Getuige zijn iinllll „l lilLJlb.1 lllllfflilllii, Vrijdag 26 Juni 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 öjiiicutid iïi Zuid-Aftlida door Ton. Lodewijk, Uitgave van J. H. Kok N.V. te Kampen. Dit boek bedoelt een historische ro man te zijn, een roman over de Trans vaalse oorlog. Wie in zijn jeugd „genoten" heeft van de boeken van Penning, en zich zelf nog nooit gecorrigeerd heeft in dat „genieten", zal dit boek waar schijnlijk teleurgesteld uit handen leg gen. Want Penning is hier zeer zeker niet aan het woord. Penning, die alleen maar met het schema wit-zwart werk te, bij wie alle Boeren engelen en alle Engelsen of „Rooineks" duivels waren, en die de kostelijkste Zuid- Afrikaanse verhalen kon opdissen, zonder ooit zelf een stap in Zuid-Afri- ka gezet te hebben, zou zeer zeker niet erg te spreken zijn geweest over dit boek van Tom Lodewijk. Eerlijk gezegd waren we dat zelf ook niet helemaal onder 1 et lezen van deze roman. Ik kan mij niet ontworste len aan de idee, dat, waar Penning te veel naar de Boeren-kant mank liep, Tom Lodewijk de neiging ver toont, te veel naar de Engelse kant door te zwikken. Het blijft toch maar een feit wat Göring in een bespreking de Engelse ambassadeur eens onder de fijne Engelse neus wreef, dat niet Hitier, maar Engeland de uitvinder van de beruchte concentratiekampen is en het ging daar binnen dat prik keldraad, waar de Zuid-Afrikaanse boerenvrouwen en kinderen waren op gesloten, heus niet zachtzinniger naar toe, dan in Buehenwald of Dachau. De mensen stierven er als ongedierte. En eveneens blijft het een feit, dat heel die Engelse actie in Zuid-Afrika door niets anders was geïpspireerd, dan door de honger naar goud en dia mant. De traditionele Engelse, macchia- vellistische real-politiek, heeft zich in de oorlog tegen Zuid-Afrika unverfroh- ren geopenbaard. Er is daar gruwelijk onrecht gepleegd, en bij alle gebrek, dat ook de Afrikaanse boer als zondig mens aankleefde, stond hij in zijn strijd tegen Albion toch in zijn vol komen zaaksgerechtigheid. M.i. wordt dit element te veel in deze roman ge mist. Het wordt wel genoemd, maar het beheerst de stof niet. En dat is in een historische roman, die bij alle fan tasie, toch dient te blijven borduren op het stramien der werkelijkheid, een fout. Overigens heeft de auteur zich zeer zeker geen gemakkelijke taak gesteld. Zijn boek speelt in de tijd, dat Zuid- Afrika de strijd tegen de Brit verloren heeft en de Boer d„s voor de keus staat, zich te onderwerpen of lijdelijk verzet te plegen en zo gauw de kans er is, weer in opstand tegen het Engel se bestuur te komen. Dit probleem heeft de Afrikaner diep in de ziel gegrepen. Waren ze in de oorlog volkomen eensgezind, nu gaan de meningen uiteen en komen ze in een felle strijd politiek tegen over elkander te staan. Een politieke strijd, die in 1914, wanneer Duitsland de oorlog tegen Engeland begint en dus ook de Duitse koloniën in Afrika in het geding komen, ontaardt in een opstand. De schrijver laat hier zijn hoofdfiguur de kant van Engeland kie zen. Maar die hoofdfiguur is, gezien in het kader van deze roman, de zwak ke plek, die litterair niet verantwoord is. Immers, wanneer ze nog vechten tegen de Engelsen en hij, achter zijn „kopje" het geweer in de aanslag heeft, en zijn Boeren-kameraden rond om zich heen ziet vallen, is hij al zó vol bewondering voor die Engelse mi litaire discipline, dat hij niet tot schie ten kan komen, maar de Engelse of ficieren hun gang laat gaan. Deze zwakkeling nu, moet het Zuid-Afri kaanse probleem, hierboven genoemd, belichamen. In hem moet het probleem ook opgelost worden. En dat maakt dit boek 'wel itermate zwak. Want hier door wordt aan het door de auteur zélf gestelde probleem geen recht meer gedaan. Dit had een sterk boek kun nen worden, wanneer de held van het verhaal een sterke persoonlijkheid ware geweest, die niet aanleunde te gen zijn Engels gezinde meisje, maar die als vrije Afrikaanse Boer eerst voor het recht gestreden had, ten bloe de toe, desnoods met opoffering van huis en haard, een man uit één stuk, en wanneer het de schrijver gelukt ware, deze kerel tot anti verzetsman in 1914 te doen uitgroeien, met con sequente handhaving van zijn karakter en visie op de Brit, dan zou dit boek geslaagd zijn. Nu is het te zwak en te onwaarschijnlijk geworden en over tuigt het niet. We geloven, dat de schrijver nauwgezet studie heeft ge maakt van de historische gegevens en als zodanig is dit werk te waarderen. We krijgen een aardige kijk op de toestanden in Zuid-Afrika zo na 1910 tot 1914. Wie iets te weten wil komen uit dit tijdperk van de Afrikaanse geschie denis, kunnen we dit werk wel aan bevelen. Vorige week liet het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid een waarschuwend geluid horen. Deze waarschuwing deed de ronde in de pers en ook in ons Zeeuwsch Dagblad heb ben we kunnen lezen, dat ouders en opvoeders werd gezegd, dat er gevaren dreigen als men jonge meisjes zonder behoorlijke voorbereiding zo maar naar het buitenland laat gaan als toeriste of, zoals tegenwoordig ook veel ge beurt, als huishoudelijke hulp, om zo doende de taal des lands beter mach tig te worden. Het zal wel erg gesteld zijn als het ministerie het nodig gaat oordelen om ouders en opvoeders aan het verstand te brengen dat er gevaren dreigen, 'n Gewoon mens met nuchter verstand en warmvoelend ouderhart, zou misschien verbaasd kunnen opkij ken bij zo'n „stormsein" dat geheven wordt, want, die denkt natuuurlijk: er zou bij mij heel wat water door de Schelde kunnen vloeien eer ik mijn kind zomaar op goed geluk het buiten land laat intrekken, rjog maar niet te spreken van het geval dat een meisje een tijdlang ergens in een gezin zou vertoeven, waarvan ik niet weet hoe het daar gesteld is. Maar tegenwoordig denk je wel eens: zou het getal van die nuchtere warmvoelende ouderhar ten niet erg verminderen. Nu is er kans, dat er veel verontwaardigde ge dachten worden uitgesmeten naar dat arme hoofd van mij. Zoiets als, „wat denk je wel, dat ik niet. Maar ja. de jeugd van tegenwoordig, die kun je immers niet meer aan een handje mee uit nemen. Bovendien het gaat finan- tieel ook al niet meer om gezamenlijk uit te gaan". Ja, over vacantie houden, vroeger en nu, zou al een boekdeel te schrijven zijn, doch voor boeken is geen ruimte in ons Weekend daarom alleen maar eens vertellen, wat ik daarvan zo maar eens hoorde. Misschien dat het helpen kan, om eens een keertje krachtig nee te zeggen, ook al wordt het pleidooi voor 'n buitenlands tripje nog zo over tuigend door de dochter gehouden. Onlangs zat ik in een gezelschap, waar een oude heer aan het woord was. Zo'n echt rustig levenswijs oud mens, mild en beheerst. Ook in dat kringetje was vacantie hét onderwerp van gesprek. Wie zou het zo'n oude heer kwalijk nemen, dat hij eerst een lofzang zong op die goede oude tijd, toen het gezin gezamenlijk met vacan tie ging. Toch was de meneer geen mens, die alleen maar in het verleden leefde. Hij wist terdege wat er in het moderne leven omging en wat hij ver telde van vacantie-gevolgen die hij van nabij had meegemaakt, deed de toehoorders en toehoorderessen ver schrikt naar elkander zien. „Is het zo erg?" was de vraag in elks oog. „Maar mijn kind is zo niet", zal me nige moeder en "ader gelukkig te recht kunnen zeggen. Dat kunnen we graag aannemen. Er is natuurlijk bij de jeugd een categorie, die graag ver uit de bekende buurt weg wil om vrij te zijn om nu eens dat te doen, wat in bekende omgeving niet mogelijk zou zijn zonder voor jaren geblameerd te zijn. Maar er zijn er ook, dié graag er op uit willen om eens wat anders te zien, wat meer ontwikkeling op te doen wat bedrevenheid in andere talen te krijgen. Dat kunnen we gerust geloven, maar het is niet altijd de vraag, wat zij zelf willen, maar wat kan hen weder varen door anderen. Zelf hoorde ik vo rig jaar een verhaal van een student, ook er een ver op uit getrokken met 'n medestudent. Nog al aardig ver uit de buurt, want zij kwamen in Rome te recht. Ik hoorde wel, dat zij terdege de gelegenheid benut hadden om hun kennis vooral op cultureel en historisch terrein uit te breiden. Maar toen kwam even de vraag hoe ze gereisd hadden. Gelift natuurlijk. Nu vind ik die lifterij een afschuwelijk armoedig gedoe, maar ja.... studenten kosten him ouders toch al kapitalen en als ze eenmaal af gestudeerd rijn, dan hebben ze zeker wel de jaren om aan een huwelijk te denken en dan komt er van reizen niet veel meer tegenwoordig, want in deze Ingezonden Mededeling (adv.) Opletten de boodschap Goed van vertrouwen als V is, let u soms niet op, of u Uw maïzena duryea - die u toch nadrukkelijk vraagt - ook werkelijk krijgt Ja, thuis, in het gebruik dan merkt u het verschil gauw genoeg. Want er bestaat geen beter bindmiddel voor groen ten, soepen en sausen dan de echte maïzena duryea. Niet zonder reden wereld vermaard. Vraag dus niet alleen maïzena duryea, maar zie toe dat u het ook krijgt. De naam duryea staat op ieder pak DOOR A. JAMOEL-HORJUS Het is nog stil op zaal 10 in het ziekenhuis. Alle zieken zijn weer in geslapen nadat ze om 5 uur door de zuster waren gewekt om zich te was sen. Allen waren zonder een woord te spreken overeind gaan zitten om dit dagelijks werk even te doen, daar na waren ze door de zuster gepolst en was de „temp." opgenomen en toen de zuster de wasboel had opgeruimd en was weggegaan, waren ze allen weer ingeslapen, behalve mevrouw Westra die vlak bij de deur ligt. Ze is nog maar kort hier voor on derzoek. Jarenlang is ze al hartpa tiënte, heeft het daardoor altijd erg benauwd zodat ze iedere nacht maar weinig slaapt en na het wassen om 5 uur nooit meer kan inslapen. Zo ook nu. Allen slapen nog maar zij is wakker en ligt in haar gedach ten om alle patiënten die bij haar op de zaal liggen een verhaal te fanta seren. Wonderlijk die verscheidenheid van karakter, dit openbaart zich zelfs al 's morgens bij het ontwaken en op een zaal waar zoveel zieken liggen is dit al zeer uiteenlopend. Mevrouw Westra kijkt op de klok, bijna 7 uur, nu zullen ze zo zoetjes aan wel wakker worden, denkt ze. Het eerst bespeurt ze tekenen van le ven in het bed recht tegenover haar, een oude dame, door allen hier „opoe" genoemd, doet haar ogen open, kijkt de zaal rond en ziet dat ze allen nog slapen, dan doet ze haar armen bo ven de dekens, vouwt haar handen en sluit haar ogen om God te danken voor alles haar deze nacht geschon ken. Even later opent ze haar ogen en als mevrouw Westra haar vriende lijk toeknikt ontvangt ze van opoe een hartelijke groet terug. Dan pakt ze stil haar bijbeltje uit haar kastje en gaat een hoofdstuk lezen. Daarna wordt opoe haar buurtje wakker en een paar bedden verder ook een mevrouw. Ook aan de kant van mevrouw Westra worden in meer dere bedden de dames wakker en be ginnen hier en daar elkaar goeden- morgen te wensen en te praten. Doch dan wordt aan de kant van opoe mevrouw Tulpstra in haar rust ge stoord, waardoor ze mopperend ont waakt. Doch opoe, klaar om van ad vies te dienen, zegt: „mijn eerst ge voel zü dankbaarheid, mevrouw Tulp stra, waarmee ik tot God geriake!" En mevrouw heeft opoe begrepen en staakt haar mopperen. Maar toch zou ze graag willen, dat de dames 's mor gens een beetje langer stil wilden zijn, zij wil niet gaarne door anderen in haar heerlijk morgenslaapje worden gestoord en wenst uit zichzelf wakker te worden, of de dames daar niet een beetje om kunnen denken. Maar opoe als oudste heeft altijd vlug haar antwoord klaar en zegt: „het zou met de orde en regel in het ziekenhuis gauw gedan zijn mevrouw, ris we U lieten slapen tot U zelf wak ker werd en het zou wel kunnen zijn dat dit pas om 11 oï 12 uur het geval was. Neen, als het tegen 7 uur loopt wordt het tijd, dat we allen present zijn, als we thuis zijn kunnen we sla pen zolang we willen, maar hier heb ben we ons allen te onderwerpen aan de regels van het huis". Een andere dame, even verder, vindt het maar vreselijk in een zieken huis te moeten zijn, vooral 's nachts, want dan heeft ze zelf reuze slaap maar kan niet slapen door haar buur dame die bij het raam ligt daar deze altijd zo met haar tanden ligt te knarsen. Doch deze dame is rich van niets bewust en kan daarom ook niet beloven dit nooit weer te zullen doen. Ook aan de kant van mevrouw Westra zijn dames die het allen lang niet naar de zin is dat ze hier moeten zijn en allen hun aanmerkingen op elkaar nu maar vrijuit zeggen, allen hebben ze op hun manier een slechte nacht gehad maar het eigenaardige is, dat mevrouw Westra, die altijd halve nachten van benauwdheid klaar wak ker zit, van al die wakende dames niets heeft gemerkt, het was heel rus tig op de zaal geweest, behalve de twee die traditioneel slecht slapen en dat zijn mej. van Bergum en mevrouw Westra, maar deze werkelijk erge zieken zijn 's morgens niet uit hun humeur maar kunnen, evenals opoe, de Here danken voor de verkwikken de uurtjes slaap die ze nog hadden mogen genieten. Opoe is intussen gaan zitten, heeft een trommeltje uit haar kastje ge haald en rit nu onder het aanhoren van al "die critiek om haar heen rustig alle korstjes van haar boterham, die ze er de vorige dag had ingedaan aan kleine stukjes te maken en doet ze dan weer even in baar trommeltje, daarna komt ze vlug onder de dekens vandaan en stapt uit bed met haar korte witte nachthemd waaronderuit een dikke witte ouderwetse broek met banden aan de pijpen, welke los langs haar dunne benen bengelen en stapt snel op haar blote voeten over de granieten vloer naar het andere eind van de zaal waar het raam open is en de vogels op hun dagelijkse weldoen ster zitten te wachten. Even staat ze er in haar nachtgewaad voor het raam van te genieten en loopt dan weer terug en maakt dat ze onder de de- Vrijdag 26 Juni 1953 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 tijd zijn het de jonge intellectuelen, die voor het merendeel zeer sober begin nen moeten. Dus, dat een student lif tend er op uit trekt nu jaDie twee studs hadden geluk. Ze troffen een Amerikaan, die er in zijn eentje op uit trok. Het was een oorlogsinva lide, met een aardig staatspensioentje, dat hij vooral in het Zuiden van Euro pa plezierig wist te verteren. De kerel had toch geen bepaald doel, vond het wel leuk twee van die studenten een eind mee te nemen. Eigenlijk konden die studs, zolang ze maar in de buurt van de Middellandse zee bleven, zeg gen waarheen ze wilden. Ze hebben er van geprofiteerd. Maar aan het slot van het relaas zei een der studs; „Na tuurlijk was het een bof, dat we die kerel troffen, maar toen wij weer Noordwaarts moesten en hij in het Zuiden bleef, vonden we het eigenlijk toch maar goed, dat we nu van hem af waren, want we hoorden niet anders dan de smerige verhalen over meisjes en vrouwen. Soms werden we er mis selijk van". De verteller, die misschien zelf niet besefte, wat hij eigenlijk ver telde, keek me zo open en oprecht aan, dat ik een zucht van verlichting slaak te bij de gedachte, dat het die vunzige Het leven van een schooljuffrouw is vol bittere ernst. Gelooft ge dat niet en zegt, wel eens zoiets gehoord te hebben van mijn leren is spelen Alles goed en wel, maar dat geldt voor het grut, maar niet voor haar of hem, die vóór de banken staat. Waar die ernst in zit? Wel in het feit, dat wij elke dag worden voortgedre ven, want vergeet niet, dat aan het eind van elk leerjaar het gebiedende eis is, dat we zoveel boekjes hebben doorgelezen, dat de scribentjes wat leesbaars kunnen voorleggen als ze met kromme vingertjes (mag niet) vol ijver over hun schriftjes gebogen hebben gezeten. Verder moeten ze kunnen goochelen met sommetjes en nog veel meer. Nu, als je de jeugd, dus Neerlands toekomst, niet tekort wilt doen en ookals je je zelf respect niet wilt verliezen, dan zorg je, dat je aan al die eisen voldaan hebt als de bel, de laatste dag van 'n schooljaar uitluidt. Maar om al die drukkende ernst te ontkomen zoeken we maar zoveel mogelijk de gezellig heid aan te kweken. Daar ben ik nu eenmaal verzot op. En onze klassikale gezelligheid wordt niet weinig ver hoogd door onze gezamenlijke spaar derden en verzamelingen en ruilingen. We verzamelen met elkaar postzegels, zilverpapier, de stoppen, of hoe noem je die dingen van melk en yoghurt- flessen. Dat doen we voor allemaal goede doelen. Verder ruilen we alle mogelijke( en ook onmogelijke) plaat kerel niet gelukt was deze jonge, gave boy te bezoedelen met zijn verhalen. Maar het had ook anders kunnen zijn. En dit geldt nog maar een „toevallige" ontmoeting zo bij de weg. Doch voor meisjes, vooral voor hen, die in een betrekking willen gaan bestaan er ge varen, die zeer actueel dreigen te wor den, omdat zij naar adressen kunnen worden gelokt, waar zij ten onder gaan* Ook zij, die met de beste bedoelingen van hier vertrekken. Natuurlijk is een buitenlands tripje fijn en begerens- waard, maar als het niet kan onder vertrouwde leiding en naar een ver trouwd adres, hoe ouderwets het ook klinken moge, dan moet men maar wachten tot men wat ouder en levens wijs is. Men bedenke, dat als het mini sterie gaat waarschuwen, dan is er wel een dringende noodzaak. In het bericht van vorige week wor den ook vertrouwde adressen genoemd, waarheen men zich kan wenden, indien er toch wensen of kansen zijn, die de buitenlandse kant uitwijzen. Mocht men dit bericht kwijtgeraakt zijn en men denkt zo'n adres nodig te heb ben, dan kan men het bij mij wel even vragen. Ik heb het lijstje wel bewaard. jes van beschuiten, koeken en wat dies meer zij, dit echter ten eigen bate. Hiervoor moet ik, om mee te kunnen doen mijn hospita in het ge vlij komen. Nou die goeie dikke tante gebruikt daarvoor speciaal het merk beschuit, enz. van de meest gevraagde plaatjes. Helaas groeit mijn eigen verzameling niet zo hard, want er zijn altijd pechvogels, die ik vooruit moet helpen. Vergeet niet, dat deze ver- zamelarij voordelen biedt. Want be laden met een paar postzegels kun je met een air van wie doet me wat zomaar het lokaal binnen stappen, zonder dat de bel gegaan is, of zonder dat een stortbui een iegelijk en ieder een naar binnen drijft. Postzegels voor sanatorium-hulp worden zonder veel explicatie over gereikt, maar met zilverpapier is het anders gesteld. Een propje zilverpa pier brengt zijn eigen verhaal mee, want daarvan kan worden verteld, dat het van een stukje sukkela was, dat je zomaar van een tante of een opoe gekregen hebt. Via dat zilverpa pier blijf ik ongemerkt op de hoogte van het wel en wee van ons dorp, want ik weet secuur, waar er visite was, of iets dergelijks. Maar ik weet ook, dat vader een keertje zo kwaad was, omdat Riekje nou net die boter haalde met zulverpapier derom, en moeder had gezeid, dat Licht te begrijpen, dat waar zo onze gemeen schappelijke interessen liggen, ik niet in het minst verbaasd ben als Hans Mijn beste nichtjes en neefjes, Heel wat van onze nichtjes en ne ven gaan in deze weken een fijn schoolreisje maken. Nu ik hoop, dat ze verre reizen mogen maken en dat ik het verhaal hierover te lezen krijg. Zelf ga ik ook altijd graag op verre tochten en vanzelf wil je dan ook wel eens horen hoe anderen het gehad hebben, die er ook op uit trok ken. Maar er zijn er ook in onze grote familie, die zitten te ploeteren voor een examen. Nu daar heb ik medelij den mee, want het valt niet mee, als de zon zo lekker schijnt en het is bui ten alles zo mooi en je ziet daar van je vrienden of vriendinnetjes eens kostelijk ravotten en je moet zelf dan maar je neus in de boeken stoppen. Het is van mij al een poosje geleden, dat ik dit meemaakte, maar ik weet er nog alles van. Maarals het examen voorbij is en alles is goed ge gaan, dan heeft er haast niemand zo'n fijne tijd als die gelukkigen, die nu met een heel gerust geweten alle boe ken eens voor een poosje in de kast stoppen. Deze keer zal ik voor een paar nicht jes, die een randje voor borduurwerk gevraagd hebben eens een patroontje stormenderhand het plein op komt, linea recta naar mij toe, met reeds half op het plein de roep: „Juffrouw, heb uwes oude kranten om te verko- pe?" Direct denk ik, weer een goed doel natuurlijk. Daarom zeg ik spijtig: „Geen eentje Hans", want ik weet maar al te goed, dat mijn hospita mij elk snippertje krant altijd subiet af handig maakt voor allerlei huishoude lijke doeleinden. Ik moet zelfs ons dierbaar Weekend met moed verde digen, anders raakte ik ook dat kwijt. Om mijn onplezierig antwoord wat goed te maken bij Hans, vraag ik maar belangstellend: „Waarvoor wou je dat hebben Hansje?" stellig ver wachtend, dat hij een nobel doel voor ons zal ontvouwen. Er zijn immers altijd wonderen te verrichten met de opbrengst van oude kranten. Jubelend vertrouwt Hans mij, en verder alle toehoorders op het plein toe: „Voor me nieuwe step!" Niemand hoort de plof, waarmee ik op de nuchtere be gane grond terecht kom. Daardoor dus wordt onze Hans niet gestoord „en z'n step kost wel 'onderd gulden". Hans ziet op geen paar stuivers. En hij is klaarblijkelijk een onverstoorbare op- in ons hoekje zetten. Ja, de neven ko men dan een beetje te kort. Niets aan te doen, want ik kan hen immers niet de raad geven om ook maar eens te gaan handwerken. Nu als ik hen eens helpen kan ergens mee, moeten zij het ook maar vragen. Voorlopig krijgen dus eerst de nichten een .beurtje. Ver der allemaal gegroet van jullie Tante Truus. Nachtegaal te Heinkenszand. Daar heb ik net voor ik ging schrijven in het Zeeuwsch Dagblad gelezen, dar er zo'n grote brand was in jullie dorp. Was het bij jou in de buurt? Brand is altijd zo erg hè. Jullie schoolreis was prachtig. Ik ga ook altijd graag een poosje in dat Dierenpark kijken. Het is er zo mooi. Waren jullie erg moe 's avonds? Het was wel een lange dag. Hoe is het met de arm van je zus? Wat hadden jullie een gezellig burge- meestersfeest. Robbedoes te Seherpe- nisse. Nu schrijf ik wel, te Scherpenis- se, maar ik zie aan de mooie kaart wel, dat je een heel eind uit de buurt bent. Wat is het daar mooi! Ik ben er ook al heel wat keertjes geweest maar daar krijg je nooit genoeg van. Ik vind het leuk, dat je mij in die prach tige streek niet vergeten bent, maar timist, want hij zegt even blijmoedig, dat hij al één gulden acht en veertig centen in zijn spaarpot heeft. Volgens hem ontbreekt er nog maar 'n schijntje aan de gevraagde som. En wat zou dat nog. Er zijn zulke goede perspec tieven. Zijn tante beloofde grandioos, dat hij alle kranten kreeg om te ver kopen. Van een buurvrouw krijgt hij elke stop van de melkflessen. En nu was zijn hoop ook op mij gevestigd. Toch, ik moet het eerlijk zeggen, toont hij geen wrok, nu is hem ontval in zijn actie voor een gloednieuwe step. Dat komt misschien, doordat hij meer pijlen op zijn boog heeft, want nu hij weet, dat ik hem niet helpen kan, schiet hij met een vaartje op een col lega af, die juist arriveert. Ik laat het maar helemaal aan mijn mannelijke collega over, om deze vraag naar eer en geweten te beantwoorden. Dat kan ik gemakkeijk doen, want Ineke duwt me een propje zilverpapier in de hand, me toevertrouwend, dat het „van een pakkie sigrette is van onze Teun". Hiermee kunnen tenminste onze goede daden weer doorgaan, De bel luidt, dus moeten we naar binnen en begint de ernst des levens weer. kens ligt als de zuster komt. De da mes hebben zich onderwijl, nu ze weer een poosje wakker zijn, met hun ver blijf hier in het ziekenhuis verzoend nadat mevrouw Westra gezegd had, dat we hier tenslotte allen liever niet zouden zijn, maar dat het toch wel erg ondankbaar is voor de doktoren en zusters als we er zoveel op aan te merken hebben, laten we liever dank baar zijn, dat, als we ernstig ziek zijn of een operatie moeten ondergaan er gelegenheid voor is om opgenomen te worden in een ziekenhuis waar we door rust en goede voeding en ver pleging onder Gods zegen de verloren krachten vaak weer mogen herwin nen. Het ontbijt wordt door de zuster binnen gebracht en in stilte door de dames genuttigd. Daarna mogen zij, die tamelijk goed zijn, opstaan en naar de tuin, alleen de twee ergste blijven op de zaal ach ter en dat rijn mevrouw Westra, hart patiënte en mej. van Bergum, die bij het raam ligt, een zeer ernstige kan kerpatiënte, haar ene been is al ge amputeerd tot aan haar lichaam en ook het andere been zal spoedig het zelfde moeten ondergaan. Mevrouw Westra weet dat ze ont zettende pijn moet lijden maar nooit komt er één klacht over haar lippen en nu ze hier samen achter bleven wil ze met deze patiënte eens van hart tot hart spreken, ze wacht alleen op de gelegenheid daartoe. Het werk van de zusters op de zaal is klaar zodat deze twee nu Overblij ven. „Zo", zegt mevrouw Westra, „nu zullen wij elkaar gezelschap houden. Wat is opoe een lief vrouwtje en wat kan ze rake dingen zeggen als de dames zo mopperend wakker worden. Het is ook een echt gelovige vrouw, want gisteren heeft ze een hele poos bij mij staan praten en ik merkte wel, dat haar leven een leven met God is geweest. Ze treffen prachtig weer om in de tuin te zijn en straks laat opoe U weer meegenieten als ze U vertelt hoe alles in de tuin groeit en welke bomen er weer bloeien, ze brengt dan als het ware de tuin bij uw bed. U bent hier zeker ook al lang, dat U alles in de tuin zo goed kent en weet waar alles staat?" En dan heeft mevrouw Westra de juiste snaar getroffen en de stille, flinke mej. van Bergum met haar ont zettend levenskruis heeft behoefte haar overvol hart voor deze patiënte uit te storten, zij, die altijd in stilte alleen haar levensstrijd strijdt. „Ja mevrouw", zegt ze, „ik ben al jaren hier en opoe ook en daarom weet ze dat ik de tuin door en door ken. Vroeger mocht ik met mooi weer ook naar buiten, dat was, toen ik nog lopen kon, maar het ging al moeilij ker tot mijn been geamputeerd moest worden en ik niet meer lopen kon en nu gaat het naar een tweede ampu tatie, spoedig zal ik ook mijn andere been moeten missen en daar ik geen familie heb zal ik hier altijd moeten blijven nu ik zo hulpbehoevend ben geworden. En omdat opoe weet, dat ik niet meer naar de tuin kan, komt ze mij steeds alles vertellen. Weet U wat ik zo fijn vind van opoe? Dat ze ook aan de bedden over het geloof spreekt, ze zou allen wel tot God willen brengen en is daarom op haar ouden dag nog een zegen voor velen en leeft daardoor nog tot Gods eer en dan denk ik wel eens als ik mijzelf daarbij vergelijk; wat kom ik daarbij tekort, is mijn leven nu tot Gods eer? O mevrouw, dit is mijn da gelijks verdriet Mevrouw Westra merkt dat deze vrouw, die voor haar een geloofs-hel- din was geworden, een stil groot ver driet heeft. Ze denkt even na en zegt: „Maar U moet zich niet met opoe ver gelijken, opoe is gezond en kan daar om van alles genieten, ze slaapt heer lijk iedere nacht, heeft nooit ergens pijn en is hier alleen ingekocht als het ware omdat ze verzorging be hoeft, ze heeft geen moeilijkheden, is maar heel weinig ziek geweest in haar leven en nu kan ze voor afleiding eens met de zieken praten en omdat ze de Heere liefheeft zou ze iedereen wel van Hem willen vertellen en het liefst ook tot Hem brengen en daarom is haar getuigen tot1 Gods eer. Maar nu Uw leven; het is een aaneenschake ling van ziekte en leed geweest en nu ligt U hier al jaren en mist reeds lang één been en hebt dag en nacht vre selijke pijnen en het vooruitzicht bin nenkort zoals U zegt Uw tweede been te moeten missen en onder het dra gen van zulk een schier ondragelijk kruis komt nooit één klacht over Uw lippen, vertel mjj eens: hoe is het mo gelijk zonder sterke geloofskracht, zwijgend zulk een zwaar kruis te dragen? Wat is gemakkelijker, met een gezond lichaam een sprékende getuige voor God te zijn, of met een lichaam als het uwe onder de smar telijke pijnen, een stille getuige te zijn? Is zulk leven niet tot Gods eer? Neen, dat ziet U verkeerd". Na een poosje zwijgen zegt mej. van Bergum ontroerd: „O, mevrouw, wat ben ik daar dankbaar voor nu U dit zo ziet, Wat ben ik blij, dat we eens samen hebben kunnen spreken, want dit was eigenlijk mijn grootste strijd". Als ze beiden nog even stil liggen na te denken, komen opoe en ver schillende zieken terug. Het ïoopt te gen 12 uur en het is dus tijd voor eten en rusten. Opoe gaat naar het bed van mej. van Bergum om haar van de tuin te laten genieten. Er is een stille, blijde lach in de og-n van deze zwaar bezochte. Het schijnt, dat hier een moeilijke strijd is uitgestreden.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 7