Getuige zijn
iinllll „l lilLJlb.1 lllllfflilllii,
Vrijdag 26 Juni 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
öjiiicutid iïi Zuid-Aftlida
door Ton. Lodewijk, Uitgave van
J. H. Kok N.V. te Kampen.
Dit boek bedoelt een historische ro
man te zijn, een roman over de Trans
vaalse oorlog.
Wie in zijn jeugd „genoten" heeft
van de boeken van Penning, en zich
zelf nog nooit gecorrigeerd heeft in
dat „genieten", zal dit boek waar
schijnlijk teleurgesteld uit handen leg
gen.
Want Penning is hier zeer zeker niet
aan het woord. Penning, die alleen
maar met het schema wit-zwart werk
te, bij wie alle Boeren engelen en
alle Engelsen of „Rooineks" duivels
waren, en die de kostelijkste Zuid-
Afrikaanse verhalen kon opdissen,
zonder ooit zelf een stap in Zuid-Afri-
ka gezet te hebben, zou zeer zeker
niet erg te spreken zijn geweest over
dit boek van Tom Lodewijk.
Eerlijk gezegd waren we dat zelf
ook niet helemaal onder 1 et lezen van
deze roman. Ik kan mij niet ontworste
len aan de idee, dat, waar Penning
te veel naar de Boeren-kant mank
liep, Tom Lodewijk de neiging ver
toont, te veel naar de Engelse kant
door te zwikken. Het blijft toch maar
een feit wat Göring in een bespreking
de Engelse ambassadeur eens onder
de fijne Engelse neus wreef, dat niet
Hitier, maar Engeland de uitvinder
van de beruchte concentratiekampen
is en het ging daar binnen dat prik
keldraad, waar de Zuid-Afrikaanse
boerenvrouwen en kinderen waren op
gesloten, heus niet zachtzinniger naar
toe, dan in Buehenwald of Dachau.
De mensen stierven er als ongedierte.
En eveneens blijft het een feit, dat
heel die Engelse actie in Zuid-Afrika
door niets anders was geïpspireerd,
dan door de honger naar goud en dia
mant. De traditionele Engelse, macchia-
vellistische real-politiek, heeft zich in
de oorlog tegen Zuid-Afrika unverfroh-
ren geopenbaard. Er is daar gruwelijk
onrecht gepleegd, en bij alle gebrek,
dat ook de Afrikaanse boer als zondig
mens aankleefde, stond hij in zijn
strijd tegen Albion toch in zijn vol
komen zaaksgerechtigheid. M.i. wordt
dit element te veel in deze roman ge
mist. Het wordt wel genoemd, maar
het beheerst de stof niet. En dat is in
een historische roman, die bij alle fan
tasie, toch dient te blijven borduren
op het stramien der werkelijkheid, een
fout.
Overigens heeft de auteur zich zeer
zeker geen gemakkelijke taak gesteld.
Zijn boek speelt in de tijd, dat Zuid-
Afrika de strijd tegen de Brit verloren
heeft en de Boer d„s voor de keus
staat, zich te onderwerpen of lijdelijk
verzet te plegen en zo gauw de kans
er is, weer in opstand tegen het Engel
se bestuur te komen.
Dit probleem heeft de Afrikaner
diep in de ziel gegrepen. Waren ze in
de oorlog volkomen eensgezind, nu
gaan de meningen uiteen en komen
ze in een felle strijd politiek tegen
over elkander te staan. Een politieke
strijd, die in 1914, wanneer Duitsland
de oorlog tegen Engeland begint en
dus ook de Duitse koloniën in Afrika
in het geding komen, ontaardt in een
opstand. De schrijver laat hier zijn
hoofdfiguur de kant van Engeland kie
zen. Maar die hoofdfiguur is, gezien
in het kader van deze roman, de zwak
ke plek, die litterair niet verantwoord
is. Immers, wanneer ze nog vechten
tegen de Engelsen en hij, achter zijn
„kopje" het geweer in de aanslag
heeft, en zijn Boeren-kameraden rond
om zich heen ziet vallen, is hij al zó
vol bewondering voor die Engelse mi
litaire discipline, dat hij niet tot schie
ten kan komen, maar de Engelse of
ficieren hun gang laat gaan. Deze
zwakkeling nu, moet het Zuid-Afri
kaanse probleem, hierboven genoemd,
belichamen. In hem moet het probleem
ook opgelost worden. En dat maakt dit
boek 'wel itermate zwak. Want hier
door wordt aan het door de auteur
zélf gestelde probleem geen recht meer
gedaan. Dit had een sterk boek kun
nen worden, wanneer de held van het
verhaal een sterke persoonlijkheid
ware geweest, die niet aanleunde te
gen zijn Engels gezinde meisje, maar
die als vrije Afrikaanse Boer eerst
voor het recht gestreden had, ten bloe
de toe, desnoods met opoffering van
huis en haard, een man uit één stuk,
en wanneer het de schrijver gelukt
ware, deze kerel tot anti verzetsman
in 1914 te doen uitgroeien, met con
sequente handhaving van zijn karakter
en visie op de Brit, dan zou dit boek
geslaagd zijn. Nu is het te zwak en te
onwaarschijnlijk geworden en over
tuigt het niet. We geloven, dat de
schrijver nauwgezet studie heeft ge
maakt van de historische gegevens en
als zodanig is dit werk te waarderen.
We krijgen een aardige kijk op de
toestanden in Zuid-Afrika zo na 1910
tot 1914.
Wie iets te weten wil komen uit dit
tijdperk van de Afrikaanse geschie
denis, kunnen we dit werk wel aan
bevelen.
Vorige week liet het ministerie van
Sociale Zaken en Volksgezondheid een
waarschuwend geluid horen. Deze
waarschuwing deed de ronde in de pers
en ook in ons Zeeuwsch Dagblad heb
ben we kunnen lezen, dat ouders en
opvoeders werd gezegd, dat er gevaren
dreigen als men jonge meisjes zonder
behoorlijke voorbereiding zo maar naar
het buitenland laat gaan als toeriste
of, zoals tegenwoordig ook veel ge
beurt, als huishoudelijke hulp, om zo
doende de taal des lands beter mach
tig te worden. Het zal wel erg gesteld
zijn als het ministerie het nodig gaat
oordelen om ouders en opvoeders aan
het verstand te brengen dat er gevaren
dreigen, 'n Gewoon mens met nuchter
verstand en warmvoelend ouderhart,
zou misschien verbaasd kunnen opkij
ken bij zo'n „stormsein" dat geheven
wordt, want, die denkt natuuurlijk: er
zou bij mij heel wat water door de
Schelde kunnen vloeien eer ik mijn
kind zomaar op goed geluk het buiten
land laat intrekken, rjog maar niet te
spreken van het geval dat een meisje
een tijdlang ergens in een gezin zou
vertoeven, waarvan ik niet weet hoe
het daar gesteld is. Maar tegenwoordig
denk je wel eens: zou het getal van
die nuchtere warmvoelende ouderhar
ten niet erg verminderen. Nu is er
kans, dat er veel verontwaardigde ge
dachten worden uitgesmeten naar dat
arme hoofd van mij. Zoiets als, „wat
denk je wel, dat ik niet. Maar ja.
de jeugd van tegenwoordig, die kun je
immers niet meer aan een handje mee
uit nemen. Bovendien het gaat finan-
tieel ook al niet meer om gezamenlijk
uit te gaan".
Ja, over vacantie houden, vroeger en
nu, zou al een boekdeel te schrijven
zijn, doch voor boeken is geen ruimte
in ons Weekend daarom alleen maar
eens vertellen, wat ik daarvan zo maar
eens hoorde. Misschien dat het helpen
kan, om eens een keertje krachtig nee
te zeggen, ook al wordt het pleidooi
voor 'n buitenlands tripje nog zo over
tuigend door de dochter gehouden.
Onlangs zat ik in een gezelschap,
waar een oude heer aan het woord
was. Zo'n echt rustig levenswijs oud
mens, mild en beheerst. Ook in dat
kringetje was vacantie hét onderwerp
van gesprek. Wie zou het zo'n oude
heer kwalijk nemen, dat hij eerst een
lofzang zong op die goede oude tijd,
toen het gezin gezamenlijk met vacan
tie ging. Toch was de meneer geen
mens, die alleen maar in het verleden
leefde. Hij wist terdege wat er in het
moderne leven omging en wat hij ver
telde van vacantie-gevolgen die hij
van nabij had meegemaakt, deed de
toehoorders en toehoorderessen ver
schrikt naar elkander zien. „Is het zo
erg?" was de vraag in elks oog.
„Maar mijn kind is zo niet", zal me
nige moeder en "ader gelukkig te
recht kunnen zeggen. Dat kunnen we
graag aannemen. Er is natuurlijk bij
de jeugd een categorie, die graag ver
uit de bekende buurt weg wil om vrij
te zijn om nu eens dat te doen, wat in
bekende omgeving niet mogelijk zou
zijn zonder voor jaren geblameerd te
zijn. Maar er zijn er ook, dié graag er
op uit willen om eens wat anders te
zien, wat meer ontwikkeling op te doen
wat bedrevenheid in andere talen te
krijgen. Dat kunnen we gerust geloven,
maar het is niet altijd de vraag, wat zij
zelf willen, maar wat kan hen weder
varen door anderen. Zelf hoorde ik vo
rig jaar een verhaal van een student,
ook er een ver op uit getrokken met 'n
medestudent. Nog al aardig ver uit de
buurt, want zij kwamen in Rome te
recht. Ik hoorde wel, dat zij terdege
de gelegenheid benut hadden om hun
kennis vooral op cultureel en historisch
terrein uit te breiden. Maar toen kwam
even de vraag hoe ze gereisd hadden.
Gelift natuurlijk. Nu vind ik die lifterij
een afschuwelijk armoedig gedoe, maar
ja.... studenten kosten him ouders
toch al kapitalen en als ze eenmaal af
gestudeerd rijn, dan hebben ze zeker
wel de jaren om aan een huwelijk te
denken en dan komt er van reizen niet
veel meer tegenwoordig, want in deze
Ingezonden Mededeling (adv.)
Opletten de boodschap
Goed van vertrouwen als V
is, let u soms niet op, of u
Uw maïzena duryea
- die u toch nadrukkelijk
vraagt - ook werkelijk krijgt
Ja, thuis, in het gebruik dan
merkt u het verschil gauw
genoeg. Want er bestaat geen
beter bindmiddel voor groen
ten, soepen en sausen dan de
echte maïzena duryea.
Niet zonder reden wereld
vermaard. Vraag dus niet
alleen maïzena duryea,
maar zie toe dat u het ook
krijgt. De naam duryea
staat op ieder pak
DOOR A. JAMOEL-HORJUS
Het is nog stil op zaal 10 in het
ziekenhuis. Alle zieken zijn weer in
geslapen nadat ze om 5 uur door de
zuster waren gewekt om zich te was
sen. Allen waren zonder een woord
te spreken overeind gaan zitten om
dit dagelijks werk even te doen, daar
na waren ze door de zuster gepolst en
was de „temp." opgenomen en toen de
zuster de wasboel had opgeruimd en
was weggegaan, waren ze allen weer
ingeslapen, behalve mevrouw Westra
die vlak bij de deur ligt.
Ze is nog maar kort hier voor on
derzoek. Jarenlang is ze al hartpa
tiënte, heeft het daardoor altijd erg
benauwd zodat ze iedere nacht maar
weinig slaapt en na het wassen om 5
uur nooit meer kan inslapen.
Zo ook nu. Allen slapen nog maar
zij is wakker en ligt in haar gedach
ten om alle patiënten die bij haar op
de zaal liggen een verhaal te fanta
seren. Wonderlijk die verscheidenheid
van karakter, dit openbaart zich zelfs
al 's morgens bij het ontwaken en op
een zaal waar zoveel zieken liggen is
dit al zeer uiteenlopend.
Mevrouw Westra kijkt op de klok,
bijna 7 uur, nu zullen ze zo zoetjes
aan wel wakker worden, denkt ze.
Het eerst bespeurt ze tekenen van le
ven in het bed recht tegenover haar,
een oude dame, door allen hier „opoe"
genoemd, doet haar ogen open, kijkt
de zaal rond en ziet dat ze allen nog
slapen, dan doet ze haar armen bo
ven de dekens, vouwt haar handen
en sluit haar ogen om God te danken
voor alles haar deze nacht geschon
ken. Even later opent ze haar ogen
en als mevrouw Westra haar vriende
lijk toeknikt ontvangt ze van opoe
een hartelijke groet terug. Dan pakt
ze stil haar bijbeltje uit haar kastje
en gaat een hoofdstuk lezen.
Daarna wordt opoe haar buurtje
wakker en een paar bedden verder
ook een mevrouw. Ook aan de kant
van mevrouw Westra worden in meer
dere bedden de dames wakker en be
ginnen hier en daar elkaar goeden-
morgen te wensen en te praten. Doch
dan wordt aan de kant van opoe
mevrouw Tulpstra in haar rust ge
stoord, waardoor ze mopperend ont
waakt. Doch opoe, klaar om van ad
vies te dienen, zegt: „mijn eerst ge
voel zü dankbaarheid, mevrouw Tulp
stra, waarmee ik tot God geriake!"
En mevrouw heeft opoe begrepen en
staakt haar mopperen. Maar toch zou
ze graag willen, dat de dames 's mor
gens een beetje langer stil wilden zijn,
zij wil niet gaarne door anderen in
haar heerlijk morgenslaapje worden
gestoord en wenst uit zichzelf wakker
te worden, of de dames daar niet een
beetje om kunnen denken.
Maar opoe als oudste heeft altijd
vlug haar antwoord klaar en zegt:
„het zou met de orde en regel in het
ziekenhuis gauw gedan zijn mevrouw,
ris we U lieten slapen tot U zelf wak
ker werd en het zou wel kunnen zijn
dat dit pas om 11 oï 12 uur het geval
was. Neen, als het tegen 7 uur loopt
wordt het tijd, dat we allen present
zijn, als we thuis zijn kunnen we sla
pen zolang we willen, maar hier heb
ben we ons allen te onderwerpen aan
de regels van het huis".
Een andere dame, even verder,
vindt het maar vreselijk in een zieken
huis te moeten zijn, vooral 's nachts,
want dan heeft ze zelf reuze slaap
maar kan niet slapen door haar buur
dame die bij het raam ligt daar deze
altijd zo met haar tanden ligt te
knarsen. Doch deze dame is rich van
niets bewust en kan daarom ook niet
beloven dit nooit weer te zullen doen.
Ook aan de kant van mevrouw
Westra zijn dames die het allen lang
niet naar de zin is dat ze hier moeten
zijn en allen hun aanmerkingen op
elkaar nu maar vrijuit zeggen, allen
hebben ze op hun manier een slechte
nacht gehad maar het eigenaardige is,
dat mevrouw Westra, die altijd halve
nachten van benauwdheid klaar wak
ker zit, van al die wakende dames
niets heeft gemerkt, het was heel rus
tig op de zaal geweest, behalve de
twee die traditioneel slecht slapen en
dat zijn mej. van Bergum en mevrouw
Westra, maar deze werkelijk erge
zieken zijn 's morgens niet uit hun
humeur maar kunnen, evenals opoe,
de Here danken voor de verkwikken
de uurtjes slaap die ze nog hadden
mogen genieten.
Opoe is intussen gaan zitten, heeft
een trommeltje uit haar kastje ge
haald en rit nu onder het aanhoren
van al "die critiek om haar heen rustig
alle korstjes van haar boterham, die
ze er de vorige dag had ingedaan aan
kleine stukjes te maken en doet ze
dan weer even in baar trommeltje,
daarna komt ze vlug onder de dekens
vandaan en stapt uit bed met haar
korte witte nachthemd waaronderuit
een dikke witte ouderwetse broek met
banden aan de pijpen, welke los langs
haar dunne benen bengelen en stapt
snel op haar blote voeten over de
granieten vloer naar het andere eind
van de zaal waar het raam open is en
de vogels op hun dagelijkse weldoen
ster zitten te wachten. Even staat ze
er in haar nachtgewaad voor het raam
van te genieten en loopt dan weer
terug en maakt dat ze onder de de-
Vrijdag 26 Juni 1953
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
tijd zijn het de jonge intellectuelen, die
voor het merendeel zeer sober begin
nen moeten. Dus, dat een student lif
tend er op uit trekt nu jaDie
twee studs hadden geluk. Ze troffen
een Amerikaan, die er in zijn eentje
op uit trok. Het was een oorlogsinva
lide, met een aardig staatspensioentje,
dat hij vooral in het Zuiden van Euro
pa plezierig wist te verteren. De kerel
had toch geen bepaald doel, vond het
wel leuk twee van die studenten een
eind mee te nemen. Eigenlijk konden
die studs, zolang ze maar in de buurt
van de Middellandse zee bleven, zeg
gen waarheen ze wilden. Ze hebben er
van geprofiteerd. Maar aan het slot
van het relaas zei een der studs; „Na
tuurlijk was het een bof, dat we die
kerel troffen, maar toen wij weer
Noordwaarts moesten en hij in het
Zuiden bleef, vonden we het eigenlijk
toch maar goed, dat we nu van hem af
waren, want we hoorden niet anders
dan de smerige verhalen over meisjes
en vrouwen. Soms werden we er mis
selijk van". De verteller, die misschien
zelf niet besefte, wat hij eigenlijk ver
telde, keek me zo open en oprecht aan,
dat ik een zucht van verlichting slaak
te bij de gedachte, dat het die vunzige
Het leven van een schooljuffrouw
is vol bittere ernst. Gelooft ge dat
niet en zegt, wel eens zoiets gehoord
te hebben van mijn leren is spelen
Alles goed en wel, maar dat geldt
voor het grut, maar niet voor haar
of hem, die vóór de banken staat.
Waar die ernst in zit? Wel in het feit,
dat wij elke dag worden voortgedre
ven, want vergeet niet, dat aan het
eind van elk leerjaar het gebiedende
eis is, dat we zoveel boekjes hebben
doorgelezen, dat de scribentjes wat
leesbaars kunnen voorleggen als ze
met kromme vingertjes (mag niet)
vol ijver over hun schriftjes gebogen
hebben gezeten. Verder moeten ze
kunnen goochelen met sommetjes en
nog veel meer. Nu, als je de jeugd,
dus Neerlands toekomst, niet tekort
wilt doen en ookals je je zelf
respect niet wilt verliezen, dan zorg
je, dat je aan al die eisen voldaan
hebt als de bel, de laatste dag van 'n
schooljaar uitluidt. Maar om al die
drukkende ernst te ontkomen zoeken
we maar zoveel mogelijk de gezellig
heid aan te kweken. Daar ben ik nu
eenmaal verzot op. En onze klassikale
gezelligheid wordt niet weinig ver
hoogd door onze gezamenlijke spaar
derden en verzamelingen en ruilingen.
We verzamelen met elkaar postzegels,
zilverpapier, de stoppen, of hoe noem
je die dingen van melk en yoghurt-
flessen. Dat doen we voor allemaal
goede doelen. Verder ruilen we alle
mogelijke( en ook onmogelijke) plaat
kerel niet gelukt was deze jonge, gave
boy te bezoedelen met zijn verhalen.
Maar het had ook anders kunnen zijn.
En dit geldt nog maar een „toevallige"
ontmoeting zo bij de weg. Doch voor
meisjes, vooral voor hen, die in een
betrekking willen gaan bestaan er ge
varen, die zeer actueel dreigen te wor
den, omdat zij naar adressen kunnen
worden gelokt, waar zij ten onder gaan*
Ook zij, die met de beste bedoelingen
van hier vertrekken. Natuurlijk is een
buitenlands tripje fijn en begerens-
waard, maar als het niet kan onder
vertrouwde leiding en naar een ver
trouwd adres, hoe ouderwets het ook
klinken moge, dan moet men maar
wachten tot men wat ouder en levens
wijs is. Men bedenke, dat als het mini
sterie gaat waarschuwen, dan is er wel
een dringende noodzaak.
In het bericht van vorige week wor
den ook vertrouwde adressen genoemd,
waarheen men zich kan wenden, indien
er toch wensen of kansen zijn, die de
buitenlandse kant uitwijzen. Mocht
men dit bericht kwijtgeraakt zijn en
men denkt zo'n adres nodig te heb
ben, dan kan men het bij mij wel
even vragen. Ik heb het lijstje wel
bewaard.
jes van beschuiten, koeken en wat
dies meer zij, dit echter ten eigen
bate. Hiervoor moet ik, om mee te
kunnen doen mijn hospita in het ge
vlij komen. Nou die goeie dikke tante
gebruikt daarvoor speciaal het merk
beschuit, enz. van de meest gevraagde
plaatjes. Helaas groeit mijn eigen
verzameling niet zo hard, want er zijn
altijd pechvogels, die ik vooruit moet
helpen. Vergeet niet, dat deze ver-
zamelarij voordelen biedt. Want be
laden met een paar postzegels kun je
met een air van wie doet me wat
zomaar het lokaal binnen stappen,
zonder dat de bel gegaan is, of zonder
dat een stortbui een iegelijk en ieder
een naar binnen drijft.
Postzegels voor sanatorium-hulp
worden zonder veel explicatie over
gereikt, maar met zilverpapier is het
anders gesteld. Een propje zilverpa
pier brengt zijn eigen verhaal mee,
want daarvan kan worden verteld,
dat het van een stukje sukkela was,
dat je zomaar van een tante of een
opoe gekregen hebt. Via dat zilverpa
pier blijf ik ongemerkt op de hoogte
van het wel en wee van ons dorp,
want ik weet secuur, waar er visite
was, of iets dergelijks. Maar ik weet
ook, dat vader een keertje zo kwaad
was, omdat Riekje nou net die boter
haalde met zulverpapier derom, en
moeder had gezeid, dat Licht te
begrijpen, dat waar zo onze gemeen
schappelijke interessen liggen, ik niet
in het minst verbaasd ben als Hans
Mijn beste nichtjes en neefjes,
Heel wat van onze nichtjes en ne
ven gaan in deze weken een fijn
schoolreisje maken. Nu ik hoop, dat
ze verre reizen mogen maken en
dat ik het verhaal hierover te lezen
krijg. Zelf ga ik ook altijd graag op
verre tochten en vanzelf wil je dan
ook wel eens horen hoe anderen het
gehad hebben, die er ook op uit trok
ken. Maar er zijn er ook in onze grote
familie, die zitten te ploeteren voor
een examen. Nu daar heb ik medelij
den mee, want het valt niet mee, als
de zon zo lekker schijnt en het is bui
ten alles zo mooi en je ziet daar van
je vrienden of vriendinnetjes eens
kostelijk ravotten en je moet zelf dan
maar je neus in de boeken stoppen.
Het is van mij al een poosje geleden,
dat ik dit meemaakte, maar ik weet
er nog alles van. Maarals het
examen voorbij is en alles is goed ge
gaan, dan heeft er haast niemand zo'n
fijne tijd als die gelukkigen, die nu
met een heel gerust geweten alle boe
ken eens voor een poosje in de kast
stoppen.
Deze keer zal ik voor een paar nicht
jes, die een randje voor borduurwerk
gevraagd hebben eens een patroontje
stormenderhand het plein op komt,
linea recta naar mij toe, met reeds
half op het plein de roep: „Juffrouw,
heb uwes oude kranten om te verko-
pe?" Direct denk ik, weer een goed
doel natuurlijk. Daarom zeg ik spijtig:
„Geen eentje Hans", want ik weet
maar al te goed, dat mijn hospita mij
elk snippertje krant altijd subiet af
handig maakt voor allerlei huishoude
lijke doeleinden. Ik moet zelfs ons
dierbaar Weekend met moed verde
digen, anders raakte ik ook dat kwijt.
Om mijn onplezierig antwoord wat
goed te maken bij Hans, vraag ik
maar belangstellend: „Waarvoor wou
je dat hebben Hansje?" stellig ver
wachtend, dat hij een nobel doel voor
ons zal ontvouwen. Er zijn immers
altijd wonderen te verrichten met de
opbrengst van oude kranten. Jubelend
vertrouwt Hans mij, en verder alle
toehoorders op het plein toe: „Voor
me nieuwe step!" Niemand hoort de
plof, waarmee ik op de nuchtere be
gane grond terecht kom. Daardoor dus
wordt onze Hans niet gestoord „en z'n
step kost wel 'onderd gulden". Hans
ziet op geen paar stuivers. En hij is
klaarblijkelijk een onverstoorbare op-
in ons hoekje zetten. Ja, de neven ko
men dan een beetje te kort. Niets aan
te doen, want ik kan hen immers niet
de raad geven om ook maar eens te
gaan handwerken. Nu als ik hen eens
helpen kan ergens mee, moeten zij het
ook maar vragen. Voorlopig krijgen
dus eerst de nichten een .beurtje. Ver
der allemaal gegroet van jullie
Tante Truus.
Nachtegaal te Heinkenszand. Daar
heb ik net voor ik ging schrijven in
het Zeeuwsch Dagblad gelezen, dar er
zo'n grote brand was in jullie dorp.
Was het bij jou in de buurt? Brand is
altijd zo erg hè. Jullie schoolreis was
prachtig. Ik ga ook altijd graag een
poosje in dat Dierenpark kijken. Het
is er zo mooi. Waren jullie erg moe
's avonds? Het was wel een lange dag.
Hoe is het met de arm van je zus?
Wat hadden jullie een gezellig burge-
meestersfeest. Robbedoes te Seherpe-
nisse. Nu schrijf ik wel, te Scherpenis-
se, maar ik zie aan de mooie kaart
wel, dat je een heel eind uit de buurt
bent. Wat is het daar mooi! Ik ben er
ook al heel wat keertjes geweest maar
daar krijg je nooit genoeg van. Ik
vind het leuk, dat je mij in die prach
tige streek niet vergeten bent, maar
timist, want hij zegt even blijmoedig,
dat hij al één gulden acht en veertig
centen in zijn spaarpot heeft. Volgens
hem ontbreekt er nog maar 'n schijntje
aan de gevraagde som. En wat zou
dat nog. Er zijn zulke goede perspec
tieven. Zijn tante beloofde grandioos,
dat hij alle kranten kreeg om te ver
kopen. Van een buurvrouw krijgt hij
elke stop van de melkflessen. En nu
was zijn hoop ook op mij gevestigd.
Toch, ik moet het eerlijk zeggen, toont
hij geen wrok, nu is hem ontval in
zijn actie voor een gloednieuwe step.
Dat komt misschien, doordat hij meer
pijlen op zijn boog heeft, want nu hij
weet, dat ik hem niet helpen kan,
schiet hij met een vaartje op een col
lega af, die juist arriveert. Ik laat het
maar helemaal aan mijn mannelijke
collega over, om deze vraag naar eer
en geweten te beantwoorden. Dat kan
ik gemakkeijk doen, want Ineke duwt
me een propje zilverpapier in de hand,
me toevertrouwend, dat het „van een
pakkie sigrette is van onze Teun".
Hiermee kunnen tenminste onze goede
daden weer doorgaan, De bel luidt,
dus moeten we naar binnen en begint
de ernst des levens weer.
kens ligt als de zuster komt. De da
mes hebben zich onderwijl, nu ze weer
een poosje wakker zijn, met hun ver
blijf hier in het ziekenhuis verzoend
nadat mevrouw Westra gezegd had,
dat we hier tenslotte allen liever niet
zouden zijn, maar dat het toch wel
erg ondankbaar is voor de doktoren
en zusters als we er zoveel op aan te
merken hebben, laten we liever dank
baar zijn, dat, als we ernstig ziek
zijn of een operatie moeten ondergaan
er gelegenheid voor is om opgenomen
te worden in een ziekenhuis waar we
door rust en goede voeding en ver
pleging onder Gods zegen de verloren
krachten vaak weer mogen herwin
nen.
Het ontbijt wordt door de zuster
binnen gebracht en in stilte door de
dames genuttigd.
Daarna mogen zij, die tamelijk goed
zijn, opstaan en naar de tuin, alleen
de twee ergste blijven op de zaal ach
ter en dat rijn mevrouw Westra, hart
patiënte en mej. van Bergum, die bij
het raam ligt, een zeer ernstige kan
kerpatiënte, haar ene been is al ge
amputeerd tot aan haar lichaam en
ook het andere been zal spoedig het
zelfde moeten ondergaan.
Mevrouw Westra weet dat ze ont
zettende pijn moet lijden maar nooit
komt er één klacht over haar lippen
en nu ze hier samen achter bleven
wil ze met deze patiënte eens van
hart tot hart spreken, ze wacht alleen
op de gelegenheid daartoe.
Het werk van de zusters op de zaal
is klaar zodat deze twee nu Overblij
ven.
„Zo", zegt mevrouw Westra, „nu
zullen wij elkaar gezelschap houden.
Wat is opoe een lief vrouwtje en wat
kan ze rake dingen zeggen als de
dames zo mopperend wakker worden.
Het is ook een echt gelovige vrouw,
want gisteren heeft ze een hele poos
bij mij staan praten en ik merkte wel,
dat haar leven een leven met God is
geweest. Ze treffen prachtig weer om
in de tuin te zijn en straks laat opoe
U weer meegenieten als ze U vertelt
hoe alles in de tuin groeit en welke
bomen er weer bloeien, ze brengt dan
als het ware de tuin bij uw bed. U
bent hier zeker ook al lang, dat U
alles in de tuin zo goed kent en weet
waar alles staat?"
En dan heeft mevrouw Westra de
juiste snaar getroffen en de stille,
flinke mej. van Bergum met haar ont
zettend levenskruis heeft behoefte
haar overvol hart voor deze patiënte
uit te storten, zij, die altijd in stilte
alleen haar levensstrijd strijdt.
„Ja mevrouw", zegt ze, „ik ben al
jaren hier en opoe ook en daarom
weet ze dat ik de tuin door en door
ken. Vroeger mocht ik met mooi weer
ook naar buiten, dat was, toen ik nog
lopen kon, maar het ging al moeilij
ker tot mijn been geamputeerd moest
worden en ik niet meer lopen kon en
nu gaat het naar een tweede ampu
tatie, spoedig zal ik ook mijn andere
been moeten missen en daar ik geen
familie heb zal ik hier altijd moeten
blijven nu ik zo hulpbehoevend ben
geworden. En omdat opoe weet, dat
ik niet meer naar de tuin kan, komt
ze mij steeds alles vertellen.
Weet U wat ik zo fijn vind van
opoe? Dat ze ook aan de bedden over
het geloof spreekt, ze zou allen wel
tot God willen brengen en is daarom
op haar ouden dag nog een zegen voor
velen en leeft daardoor nog tot Gods
eer en dan denk ik wel eens als ik
mijzelf daarbij vergelijk; wat kom ik
daarbij tekort, is mijn leven nu tot
Gods eer? O mevrouw, dit is mijn da
gelijks verdriet
Mevrouw Westra merkt dat deze
vrouw, die voor haar een geloofs-hel-
din was geworden, een stil groot ver
driet heeft. Ze denkt even na en zegt:
„Maar U moet zich niet met opoe ver
gelijken, opoe is gezond en kan daar
om van alles genieten, ze slaapt heer
lijk iedere nacht, heeft nooit ergens
pijn en is hier alleen ingekocht als
het ware omdat ze verzorging be
hoeft, ze heeft geen moeilijkheden, is
maar heel weinig ziek geweest in haar
leven en nu kan ze voor afleiding eens
met de zieken praten en omdat ze de
Heere liefheeft zou ze iedereen wel
van Hem willen vertellen en het liefst
ook tot Hem brengen en daarom is
haar getuigen tot1 Gods eer. Maar nu
Uw leven; het is een aaneenschake
ling van ziekte en leed geweest en nu
ligt U hier al jaren en mist reeds lang
één been en hebt dag en nacht vre
selijke pijnen en het vooruitzicht bin
nenkort zoals U zegt Uw tweede been
te moeten missen en onder het dra
gen van zulk een schier ondragelijk
kruis komt nooit één klacht over Uw
lippen, vertel mjj eens: hoe is het mo
gelijk zonder sterke geloofskracht,
zwijgend zulk een zwaar kruis te
dragen? Wat is gemakkelijker, met
een gezond lichaam een sprékende
getuige voor God te zijn, of met een
lichaam als het uwe onder de smar
telijke pijnen, een stille getuige te
zijn? Is zulk leven niet tot Gods eer?
Neen, dat ziet U verkeerd".
Na een poosje zwijgen zegt mej.
van Bergum ontroerd: „O, mevrouw,
wat ben ik daar dankbaar voor nu U
dit zo ziet, Wat ben ik blij, dat we
eens samen hebben kunnen spreken,
want dit was eigenlijk mijn grootste
strijd".
Als ze beiden nog even stil liggen
na te denken, komen opoe en ver
schillende zieken terug. Het ïoopt te
gen 12 uur en het is dus tijd voor eten
en rusten. Opoe gaat naar het bed van
mej. van Bergum om haar van de
tuin te laten genieten.
Er is een stille, blijde lach in de
og-n van deze zwaar bezochte. Het
schijnt, dat hier een moeilijke strijd
is uitgestreden.