"'1!" 7lw\\ Ml
..x...
rijdag 17 Jbfi 1953
'T ZEhuwaCh WbE\END
Pagina 4
zoals zü het verleden jaar verknoeid
heeft. Ik heb alle waardering voor
haar arbeid en ik geloof, dat zij er
gerust niet boven hoeft te zetten, dat
de mannen haar geschrijf ook mogen
lezen (dat zal toch wel eens gebeuren),
maar van zo'n laatste artikeltje vóór
de vacantie brengt zij niets terecht.
Wat ik u bewijzen zal.
U zult het Week-nd van verleden
jaar, dat het laatste was vóór de
vacantie, niet meer hebber., maar u
zou daarin lezen, dat de vrouwen
rubriek aan de vacanties gewijd
was. Heel begrijpelijk staat daar dan
te lezen, dat menige moeder toch wel
een beetje zucht over» die hoog
geroemde vacantietijd, als ze haar
kroost voor een aantal weken thuis
krijgt. Het zal voor vele moeders ex
tra aanpakken zijn. Kans op logé's, de
melkboer met vacantie, zodat de melk
gehaald moet worden, enz., enz. Dit
zijn allemaal dingen, die volkomen
waar zijn. Maar nu dacht ik, verleden
jaar al toen ik dit las, dat voor die
vele huismoeders nu dan de oplossing
voor dit vacantie-probleem aan de
hand gedaan zou worden. Maar niets
daarvan. Weet u welke oplossing uit
de bus kwam: een paar smakelijke
zomerrecepten, die gemakkelijk te be
reiden waren, waardoor moeder gauw
klaar zou zijn, Van Yoghurt-pudding
en zo.
Kijk, dat vonden we nou helemaal
geen oplossing. Want daarmee had
moeder, die het toch zeker niet in de
laatste plaats toekomt, nóg geen va
cantie. De zorg voor de kinderen, die
al die tijd geen school hebben, bleef
toch op haar drukken. En daarom
vond ik dit laatste artikel slecht ge
slaagd.
Zo heb ik nu de stoute schoenen
aangetrokken om er eens iets over
te zeggen. Als verzachtende omstan
digheid van het feit, dat, wat ik er
nu over ga zeggen, door onze schrijf
ster verleden jaar niet gezegd is, wil
ik aanvoeren, dat hieruit spreekt de
vrouwelijke bescheidenheid. Die vrou
wen menen al gered te zijn met een
paar eenvoudige recepten!!
Doch ik zou nu dit naar voren wil
len brengen en dit aan alle mannen
willen zeggen: laten wij er -nu voor
zorgen, dat moeder de vrouw ook eens,
al is het dan maar enkele dagen, va
cantie krijgt. Werkelijk vacantie. Wij
mannen verkeren allen in de gelukkige
omstandigheid, dat wij, hetzij korter
of langer, vacantie hebben. En nu is
het altijd niet mogelijk om er met het
hele gezin op uit te trekken. Trouwens
ook dan blijft de zorg voor de kinderen
aan de vrouw. Nee, als het enigszins
mogelijk is, laten wij nu van onze va
cantie er eens enkele dagen afnemen,
om die zorg op ons te nemen. Het zal
een beetje onbeholpen gaan, en er zal
weieens wat sneuvelen van het servies,
en het eten zal misschien niet zo per
fect wezen, maar dat overleven we
best. De vrouw er eens een paar dagen
uit Velen hebben wel familie of een
vriendin elders, waar men van harte
welkom is.
Dit alles geldt natuurlijk alleen voor
die gezinnen, waar dit nodig is. Is er
'n andere oplossing, dan des te beter.
Doch het gaat hier maar om, dat, in
welke vorm dan ook, de vrouw eens
even ontheven is van de dagelijkse
zorgen. Zo'n paar dagen eruit doet
wonderen. U gelooft het niet? Wel,
ik spreek uit ervaring!
Ik hoor hier en daar al mompelen:
wat een ideaal man is dat. Vergist u
zich echter niet. Want misschien
spreekt uit deze „maatregel" nog wel
wat eigenbelang. Ze zeggen nu een
maal, dat wij, mannen, egoïstisch
zijn. Goed, ik neem dat. Want we zijn
er nu eenmaal bij gebaat, dat in het
gewone alledaagse leven het gezin
goed reilt en zeilt. En dat onze vrou
wen het werk dus aan kunnen. Mis
schien is het daarom ook wel een
beetje, dat ik ze een paar vacantie-
dagen gun.
Fn misschien is daarom dit laatste
artikeltje vóór de vacantie nog wel
minder geslaagd dan dat van vorig
jaar, dat aan alle eigenbelang ge
speend was. Het zij zo.
Want, wij mannen....
Maar goed, laten we het eens pro
beren als het enigszins kan.
Prettige vacantie, moedersals
u er tenminste mee accoord gaat.
Want daar had ik nog helemaal niet
aan gedacht, dat u het ook nog moet
willen
GRimnse BRieuen
We spreken wel eens van Gods leiding
in ons leven. Ik geloof dat alle kinderen
Gods die kunnen opmerken, wanneer ze
slechts voldoende aandacht aan hun leven
besteden, wat bij menigeen wel eens wat te
wensen overlaat, geloof ik.
Maar wel zeer opmerkelijk is het verhaal,
dat mij dezer dagen ter ore kwam. Een foto
graaf, die buiten New York woont, was ge
woon iedere dag met een bepaalde trein
van de Brookline Subway naar zijn kan
toor te gaan. Op een morgen echter, besloot
hij een trein vroeger te nemen, omdat hij
het plan had een zekere vriend in de stad
nog even tussen acht en negen uur te be
zoeken.
In die trein zag hij, in de overvolle wagen
een man een krant zitten lezen, een in het
Hongaars gedrukte Amerikaanse krant. Dat
in Amerika ook kranten in vreemde talen
gedrukt worden is niets vreemds, als men
weet dat Amerika gevuld is met mensen uit
alle oorden van de wereld, waarvan er ve
len zijn, die altijd nog graag hun krant in
hun eigen taal lezen willen. Nu was die
fotograaf zelf ook van Hongaarse afkomst
en daarom stelde hij onwillekeurig belang in
deze Hongaarse lezer. Hij maakte contact
met hem zodra er aan een volgend station
meer plaatsruimte kwam. Het eerste gesprek
liep over het Hongaarse nieuwsblad, het
tweede over de plaatsen in Hongarije waar
zij beiden gewoond hadden. Tenslotte
begon het gesprek over de wreedheden
welke de Duitse Nazi's in Hongarije had
den verricht. Ook in Hongarije hadden ze
hun gaskampen gehad, waar de duizenden
onschuldigen vermoord werden. De man,
die de krant zat te lezen vertelde de foto
graaf, dat hij als krijgsgevangene van de
Russen, als eerste taak kreeg de Duitse ge
sneuvelde soldaten te begraven. Hij zag
kans om te ontvluchten en kwam na dagen
rondzwalken eindelijk bij zijn oude huis,
waar hij nog zijn vrouw en kinderen hoopte
te ontmoeten. Hij vond ze evenwel niet en
vreemden woonden thans in zijn woning.
Deze mensen vertelden hem, dat zijn vrouw
en kinderen door de Nazi's in een wagen
geladen waren en weggevoerd. Maar zij
wisten niet waarheen. Het enige dat hij zich
kon indenken was, dat ook zij naar een der
concentratiekampen waren gebracht. Hij
vreesde dan ook, dat zij gestorven waren.
Hij werd weer door de Russen opgepakt en
gedwongen voor de Russen in een munitie
fabriek te gaan werken. Toen hij zijn kans
schoon zag vluchtte hij evenwel opnieuw
en zag gelegenheid om in het door de Ame
rikanen bezette Duitsland te komen. Zo
kreeg hij ook gelegenheid om naar Amerika
te komen. En dat dankte hij, zei hij, aan
Gods Voorzienigheid, Die over zijn leven
gewaakt had. Daarop vroeg de fotograaf
hem: bent u een Christen? Aan welke kerk
behoort U? Hij antwoordde dat hij Luthers
was. Toen vroeg de fotograaf: „En hoe is
ujv naam?" Hij antwoordde: „Paskin". De
fotogreef was zelf ook aangesloten bij een
Lutherse kerk en meende zich te herinneren,
dat hij deze naam in eigen gemeente meer
gehoord had. Hij zei, toen ze aan het station
aankwamen: ,,U moet eens even wachten.
Ik moet even telefoneren". Dat gebeurde.
De fotograaf belde de Lutherse predikant op
en vroeg of hij geen lid in zijn gemeente
had die Paskin heette. Het antwoord was:
Inderdaad, ik heb een vrouw in mijn ge
meente, met kinderen, die Paskin heet, Ma
ria Paskin. De fotograaf belde af en zocht
op het perron de Hongaar weer op. „Hoe
heet uw vrouw van haar voornaam?" vroeg
hij.
„Maria" was het antwoord. „Dan ge
loof ik, dat ik uw vrouw gevonden heb. Ga
naar de telefooncel en bel dat en dat num
mer op, dan komt u meer te weten". En
dat gebeurde. De dominé gaf het telefoon
nummer waaronder deze vrouw te vinden
was en het bleek, dat zij zijn vrouw was.
Ze riep door de telefoon: „O, Bela, kom
toch gauw. Mijn gebeden worden dus toch
nog verhoord!"
De fotograaf zette de ontstelde man in
een taxi en ging zijns weegs. Hij peinsde
over de vraag: „Waarom moest ik juist
deze morgen een trein vroeger naar de
stad? Waarom moest ik contact zoeken met
deze man, die een Hongaarse krant zat te
lezen? Hij wist er maar één antwoord op:
God leidde dit zo, om de gebeden van twee
mensen die beiden voor elkaar in het gebed
gebleven waren, op deze wijze verhoring te
schenken.
Gods Voorzienigheid, zij gaat over alle
dingen, zegt onze belijdenis terecht.
OOM CEES.
IIIIH||
III
mull
l
„ll.ll,,
Redacteur: H. M. SLABBEKOORN.
Jeugdkampioenschap van Nederland.
Zwart: J. Dallinga. Wit: C. Nuwerra.
1. 31—27 18—23, 2. 36—31 17—21,
3. 34—30 21—26, 4. 41—36 12—18, 5.
30—25 20—24, 6. 40—34 7—12, 7. 33—
28 1—7, 8. 34—30 7—11 (11—17?), 9.
27—22 ..X.., 10. ..X.., 11. 36—31
17—22, 12. ..X.. ..X.., 13. 39—33
21—27, 14. ..X.. 23—28, 15. ..X..
..X.., 16. ..X.. -X14, 17. 37—32
7—12, 18. 44—39 10—14, 19. 50—44
12—18, 20. 46—41 2—7, 21. 44—40
7—12, 22. 32—27 14—19, 23. 41—37
37—32, 24. 15—20 33—28, 25. 20—24
26. 39—33 4—9, 27. 43—39 17—21,
28. 42—38 12—17, 29. 40—34 17—22,
30. ..X.. ..X.., 31. 33—28 5—10,
32. 34—30 10—15, 33. 49^4 24—29,
34. 48—43 18—22, 35. X8—12, 36.
..X.. ..X... 37. 43—38 14—20, 38.
..X.. ..X... 39. 39—33 10—14, 40.
14—20 ..X.., 41. 44—39 ..X.., 42.
45—40 9—14, 43. 30—25 14—19, 44.
35—30 31—26, 45. 40—35 16—21, 46.
39—34 ..X.., 47. ..X.. 21—27, 48.
..X.. ..X.., 49. 44—39 17—22, 50.
31—24 ..X.., 51. ..X.. 27—32, 52.
38—33 28—32.
Zwart geeft op.
Zwart: C. de Koning. Wit: J. Dallinga
1. 32—24 20—24, 2. 34—30 17—21,
3. 31—26 14—20, 4. ..X.. ..X22, 5.
..X.. ..X... 6. 30—25 19—23, 7. ..X
..X.., 8. 37—32 5—10, 9. 41—37
10—14, 10. 36—31 21—26, 11. 46—41
7—12, 13. 33—28 1—7, 13. 31—27 7—11,
14. 41—36 11—17, 15. 39—33 17—21,
OPPLAKKEN OP DUN CARTON.
Uitknippen en dan zodanig leggen, dat een oud heertje gevormd wordt,
dat op z'n stok leunt.
16. 44—39 2—7, 17. 39—34, 7—11, 18.
49—44 12—17, 19. 44—39 17—22, 20.
..X.. ..X.., 21. ..X.. 22—28, 22.
..X.. ..X.., 23. ..X.. ..X.., 24.
42—37 13—18, 25. 50—44 9—13, 26.
48—42 4—9, 27. 34—29 14—20, 28. 38
—32 20—25, 29. ..X.. -.Xl4, 30. 36—
31 6—11, 31. 33—28 17—21, 32. 31—27
11—17, 33. 40—34 15—20, 34. 43—38
20—24, 35. 38—33 17—22, 36. ..X..
..X.., 37. 33—29 ..X.., 38. ..X..
14—20, 39. 42—37 20—24, 40. 44—39
9—14, 41. 45—40 18—23, 42. 34—30
3—8, 43. 40—34 12—18, 44. 30—25
8—12, 45. 34—30 12—17, 46. 33—28
17—22, 47. ..X.. 23—29, 48. 32—28
..X.., 49. 39—33 ..X.., 50. 28—23
Wit wint.
lste klasse kampioenschap van
Zeeland.
Wit: P. Brasser. Zwart: R. Davidse.
1. 32—28 18—23, 2. 33—29 ..X..,
3. X28 16—21, 4. 41—37. Wit vliegt
er dus niet in met 3933, waarna
21—27 enz. 21—26, 5. 37—32 ..x..,
6. -X41 19—24, 7. 39—33 14—19, 8.
44—39 20—25, 9. ..X.. ..X14, 10.
41—37 15—20, 11. 46—41 10—15, 12.
37—32 4—10, 13. 41—37 12—18, 14.
50—44 7—12, 15. 37—31 2—7, 16. 42—
37 18—23, 17. 34—29 ..X.., 18. ..X29
20—24, 19. ..X.. X 24, 20. 47—42
12—18, 21. 44—40 7—12, 22. 40—34
1—7, 23. 34—29 10—15, 24. X X
24, 25. 49—44 5—10, 26. 44—40 10—15,
27. 40—34 17—22, 28. ..X.. ..X22, 29.
31—27 ..X.. 30X27 6—11, 31. 37—31
18—23, 32. 42—37 11—17, 33. 48—42
15—20, 34. 34—30 20—25, 35. 33—28
..X.. 36. ..X-. 13—18; 12—18 gaat
niet wegens 2722 enz., 37. 4339
8—13, 38. 39—33 3—8, 39. 30—25 23—
29, 40. 45—40 7—11, 41. 40—34 ..X..,
42. ..X.. 11—16, 43. 44—40 (44—39
zou doorbraak geweest zijn door 24
29, 1822, 812 en 18x44, al zou het
offer nogal groot ge' »est zijn), 17—
21, 44. 31—26 18—23, 45. ..X-. ..X..,
46. 27—22 21—26.
Er is nu, althans voor een 2e klas-
ser een aardige stelling ontstaan,
waarin het voor beiden op tempo
aankomt.
Wit speelde in deze stad 47. 4034
zijn enigste zet, waarop Zwart direct
antwoordt met 2430, waardoor Wit
in een benarde positie geraakt, im
mers 3429 geeft Zwart doorbraak.
Wit besloot ten einde raad tot 48.
2217, wat hem een schijf kostte
..X.. 49. ..X.. door 16—21, 50.
28—22 ..X...
De stand is nu Zwart 8 sch. op 8,
9, 12, 13, 14, 19, 23 en 26. Wit 7 sch.
op 22, 25, 32, 37, 38, 42 en 44.
51. 32—27 23—29, 52. 37—32 12—18
(belet 22—17 door 29—33 en 18—23),
53. 32—28 29—34, 54. 42—37 19—24,
55. 38—32 14—19, 56. 37—31 ..X..,
57. ..x.. 24—30, 58. 41—36 30—35,
59. 36—31 34—40, 60. 44—39 40—45,
61. 25—20 35—40, 62. 20—15 9—14, 63.
31—26 18—23, 64. 27—21 ..X.., 65.
21—17 8—12, 66. ..X.. ..X.., 67.
22—17 45—50, 68. 15—10.
Deze plakker had ik wel gezien
maar wist dat ik door overmacht zou
winnen. ..x6 10—4 en Wit gaf op.
van
Vrjjdag 17 Juli 1953, No.2530
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
eeuu/scff
u/ee/cem
*3
We hebben de vorige week in ons
blad kunnen lezen, dat de bekende
Zuid-Afrikaanse dichter Totius is
overleden. Deze christendichter, leer
ling van Bilderdijk en Da Costa is
van genoegzame betekenis geweest
voor de litteratuur van „Nederlandse
stam", om ook op deze plaats zijn
verscheiden te herdenken.
Immers, wat mannen als Guido
Gezelle voor de Vlaamse taal, Vondel,
Bilderdijk en Da Costa voor de Ne
derlandse taal zijn geweest, dat is
Totius geweest voor het Zuid-Afri
kaans.
In 1924 is er een bloemlezing van
zijn gedichten verschenen, voorzien
van een korte biografie van de hand
van de bekende Zuid-Afrikaanse
hoogleraar L. J. Du Plessis, te Pot-
chefstroom. Daarin zegt deze: „Dis
die fysieke lydensgeskiedenis van sy
vaderland wat Totius tot digter ge-
maak het. En daardeur is dan ook
sy grootste werk geïnspireer.Die
lydensgeskiedenis van die oorlog bring
vanself tot die vraag: Waarom? Waar
toe? As God ons volk so verbrysel,
moet ons vergaan? Of het ons 'n be
stemming? Totius kon slegs een ant
woord gee: Daar moet vir die Afri
kaanse volk 'n bestemming wees in
hierdie groot land. Hy soek vanself
bevestiging daarvoor en voorligting
daardoor in die verlede, en met name
by die Groot Trek, seker nie sonder
invloed van Preller se Piet Retief nie,
wat 'n paar jaar tevore verskijn het".
Zoals in het hachelijk tijdsgewricht
van het ontstaan van onze natie het
Wilhelmus werd geboren en een Ge
zelle de Vlaamse-beweging heeft ge
red door zijn verzen, zo heeft Totius
het Afrikaans, juist door het dal der
d'epste beproevingen heen, door zijn
verzen het stempel van zelfstandig
heid, van onafhankelijkheid inge
drukt.
We hebben onlangs in de litteraire
revue van dit blad, de critiek kunnen
lezen op een pas verschenen boek,
dat in romantische inkleding de „Op
stand" van Afrika tegen de Engelsen
beschrijft in het jaar 1914 en 1915.
Totius heeft deze strijd persoonlijk
fel beleefd en in deze nationale figuur
is de tragedie van deze opstand tegen
de Engelsen geestelijk dieper en na
tionaal feller doorleefd, dan de schrij
ver van deze roman het vermocht uit
te beelden. Het was het moment, dat
Zuid-Afrika, dat in zijn rechtvaardige
oorlog tegen het landrovend en goud-
dorstig geland, zo dapper en zo
eensgezind gestreden had, onderling
verteerd werd door een broedertwist,
omdat een deel zich op Engeland
oriënteren ging en een ander deel ge
trouw wenste te blijven aan de eigen
nationale traditie. Totius, ofschoon
r?lf nimmer actief deelnemend in
deze "ampzalige twist, heeft naar de
geest positief de zijde van de laatsten
gekozen. En dat r grond van diep
geestelX.e motieven.
In de „Unie" zag hij niet anders
dan een nationale zelfverloochening.
En het heeft het leven van Totius
versomberd, toen hij ervaren moest
hoe tenslotte de grote meerderheid
van zijn volk overstag ging.
Du Plessis zegt hiervan: „Die twee
rigtings het tot hulle kragtigste
openbaring gekom, in die Duitswes-
geskiedenis en die Opstand van 1914
15. Hierdie botsing van die twee
prinsiepes het, aan die één kant, die
konsiliasiegees van die Unie gebring
tot die uiterste konsekwensies van
nasionale self verloochening en aan
die ander kant, die verset daarteen
aangewakker tot hoogste nationale
geesdrif en vryheidsug."
Zijn vers „Trekkerswee", is een
aanklacht tegen de Godloze politiek
van de Unie en een aanwijzing van
de rechte weg. Het is alsof men Bil
derdijk hoort in diens beroemde „Af
scheid", waarin hij zegt stervend in
de toekomst de herrijzenis van het
onder de Franse tyrannie vertrapte
Nederland, te aanschouwen:
„Maar eenmaal kom die nasie reg,
dis wat ek sterwend nog voorseg.
En eenmaal word die heuwels klein
as God se eer weer groot sal skyn!"
Hij toont zich hier kind van zijn
vader. Dominé Du Toit had immers
reeds in 1882 gewaarschuwd: „Als
Transvaal Jehova alleen de eer geeft,
Hem blijft vereren en dienen, dan
zal de verlossing blijvend, de vrede
duurzaam, en de voorspoed groot
zijn.... Maar als zij de eer beginnen
te delen tussen de Here en hun moed,
of tussen de Here en hun net-schie-
ten.... dan zal de Here spreken:
„Mijn eer zal Ik aan geen ander
'geven".
Totius zag zijn, leven bij het ouder
.worden verdonkerd door de afval van
zijn volk, het knie-buigen voor het
Engels imperialisme en het over
nemen van de Engelse, wereldse
mode. Du Plessis zegt .hiervan: „Nie-
teenstaande sy politieke lentelied na
aanleiding van die nasionale ontwa
king wat gevolg het op die treurige
toestande van 191415, het Totius
hom tog nou in teleurstelling van die
politieke afgekeer en sy vaderlandse
verse verstom in die klag: „O sanger,
jy 't geen vaderland", gepubliseer in
„Jong Suidafrika".
Totius is in zijn levensverwachting
gedesillusioneerd. Du Plessis zegt:
„dit was vir hom 'n tijd waarin illu
sies een na ander onherroepelik ver-
dwyn het, illusies van Kristelike po
litiek, vryheid van onderwys, nasio
nale onafhankelikheid".
Wanneer het juist is dat slechts uit
het diepste zielelijden de schoonste
verzen geboren worden, dan kunnen
we de Zuid-Afrikaanse dichter Totius
tot dit dichtercorps rekenen. Met
meer recht waarschijnlijk dan Douwes
Dekker, kan deze christen-dichter van
zichzelf zeggen „multatuli" ik heb
veel geleden. Geleden, niet in de eer
ste plaats in eigen persoonlijke moei
te en verdriet, ofschoon hij ook dat
ruimschoots als zijn deel zag toege
wezen, in de Wijsheid Gods, die dit
nodig keurde in zijn leven, maar ge
leden vooral ook, omdat hij zozeer
heeft liefgehad, liefgehad zijn land en
volk, zijn kerk, zijn christen-natie.
Wanneer hij het diepe leed ervaart,
dat b.v. de vrouwen en de meisjes
in de gruwelijke Engelse concentratie
kampen, hebben ondergaan waar zij
niet alleen de dood werden ingejaagd,
maar evenzeer ten prooi waren aan
de wellust der soldaten, dan klaagt
hij die vrouwen-ontering uit, met de
woorden van Klaagl. 3:51: „Mijn oog
doet mijn ziel moeite aan wegens al
de dochteren mijner stad" en hij dicht
dit ontroerend vers:
'n Knapie sien 'n rosie staan,
'n rosie in die gaarde.
„Nou", dink hy, „kom my planne reg:
die howenier is eind'Iik weg;
nou sal ek haar
gaan afpluk daar,
die blommetjie van waarde".
UIT DE SCHRIFT
.die den Here verwachten zullen de kracht vernieuwen
Jesaja 40 31 a.
De vacantie brengt een welkome
afwisseling in het gewone leven. En
met vreugde zien wij de tijd tege
moet, dat wij gaan genieten van bos
en hei, van zee en strand.
We hunkeren er naar om de frisse
buitenlucht in te ademen en om niet
gebonden te zijn aan onze gewone
arbeid.
En wij hebben het nodig, want wij
zijn levende mensen, die van tijd tot
tijd de gewone arbeid moeten kun
nen onderbreken, om daarna met
nieuwe kracht het werk weer te
kunnen hervatten.
Telkenmale heeft ons lichaam
krachtsvernieuwing nodig omdat
blijkt, dat de in de vacantie verwon
nen kracht niet bestendig en niet
voldoende is.
In het leven zijn immers zo veel
spanningen en komen zoveel zorgen
voor, dat spoedig blijkt dat onze
kracht te weinig is om dat alles te
dragen. Er komt een vermoeidheid.
Onze kracht is verteerd.
Niet alleen het lichaam, maar ook
onze ziel maakt tijden van uitput
ting en inzinking door.
Als wij zien op de gebeurtenissen
in het volkerenleven dan grijpt be
nauwdheid ons aan. Er is strijd. Er
is ziekte en dood. En het blijkt zo
spoedig, dat wij eigen kracht en
eigen wijsheid overschat hebben.
De worstelingen des levens zijn
zwaarder dan wij dachten en de zor
gen en noden en de verzoekingen
uit de wereld zijn groter dan wij
ooit hadden kunnen denken. En wij
worden zo moe van de spanningen
in ons leven. Er komt een geeste
lijke uitputting.
En vacantie-houden helpt ons niet
om die periode van verzwakking te
boven te komen.
En toch is er voor onze ziel een
vernieuwing van krachten. Want
Gods Woord zegt: Hij geeft den
moeden kracht en Hij vermenigvul
digt de sterkte, dien, die geen
krachten heeft. Daar is een vernieu
wing van kracht voor al degenen,
die de Here verwachten. Zij mogen
voortgaan van kracht tot kracht tot
dat het einde van hun leven bereikt
is. Zij worden sterk en fris gemaakt
te midden van alle zwarigheden des
levens. Hun kracht wordt „ver
nieuwd". Dat betekent een algehele
vernieuwing van hun kracht en maar
niet een bijwerken van de kracht die
versleten en verbruikt is.
Voor elke strijd met de zonde heb
ben zij nieuwe kracht. Door elke
moeilijkheid in het leven komen zij
heen, want al hun steun en al hun
wijsheid en al hun moed verwachten
zij van de Here.
Er is krachtsvernieuwing! Maar
alleen voor die mens, die de Here
verwacht. Dit verwachten is niet het
bouwen van zijn hoop op mensen of
een steunen op eigen kracht. Dit
verwachten is een uitzien naar de
Here, Die alleen een Helper en een
Redder is. Dit verwachten is een
erkenning: „Ik ben zwak, maar God
is machtig".
En wie dit doorleeft, die mag ge
troost zijn. Hij wordt waarlijk ge
sterkt. Want God geeft de moede
kracht en Hij vermenigvuldigt de
sterkte dien die geen krachten
heeft.
Tholen. v. d. WIED.
In de Boerenoorlog waren plm.
3000 Boeren gesneuveld. Maar in de
verschrikkelij ke concentratiekampen
stierven 4113 vrouwe:', en 22.357 kin
deren.
Die knapie nader langsaam aan
die rosie in die gaarde.
„Og, laat my staan, Og, laat my staan!
Die howenier het weggegaan!
Moet my nie breek!"
so bid en smeek
die blommetjie van waarde.
Maar nee, hy wou haar nie laat staan
die rosie van die gaarde.
Die ruwe knapie breek haar steel,
en werp sy modder op haar geel.
„Bly nou maar leg,
ek gaan weer weg!"
so spreek hy, die ontaarde.
Die howenier besoek toe weer
sy rosie en sy gaarde.
Daar lee sy op die slingerpad;
en snikkend see die blommeskat:
„Og, was u hier,
o howenier,
dan had ek nog my waarde."
Sy hart die breek, as hy dié taal
hoor opklim uit sy gaarde.
„My rosekind, ek moés van hier,
ek moés," so spreek die howenier,
en neem haar op,
sy roseknop,
sy blommetjie van waarde.
Lang staar hy op sy blommekind,
die skoonste van sy gaarde;
maar ag, g'n tuinmanskuns kan heel
die eenmaal afgebroke steel;
g'n traneplas
die modder was
en gee haar weer haar waarde.'
MARNIX.
CORRESPONDENTIE
Zoals we gewoon zijn geven we ook
aan ons familieblad 't ZEEUW SCH
WEEKEND, weer enkele weken va
cantie, en wel met ingang van dit
nummer.
De Uitgeefster.
Wij moeten zo bezig zijn, dat wij
geen tijd hebben er over na te den
ken of wij gelukkig zijn. Uw eigen ar
beid, naar behoren volbracht, heeft
een oneindige interesse, een voortdu
rende ontroering, die niets anders U
bezorgen kan.
Het zou jammer zijn, als zekere din
gen door zekere mensen begrepen
werden.
Bedrog doet groter schade aan de
bedrieger dan aan de bedrogene.
Veel begeren is veel ontberen.
Men kan zekere landgenoten voor
altijd begoochelen; men kan alle land
genoten voor zekere tijd begoochelen;
maar men kan niet een geheel volk
voor altijd begoochelen.
De mensen moeten nu eenmaal wrij
vingen met elkander hebben; beleefd
heid is het vet dat het onaangename
daarvan vermindert.