■Bovm KOUDEKERKE De Klokken van „Ter-Goes" Vrijdag 10 Juli 1953 •T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 tionele betekenis van de Bijbel als het geïnspireerde Woord van God, dat te heilig is, dan dat we het plunderen mogen om er stof uit te halen voor een gewone wereldse roman. De Bij bel wordt op die wijze eenvoudig mis bruikt om de auteur te helpen aan zijn stof, waarmee hij dan naar eigen willekeur handelt. Dit soort romans behoort in onze huizen niet thuis. Ze moeten door ons veroordeeld worden. Deze auteurs stellen de Bijbel in dienst van hun pen en daarmee is dat werk principieel veroordeeld. Maar daarmee is nog niet gezegd dat nu elk soort Bijbelse roman ver oordeeld is. Wanneer de auteur niet de opzet heeft de Bijbel in dienst van zijn pen te stellen, maar de heilige begeerte koestert zijn pen te gebruiken in dienst van de Bijbel, komt de zaak toch wel radicaal anders te staan. Wanneer er bij de auteur de eerbied gevonden wordt welke ons past bij het lezen van Gods Woord en wij dat Woord aanvaarden als geïnspireerd door God de Heilige Geest en we voelen dan de begeerte om onze gave, ons talent te gebruiken om dat Woord dichter bij de mensen te brengen en in zijn eigen betekenis beter te doen verstaan, dan mogen wij dat werk dankbaar aan vaarden en er ons nut mee doen. Immers zo staat het hier met alle kunst. Niet alleen de litteratuur heeft zich gewaagd aan het Bijbels gegeven, ook de muziek, ook de beeldhouwkunst ook de schilderkunst, is geïnspireerd geweest op het Woord van God en waarom zou dit niet mogen? Ik ge loof zelfs dat er hier van een hei lig moeten gesproken kan worden. Waar de kunstenaar bij de gratie .Gods, de innerlijke aandrang heeft om de geschiedenis in het Woord Gods dichter tot het volk te brengen, zal hjj dit werk tot ere Gods kunnen doen. Wanneer dit niet zo was, zouden we de machtige schilderijen van een Rem brandt, waar deze geïnspireerd zijn op het Bijbelse gegeven, geen blik meer mogen waardig keuren. En naar geen stuk muziek meer mogen luisteren, dat geïnspireerd werd op een Bijbels verhaal. En zo staat het toch niet. De kwestie is dus maar of we goed onderscheiden en de intentie, de diep ste bedoeling van de auteur aanvaar den kunnen. We hebben deze enigszins lange in leiding nodig geoordeeld om iets van dit boek te zeggen, dat door ons allen begrepen kan worden. Want wij heb ben ook bij dit werk gelet op de maat staven die we bij dit genre litteratuur menen te moeten aanleggen. En dan geloven wij, dat deze auteur de be doeling heeft gehad Gods Woord dien ter bij ons te brengen, beter door ons te doen verstaan. Hij heeft het Bijbels gegeven niet aangegrepen om stof voor zijn pen te vinden. Juist anders om heeft hij zijn pen in dienst willen stellen van de Bijbel. Of hij -daar nu in alle delen in geslaagd is? Of hij soms toch weer niet te ver v*h deze opzet afgeweken is, of zijn fantasie toch weer niet te veel vrije vlucht ge nomen heeft? We zullen dat niet op de keper gaan beschouwen. Het blijft uitermate moeilijk hier de juiste weg te blijven lopen en niet op de verlok kende zijpaadjes af te dwalen. Maar we hebben wel de overtuiging dat het de diepste begeerte bij deze schrijver is geweest, zijn schoenen van de voeten te doen, in de wetenschap hier heilig land te betreden. Hij heeft zijn talent in dienst willen stellen van het Woord. En dat kunnen wij respecteren. Er ligt veel studie aan ten grondslag, niet alleen van het Woord, maar even zeer van de omstandigheden, de loca- liteit, de staatkundige, sociale, religi euze situaties, waaronder de Heiland gestreden en geleden heeft. Daarom kunnen wij dit werk van harte aanbevelen. Het doet een mens wel eens goed om opnieuw in de schoolbank terecht te komen. O. denk nu niet, dat ge in de rubriek ver dwaald zijt en dus ,,In mijn klas" bent voor ge er erg in had. Nee, maar ik ben weer uitgezworven en belandde in een school bank. Heel pleizierig echter, want eigenlijk kwam ik toch weer precies op ons eigen terrein, n.l. de Christelijke Landbouwhuis- houdschool te Middelburg. Om maar in onze huisvrouwelijke taal te spreken, die school is een voorspoedige baby. Denk eens in, men begon in 1949 met 20 leerlingen en nu mag men een nulletje achter dat getal zetten, als men het aantal leerlingen aan geeft Is dat een voorspoedige groei of niet? Directrice, mejuffrouw Boudeling, was zo vriendelijk een hele middag voor mij be schikbaar te stellen, opdat ik eens een rond gang door de school kon maken. Eerst kon ik in haar prettige kamer even bekomen van de tocht, die een „béétje ver en heel erg warm was". Maar bekomen en praten gaat wel gelijk, zo kreeg ik gelegenheid reeds te voren iets van de schopl te weten te komen. Het groot ste aantal leerlingen wordt gevormd door de primairen, dat zijn de meisjes, die op hun twaalfde jaar van de lagere school gaan en die twee laatste jaren deels huishoudonder- wijs en ook deels nog lagereschool onder richt krijgen. Verder zijn er de speciale cursussen voor oudere meisjes voor naaien, koken cn voor kraamverzorging. Een heel program dus al voor zo'n jonge school. Toen ik dus wist wat me te „wachten stond" zijn we de rondgang begonnen. Ik trof het goed, want het was was- en strijk- middag. Wat werd er gewerkt. Aan de ene kant van het lokaal stonden de meisjes te wassen te wassen dat het een lieve lust was. Aan de andere zijde van het lo kaal werd gestreken, en wat er bij hoort, het keurige opvouwen. Ik zag een sta peltje gestreken doeken, handdoeken, thee doeken, onberispelijk! Een ander meisje was met zulk een toewijding een gordijn aan het strijken, dat er geen seconde afkon om op of om te kijken. Gordijnen strijken is ook een zeer verantwoordelijk werk. Een beetje arg wanend heb ik dat werk eens aangezien, maar ik kwam tot de conclusie, aan zo'n meiake zou ik best mijn gordijnen durven toevertrouwen, want ik geloof niet, dat ik het zou kunnen verbeteren. Zou ik andere uren van de dag zijn ge komen, dan was het ruime lichte lokaal door ijverige kookstertjes in beslag geno men. Dan had ik misschien nog mogen mee- proeven. Nu als het met het koken ook zo goed gaat, als met het wassen en strijken, dan zou ik ook dat er best op durven wa gen. De meisjes worden hier inderdaad op een gevarieerde praktijk afgericht, want ze moeten leren koken op gas. butagas en elec- trische kooktoestellen. Natuurlijk moet er nog een belangrijk deel van de schooltijd aan de echte school vakken worden besteed, want deze meisjes zijn nog in de leerplichtige leeftijd. Maar dat is juist het mooie van zulk een school, dat men ook in deze vakken zich aanpast bij het toekomstige huishoudelijk leven. Ik zag een rekenboekje in en vond daar niet (tot mijn groot pleizier) van die zotte op gaven wan wandelaars, die er maar niet aan denken gelijk te vertrekken of, zo vertrek ken dat je er maar niet achter kunt komen, wanneer die zielen elkaar ontmoeten zullen. De opgaven waren, als we die in ons huis houdelijk leven nu eenmaal ontmoeten. Eens uitrekenen wat het ons kosten gaat, als we een kamer laten opknappen, of hoeveel geld we nodig hebben voor een bepaalde be voorrading. En dan leren de meisjes ook, hoe zij met een huishoudboekje moeten om gaan. Ja dat zijn van die nuchtere dingen, die je elke dag te pas komen, meer dan die kunstige breukensommen of zo iets derge lijks, waarvan ik, althans in mijn huisvrou wenbestaan nog nooit eens kans zag, om mijn wetenschap te luchten. Aardig was dat de meisjes vrijuit hun sommenschriften met leuke tekeningetjes mogen verluchten. Bij een som over hoeveelheden brandstof, ston den in een schrift geestige zakken met roet zwarte kool geschetst. Als ik die mogelijk heid toch vroeger eens gehad had!!!! Dan had ik een gedicht op rekenen gemaakt. Nu, heden ten dage verfoei ik nog dat vak. Er was ook nog even een praatje met de leraar, die, behalve de gewone schoolvak ken ook les in tuinbouw geeft. Een nuttig vak voor onze meisjes, die waarschijnlijk hun leven op het platteland zullen slijten, maar vooral ook daarvoor van groot be- lang, dat zij, die zelf in hun schooltuin on der leiding leren tuinieren vanzelf eerbied krijgen voor al wat groeit en bloeit op akker en langs de weg. Wie daarvoor de eerbied is bij gebracht, omdat dit leven in het plan tenden gave Gods is, zal ook nooit no deloos vernielen, wat voor een ander een bron van schoonheid en vreugde is. Jam- mer dat de schooltuinen niet vlak bij de SJ zijn, waardoor ik de resultaten daarvan niet kon bezien. Natuurlijk nam ik ook een kijkje bij de naailes. Dit keer waren het geen primairen, dus de jonge meisjes, maar wat ouderen, die alleen een naaicursus volgen. Leuk werk .s dat al dat preciese werk eens te bekijken. Er'waren alleraardigste japonnetjes, waWr je zo maar zin in zou krijgen. Maar ik denk dat veel moeders, als die eens een kijkje hadden genomen, nog het meest verrukt waren qeweest over het zogenaamde ,,oud- maak-nieuw". Als een nieisje d.e kunst verstaat, kan ze voor een gezin geld SPIkelben ook nog even een klas binnen- oestapt waar over ik beloofd heb een diep stilzwijgen te bewaren. Was het zo erg. Weineen, het was er juist bijzonder aardig, want de leraar was bezig met een beetje feestelijke voorbereiding voor de komende eindles op 23 Juli. Nu heb ik al verraden dat het er echt leuk was, maar meer zeg ik beslist niet. Dat zullen de ouders^en belang stellenden wel zien en horen als het zover 'S']anu zou ik nog wel veel meer kun nen vertellen, maar ik moet ook zorgen dat in onze redactionele huishouding elk zijn eigen deel krijgt, dus ik niet een te grote hap. Alleen moet ik no3 ze9f daV nu voor meisjes, die op het huishoudelijk terrein willen blijven, een school naar mijn hart is. Gelukkig de moeders, die hun doch tertjes zo'voorbereid op hun taak thuis krij gen Zo zijn er dus in de buurt van Mid delburg heel wat gelukkige moeders, want het merendeel van die meisjes wordt moe ders helpende hand. Een klein deel der leerlingen gaat van onder moeders vleu gels vandaan en naar andere gezinnen. Nu dan Zijn ook die huisvrouwen gelukkig te prijzen. Maar toch wist de Directrice te ver tellen, dat er wel eens vrouwen teleurge steld waren, wantdie meisjes (van veertien of vijftien jaar n.b.) konden nog niet zelfstandig werken. Jawat denkt ge. Een oud hoofd op jonge schouders^ Er zijn nog wel huisvrouwen van veertig, die de kunst niet machtig zijn om te zorgen dat de huishoudelijke machine steeds op volle toeren loopt en dat al es op ti d zijn beurt krijgt. Wie een «"=tand.g Jerkende hulp wik zal toch moeten°™z1^ naar een meisje van een beetje boven de twintig. Ik vind echter, dat een meisje, dat nauwkeurig het opgedragen werk kan ver richten al een niet te versmaden bezit. De rest komt met de jaren. Met een, voor ons vrouwen verheugende mededeling liet de gastvrouw voor deze middag me gaan. Ik h°ud deze vreugde voor mezelf, daarom vertel ik, dat er n September een cursus begint voor "h"'Vt de huishouding", duur van de cursus slechts één jaar en voorlopig mogen ook zij. daar aan deelnemen, die slechts een jaar Mulo of V.G.L.O. hebben genoten. Wat zou het te wensen zijn, dat honder den meisjes deze cursus volgden en dan na één jaarkonden er even zovele gezin nen worden blijgemaakt met een daadwer kelijke hulp in de huishouding. Er zijn nog enige plaatsen open, dus wie een dochter heeft, die lust heeft aan ons ■■heerlijk am- bacht", die gaat maar naar Middelburgs N°Mijd zou^het niets verwonderen als de school weer zoveel jaren ouder is, dat het aantal leerlingen weer een veelvoud va^het getal van nu, te Zien zal geven. Ik wens het in ieder geval. Ditmaal mogen ook de mannen dit lezen Twee weken geleden gaf ik een verslag van een openluchtmeeting van onze Lhr. Plattelandsbonden der jongeren, waar de heer Kievid. journalist en radioreporter die onze Prins vergezelde op zijn 9?°d-willI rei zen naar Zuid-Amerika sprak. Omdat ik me nu eenmaal moet houden aan de regekn van ons „Weekend"-huis, waar ik mijn ruim e kriig toegewezen, was het me niet m°9 i een paar leuke bijzonderheden te vertellen, die de heer Kievid ten beste gaf. Nu ik er deze keer een plaatsje voor veroveren kan. moet ik er mijn lezeressen van laten mee genieten. Natuurlijk hebben we toen de Prins op reis was, gretig de kranten-ve slagen gevolgd, maar van de heer Kievid hoorden we ook eens iets, wat niet officieel was ên dat willen we ook wel eens graag horen. Er was ergens (namen laat ik maa weg) weer een officiële receptie, in het paleis van de president van de staaL De Jw-ee tyttyell&d Ik was verdwaald in 't dromenland en zag De Liefde" hand in hand door 't Leven met „De blijdschap" gaan toen heb ik ook hun spraak verstaan. Ze fluisterden elkander toe: „Nooit worden wij elkander moe". Ik wist dit is de werkelijkheid Dat „Liefde", „Blijdschap" begeleidt. Liefde bezitten brengt verdriet. Die dit niet vat, die kent ze niet. Wie met haar sterft ontvangt het al. Die ze niet heeft, heeft geen van al. Wie haar bezit; 't zij groot of klein, Diens „blijdschap" zal eens eeuwig zijn. POOT Jr. prins werd verwacht, maar eerst zou deze het ereburgerschap van de hoofdstad wor den aangeboden in het stadhuis. Overal drukte dus, maar het ergst in de buurt van het paleis. Daarheen richtte zich ook de auto met de staf der K.L.M.-officieren, die bij het gezelschap van de Prins behoorde. Die heren zouden zeker ook ter receptie gaan, maar hun auto raakte zo in het ge drang, dat er geen centimeter bewegings vrijheid meer was. Ten einde raad stapten de heren, die in vol ornaat van hun K.L.M. uniformen waren, maar uit. Nu schijnt het, dat die uniformen er mogen zijn. Het goud der vele strepen werkte zo verblindend op de Zuid-Amerikaanse ogen, dat ze niet goed meer wisten te onderscheiden. Ze dachten, dat is goud genoeg voor een Prins, daarom werd haastig het geweer gepresen teerd, er werd gejuicht entoen wisten de heren van de K.L.M. maar niet beter te doen, dan op zijn allerwaardigst het paleis binnen te schrijden enmaar af te wach ten, wat er verder gebeuren zou. De Pre sident zag ook al dat goud en wist toen niet wie hij voor Prins zou kiezen. Toen kwam het uit, dat de heuselijke Prins nog komen moest. Het viel gelukkig mee voor de pseudo-prins en staf. Ze konden vast blijven enkregen daardoor natuurlijk een bevoorrecht plaatsje. De heer Kievid verklapte, dat na die tijd de K.L.M.-staf met niet minder dan met excellentie wilde wor den aangebroken, wat ik me levendig kan begrijpen. Die mijnheer Kievid had op deze reizen nu eenmaal de (niet zo kwade) opdracht overal haantje voorste te zijn, want hij moest, vóór dat elk officieel gebeuren kon plaats hebben zijn toestellen plaatsen, dra den uitleggen, verbinden etc. Laat nu een keer de auto uitgerekend voor deze mijn heer, zoek zijn. De Prins, die alles schijnt te zien en te horen wat er met de mensen, die hem vergezellen, gebeurt, had ook on middellijk in de gaten, dat de heer Kievid bepaald in nood verkeerde. Dat was vol gens de Prins gauw op te lossen. „Stap maar in mijn auto". Dit liet de heer Kievid zich geen twee keer zeggen en in een tel zat hij in de vorstelijke Cadillac, met de wapperende standaard voorop. Het feest was kort van duur, want de heer Kievid bedacht ineens, dat dit nog geen uitkomst, gaf. Hij zou er wel gelijk met de Prins zijn, doch de bedoeling was, dat hij er vóór de Prins zou zijn. Ook die nood werd subiet aan de Prins geklaagd en even subiet bracht de Prins ook nu weer uitkomst. „Rijd u maar verder, dan stap ik wel uit", zei de Prins. We horen a.h.w. de heer Kievid uit roepen: „Maar HoogheidDe Prins merkte nuchter op: „U moet er nu eenmaal eerst wezen. Maar als u uitstapt hebt u kans dat u blijft staan en mij zullen ze heus niet laten staanZo stapte dë Prins uit en de heer Kievid reed plechtig verder in die vorstelijke Cadillac. Maar toen de Prins arriveerde zal hij de eindjes draad wel aan elkaar geknoopt hebben gehad, denk ik. Een andere keer moest men weer ter re ceptie. Natuurlijk waren tijd en plaats be paald. Daarvoor moest men echter een af stand afleggen van 500 km. Op zichzelf zou dat niet erg zijn, maar de tijd daarvoor was slechts vier uren. É>at betekent dus „vliegen" maar dan in een auto. Laat er nu één van de kolonne bandenpech krijgen. Wij zouden zo denken, dat moet die chauf feur gauw even opknappen. In dat warme Zuiden echter beperkt men zich graag in zijn arbeid. De chauffeur vond dat de ver gezellende motorpolitie die taak maar moest vervullen. Die tijd, daarvoor nodig, kon den de brave chauffeurs gebruiken om even in een cafeetje de dorst te lessen. Li- nea recta toog men daar ook heen, maar toen de band gemaakt was, kwam men langs kromme lijnen terug en toen maar rij den.Nu 500 km. in minder dan vier Vrijdag 10 Juli 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 Langs het oude slot „Ter Hooge" reden we Koudekerkewaarts. Het kleine pittige torenspitsje kwam weldra in 't zicht. Bij de driesprong vlak voor het dorp hiel den we even halt om onze tekenaar achter te laten. We konden hem niet verder mee krijgen, want de tekenkoorts kreeg hem op eens te pakken. Ondertussen gingen wij het dorp maar eens in. Keurig stonden de huisjes cirkelvormig om het kerkje geschaard, en er heerste een echt gezellige dorpssfeer. Het geringing van de smidshamer op het aambeeld galmde met bedrijvig gerucht over het rustige plein. Hier is nog zo'n echte ouderwetse smidse in bedrijf. Helaas worden deze soort smid sen steeds zeldzamer, en het doet weldadig aan als de rhythmische zang van hamer en aambeeld luid opklinkt tegen de huizekens van Koudekerke. Een oud paard staat dromerig bij de tra- valje. De jeugd is naar school, maar er zijn over de bromfiets. Noe eit toch die Klaais van mien zo'n dienk gekocht oor! En ie zei: Vaoder, noe moe je 't ook is prom- bere. Maer 'k zegge: neê, dae gebeure mien te vee ongelokken mee da s te gevaerlik voor een oud mens, ze kriege mien d'r nie op, wat zei jie d'r van, Lein? Juust, zei Lein, daer moe je jounk vo weze, voor zukke diengers. 't Is vreêd ver standig van joe om je'n eige d'r nie an te waege. Ondertussen is het droog geworden bui ten, en dat blijft door het gezelschap niet onopgemerkt. Kiek, 't is droge, merkte onze Lein op, gaen julder mee vort? 'k Ebbe bie 't Slob- AJÏU drie ouden van dagen in druk gesprek met de smid, die desondanks ijverig bezig is het ijzer te smeden nu het heet is. Daar er juist een mals buitje begint neer te druppelen glippen we ook even naar bin nen om te schuilen, en voegen ons bij de drie ouden, die zich, naar het ons voor komt, op hun Paasbest hebben uitgedost. Al gauw horen we de reden hiervan. 'k Ebbe vandaege versiete uut Beè- karke weet je, zegt de kleinste van de drie. 't Is nog fermielje van m'n vrouws kant, en zó ouwe me de vrienschap een bitje an, weet je. We bin maer is een endetje gaen kuiere, mae de vrouwelienge bin thuusge-, bleve, ze vertrouwe 't weertje nie. Je be- griept het eé, ze bin aoltied bange vo d'r musse. 'tls anders lekker oor, as 'tis regent, 't Za d'r zó van bekomme, zegt een lid der visite. En de ander begint zo maar pardoes berduunse pad nog een lapje terve, julder moeten is kieke wat je dae van dienke. De anderen knikten instemmend, en daar gingen ze dan, met langzame stappen, af en toé stilstaand, om met gebaren hun ge sprekken te accentueren. Er woei een geur van jong groen de smidse binnen. Die kwam van de kleine boompjes, die om het kerkje staan. De mu ren zijn met wilde wingerd begroeid, die begint uit te botten. Zo'n kerkje hoort eigen lijk tussen hoge olmen te staan, zodat maar net de torenspits er boven uit steekt. Zó is het dan ook geweest, vroegerMaar het zeewater, dat zoveel moois verwoestte, heeft ook dit schone niet gespaard. We stappen eens rond de kerk, waar blijkbaar hard aan wordt gewerkt, want overal liggen planken en stfnen op het gras rondom verspreid. We kijken eens wat nader, want ons oog is gevallen op enkele uur. Er was bij het vergezellende reisge zelschap nog een andere persmijnheer, die vond dat voor zulke speciale reizen met de Prins, hij wel „speciale reporter" mocht heten. Helaas had die „speciale reporter" niet op zulke „speciale" gevallen gerekend. Hem scheen ten minste het tempo en de curve, die men op de weg maakte niet te bevallen. Achter in een der auto's gezeten, rekende hij klagelijk uit hoeveel procent kansen hij dacht te hebben om deze rit te overleven. Het percentage zakte gedurig tot het ten slotte gelijk was aan de winstmarge van een firma die failliet zal gaan. Doch toen was men ook gearriveerd ter plaatse, waar men wezen moest. De krachten van de „spe ciale reporter" waren toen ook heuselijk failliet. Hij lag, in een mooie zaal, op het apengapen, als men zo'n alledaags woord voor een „specale reporter" wel gebruiken mag. Laat nu juist de Prins binnen komen Deze bezag met aandacht de klagende man, die de laatste restjes van zijn krach ten gebruikte om met stelligheid te zeggen, dat men hem nooit, neen nooit meer in een auto kreeg. Er kwam van de Prins een hoog beveL Het fototoestel moest terstond ko men, want deze „speciale positie" van de „speciale reporter" moest per foto voor het nageslacht bewaard blijven De Prins arriveerde weer eens in een andere staat Wat overal elders gebeurde, ontbrak hier. Geen saluutschoten bij de aan komst. Prompt kwam daar iemand aan de Prins verklappen, waarom dat niet gebeurd was. In zijn land had men nog al eens revolutie. En er was meestal een burger oorlog of anders was er weer een op til, op dit tijdstip dreigde er we,er iets, wat met opstand of vechten te maken had en nu was men bang geweest, dat de bevolking, bij het horen van de saluutschoten zou den ken: „O hé nou is het begonnen, en Dat zou natuurlijk niet leuk voor de Prins zijn geweest, daarom had men dat schieten maar nagelaten. Doch toen de Prins ver trok, zou men dat verzuim toch goed ma ken. Mogelijk was er toen een paar dagen uitstel van opstand of zo. In ieder geval, er zou geschoten worden bij het vertrek. Er werd al afscheid genomen, erewacht ge ïnspecteerd, alles netjes in stijl, en niemand die wist welke verrassing wachtte. En op eens vlak achter het toestel waarmee de Prins zou wegvliegen, boem boem. De ere wacht verbleekte, dacht waarschijnlijk, dus tochDe Prins zei toen maar: „Lachen jullie maar gerust, ik ben ook geschrokken van het lawaai". In ieder geval, de offi ciële schoten waren er nu toch geweest Nu ben ik, vrees ik, weer over mijn plaatsje van ons Weekend heengestapt. Dus moet ik jammer genoeg, andere aardige voorvallen onverteld laten. stenen die kennelijk niet bij de verbouwerij horen, 't Zijn grote platte stenen met inge- beitelde letters, 't Zijn grafstenen, want het grasveld rond de kerk werd eertijds als kerkhof gebruikt We lezen de opschriften, die, merkwaar dig genoeg in het Engels zijn. Het dichtst bij het hek is het graf van de familie Holman. „Whome Experid at Flushing and Where Re Interred Here on the 27 April 1812" Hier zijn dus Engelsen in de Franse tijd uit Vlissingen in Koudekerkse grond begra ven. Als we even later de weg opwandelen, die kortgeleden onze drie oude kennissen van bij de smid zijn opgegaan, zien we het trio op gindse bocht nog staan. Lein wijst in de verte met zijn hand, zeker naar zijn „lapje terve", en de anderen houden de hand boven de ogen om beter te kunnen zien. Maar dan wordt opeens aan onze rech terhand de deur van een bakkerswinkeltje opengerukt, en tot onze ui^rste verbazing zien we het hoofd van onze tekenaar. Zon der verdere inleiding vraagt hij op de man af: Lusten jullie een lekkere bolus? Dan moet je hier wezen! Zelf had hij nog een halve bolus in zijn hand, en hij kauwde zó smakelijk, dat we de verleiding niet langer weerstand konden bieden, en haastig naar binnen stapten. Ik dacht dat jij tékendevroegen we, nog nauwelijks van onze verbazing be komen, een beetje onnozel. Ik héb getekend, maar nü eet ik een bolusverklaarde hij plechtig, maar ta melijk overbodig. Even later zetten we onze wandeling voort, nu met volle monden en kleverige handen, stil genietend van de Koudekerkse dorpssfeer, én van de bolussen van bakker Izeboud. Nog lang nadat we het dorp verlaten hadden proefden we aan onze lippen de stroperige resten van het zoet-klevend ge bakde echte Zeeuwse lekkernij, maar misschien wel in Koudekerke het lekkerste van al! III (slot) Het nieuwe carillon, zoals dat ten slotte in de toren geplaatst werd, be stond uit 34 kleine en 6 grote klokken, te samen wegende 10771 ponden 21). De oude gebarsten klokken, zouden voor zover mogelijk, tegen de nieuwe worden ingeriiild en verder zou de stad nog aan de klokkengieters afstaan twee metalen stukken kanon, gelegen hebbend op „Hooger Werve in Goes". Op 25 Augustus 1763 werden deze stuk ken geschut, met permissie van het stadsbestuur, gewogen en medegenomen. De beide houwitsers wogen te samen 7419 ponden. Door verschillende transacties van inruiling en omsmelting kwam het ten slotte nog zó uit, dat Alexius Petit, na aftrek van alle door hem gemaakte onkosten voor een bedragje van 1,8 sch. 8 gr. de schuldenaar van de stad bleef. Aangezien men echter goedgevon den had aan de klokkengieter boven de verschuldigde som voor zijn werk, een douceur te verlenen van 102.10 sch. 10 gr. VI. werd hem nu deze som uit gekeerd verméérderd met de hiervoor genoemde 1. 80 sch. 8 gr. VI., van welke vroegere schuld hij dus op deze wijze gracieuselijk door het stadsbe stuur ontslagen werd. Voor het gehele nieuwe klokkenspel was door de stad ingeleverd voor een waarde aan metaal tot 1576,5 sch. 4 gr. VI en tot een totaal gewicht van 10771 22). Intussen had de aflevering van één en ander nog heel wat voeten in de aarde gehad. Ter vroedschapsvergade ring van Zondag 4 September 1763 was namelijk voorlezing geschied van een brief van Alexius Petit, geschreven van uit Someren op de voorafgaande 25e Augustus en daarin werd medegedeeld, dat de ontvanger der convooien en li- centen te 's-Hertogenbosch geweigerd had, de twee door de stad Goes voor het carillon afgestane houwitsers in Someren toe te laten, tenzij bij hem 's Lands rechten, daarop komende, ten bedrage van f 80,10 stvrs. werden ge consigneerd, zulks omdat de aangebo den vrijbrieven, indertijd door de Sta ten Generaal hiertoe verstrekt, ver jaard zouden zijn. Derhalve zouden nieuwe brieven worden aangevraagd opdat de geconsigneerde gelden weer gegeven zouden kunnen worden 24 Reeds bij voorbaat had men ter ver gadering van Maandag 27 Juni 1763 de klokkenist van Gouda verzocht om, „ingevolge zijne presentatie aan A. F. Groneman" deze te willen assisteren „om de klokken tot Someren te willen helpen examineeren en de juiste too- nen te doen erlangen". Met het oog hierop werd tevens aan de Goudse Magistraat hiervoor door die van Goes permissie gevraagd 25). Door allerlei bijkomende omstandig- Alsv. 1767—1770, folio 39—41, Voorl. Imv. Nr. 148. 22). Alsv. t.a.p. 22). Alsv. t.a.p. 24). Stadresolutiën 17571762, folio 273 vso, Voorl. Beschr. Nr. 146 en idem 17621767, folio 52 vso. Voorl. Beschr. Nr. 147. 21Stadsresolutiën 1762—1767, folio 39 vso. Voorl. Beschr. Nr. 147. heden was er buiten dit alles nog ex tra oponthoud ontstaan en voordat verder verzending en oplevering van de nieuwe klokken kon plaats vinden, was het seizoen reeds zo ver gevor derd, dat de Vroedschap op Zaterdag 17 September 1763 besloot de klokken gieter Petit aan te schrijven, dat, „in aenmerkinge genomen zijnde, dat het saisoen reeds zoo verre is verloopen, dat er niet wél mogelijkheid is, de nieuw te gieten klokken spoedig ge noeg te laeten examineeren ende noch voor de donkere winterdaegen op te hangen", besloten is, dat de toezen ding der nieuwe klokken niet meer in dit lopende jaar zal plaats vinden, maar dat de leverancier zich moet ge reed houden om, vroeg in het voor jaar, zodra de Heren van de Vroed schap het verlangen, het carillon op te leveren 20 Toen de twee examinatoren het volgend jaar naar Someren reisden om de klokken, voordat deze definitief naar Goes gebracht werden, nog eens ter plaatse te onderzoeken, bleek, tot hun niet geringe ontsteltenis, dat de klokkengieter Petit nog nooit één en kele klok op toon gedraaid had, dat alle klokken onzuiver klonken en dat, tot overmaat van ellende nog niet eens alle klokken waren gegoten maar een gedeelte slechts, wat de vormen be trof, gereed was 27 Nu gelastte de Vroedschap de gieter, mèt zijn materiaal naar Goes te ko men en daar onmiddellijk deugdelijk aan het werk te gaan. Maar het resul taat was ten ênenmale ongunstig. Aan het einde van hun geduld de den de vroede vaderen nu Andreas Joseph van der Cheijn, een klokken gieter uit Leuven naar Goes komen en droegen hem, nü met gunstiger gevolg, het in orde brengen van het klokkenspel op. Aan déze klokkengieter gelukte het de klokken zuiver op toon te krijgen. Dit verbeterde en aangevulde klok kenspel deed, vrijwel onveranderd, dienst tot 1865. Reeds in de stadresolutiën van 1766 wordt medegedeeld, dat door de heer burgemeester Ossewaarde namens de Heren Stadsdirecteuren rapport is uit gebracht „dat het nieuwe klokenspel, waar van de groote klokken door Alexius Petit te Someren waren ge goten en de kleine door Andries van der Ghein te Leuven, alhier gearri veerd zijnde, op hun Ed: ordre was geëxamineerd door den stadsklokke- nist Groneman en door I. Heinrichs, musikant te Middelburch en goed was bevonden 28 Dit was het voorlopige einde van een lange lijdensgeschiedenis. In de loop van de 19e eeuw werden in de jaren 1868 en het laatst in 1887 nog belangrijke verbeteringen en ver anderingen in het carillon aangebracht. Zij bestonden in het vervangen van drie gebarsten klokken door nieuwe 2«). Alsv. 1762—1767, folio 57 vso, Voorl. Beschr. Nr. 147. 27). H. Vissers, Aaiftekeningen enz. Bladz. 16. 28). Stadsresolutiën 17621767, folio 248, Voorl. Beschr. Nr. 147.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 14