Bij ons thuis
Om
TofnttUttlod
De Klokken van „Ter-Goes"
De nieuwe toren van Babel...."
Vrijdag 3 Juli 1953
'T ZEEUWSCH WEt .END
Pagina 4
Ingevolge het reeds eerder genoemd
bestek8) zou de aannemer gehouden
zijn het gehele werk op te leveren
in twee termijnen, waarvan de laatste
verstreken zou zijn 1 November 1621.
Het werk zou, zoveel als dit mogelijk
was, worden uitgevoerd ten huize van
de aannemer en tot zijn lasten en kos
ten vervoerd en op de toren gesteld
worden.
Anthoni Huyssen en Jan Stapelen,
schepenen van Goes, hadden van de
Magistraat de vererende opdracht ge
kregen om samen met de stadssecre
taris, Mr. Cornelis Brune, zich te be
raden over het vervaardigen van het
nieuwe „horologium". Krachtens hun
commissie ontboden zij uit Delft een
zekere Cornelis, „precysdraeyer ende
ingenieur" en Mr. Jan Thomas van de
Brande, om met hen te onderhandelen
en tot het afsluiten van een leverings
contract te komen. Boven vergoeding
voor gemaakte onkosten voor reis en
verblijf, ontvingen de heeren VIII
gr. VI.
Wat betreft het eigenlijke uurwerk,
zoals dit in het hier besproken bestek
beschreven werd, heette het: „Het
gaende werck sal hebben, tot preser-
vatie desselffs, een stercke yseren
schijve met een metaelen harte daer
in gegoten. En alle de asschen des
voorss. werckx sullen gesloten worden
met een metaelen panne 'T voorss.
werck sal wysen met vyer distincte
wysers, dyemen aen de vyer syden des
vs. Toorens stellen sal, daer van den
Aennemer gehouden is te leveren alle
de ysere wysers ofte handen met-
schaeders de spillen ende alle 't gene
daer toe noodich is, maer het yser,
dienende omme de wyserberden te
becleeden (ingevalle men deselve van
cooper begeert te maecken) blyven
buytten het bestecke ende is den Aen
nemer daerinnen nyet gehouden".
De houten klokkestoel, waar op het
geheel gemonteerd zou worden, kwam
ten laste van de stad.
Voor het geval de aannemer kwam
te overlijden vóórdat het werk vol
tooid en opgeleverd was, zou men dit,
ter verdere voltooiing, besteden „aen
alsulcken meester als men van stads
wege goedvinden sal, om te volmae-
cken". De betaling van het werk zou
geschieden per gewicht en wel tegen
7 ponden, 16 schellingen, acht groten
Vlaamsch voor iedere 100 ponden ge-
wichts, op voorwaarde, dat het totaal
gewicht de 9000 a 9500 ponden niet
zou te boven gaan. De betaling van de
halve aanneemsom zou geschieden,
zodra het gehele werk op de toren
zou zijn gesteld en de andere helft zou
voldaan worden, zodra het werk door
deskundigen gekeurd en geschat was.
Ongehouden deze bepalingen zou de
aannemer gedurende twee jaren voor
zijn werk instaan en binnen deze ter
mijn vallende reparatiën en herstel
lingen om niet voor zijn rekening ne
men. Als financiële waarborg zou hij
de som van 600 Carolusgulden, zijnde
een gedeelte van het door hem be
dongen loon, laten staan, waarvan
hem echter door de stad een intrest
ad 6'A 's jaars, gedurende deze twee
jaren zou worden uitgekeerd s).
Ter tjergadering van de vroedschap
werd op 20 April 1620 conform beslo
ten. Waar, zoals reeds opgemerkt de
„uuyerclocke" belandde, die in 1618,
volgens het toen gemaakt bestek, van
de stadhuistoren zou worden verwij
derd, blijkt verder niet. Wellicht is
deze voorwaarde van hét bestek niet
uitgevoerd en ging dit uurwerk ver
loren bij de stadhuisbrand van 166510)
In 1616, 's Maandags de 18de Janu
ari, zien wij, hoe door de Vroedschap
„op request ende 't versouck van Am-
rosius van den Boomgart", diens be
loning als „clockstelder" wordt be
paald op 20 Gr. VI. per jaar, hem
jaarlijks uit te betalen „uuyt stadts-
burse"11). Bij resolutie van Vrijdag
26 Juli 1624, wordt een, of misschien
wel dè opvolger van Ambrosius, door
de Vroedschap aangewezen, te weten
enen Hendryck Laureyss de Coster.
Maar hij heeft zich met heel wat min-
II.
der tevreden te stellen en ontvangt
jaarlijks slechts XII VI. En hij was
tóch verplicht om dagelijks te stellen
en te onderhouden ,,'t groot uuyer-
werck, sulcx dat behoirde" en hij zou
het bedoelde werk „wèl, suyver, reyn
ende nedt" houden 12).
Deze resolutiën leren ons, hoe er,
ruim twee jaren vóór de kerkbrand
van 1618 en bijna zes jaren daarna
nog geen sprake is van een carillon
bespeler, die zou zijn aangesteld ten
behoeve van een nieuw klokkenspel
in de stadhuistoren of in de nieuw
opgebouwde dakruiter van de Maria-
Magdalenakerk.
Vooral de laatst aangehaalde resolu
tie doet dqidelijk uitkomen, dat een
„clockstelder" of „orologiemaker", zo
als de desbetreffende man in de aan
tekening van 1499 genoemd wordt,
hoofdzakelijk zich bepaalde tot de
controle van de juiste gang van het
uurwerk en tot het schoonhouden
daarvan13).
Maar op het einde van 1631, ter
Vroedschapsvergadering van Zondag
28 December van dat jaar, zien wij
plots hoe „is aengenomen tot klock-
speelder om te speelen op de clocke
ende het voorslach te doen spelen en
de versteken, naer behooren, met ver-
anderinghe van spel, soodat tot noch-
toe by Mr. Charles Tourion is gedaen"
een zekere Marinus, zonder verdere
naamsaanduiding.
Zjjn gage zou bedragen 16 13
sch. 4 gr. VI. en zulks met ingang van
1 Januari 1632. De nieuwe functiona
ris had, zoals de resolutie laat ver
staan, de betrekking van klokkenist
reeds enige tijd waargenomen, waar
voor hem extra een som van VIII 6
sch. 8 gr. VI. voor ééns wordt toege
legd. Hij werd, zoals het er uitdrukke
lijk bij vermeld staat, „gehouden dic-
maels ende langhe te spelen"").
Uit de resolutiën blijkt niet, of de
voorganger van Marinus, Mr. Charles
Tourion, de eerste beiaardier van Goes
is geweest, die na het gereedkomen
van het klokkespel op de kerktoren,
dit ambt bekleedde. De stadsresolutiën
geven geen antwoord hierop en ver
melden wèl de aanstelling van de
„clockestelder" Hendryck Laureynss
Ter Vroedschapsvergadering van
Zondag 10 Juni 1640 werd tot „klock-
speelder" aangesteld de Vlissinger Jan
Fockedeyc, op een gage van 200,—
's jaars.
De man bezat wellicht bijzondere
muzikale gaven, want de Heren van
de Edele Vroedschap beloofden, „Al-
soo hij wèl op den oirgel speelt, dat,
als wanneer de Heeren eens in de
kercke sullen comen te stellen, hem
vóór anderen te praefereren. Niets
minder dus dan een toezegging van
voorkeur, bij eventuele benoeming van
een nieuwe organist16).
Reeds op 30 December 1641 werd
deze benoeming tot een feit en werd
de klokkenist, tevens organist, met
verdubbeling van zijn tot dusverre
genoten gage, zodat hij voortaan ƒ400
's jaars zou ontvangen. Maar een sine
cure was deze bediening dan ook niet,
want er werd geconditioneerd, dat de
nieuwe functionaris „dagelix soo op
de clock als den orgel, so haest den
selven sal syn opgemaect, gehouden
sal sijn te spelen, op sulcke tijden en
de stonden alst mijne heeren sullen
goetvinden, sonder eenich tegenspre
ken"
Intussen verwisselde men in de loop
der jaren nog een aantal malen van
„horologiemaecker", die in de loop
der jaren zijn honorarium óók zag
stijgen.
Op Maandag 11 Januari 1655, be
sloot de vroedschap „op de requeste
van Jan Ockerman, tenderende omme
te hebben augmentatie van das selfs
iaerlijcks tractement", dit te brengen
van 20 gr. VI., op 25 gr. VI.
Er staat bij opgetekend, dat „Ocker
man voorss. maendelijcs het doekspel
T.a.p. folio XglX en volgende.
Zie noot Nr. 8.
10). H. Vissers, Aantekeningen enz.
bladz. 7.
Vroedschapsresolutiën, 16141634,
folio XXII Voorl. Beschr. Nr 124.
12Alsvorenfolio XCVII vso.
13). Voorgebodenboek van Goes, 1472
1568, folio 70 vso.
15Vroedschapsresolutiën, 16141634,
folio 169 vso. Voorl. Beschr. 124.
15). Alsv. folio 169 vso.
16). Vroedschapsresolutiën, 16341645,
folio 78 vso. Voorl. Beschr. Nr 125.
Alsv. folio 102 vso.
Mijn beste ^nichtjes en neven,
Een paar weken geleden beloofde
ik jullie, dat ik voor een mooi vacan-
tie-werkje zou zorgen. Nou dan, daar
komt het. Omdat er nogal verschil in
leeftijd is bij mijn raadselfamilie, zal
ik twee verschillende wedstrijden ge
ven. De eerste is een Aardrijkskundige
wedstrijd. Maar een heel wonderlijke.
Zoek in Nederland plaatsnamen, die
ook gewone woorden zijn, bv. Dieren,
Haren, en maak dan een zin, waarin je
die plaatsnaam verwerkt. Het hierbo
ven genoemde Dieren zal ik als voor
beeld maar eens voor jullie gebruiken.
Zo dus:
Het is heel erg als Dieren worden
gemarteld.
Wie de meeste van zulke plaatsna
men vindt en die in een zin gebruikt,
krijgt een prijs. En ook degene, die op
één na het grootste aantal weet op te
diepen.
Voor onze jongere nichtjes en neef
jes zou dat een moeilijke wedstrijd
zijn, daarom moeten die maar eens
naar de mooie plaat kijken, die hier
onder staat. Bij kijken moeten jullie
het echter niet laten, want daar geef
ik geen prijs voor hoor. Als je eerst
eens goed gekeken hebt, ga je kwiek
je kleurtjes opzoeken en dan verander
je de plaat in een prachtig gekleurd
schilderij. Je ziet, voor de liefhebbers
is dit dus een Kleurenwedstrijd. Ook
hiervoor ga ik twee prijzen in het
hoekje van mijn kast klaarleggen.
Nu weten jullie wat je doen kunt als
het eens giet van de regen. Je gaat
maar gezellig bij tafel zitten, hebt
een prettig werkje te doen en....
kans daarmee een fijn boek te ver
dienen. Op zo'n manier is een regen
buitje niet eens erg meer. Jullie heb
ben er alle tijd voor, want ik heb ge
duld tot Zaterdag 29 Augustus. Wie
klaar is met het werk, hoeft natuur
lijk niet zo lang te wachten met het
inzenden. Dat kun je altijd doen aan
het gewone adres: Tante Truus, Re
dactie Zeeuwsch Weekend - Goes.
Verder ben ik ook altijd klaar om
lange brieven van jullie te lezen. Deze
keer heb ik er al een ontvangen. Die
komt me een beetje vertroosten in de
eenzaamheid nu ik jullie vacantie heb
gegeven. Maar nu moet ik stoppen.
Veel groeten van jullie tante Truus.
Kolibrie te Grijpskerke. Jij bent nu
eigenlijk een heel deftig nichtje, want
je houdt er een secretaresse op na. Zo
ver heb ik het nog niet gebracht. Ik
moet alle brieven zelf schrijven. Maar
ik denk, dat je die deftigheid graag
heel gauw aan de kant zou willen zet
ten als je mdar kon. Doe je pols nog
veel pijn? Aan bessentrekken kom ik
niet toe hoor. Het goed van die jurk
is snoezig. Zou ik ook best een zomer
japonnetje van willen hebben. Die
nieuwe juffrouw ken ik niet. Jammer,
anders kon ik de groeten aan jou mee
geven. Het secretaresje bedankt voor
het schrijven van die lange fijne brief.
ADKtbboo,*
precise sal te versteken hebben ende
hem in sijnen dienst soodanich te qui-
ten gelijck een goet ende getrouw
clockspeelder toestaet ende behoort te
doen" ls).
Hoe voortreffelijk het nieuwe klok
kenspel ook geweest moge zijn, in de
loop der jaren begon het allengs de
gebreken van zijn ouderdom te ver
tonen. Het werd in de 17e en 18e eeuw
gedurende de Dinsdaagse marktdagen,
en in de Sylvesteravond en de vroege
de laatste avond van de maand April
Nieuwjaarsmorgen bespeeld. Maar
steeds meer klokken berstten en ten
slotte was het carillon niet meer te
bespelen. In de Oudejaarnacht van
1761 zong het oude klokkenspel zijn
Alsv. 1646—12657, folio 181, Voorl.
laatste zang over het stille stadje
De Vroedschap was echter tijdig op
alles voorbereid geweest en had reeds
in haar zitting van Zaterdag 6 Juni
1761 in beginsel het maken van een
nieuw klokkenspel aanvaard. De be
kende Goesse burgemeester Mr. F. N.
Keetlaer deed gedurende deze verga
dering verslag van hetgeen hij be
sproken had met een zekere Alexius
Petit. Mr. klokkengieter te Someren
20). Het betrof hier het gieten van een
geheel nieuw klokkenspel en de plaat
sing daarvan in de dakruiter van de
Maria-Magdalenakerk. (slot volgt).
H. Vissers, Aantekeningen enz.
bladz. 14.
20Stadsresolutiën, 17571762, folio
212, Voorl. Beschr. Nr. 146.
van
Vrijdag 3 Juli 1953, No. 2518
Uitgave van
Oosterbaan Le Colntre N.V.
Goes
eeuu/scH
u/eetxe/ïD
it
Een zeer merkwaardig artikel ver
scheen verleden week in het R. Kath.
weekblad „De Linie". Het was de
weergave van een vraaggesprek, dat
een der redacteuren heeft gehad met
Otto van Habsburg, de zoon van kei
zer Karei van Oostenrijk, erfgenaam
der Habsburgse dynastie. Dit gesprek
had plaats in Frankrijk.
Het onderwerp was de organisatie
der Verenigde Naties. Wat deze
Rooms-Katholiek daar als zijn oordeel
over gaf was niet vleiend yoor deze
wereldorganisatie. Maar het opmerke
lijke was wel, dat wat hij er van zei
uiterst principiëel was, recht op de
man af, eerlijke taal, en ditmaal taal
uit de mond van een Rooms-Katholiek,
waar we het voor de volle honderd
procent mee eens kunnen zijn.
Al te weinig, ook in onze eigen kring
worden de zaken zo streng principieel
gesteld als deze vorst het deed. Hij is
een man van grote en brede ontwikke-'1
ling, studeerde aan de R.K. Universi
teit te Leuven en doctoreerde aldaar
met grote onderscheiding in de poli
tieke en sociale wetenschappen.
Hij noemde de Verenigde Naties
eenvoudig een „vereniging met hei
dense conceptie", een kind van het
heidendom. We nemen het volgende
uit het gesprek hier over en men oor-
dele zelf:
Een heidense conceptie.
Hoe geheel anders was de werke-
kelijkheid en zij moest wel anders
zijn. Want de Verenigde Naties zijn
een kind van het heidendom. Zij zijn
de stad der mensen, die zich in hoog
moed plaatsen wil tegenover de
Stad Gods. Vroeger was de aanhef
van alle internationale tractaten al
tijd een aanroeping .van God. Op de
conferentie van Dumbarton Oaks,
waaruit de Verenigde Naties zijn
voortgekomen, werd er voor gepleit,
dit ook thans te doen. Maar het
goddeloze sovjetisme was op zijn
hoede. Bij monde van Litwinow ver
zette Rusland zich er tegen, dat de
naam van God zou worden genoemd.
Waarom zich beroepen op God, aan
gezien deze God toch niet bestond?
Rusland kreeg zijn zin door zwak
heid, lafheid en (ook nog verkeerd
begrepen) opportunisme.
Ongetwijfeld niet zonder protes
ten. Op de zogenaamde tweede con
ferentie van 1945 te San Francisco,
die feitelijk de eerste was, verzoch
ten de Arabische Staten, onder
steund door Zuid-Amerikaanse, met
nadruk dat aan het hoofd van het
Charter een- aanroeping Gods zou
worden geplaatst. Dit voorstel werd
met grote meerderheid verworpen.
Wij staan voor een nieuwe toren
van Babel. Het enkele feit van het
bestaan der Verenigde Naties in haar
huidige vorm is een voortdurende
godslastering. De volkeren kunnen
niet leven zonder de bescherming
van God. Waarom zou God een or
ganisatie onder Zijn bescherming
nemen, waarvan de promotoren of
vervuld waren van haat jegens Hem,
of te weinig vervuld van moed om
het voor Hem te durven opnemen?
Ik geloof, dat wie nog bij zijn Bijbel
leeft, op elk woord dat hier gezegd
wordt hartgrondig zijn „amen" uit
spreekt. Helaas, wordt het, ook in pro
testantse kring nog maar al te weinig
zó principiëel bezien. En toch ligt de
zaak precies zoals zij hier gesteld
wordt. Wij leven in de praktijk van
ons bestaan nog maar al te vaak uit
een scheiding tussen natuur en genade.
We willen dan wel graag ons geeste
lijk bestaan onder beslag laten bren
gen van de eisen van Gods gebod,
maar het natuurlijke leven houden we
er betrekkelijk buiten. We spreken
dan nog wel over „christelijke begin
selen", maar die zijn dan slechts „af
geleid" en niet rechtstreeks geput uit
Gods Woord. We zijn in het natuur
lijke leven op het terrein van het com
promis, van het menselijk bereikbare,
daar gelden de opportuniteitsbeginse
len en overheerst de vraag: hoe ver
kunnen we gaan en wat kunnen we
bereiken? Dat het ook in de natuur
lijke zaken van ons bestaan gaat om
het „alles of niets", is een stelling die
we vaak bedenkelijk achten en in de
praktische toepassing meestal een
voudig onmogelijk.
En toch staan de zaken zó. God blijft
Souverein ook over het natuurlijke le
ven, d.w.z. over uw bedrijf, uw eigen
dom, uw gaven en talenten, uw pen
en uw keuken, uw slaapkamer en uw
kantoor, maar ook over uw politiek-
en sociaal bestaan, ook over de staat
kunde, nationaal en internationaal. Er
is inderdaad geen duimbreed gronds
in heel de schepping waarvan de
Christus Gods, niet, als Gebieder en
hoogste Souverein, zou zeggen:
„MIJN!"
Wanneer we een verenigde Natie
organisatie gaan opbouwen, waarbij
dit niet 't leidende en alles beheersen
de beginsel is, negéren we God en
Diens Majesteit en staat bij voorbaat
vast, dat „Wie in de hemel woont zal
lachen". Want God laat zich eenvou
dig niet negéren, nergens niet en door
niemand niet. Hij eist erkenning, aan
bidding, eerbied voor Zijn geboden.
En al heffen we nu nog zulke vrome
humanistische leuzen aan, wanneer dit
alles niet tot basis heeft de aanbidding
van Gods Souvereiniteit over al het
geschapene, zal al dat werken ijdel
zijn. We zingen soms in de kerk (mis
schien al te weinig):
Maar d' Opperheer, die Zijn geduchte
stoel
Op starren sticht en grondvest op de
wolken,
Zal lachen met dat vruchteloos gewoel,
UIT DE SCHRIFT
In de schaduw van Uw vleugelen zal ik vrolijk zingen.
Psalm 638b.
De vluchtheuvel op de drukke
verkeersweg geeft de voetganger
een wijkplaats, waar hij zich bergen
kan. Het raast dan aan hem voorbij,
maar hij is juist even buiten de
vaart. Hij kan het gadeslaan, zonder
dat het hem „grijpt".
Althansals zich geen stoor
nissen voordoen. Want, als er in die
wilde jacht iets gebeurt, dan kan het
ook op de vluchtheuvel onveilig
worden. Deze „berging" is maar ten
dele.
Met dit beeld voor ogen wordt de
Schrift heerlijk, die van een volko
men beveiliging spreekt. Bij God. In
de schaduw van Zijn vleugelen, waar
God beschermend Zich over ons le
ven uitbreidt.
Dat is het gelukkige rustpunt, te
midden van de bewegelijke levens
stroom. In jongeren, en ten dele ook
ouderen, zit de vaart van de tijd. Het
moét verder. Wij willen immers
„slagen"!
In dit zich vooruit bewegen ont
breekt echter de beveiliging. Daar
om brengt de jacht naar hoger en
naar méér, niet het blijde lied voort.
Vrolijk zingen kan alleen hij, die in
nerlijk tot rust kwam.
Dat gebeurt in de schaduw van
Gods vleugelen.
Ziet u die schaduw vallen, in elke
dienst, waarin Jezus' naam louterend
en reddend wordt bekend gemaakt?
Daar moet u zijn, ofkomen!
Dicht bij de Heer! Uit de bruisende
levensstroom opgetild naar God. Als
de Bijbel dat uitwerkt, dan wordt
het goed. Dan kunt u het leven de
monstreren van één, die tot rust
kwam. En u leert vrolijk zingen in
de Heer!
Goes.
C. STAM.
En spotten met de waan der dwaze
volken.
God zal Zijn wraak ontdekken voor
hun ogen:
Straks gloeit de lucht door 't
vlammend bliksemlicht
't Is God die spreekt; Hij dondert uit
de hogen,
En jaagt- de schrik Zijn haat'ren in 't
gezicht.
Bij God is geen scheiding tussen na
tuur en genadeleven. Ze zijn bij Hem
volstrekt één. Dat geldt van uw klei
ne plaatselijke vakorganisatie, maar
dat geldt in precies dezelfde mate van
de vereniging waar de hoogste macht
hebbers dezer wereld elkander ont
moeten. Wie Hem daar negeert, zal
door Hem. genegeerd worden. En vre
selijker vloek dan dit bestaat er niet.
We zullen goed doen ons deze waar
heid, ook al wordt zij nu eens door
een Rooms Katholiek gezegd, helder
voor de aandacht te houden.
MARNIX.
Verleje weke ad ik gelegentheid met
een goeie vrind van me mee te rieje
nae Flipsland en Brunisse en ik wil
julder daer ietewat van vertellen, want
ons eit nie allegaer die gelegentheid
om dat te doee. Brunisse is noe, zo as
julder wel weten, weer beweund. Toen
ons daer ankwam, waeren nog een oop
mensen bezig der boeltje schoon te
maeken van al de rommel, die ze in
der uzen gekregen a. 't Is daer nog al
een treurig gezicht. As je daer zo in 't
art je van de zeumer ankomt rieje en
je ziet dan de tuuntjes en bongerds
persies eender asdat je ze in 't artje
van December ziet, dor en kael, met
geen sprietje dat op groen liekent, dan
ken ik begriepen wat die inweuner in
Brunisse mien vertellende, datte ze
blied waeren dat ze weer in der eigen
uusie zitten, mae dat ze der eigen toch
as in een verbanningsoord voelen. En
dan zie je ook nog bie ieleke deur tei
len en emmers en kannen en tonnen
staen om het drinkwaeter in ontvangst
te nemen, dat met een tenkboot wordt
angevoerd. Want de drinkwaeterlei-
ding is ook al kapot. En toen ons daer
kwam, vertellende ze, dat ze nae die
Woensdag die weke geen waeter meer
konden kriegen omdat de tenkboot ke-
pot was. Er is dus nog ellende genogt,
daer in dat durp. Ons bin ook nog we
zen kieken bie de werkzaamheden an
de Rampaerse diek. Daer rieje ze met
de duks, deur het waeter over de
hoofdweg, met vrachtwagens zand der
achteran. 'tBin maer kleine vrachies
die ze mee nemen. En ik eb me laeten
vertellen dat die duks an huur alleen
al f 23 per uur kosten, 'k Ebbe de reke
ningen netuurlijk nie gezieë en ik mot
op mien zegsman ofgaen, maer die
bleek ook op aere punten nogal aerig
goed ingelicht te wezen. Trouwens,
daer in Brunisse bin ze niet zo eel
goed te spreken over het werk an het
herstel. De mensen zitten met angst
en vrezen te wachten op wat er straks
in 't naejaer weer ken gebeuren as vo
dien tied de boel niet grondig versterkt
is. En as je noe zo is een alf uur bie
die werkzaemheden staet te kieken,
die deur de Grondmaetschappie wordt
verricht, dan kom je der niet van on
der de indruk, dat er een noodtoestand
is en er met man en macht an gewerkt
mot worden om binnen zo kort meuge-
like tied de boel vo mekaer te ebben.
Ik eb ze de zakkies zand, die op z'n
oogst vuuf en twintig of dertig kilo
wegen mekaere zien opgeven, en dat
deje ze met twee man en de derde
kreeg ze dan op z'n schoere en liep
ér mee weg. Ik kon met gemak zo'n
zakkie met zand met één and optillen,
en as julder mien ken, zal je niet zeg
gen, dat ik een Goliath bin. 'k Bin mae
een ele geweun maijpeke met niks
meer kracht in nie spieren as een
deursnee Zeeuwse keuterboer. Daer
kwam nog bie dat alles op z'n dooie
gemak gong. Eer datte ze moei waeren
zaten ze al weer met mekaere te keu
velen op de zakken met zand en rol
den eel bedaerd een sigeretje. 't Gong
alles even kalmpies, opdat 't lientje
niet zou kommen te breken. Der kon
geen kip over de weg loape of 't ad der
andacht, En een kaerels dat ter bie
waeren, meest Brabanders, liet ik me
vertellen, die ieleke aevond met de
bus van Ziepe gehaeld wieren en nae
uus gongen. Der waeren der meer as
zat. En noe weet ik best dat grond
werk niet van de allerlichtste karwei
tjes bin en as 't werm weer is raek je
der gauw van in 't zweet. En ik ken
ook, best begriepen, dat ze zo tussen
de bedrieven deur is een sigeretje wil
len rollen. Wat dat anbelangt ken ik
best 't zunnetje in 't waeter zien schie-
nen. Mae zoas ik 't daer zag, meer as
een alf uur an mekander, leek 't mien
meer op 'n troep lui die op eskursie
waeren, en is bie 't werk kwammen
kieken, dan op werkvolk, dat zelf be
zig is om Brunisse van 'n nieuwe eva-
kuasie te redden. De stemming in t
durp vong ik dan ook beneje nul. Zoas
ik zee, de angst zit ter in, dat 't nog
weer mis ken lopen, as van 't naejaer
de boel niet vo mekaer is. Je mot die
toestand kennen begriepe om de on-
tevrejenheid te kennen vatten, die er
is over de slechte vortgang van t
werk, zoas ullie dat dan beschouwen.
Der was bie die werkzaamheden ook
nog een boer, die met z'n dochter is
kwam kieken. Ie was noe geëvakueerd
in De Bilt en kwam er is kieken oe t
stong met 't droogmaeken van de pol
der. Nie dat ie er direkt belang bie ad,
want zien boerderie is totaal verdws-
nen. Ie wees mien 't plekkie an waer-
dat ie gestaen ad, juust in een bocht
van de butendiek. Der was letterlik
niks meer van te zieë, nog geen booin-
pie of een brokkie muur. De vloedgolf
ad alles van de aerdbodem wegge-
vaegd. 't Enigste wat dat er nog stong
-..as een boerenwaegen.
De man uut Brunisse die bie me
stong, zee asdat die boer der ouwer
van geworden was. Noe dat ken ik be
griepen. Wanneer je levenswerk zo op
een nacht wordt stukgeslogen, dan is
ter meer as mensenkracht vo nodig om