SCHAAK-RUBRIEK. pj DE „VIERDE" MENS Om j-cunttiMad PASSIE, Vrijdag 10 Juli 1953 'T ZEEUWSCH WEE KEND Pagina 4 Mijn beste nichtjes en neven, Deze keer moet ik toch iets vertel len van een nieuwe nicht in onze fa milie. Dat doe ik natuurlijk niet altijd, want dan zou ons hoekje alleen daar mee vol komen en dat kan niet want ik heb altijd zoveel op mijn hart, dat ik beslist moet schrijven. Dat ik dit maal een uitzondering maak komt hierdoor, dat onze nieuwe^ raadselnicht zon heel eind uit de buurt woont. Denk eens in, die woont in Zuid- Afrika. Ik vond het zo'n gezellig briefje, dat ik het aan allemaal laat lezen in onze raadselfamilie. De na men laat ik weg, dat spreekt vanzelf. Maar vroeger heeft dat nichtje ook in Zeeland gewoond. Zo komt het dat haar vader en moeder het Zeeuwsch Dagblad en vanzelf ons Weekend nog lezen. Ze willen nog steeds graag we ten, wat er bij ons gebeurt. Nou wij willen hier ook maar wat graag weten, wat er daar bij hen gebeurt en daar om zou ik het fijn vinden, als ik heel wat briefjes uit Zuid-Afrika kreeg. Dan zou ik beslist alles aan jullie oververtellen, wat ik van het Afri kaanse leven te weten kwam. Maar nu mogen jullie mijn brief lezen. Die volgt hieronder. Eerst nog allemaal massa's groeten van jullie tante Truus. Lieve Tante Truus, Ons lees ook nog steeds de Holland se krant, en ook 't Zeeuws Weekend. Ons is nou al twee jaar in Suid-Afrika en kom uitZeeland. Toe het ek gedenk, ek sal maar vir U 'n briefie skrijf. Die skool begin om kwart voor agt cn gaan kwart oor een uit. In die en nog een aantal kleinere, door het zelfde euvel onzuiver klinkende klok jes door afgestemde exemplaren Tenslotte nog een enkel woord over de, sedert de bevrijding, te samen met de carillon-klokken en de „Doove klok" weer op haar plaats terugge brachte luidklok, die heden ten dage voor de aanvang der diensten in de Maria Magdalenakerk en bij bijzon der; gelegenheden haar bronzen stem over Goes doet horen. Zij werd in 1764 gegoten door George du Mery te Brugge en draagt als randschrift: „Ge- gooten voor de stad tergoes, als direc teuren waren: dr Borgemst, Mre Adri- aan Isebree, dhr Borgemst, Pieter Coo- mans, Heer van Wemeldinge, dhr Out- Borgemst, Marynus Canisius, Pensio naris Honorair, Georgius Mery me fe cit Brugis Anno 1746" 30). H. Vissers, Aantekeningen, Bladz. 17 en 18. Alsv. Bladz. 30. middag is dit nie skool omdat dit te warm is. Mij skuilnaam is Afrikaantje. Ek het nog n sussie A twee broertjes. Hulle name isOns het het baie goed na ons sin hier. Die son skijn amper altijd. Nou is dit bij ons win ter, maar net so warm als in Holland in die somer. Reën doen dit amper nie in die winter nie. Ek is tien jaar oud en blij in.... Weet U ek staan tweede in die klas. Ek weet nou niks meer om te skrijf nie. Ek hoop, dat U dit kan lees, want ek kan nog net Hollands lees, maar nie skrijwe nie. Met beste groete Afrikaantje. Wat vond ik dat leuk van jou een brief te krijgen. Geluk kig dat je Hollands nog goed kunt le zen, want dan kun je mijn brief ook zelf lezen enik hoop, weer gauw beantwoorden. Ik kon jouw brief ook best lezen. Ik lees wel meer Afrikaans hoor. En je had ook zo duidelijk ge schreven. Vertel ons nog eens wat meer van jullie school. Hoeveel kin deren gaan er op en hoeveel klassen zijn er. Een beetje jaloers zijn we wel nichtje, als je schrijft over het mooie weer bij jullie. We hebben hier na tuurlijk ook wel eens dagen mooi weer, maar.... meestal duikt het zonnetje weer gauw weg achter een dikke wolkendeken. Vertel ook eens wat over de bloemen die er in die streek, waar je woont, groeien. Weet je nog welke bloemen wij hier in Zeeland hebben? Veel groeten van je kranten-tante. Alweer wat voor de nichtjes. Het is ditmaal dat ik met een beetje angstig hart zit te schrijven voor ons hoekje, want nu heb ik alweer een extraatje voor de nichtjes. Straks kij ken al mijn neven kwaad en dat zou ik erg vinden, want ik blijf nu een maal graag goede vrienden met heel mijn familie. Ik hoop nu maar, dat de komende vacantie de neven in een goed humeur brengt, want dan zullen ze wel kunnen velen, dat mijn nichtjes weer een'groter hapje van ons hoekje krijgen. Er is mij door de nichtjes al 'n paar maal gevraagd om een paar leuke figuurtjes te geven, die ze op een slab betje voor een klein broertje of zus je konden borduren. Nu dan, dit zijn een paar figuurtjes die het best zul len doen. Denk er om, dat je materiaal gebruikt, dat goed gewassen kan wor den. Dit is wel nodig voor slabbetjes. Zo, werk er maar plezierig aan en als het klaar isniet lelijk kijken als de kleine zus of broer de nieuwe slab- be dadelijk zo goed gebruikt, dat die eerst naar de wasteil moet, want daarvoor is nu eenmaal een slabbe. Wie heeft er het eerst een af? De nu volgende partij werd ons toe gezonden door één onzer jongste wed strijdspelers in de ladderwedstrijd, n.l. Wim Davidse te Goes. In het begin van de partij offert Zwart een Paard voor e-pionnen, wat kansrijk spel geeft, maar zet dan niet het beste voort. Wit komt iets beter te staan, doch kan ook niet verder komen. Op de 32e zet laat Zwart zijn kans glippen en Wit doet c" t op de 40e zet. De partij eindigde in remise. Een heel aardige partij en door bei de spelers niet slecht gespeeld. Wit: W. Vader. Zwart: W. Davidse. (Dame-pion-opening 1. d2d4 d7d5 2. Pgl—f3 Lc8g4 (De normale voortzetting is Pf6 en daarna e6). 3. Pg3e5 Pg8—f6 4. Pe5xg4 Pf6xg4 5. e2e4 (Bezet het centrum; 5Pg4xf2! (Zwart is niet bang en offert het Paard voor 2 pionnen met kansrijk spel. De voorkeur verdiende toch Pf6) 6. Kelxf2 d5xe4 7. c2c4! e7e5! 8. d4d5 Lf8c5t 9. Kf2—el Pb8d7 (Beter is wel 00 en daarna f5 om zo veel mogelijk de witte Koningsvleugel aan te vallen. Nu gaat een belangrijke pion verloren). 10. Ddlg4 Dd8—f6 11. Dg4xe4 Df6—f2f 12. Kei—dl f7—f5 13. De4e2 Th8—f8 (Beter 0—0). 14. Pbld2 Df2xe2 (Dameruil geeft geen voordeel voor Zwart maar voor Wit. Nu komt het materiële voordeel beter tot zijn recht. Het beste was Dd4). 15. Lflxe2 0—0—0 16. h2h4 (Meer in de lijn lag nu a4 en Pb3). 16e5e4 17. Tal—bl a7—a5 18. Pe2—b3 b7—b6 19. Pb3xc5 Pd7xc5 20. b2—b3 (In aanmerking kwam Le3 en daarna Kc2 en Tbl—dl) 20b6—b5? (Veel sterker was c6. Nu staat Pc5 los) 21. Lel—e3 Pc5d3 (Iets beter was Pb7). 22. Le2xd3 e4xd3 23. Thl—el (Veel beter was g3 om f4 te beletten en daarna Kd2). 23. f5—f4 24. Le3—c5 Tf8—f5 25. Tel—e6 (dreigt Ta6 en belet c6) 25f4—f3 26. Tblb2 b5xc4 27. b3xc4 Tf5—f4 28. Lc5a7 (Wit gaat een matnet spannen. Zwart kan echter nog net ontsnappen). 28Tf4xc4 29. Te6e7! Tc4—b4 (op tijd!) BBBBBB □BBBBB ■IUHHH BBBBB asGHaauaaaBUMMMB bbbbbbb bbbbbb bbbbbbbbbb bbbbb bbbbbbbb bbbbb bbbbbbbbbb ■bhb BWH unaa ■BBBBSBBBBBBB 1 BBBBBB a BBBBBB B BBBBBBBBBB BBBBBBBBBBBBBB B ■■■■■■■■■■■«■■■Hl BBBE9BBBBBBBB BBBBBBBBBB BB BBBBBB BBBBBBBB BB BIBBB BBBBBBBBBfl BB BBBBB BBBBBBBBBBB B B BBBBB B BB BBBBBBBB BB BBBB B BBBBBB BB BB BBBI B B BBBBBB BB B B BBÜ BBBBBBBBBB BBB (BI BBBBBBBBBBBBBBBB! BBBBBBBBBBBBBBBB! BBBBB BBB BBB! BBB BB B 30. Tb2b4 a5xb4 31. g2xf3 Td8xd5 32. Te7xg7 (Nu blijkt bij de balansopmaking dat de witte pionnen nogal zwak zijn en de zwarte b, c en d pionnen gevaarlijk zijn. Zwarts kansen liggen op de Da mevleugel en voor Wit op de Konings vleugel). 32Td5h5 (De beste kans op winst was m.i. Ta5 waarna a2 valt en de weg vrij komt voor de c-pion. Probeert U maar eens) 33. La7—f2 c7—e5 34. Tg7—g5! Th5xg5 35. h4xg5 c5c4 36. Lf2d4 Kc8d7 37. Kdld2 Kd7—e6 38. f4 Ke6—f5 39. Kd2—e3 c4—c3 40. Ke3xd3 (Hier was Lc3: het beste en gaf winst bv. Lc3:bc3: Ke3:Kf4: a4! en wint) 4 0Kf5xf4 41. Ld4c5 (Nog goed was Lc3: bc3: a4: Kgö enz.) 4 1Kf4xg5 42. Lc5xb4 Kg5—f6 '43. a2—a4 Kf6—e6 44. Kd3xc3 (Het spel is nu remise. De Zw. Ko ning komt op a8 en de a-pion kan niet promoveren doordat Wit de verkeerde Loper heeft). 44Ke6d7 45. Kc3c4 Kd7c7 46. Kc4b5 Kc7—b7 47. Lb4d6 Kb7—a8 48. Kb5c6 Ka8—a7 49. Kc6c7 Ka7—a8 50. Kc7c8 Ka8—a7 Remise. De ladderwedstrijd. Hier volgen de nieuwe problemen. Probleem 79 (zie diagram 79). Wit: Kh2, De3, Te8, Le5; pi. a2, b2, f5, g4, h3. Zwart: Kh7, Dd5, Te7, Ph8; pi. a6, b7, c6, g7, h6. Wit aan zet geeft mat in 3 zetten (3 pnt). Probleem 80 (Zie diagram 80). Wit: Kgl, Dd8, Tdl, Lb4; pi. a3, c2,' c4, f2, g2, h3. Zwart: Kg8, De4, Te8, Lc8; pi. a7, c6, f7, g7, h7. Wit aan zet wint. (3 pnt). De oplossingen der vorige problemen waren als volgt: Opl. Probleem 77: 1. Tc8! Opl. Probleem 78: 1. De8. De prijswinnaar van deze maand is de heer J. W. Quist te Tholen, met een totaal van 31 punten. Gefeliciteerd. J. Probleem 79. Diagram 79. Wit aan zet geeft mat in 3 zetten (3 pnt). Probleem 80. Diagram 80. Wit aan zet wint van Vrijdag 10 Juli 1953, No. 2524 Uitgave van Oosterbaan Le Cointre N.V. Goes tjeeuu/scH Om de buitenkerkelijke mens nog op enige wijze te kunnen benaderen, is een probleem, waar de kerk van daag mee zit. We onderschatten de moeilijkheden daarvan geenszins. Want men ziet zich geplaatst voor een massa onverschilligen, die het al leen nog maar interesseert uit dit leven te halen wat er te halen is; een massa die eigenlijk alleen nog maar een zuiver biologisch bestaan voert, maar die verder totaal stomp gewor den is voor enige geestelijke waarde. Haar „religie" is de lichaamscultus in brede zin, waarvoor alles ingezet wordt. Het is deze grauwe massa van de „vierde" mens, zoals hij genoemd wordt (tot in een vierde graad ver vreemd van kerk en christendom?), die hoe langer hoe meer de bevolking van Europa gaat uitmaken. En daartegenover staat nu een kerk, die deze mensen weer brengen wil onder het Evangelie. Het lijkt iets volkomen dwaas. En het is dan ook te verklaren, dat men voelt deze mens niet meer te kunnen bereiken met de gewone kerkelijke methoden van pre diking en evangelisatie. Dat een „be- roepsgodsdienstige" als een dominee, hier zou werken als een tang op een varken. En daarom weet de kerk op het ogenblik niet precies hoe ze het móet aanleggen. Het moet anders, dat is zeker, maar hoe1 Geen wonder, dat men het zoeken gaat in de richting- van het moderne apostolaat, dat de wereld in wil zonder het er nu zo „christelijk" dik op te leg gen. Het moet niet teveel in de gaten lopen, dat maakt kopschuw, en daarom de „gelijkenis"-vorm: drama, film enz. Maak je solidair met deze wereld. Zo als in Frankrijk, waar de priester-ar beider naar voren gekomen is: de priester, die het priesterlijk gewaad aflegt en de overall aantrekt om voor al in de zware industrieën onder de ar beiders te werken. Om op deze ma nier nog wat contacten te maken. Men wil zelfs zover gaan, dat men als leken-apostelen alle officiële band met de kerk maar moet verbreken om als kerkelijk dakloze die „vierde mens" te kunen benaderen. We leven, zo zegt men, toch ook eigenlijk niet in de kerk, maar in de wereld. Het gaat al leen om die wereld. Dat hier heel wat op losse schroeven gezet wordt, zal ieder duidelijk zijn. Men verliest zich, vanwege de massa perditionis, de massa der verdoemenis, zózeer in het apostolaat, dat de kerk een totaal andere betekenis en waarde gaat krijgen. Het wezenlijke der kerk wordt dan ook in dat apostolaat ge zocht. (Zie het synode-verslag in ons blad van gisteren, pag. 5, onder het kopje „Kerk en Wereld", waarin deze gedachten werden uitgesproken). Wie dat apostolaat wegdenkt, heft het bestaansrecht der kerk op. En wat dan kerk mag blijven heten, heeft niets meer te maken met de „pi laar en vastigheid" d.i. de publicatie zuil der waarheid, waarvan Paulus spreekt; neen, die kerk onderscheidt eigenlijk niets van deze wereld. Het enige wat haar onderscheidt is, dat ze weet gezonden te zijn. En dan gezon den niet met de pretentie, dat zij het nu wéét, dat zij de waarheid heeft (wat een hoogmoed!). Neen, het apos- tolaire is, zoals iemand het onlangs schreef „dat de kerk met de wereld op zoek is naar het rijk, met de wereld in verlegenheid om het rijk, met de wereld ten diepste ook onwetend van het rijk; slechts hierin apostolisch, dat zij de met de wereld bewogene is van wege het rijk en de, wereld in bewe ging moet brengen vanwege het rijk". Een volkomen solidariteit met de wereld dus, waardoor het specifieke van haar leven en haar boodschap ver loren gaat. Bij al het menselijk sympathieke, dat wij in de apostolaatsgedachte ont moeten, vragen we ons toch af, of men de diagnose van het ziektebeeld van Europa en van ons land, wel juist ge steld heeft en daarom de juiste genees middelen aanwendt. Want wie is die „vierde mens" eigenlijk? Men zegt: hij is niet een ontkerstende, hij is nooit christen geweest. Het is een product van een decadente cultuur. We geven dit in zoverre toe, als hiermee maar niet alles gezegd is. Want deze „vierde mens" is, zoals ieder, in de eerste plaats product van zijn voorgeslacht, dat eens een christen-geslacht was. Europa was een gedoopt werelddeel, waar God Zijn verbond had ingegraven.. Hier is maar geen sprake van heidendom, zo als op de zendingsvelden (was het maar zo!), doch het is één brok afval, de afval van de eigenwillige gods dienstigheid. En het is juist tegen die valse godsdienstigheid waar God de vloek over uitgesproken heeft, juist ook voor de komende geslachten. Het 2e gebod dreigt, dat God de misdaad der vaderen van de valse godsdienst, de zonde van het God op een andere wijze vereren dan Hij in Zijn Woord bevolen heeft (Catechismus) bezoekt aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid. dergenën, die Hem ha ten. Dat voltrekt zich vandaag bij "die „vierde mens", die Hem hkat. D.w.z. hier is een voortschrijdende afval, en hoe moeilijk is het om tot bekering te brengen, wat eenmaal verlicht is ge weest en tct afval komt (Hebreen 6), niet alleen individueel maar ook mas saal, zoals in Europa en Nederland. En daar zal de kerk mee moeten rekenen. Betekent dit, dat wij dan maar in zelfgenoegzaamheid ons in eigen krin getje opsluiten? Dat niet, maar we zouden toch wel graag willen, dat men mét deze Schriftopenbaring terdege re kening hield. Opdat men de kerk niet opoffere aan een enthousiast aposto laat door zich met de wereld zoveel mogelijk solidair te maken. De kerk blijft publicatiezuil der waarheid. Ze heeft een boodschap met een eigen taal en inhoud. Gaat de Schrift ook deze kant uit, die het moderne apostolaat wil? Geen sprake van. We kunnen dit hier alle maal niet uitwerken, maar ons frap peerde hoe iemand als Jesaja de op dracht kreeg om in een afvallig reli gieuze tijd (die we heus niet in alles gelijk stellen met vandaag!), door zijn prediking het hart van dit vals gods dienstig volk vet te maken, zijn oren doof, zijn ogen dicht opdat het niet zal zien en horen en verstaan en zich be keren (Jes. 6). De zuivere prediking werkt bekering en verharding. Die ver harding wordt onderdeel van Jesaja's werk. En uitgerekend dat thema neemt Jezus Christus later over in Matth. 13, als Hij in gelijkenissen gaat spreken. Andersoortige gelijkenissen dan van het moderne apostolaat: „opdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen". Christus' prediking stoot de religieus geïnteresseerde schare, juist af, zodat ze er van door gaat. Men liep Hem eerst na om de demonstratie (Hij deed verschrikkelijk interessante dingen!), doch Jezus maakt er een eind aan. En ze snappen er dan niets meer van, 't is dan niet meer om aan te ho ren. We hadden dat, eerlijk gezegd, van Jezus nooit verwacht. We weten, dat hierover nog lang niet alles is gezegd, maar we zouden te midden van die moderne klanken van kerk-wereld-solidariteit toch wel wil len, dat men ook zijn aandacht eens schonk aan deze zijde der Schriftopen- baxing, opdat men geen ongelukken UIT DE SCHRIFT „God is geopenbaard in het vlees" (O.V.) 1 Tim. 3:16. De mens vraagt naar een woord in al de ijdelheid, vergankelijkheid, nietigheid en bitterheid van alles, wat hij ziet en wat hem omringteen woord, waarbij hij rustig^vordt, dat kracht en moed geeft —- een woord, waarbij hij zich kan neerleg gen, gerust en vol vertrouwen, in het uur van zijn dood! Het moet een woord zijn, dat uitzicht opent, dat beloften inhoudt, dat wijst op de zin en bestemming van ons leven. Gij vraagt: geef mij een woord om bij te leven en te sterven?! Uit de hemelen komt dan de boodschap tot u, heel persoonlijk. „God werd ge openbaard in het vlees". De onzienlijke God, die Geest is en door ons niet is te aanschouwen, noch te begrijpen, werd mens! Christus kwam en in hem kwam Gods Koninkrijk. In Hem kwam het leven, om aan ieder, die in Hem gelooft HET LEVEN te schenken. Uit onszelf is er geen weg tot God, weten wij niets van Zijn geboden en be loften. Niemand immers heeft ooit God gehoord, noch gezien, zodat hij ons zou kunnen zeggen hoe wij tot God staan, hoe God over ons denkt cn wat God van ons wil. Daarvoor is de afstand tussen God en ons te groot. Een afstand, door onze ongehoorzaamheid ontstaan, die nooit meer door ons zelf overbrugd kan worden. Zo zijn wij te vergelijken met een dui ker. die in de diepten van de zee afge daald, slechts door een nauwe slang, waardoor de lucht die hij nodig heeft hem toegevoerd wordt, met het leven is ver bonden. Snijd die luchtslang door en hij is onherroepelijk verloren! Zo hebben wij zelf de verbinding tus sen God en ons doorgesneden en hier mede onszelf onherroepelijk prijsgegeven aan de dood. Want alleen van God kan het leven tot ons komen. Alteen bij Hem is ons behoud. Dit is nu de boodschap van onze tekst: God heeft weer een verbinding gelegd tussen ons en zichzelf. God werd geopen baard in het vlees! Jezus Christus kwam en in Hem kwam redding en behoud! Door Hem wordt ons leven weer toe gevoerd, heeft God zichzelf weer met ons mensen verbonden. Christus is gekomen om de mensheid te redden. Daarom kunnen allen bij Hem te récht! Hoe zondig zij zichzelf ook weten! Al lijkt een leven nog zo onherstelbaar kapot, het kan door Hem volkomen her steld worden. Christus vraagt' van ons alleen GE LOOF! Geloof, dat Hij dit kgn. ja reeds voor ons gedaan heeft in Zijn kruisdood. Nooit zullen wij vergeefs tot Hem roe pen. Nog altijd is er voor een ieder Gods hand in Jezus Christus ter redding toege stoken! Daarom zie op het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt! Dat Lam is onze verzoening cn verlos sing, onze reiniging en heiligingonze sterkte en troost, ons leven en onze heer lijkheid! Daarom stand gehouden en in het ge loof gebleven! Dit kan door u te houden aan het Woord alleen, dat Woord, dat vlees werd en onder ons heeft gewoond. Dan leert gij met Petrus zeggen: „Niets kan ons scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus onze Heer. Amen. J. JELLEMA Kloetinge. door Rogier van Aerde, Uitg. van ElsevierAmsterdam-Brus sel. „Passie" is een bijbelse roman. Ten minste, wanneer we hier van een „roman" kunnen spreken. De auteur heeft blijkbaar de bedoeling gehad de figuren rondom de Heiland in Diens lijden meer naar voren te halen, dui delijker af te tekenen tegen de achter grond, waarop de Bijbel deze zelf plaatst. Wij hebben hier dus niet te gaat maken vóór het te laat is. Het middel zou dan erger kunnen zijn dan de kwaal, omdat de kerk haar eigen plaats, betekenis en boodschap zou kwijtraken. De dwaasheid der predi king moet het doen. Geen gemarchan deer. Het Evangelie is een proclamatie met bevel van geloof en bekering. Wie heeft, die zal gegeven worden (wie de uitlegging begeert ontvangt die), doch wie niet heeft, van die zal genomen worden ook wat hij nog aan „religi- euse" belangstelling heeft. Een over blijfsel blijft behouden, dat is slechts weinig gerekend met de grote massa. Dat openbaart de Schrift. Laten we dit in onze bewogenheid vandaag niet ver geten. Marnix. doen met een roman in de zin van een vrije schepping, geboren uit de fan tasie van de auteur. Hij heeft zich ge bonden aan het Bijbelse gegeven. We zullen daarmede bij de beoor deling van dit boek zeker geducht re kening moeten houden. Want waar de auteur zich zó bond aan de Bijbelse stof, werd hij tezeer gehandicapt in het geven van een goede, sluitende compositie dan dat we nog van een roman in de eigenlijke zin des woords spreken kunnen. Overigens weten we dat het ont lenen van stof uit de Bijbel voor het concipiëren van een roman, niet al gemeen gewaardeerd wordt in onze kringen. We kunnen dat goed begrij pen. Wat zich zoal aandient als „bijbel se romans" is in de meeste gevallen niet veel zaaks, stelt teleur, en valt bovendien ook vaak onder het oordeel van de vernietigende critiek. Vooral Amerika levert de laatste jaren een behoorlijk kwantum van dergelijke lectuur. En daar het algemeen de mo de schijnt te zijn in ons landje, om alles wat uit Amerika komt critiek- loos over te nemen, zijn er al heel wat uitgevers geweest, die deze ro mans laten vertalen en op de Neder landse markt gebracht hebben. Maar wij kunnen dat soort romans niet be wonderen. Integendeel. Het blijkt bij na zonder uitzondering, dat de auteur zich weinig bekommert over de excep-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 13