SCHAAK-RUBRIEK.
pj
DE „VIERDE" MENS
Om
j-cunttiMad
PASSIE,
Vrijdag 10 Juli 1953
'T ZEEUWSCH WEE KEND
Pagina 4
Mijn beste nichtjes en neven,
Deze keer moet ik toch iets vertel
len van een nieuwe nicht in onze fa
milie. Dat doe ik natuurlijk niet altijd,
want dan zou ons hoekje alleen daar
mee vol komen en dat kan niet want
ik heb altijd zoveel op mijn hart, dat
ik beslist moet schrijven. Dat ik dit
maal een uitzondering maak komt
hierdoor, dat onze nieuwe^ raadselnicht
zon heel eind uit de buurt woont.
Denk eens in, die woont in Zuid-
Afrika. Ik vond het zo'n gezellig
briefje, dat ik het aan allemaal laat
lezen in onze raadselfamilie. De na
men laat ik weg, dat spreekt vanzelf.
Maar vroeger heeft dat nichtje ook
in Zeeland gewoond. Zo komt het dat
haar vader en moeder het Zeeuwsch
Dagblad en vanzelf ons Weekend nog
lezen. Ze willen nog steeds graag we
ten, wat er bij ons gebeurt. Nou wij
willen hier ook maar wat graag weten,
wat er daar bij hen gebeurt en daar
om zou ik het fijn vinden, als ik heel
wat briefjes uit Zuid-Afrika kreeg.
Dan zou ik beslist alles aan jullie
oververtellen, wat ik van het Afri
kaanse leven te weten kwam. Maar
nu mogen jullie mijn brief lezen. Die
volgt hieronder. Eerst nog allemaal
massa's groeten van jullie tante Truus.
Lieve Tante Truus,
Ons lees ook nog steeds de Holland
se krant, en ook 't Zeeuws Weekend.
Ons is nou al twee jaar in Suid-Afrika
en kom uitZeeland. Toe het ek
gedenk, ek sal maar vir U 'n briefie
skrijf. Die skool begin om kwart voor
agt cn gaan kwart oor een uit. In die
en nog een aantal kleinere, door het
zelfde euvel onzuiver klinkende klok
jes door afgestemde exemplaren
Tenslotte nog een enkel woord over
de, sedert de bevrijding, te samen
met de carillon-klokken en de „Doove
klok" weer op haar plaats terugge
brachte luidklok, die heden ten dage
voor de aanvang der diensten in de
Maria Magdalenakerk en bij bijzon
der; gelegenheden haar bronzen stem
over Goes doet horen. Zij werd in
1764 gegoten door George du Mery te
Brugge en draagt als randschrift: „Ge-
gooten voor de stad tergoes, als direc
teuren waren: dr Borgemst, Mre Adri-
aan Isebree, dhr Borgemst, Pieter Coo-
mans, Heer van Wemeldinge, dhr Out-
Borgemst, Marynus Canisius, Pensio
naris Honorair, Georgius Mery me fe
cit Brugis Anno 1746" 30).
H. Vissers, Aantekeningen, Bladz.
17 en 18.
Alsv. Bladz. 30.
middag is dit nie skool omdat dit te
warm is. Mij skuilnaam is Afrikaantje.
Ek het nog n sussie A twee broertjes.
Hulle name isOns het het baie
goed na ons sin hier. Die son skijn
amper altijd. Nou is dit bij ons win
ter, maar net so warm als in Holland
in die somer. Reën doen dit amper
nie in die winter nie. Ek is tien jaar
oud en blij in.... Weet U ek staan
tweede in die klas. Ek weet nou niks
meer om te skrijf nie. Ek hoop, dat U
dit kan lees, want ek kan nog net
Hollands lees, maar nie skrijwe nie.
Met beste groete
Afrikaantje. Wat vond ik dat leuk
van jou een brief te krijgen. Geluk
kig dat je Hollands nog goed kunt le
zen, want dan kun je mijn brief ook
zelf lezen enik hoop, weer gauw
beantwoorden. Ik kon jouw brief ook
best lezen. Ik lees wel meer Afrikaans
hoor. En je had ook zo duidelijk ge
schreven. Vertel ons nog eens wat
meer van jullie school. Hoeveel kin
deren gaan er op en hoeveel klassen
zijn er. Een beetje jaloers zijn we wel
nichtje, als je schrijft over het mooie
weer bij jullie. We hebben hier na
tuurlijk ook wel eens dagen mooi
weer, maar.... meestal duikt het
zonnetje weer gauw weg achter een
dikke wolkendeken. Vertel ook eens
wat over de bloemen die er in die
streek, waar je woont, groeien. Weet
je nog welke bloemen wij hier in
Zeeland hebben? Veel groeten van je
kranten-tante.
Alweer wat voor de nichtjes.
Het is ditmaal dat ik met een beetje
angstig hart zit te schrijven voor ons
hoekje, want nu heb ik alweer een
extraatje voor de nichtjes. Straks kij
ken al mijn neven kwaad en dat zou
ik erg vinden, want ik blijf nu een
maal graag goede vrienden met heel
mijn familie. Ik hoop nu maar, dat de
komende vacantie de neven in een
goed humeur brengt, want dan zullen
ze wel kunnen velen, dat mijn nichtjes
weer een'groter hapje van ons hoekje
krijgen.
Er is mij door de nichtjes al 'n paar
maal gevraagd om een paar leuke
figuurtjes te geven, die ze op een slab
betje voor een klein broertje of zus
je konden borduren. Nu dan, dit zijn
een paar figuurtjes die het best zul
len doen. Denk er om, dat je materiaal
gebruikt, dat goed gewassen kan wor
den. Dit is wel nodig voor slabbetjes.
Zo, werk er maar plezierig aan en als
het klaar isniet lelijk kijken als
de kleine zus of broer de nieuwe slab-
be dadelijk zo goed gebruikt, dat die
eerst naar de wasteil moet, want
daarvoor is nu eenmaal een slabbe.
Wie heeft er het eerst een af?
De nu volgende partij werd ons toe
gezonden door één onzer jongste wed
strijdspelers in de ladderwedstrijd, n.l.
Wim Davidse te Goes. In het begin van
de partij offert Zwart een Paard voor
e-pionnen, wat kansrijk spel geeft, maar
zet dan niet het beste voort. Wit komt
iets beter te staan, doch kan ook niet
verder komen. Op de 32e zet laat
Zwart zijn kans glippen en Wit doet
c" t op de 40e zet. De partij eindigde in
remise.
Een heel aardige partij en door bei
de spelers niet slecht gespeeld.
Wit: W. Vader. Zwart: W. Davidse.
(Dame-pion-opening
1. d2d4 d7d5
2. Pgl—f3 Lc8g4
(De normale voortzetting is Pf6 en
daarna e6).
3. Pg3e5 Pg8—f6
4. Pe5xg4 Pf6xg4
5. e2e4
(Bezet het centrum;
5Pg4xf2!
(Zwart is niet bang en offert het Paard
voor 2 pionnen met kansrijk spel. De
voorkeur verdiende toch Pf6)
6. Kelxf2 d5xe4
7. c2c4! e7e5!
8. d4d5 Lf8c5t
9. Kf2—el Pb8d7
(Beter is wel 00 en daarna f5 om zo
veel mogelijk de witte Koningsvleugel
aan te vallen. Nu gaat een belangrijke
pion verloren).
10. Ddlg4 Dd8—f6
11. Dg4xe4 Df6—f2f
12. Kei—dl f7—f5
13. De4e2 Th8—f8
(Beter 0—0).
14. Pbld2 Df2xe2
(Dameruil geeft geen voordeel voor
Zwart maar voor Wit. Nu komt het
materiële voordeel beter tot zijn recht.
Het beste was Dd4).
15. Lflxe2 0—0—0
16. h2h4
(Meer in de lijn lag nu a4 en Pb3).
16e5e4
17. Tal—bl a7—a5
18. Pe2—b3 b7—b6
19. Pb3xc5 Pd7xc5
20. b2—b3
(In aanmerking kwam Le3 en daarna
Kc2 en Tbl—dl)
20b6—b5?
(Veel sterker was c6. Nu staat Pc5 los)
21. Lel—e3 Pc5d3
(Iets beter was Pb7).
22. Le2xd3 e4xd3
23. Thl—el
(Veel beter was g3 om f4 te beletten
en daarna Kd2).
23. f5—f4
24. Le3—c5 Tf8—f5
25. Tel—e6
(dreigt Ta6 en belet c6)
25f4—f3
26. Tblb2 b5xc4
27. b3xc4 Tf5—f4
28. Lc5a7
(Wit gaat een matnet spannen. Zwart
kan echter nog net ontsnappen).
28Tf4xc4
29. Te6e7! Tc4—b4
(op tijd!)
BBBBBB
□BBBBB
■IUHHH BBBBB
asGHaauaaaBUMMMB
bbbbbbb
bbbbbb bbbbbbbbbb
bbbbb bbbbbbbb
bbbbb bbbbbbbbbb
■bhb
BWH unaa
■BBBBSBBBBBBB
1
BBBBBB a
BBBBBB B
BBBBBBBBBB
BBBBBBBBBBBBBB
B
■■■■■■■■■■■«■■■Hl
BBBE9BBBBBBBB
BBBBBBBBBB BB BBBBBB
BBBBBBBB BB BIBBB
BBBBBBBBBfl BB BBBBB
BBBBBBBBBBB B B BBBBB
B BB BBBBBBBB BB BBBB
B BBBBBB BB BB BBBI
B B BBBBBB BB B B BBÜ
BBBBBBBBBB BBB (BI
BBBBBBBBBBBBBBBB!
BBBBBBBBBBBBBBBB!
BBBBB BBB BBB!
BBB BB B
30. Tb2b4 a5xb4
31. g2xf3 Td8xd5
32. Te7xg7
(Nu blijkt bij de balansopmaking dat
de witte pionnen nogal zwak zijn en
de zwarte b, c en d pionnen gevaarlijk
zijn. Zwarts kansen liggen op de Da
mevleugel en voor Wit op de Konings
vleugel).
32Td5h5
(De beste kans op winst was m.i. Ta5
waarna a2 valt en de weg vrij komt
voor de c-pion. Probeert U maar eens)
33. La7—f2 c7—e5
34. Tg7—g5! Th5xg5
35. h4xg5 c5c4
36. Lf2d4 Kc8d7
37. Kdld2 Kd7—e6
38. f4 Ke6—f5
39. Kd2—e3 c4—c3
40. Ke3xd3
(Hier was Lc3: het beste en gaf winst
bv. Lc3:bc3: Ke3:Kf4: a4! en wint)
4 0Kf5xf4
41. Ld4c5
(Nog goed was Lc3: bc3: a4: Kgö enz.)
4 1Kf4xg5
42. Lc5xb4 Kg5—f6
'43. a2—a4 Kf6—e6
44. Kd3xc3
(Het spel is nu remise. De Zw. Ko
ning komt op a8 en de a-pion kan niet
promoveren doordat Wit de verkeerde
Loper heeft).
44Ke6d7
45. Kc3c4 Kd7c7
46. Kc4b5 Kc7—b7
47. Lb4d6 Kb7—a8
48. Kb5c6 Ka8—a7
49. Kc6c7 Ka7—a8
50. Kc7c8 Ka8—a7
Remise.
De ladderwedstrijd.
Hier volgen de nieuwe problemen.
Probleem 79 (zie diagram 79).
Wit: Kh2, De3, Te8, Le5; pi. a2, b2,
f5, g4, h3.
Zwart: Kh7, Dd5, Te7, Ph8; pi. a6,
b7, c6, g7, h6.
Wit aan zet geeft mat in 3 zetten
(3 pnt).
Probleem 80 (Zie diagram 80).
Wit: Kgl, Dd8, Tdl, Lb4; pi. a3, c2,'
c4, f2, g2, h3.
Zwart: Kg8, De4, Te8, Lc8; pi. a7,
c6, f7, g7, h7.
Wit aan zet wint. (3 pnt).
De oplossingen der vorige problemen
waren als volgt:
Opl. Probleem 77: 1. Tc8!
Opl. Probleem 78: 1. De8.
De prijswinnaar van deze maand is
de heer J. W. Quist te Tholen, met een
totaal van 31 punten. Gefeliciteerd. J.
Probleem 79.
Diagram 79.
Wit aan zet geeft mat in 3 zetten
(3 pnt).
Probleem 80.
Diagram 80.
Wit aan zet wint
van
Vrijdag 10 Juli 1953, No. 2524
Uitgave van
Oosterbaan Le Cointre N.V.
Goes
tjeeuu/scH
Om de buitenkerkelijke mens nog
op enige wijze te kunnen benaderen,
is een probleem, waar de kerk van
daag mee zit. We onderschatten de
moeilijkheden daarvan geenszins.
Want men ziet zich geplaatst voor
een massa onverschilligen, die het al
leen nog maar interesseert uit dit
leven te halen wat er te halen is; een
massa die eigenlijk alleen nog maar
een zuiver biologisch bestaan voert,
maar die verder totaal stomp gewor
den is voor enige geestelijke waarde.
Haar „religie" is de lichaamscultus in
brede zin, waarvoor alles ingezet
wordt. Het is deze grauwe massa van
de „vierde" mens, zoals hij genoemd
wordt (tot in een vierde graad ver
vreemd van kerk en christendom?),
die hoe langer hoe meer de bevolking
van Europa gaat uitmaken.
En daartegenover staat nu een kerk,
die deze mensen weer brengen wil
onder het Evangelie. Het lijkt iets
volkomen dwaas. En het is dan ook
te verklaren, dat men voelt deze mens
niet meer te kunnen bereiken met de
gewone kerkelijke methoden van pre
diking en evangelisatie. Dat een „be-
roepsgodsdienstige" als een dominee,
hier zou werken als een tang op een
varken. En daarom weet de kerk op
het ogenblik niet precies hoe ze het
móet aanleggen. Het moet anders, dat
is zeker, maar hoe1
Geen wonder, dat men het zoeken
gaat in de richting- van het moderne
apostolaat, dat de wereld in wil zonder
het er nu zo „christelijk" dik op te leg
gen. Het moet niet teveel in de gaten
lopen, dat maakt kopschuw, en daarom
de „gelijkenis"-vorm: drama, film enz.
Maak je solidair met deze wereld. Zo
als in Frankrijk, waar de priester-ar
beider naar voren gekomen is: de
priester, die het priesterlijk gewaad
aflegt en de overall aantrekt om voor
al in de zware industrieën onder de ar
beiders te werken. Om op deze ma
nier nog wat contacten te maken.
Men wil zelfs zover gaan, dat men
als leken-apostelen alle officiële band
met de kerk maar moet verbreken om
als kerkelijk dakloze die „vierde mens"
te kunen benaderen. We leven, zo zegt
men, toch ook eigenlijk niet in de
kerk, maar in de wereld. Het gaat al
leen om die wereld.
Dat hier heel wat op losse schroeven
gezet wordt, zal ieder duidelijk zijn.
Men verliest zich, vanwege de massa
perditionis, de massa der verdoemenis,
zózeer in het apostolaat, dat de kerk
een totaal andere betekenis en waarde
gaat krijgen. Het wezenlijke der kerk
wordt dan ook in dat apostolaat ge
zocht. (Zie het synode-verslag in ons
blad van gisteren, pag. 5, onder het
kopje „Kerk en Wereld", waarin deze
gedachten werden uitgesproken).
Wie dat apostolaat wegdenkt, heft
het bestaansrecht der kerk op. En
wat dan kerk mag blijven heten,
heeft niets meer te maken met de „pi
laar en vastigheid" d.i. de publicatie
zuil der waarheid, waarvan Paulus
spreekt; neen, die kerk onderscheidt
eigenlijk niets van deze wereld. Het
enige wat haar onderscheidt is, dat ze
weet gezonden te zijn. En dan gezon
den niet met de pretentie, dat zij het
nu wéét, dat zij de waarheid heeft
(wat een hoogmoed!). Neen, het apos-
tolaire is, zoals iemand het onlangs
schreef „dat de kerk met de wereld op
zoek is naar het rijk, met de wereld
in verlegenheid om het rijk, met de
wereld ten diepste ook onwetend van
het rijk; slechts hierin apostolisch, dat
zij de met de wereld bewogene is van
wege het rijk en de, wereld in bewe
ging moet brengen vanwege het rijk".
Een volkomen solidariteit met de
wereld dus, waardoor het specifieke
van haar leven en haar boodschap ver
loren gaat.
Bij al het menselijk sympathieke,
dat wij in de apostolaatsgedachte ont
moeten, vragen we ons toch af, of men
de diagnose van het ziektebeeld van
Europa en van ons land, wel juist ge
steld heeft en daarom de juiste genees
middelen aanwendt. Want wie is die
„vierde mens" eigenlijk? Men zegt: hij
is niet een ontkerstende, hij is nooit
christen geweest. Het is een product
van een decadente cultuur. We geven
dit in zoverre toe, als hiermee maar
niet alles gezegd is. Want deze „vierde
mens" is, zoals ieder, in de eerste plaats
product van zijn voorgeslacht, dat eens
een christen-geslacht was. Europa was
een gedoopt werelddeel, waar God
Zijn verbond had ingegraven.. Hier is
maar geen sprake van heidendom, zo
als op de zendingsvelden (was het
maar zo!), doch het is één brok afval,
de afval van de eigenwillige gods
dienstigheid. En het is juist tegen die
valse godsdienstigheid waar God de
vloek over uitgesproken heeft, juist
ook voor de komende geslachten. Het
2e gebod dreigt, dat God de misdaad
der vaderen van de valse godsdienst,
de zonde van het God op een andere
wijze vereren dan Hij in Zijn Woord
bevolen heeft (Catechismus) bezoekt
aan de kinderen, aan het derde en aan
het vierde lid. dergenën, die Hem ha
ten. Dat voltrekt zich vandaag bij "die
„vierde mens", die Hem hkat. D.w.z.
hier is een voortschrijdende afval, en
hoe moeilijk is het om tot bekering te
brengen, wat eenmaal verlicht is ge
weest en tct afval komt (Hebreen 6),
niet alleen individueel maar ook mas
saal, zoals in Europa en Nederland. En
daar zal de kerk mee moeten rekenen.
Betekent dit, dat wij dan maar in
zelfgenoegzaamheid ons in eigen krin
getje opsluiten? Dat niet, maar we
zouden toch wel graag willen, dat men
mét deze Schriftopenbaring terdege re
kening hield. Opdat men de kerk niet
opoffere aan een enthousiast aposto
laat door zich met de wereld zoveel
mogelijk solidair te maken. De kerk
blijft publicatiezuil der waarheid. Ze
heeft een boodschap met een eigen taal
en inhoud.
Gaat de Schrift ook deze kant uit,
die het moderne apostolaat wil? Geen
sprake van. We kunnen dit hier alle
maal niet uitwerken, maar ons frap
peerde hoe iemand als Jesaja de op
dracht kreeg om in een afvallig reli
gieuze tijd (die we heus niet in alles
gelijk stellen met vandaag!), door zijn
prediking het hart van dit vals gods
dienstig volk vet te maken, zijn oren
doof, zijn ogen dicht opdat het niet zal
zien en horen en verstaan en zich be
keren (Jes. 6). De zuivere prediking
werkt bekering en verharding. Die ver
harding wordt onderdeel van Jesaja's
werk. En uitgerekend dat thema neemt
Jezus Christus later over in Matth. 13,
als Hij in gelijkenissen gaat spreken.
Andersoortige gelijkenissen dan van
het moderne apostolaat: „opdat zij
ziende niet zien en horende niet horen
of begrijpen". Christus' prediking stoot
de religieus geïnteresseerde schare,
juist af, zodat ze er van door gaat. Men
liep Hem eerst na om de demonstratie
(Hij deed verschrikkelijk interessante
dingen!), doch Jezus maakt er een eind
aan. En ze snappen er dan niets meer
van, 't is dan niet meer om aan te ho
ren. We hadden dat, eerlijk gezegd,
van Jezus nooit verwacht.
We weten, dat hierover nog lang niet
alles is gezegd, maar we zouden te
midden van die moderne klanken van
kerk-wereld-solidariteit toch wel wil
len, dat men ook zijn aandacht eens
schonk aan deze zijde der Schriftopen-
baxing, opdat men geen ongelukken
UIT DE SCHRIFT
„God is geopenbaard in het vlees" (O.V.)
1 Tim. 3:16.
De mens vraagt naar een woord in al
de ijdelheid, vergankelijkheid, nietigheid
en bitterheid van alles, wat hij ziet en wat
hem omringteen woord, waarbij hij
rustig^vordt, dat kracht en moed geeft —-
een woord, waarbij hij zich kan neerleg
gen, gerust en vol vertrouwen, in het uur
van zijn dood!
Het moet een woord zijn, dat uitzicht
opent, dat beloften inhoudt, dat wijst op
de zin en bestemming van ons leven.
Gij vraagt: geef mij een woord om bij
te leven en te sterven?!
Uit de hemelen komt dan de boodschap
tot u, heel persoonlijk. „God werd ge
openbaard in het vlees".
De onzienlijke God, die Geest is en
door ons niet is te aanschouwen, noch te
begrijpen, werd mens!
Christus kwam en in hem kwam Gods
Koninkrijk. In Hem kwam het leven, om
aan ieder, die in Hem gelooft HET
LEVEN te schenken.
Uit onszelf is er geen weg tot God,
weten wij niets van Zijn geboden en be
loften. Niemand immers heeft ooit God
gehoord, noch gezien, zodat hij ons zou
kunnen zeggen hoe wij tot God staan, hoe
God over ons denkt cn wat God van ons
wil. Daarvoor is de afstand tussen God
en ons te groot. Een afstand, door onze
ongehoorzaamheid ontstaan, die nooit
meer door ons zelf overbrugd kan worden.
Zo zijn wij te vergelijken met een dui
ker. die in de diepten van de zee afge
daald, slechts door een nauwe slang,
waardoor de lucht die hij nodig heeft hem
toegevoerd wordt, met het leven is ver
bonden. Snijd die luchtslang door en hij
is onherroepelijk verloren!
Zo hebben wij zelf de verbinding tus
sen God en ons doorgesneden en hier
mede onszelf onherroepelijk prijsgegeven
aan de dood.
Want alleen van God kan het leven tot
ons komen. Alteen bij Hem is ons behoud.
Dit is nu de boodschap van onze tekst:
God heeft weer een verbinding gelegd
tussen ons en zichzelf. God werd geopen
baard in het vlees! Jezus Christus kwam
en in Hem kwam redding en behoud!
Door Hem wordt ons leven weer toe
gevoerd, heeft God zichzelf weer met ons
mensen verbonden.
Christus is gekomen om de mensheid te
redden. Daarom kunnen allen bij Hem te
récht! Hoe zondig zij zichzelf ook weten!
Al lijkt een leven nog zo onherstelbaar
kapot, het kan door Hem volkomen her
steld worden.
Christus vraagt' van ons alleen GE
LOOF! Geloof, dat Hij dit kgn. ja reeds
voor ons gedaan heeft in Zijn kruisdood.
Nooit zullen wij vergeefs tot Hem roe
pen. Nog altijd is er voor een ieder Gods
hand in Jezus Christus ter redding toege
stoken!
Daarom zie op het Lam Gods, dat de
zonden der wereld wegneemt!
Dat Lam is onze verzoening cn verlos
sing, onze reiniging en heiligingonze
sterkte en troost, ons leven en onze heer
lijkheid!
Daarom stand gehouden en in het ge
loof gebleven!
Dit kan door u te houden aan
het Woord alleen, dat Woord, dat vlees
werd en onder ons heeft gewoond. Dan
leert gij met Petrus zeggen: „Niets kan
ons scheiden van de liefde Gods, welke
is in Christus onze Heer. Amen.
J. JELLEMA
Kloetinge.
door Rogier van Aerde, Uitg.
van ElsevierAmsterdam-Brus
sel.
„Passie" is een bijbelse roman. Ten
minste, wanneer we hier van een
„roman" kunnen spreken. De auteur
heeft blijkbaar de bedoeling gehad de
figuren rondom de Heiland in Diens
lijden meer naar voren te halen, dui
delijker af te tekenen tegen de achter
grond, waarop de Bijbel deze zelf
plaatst. Wij hebben hier dus niet te
gaat maken vóór het te laat is. Het
middel zou dan erger kunnen zijn dan
de kwaal, omdat de kerk haar eigen
plaats, betekenis en boodschap zou
kwijtraken. De dwaasheid der predi
king moet het doen. Geen gemarchan
deer. Het Evangelie is een proclamatie
met bevel van geloof en bekering. Wie
heeft, die zal gegeven worden (wie de
uitlegging begeert ontvangt die), doch
wie niet heeft, van die zal genomen
worden ook wat hij nog aan „religi-
euse" belangstelling heeft. Een over
blijfsel blijft behouden, dat is slechts
weinig gerekend met de grote massa.
Dat openbaart de Schrift. Laten we dit
in onze bewogenheid vandaag niet ver
geten. Marnix.
doen met een roman in de zin van een
vrije schepping, geboren uit de fan
tasie van de auteur. Hij heeft zich ge
bonden aan het Bijbelse gegeven.
We zullen daarmede bij de beoor
deling van dit boek zeker geducht re
kening moeten houden. Want waar de
auteur zich zó bond aan de Bijbelse
stof, werd hij tezeer gehandicapt in
het geven van een goede, sluitende
compositie dan dat we nog van een
roman in de eigenlijke zin des woords
spreken kunnen.
Overigens weten we dat het ont
lenen van stof uit de Bijbel voor het
concipiëren van een roman, niet al
gemeen gewaardeerd wordt in onze
kringen. We kunnen dat goed begrij
pen. Wat zich zoal aandient als „bijbel
se romans" is in de meeste gevallen
niet veel zaaks, stelt teleur, en valt
bovendien ook vaak onder het oordeel
van de vernietigende critiek. Vooral
Amerika levert de laatste jaren een
behoorlijk kwantum van dergelijke
lectuur. En daar het algemeen de mo
de schijnt te zijn in ons landje, om
alles wat uit Amerika komt critiek-
loos over te nemen, zijn er al heel
wat uitgevers geweest, die deze ro
mans laten vertalen en op de Neder
landse markt gebracht hebben. Maar
wij kunnen dat soort romans niet be
wonderen. Integendeel. Het blijkt bij
na zonder uitzondering, dat de auteur
zich weinig bekommert over de excep-