DE STRI[D OM SCHOUWEN EN DU1VELAND WOEDT NU OP HET FELST Stroomgeulen bedreigen dijktraees Schelphoek en Ouwerkerk de grote knelpunten. Geen reden tot optimisme, maar men behoeft ook niet in zak en^as te gaan zitten! Zaterdag 20 Juni 1953 Pagina 3 Ingezonden Mededeling (adv.) De ingenieurs, die kort na de ramp dagen naar het eiland snelden, moes ten aanvankelijk 71 dijkgaten registre ren. Direct is men erop gesprongen, zonder voldoende materiaal. Er wer den riskante en geïmproviseerde acties ondernomen. Elk uur wachten was fataal en kon zelfs mensenlevens kos ten. 16.220 van het 21.100 ha grote eiland stond blank. Aanvankelijk besefte men nauwe lijks welk karwei wachtte. Maar spoe dig zag men het in. Hier moest hard en doeltreffend worden aanrepakt. Maar dat kon niet. Op Walcheren en bij de Afsluitdijk beschikte men over goede werkha- vens. Hier op het rampeiland was nauwelijks sprake van een steunpunt, een bruggehoofd om het offensief te beginnen. Op Zuid-Beveland had men de vaste verbinding met het vaste land van Brabant. Hier had men haast geen uitgangspunt. Waar moest men beginnen? Moest het eiland dan toch opgegeven worden voorlopig? Die ac ties met zandzakken mislukten door de woedende golven. Dan hier en dan weer daar ging het mis. Elders vc -derde het werk. Grote gebieden van Zeeland kwamen weer droog. Maar hier op dit eiland schuur den de gaten uit, groter, steeds groter. De werkzaamheden voor Serooskerke bij het gat van Schelphoek. Het I lange ringdijk rond het gat is reeds zichtbaar. Links van het Eiland eerste gedeelte van het Eiland, het middelste dijktracé van de 4 km. J moet de Gemene Geul lopen. Op de achtergrond de bres in de zeedijk Wanneer dit dan eindelijk het ge val zal zijn? Niemand durft dat ta zeggen. Er wordt ook niet zoveel over gepraat. Werken, dat is beter. De in genieurs zouden nu al plankenkoorts kunnen krijgen als ze aan dat belang rijke moment denken, waarop de red ding van Schouwen en Duiveland een feit zal worden. „Het zal wel in de appelentijd zijn", moet een vooraanstaande deskundige gezegd hebben. Hij heeft er niet bij gezegd of het vroege of late appelen zouden zijn. „Als het maar geen ap pelen worden uit de koelhuizen", hoort men soms wel eens zuchten. Maar dat durft zelfs de pessimistische deskundi ge niet te beweren. Er is een redelijke kans, dat het appelen worden, direct van de boom geplukt. Nee, wanneer er zich geen bij zondere tegenslagen voordoen zal het Schelphoekgat voor de winter afgegrendeld zijn en dan zal naar alle waarschijnlijkheid het tweede gigantische werk, het afgrendelen van de stroomgaten voor Ouwer kerk, ook gelukt zijn. De belangrijkste episode, de Zui derzeewerken niet uitgezonderd, uit de geschiedenis van de Neder landse waterbouwkunde zal dan af gesloten zijn. Het zal de episode zijn van de redding van het onzegbaar geteisterde Schouwen en Duiveland. BERT DE JONG. SCHOUWEN EN DUIVELAND, 19 Juni. - Nog door drie grote dijkbressen kolkt het zilte zeewater ieder tij Schouwen en Duiveland binnen. Het water schuurt zich door de stroomgaten, het gat bij het gemaal Schelphoek voor Serooskerke, de twee gaten voor Ouwerkerk en het gat bij Stevensluis, diepe kreken vormend en de huizen en grond verder verwoestend. Het grootste gedeelte van het eiland staat nog blank, n.l. de Schouwense Polder, groot 9356 ha., de Vierbannenpolder, groot 2491 ha. en de polders Oosterland en Sirjansland, groot 1710 ha. Voor de winter moeten deze polders van het zeewater afgesloten zijn en leeggemalen kunnen worden. Dan moeten de binnendijk rond het Schelphoekgat, die 4000 meter lang wordt, de buitendijk rond de twee gaten voor Ouwerkerk ter lengte van 2000 meter en de binnendijk rond het gat van Sirjansland jesloten zijn. Dit zijn de feitelijke gegevens van de situatie op het ogenblik op Schouwen en Duiveland. Deze cijfers geven iets weer van de toestand. Een toestand, die geen reden geeft om optimistisch te zijn en in het geheel geen aanleiding is om in zak en as te gaan zitten. Een ieder die daar vecht om het behoud van het eiland is vervuld van deze wil: om Schouwen voor de winter heroverd te hebben op de zee. Of het zal gelukken? Het is niet definitief te zeggen. wEfcTEN- StHouweu Op het ogenblik is er geen reden om optimistisch te zjjn. Alle gunstige be richten ten spijt is het absurd om in een „hoerastemming" te komen. Hier om niet, omdat het werk, het redden van het eiland, van zulk een grote om vang is, dat het onmogelijk is alle de tails van tevoren te bepalen en te bere kenen. Slechts in grote lijnen zijn nu defini tief de grote plannen opgesteld om de grote gaten bij Schelphoek en Ouwer kerk, de cardinale punten waar nage noeg het gehele werk om draait, te dichten. Ervaren de grote stroomsnel heid, de onberekenbaarheid van het water, de wisselvalligheid van het weer en honderd en een onbekende factoren is het nnmogehik om alles te plannen. Er is geen reden om optimistisch te zijn, ook omdat het werk, het red den van het eiland, zijn weerga niet kent in de geschiedenis van de Ne-, derlandse waterbouwkunde. Alleen al de onderneming om de 600 mil- lioen kubieke meter water, die iede re dag door het gat van Schelphoek stroomt, te beteugelen, is riskanter dan het afsluiten van de Zuiderzee en hachelijker dan het dichtgooien van de vier stroomgaten op Walche ren tezamen. De risico's zijn onzeg baar groot. Ieder ogenblik kan men voor verrassingen geplaatst worden. Niet in zak en as. Toch, het is absoluut niet redelijk om somber gestemd te zijn. En gemop per, ook al duurt het voor velen te lang, is absoluut niet op z'n plaats. Wie Schouwen en Duiveand bezoekt, wordt getroffen door de grote activiteit, die er heerst. Daar zijn de 19 zandzuigers, 39 drag lines, 3 baggermolens, 12 kleikranen, 9 overslagkranen en het haast niet te ♦ellen rollend en varend materieel, dat ingezet is in de strijd tegen het water. Overal rolt men over het werkvolk, waarvan we er ook niet één hebben zien lanterfanteren.Een leger van 2300 man, een aantal, dat binnenkort wordt opgevoerd tot 3000 man, voert de strijd tegen het water. Het is waar, deze cijfers zijn niet overtuigend! Maar als men merkt, dat dit leger, dat deze 2300 man stuk voor stuk zijn bezield met deze gedachte: het eiland zo vlug mogelijk aan zijn bewoners terug te geven, dan krijgt men weer hoop. Andere dijken dreigden weer door te breken. Gebouwen stortten in. Hier op dit eiland was geen sprake meer van een rampnacht of een rampweek maar van een rampmaand. In deze baaierd van onheil heeft men aangepakt. Werkhavens werden ge ïmproviseerd, werkterreinen, blnnendy- improviseerd, werkterreinen opgespoten ken versterkt en vanuit de vluchthaven Zjjpe werd het eerste definitieve offen sief ingezet. Het gelukte de Oude Djjk ten Oosten van Bruinisse te herstellen. De polder Bruinisse kwam droog. Toen ging het op de Bampaartsedjjk af, die recht over het eiland loopt ten Oosten van Oosterland. En inmiddels speelde zich de strijd af om de haven van Zierikzee. De polder van Dreischor kwam droog en men wist de Schouwen se Djjk, die dwars over het eiland loopt van Zierikzee naar Brouwersha ven, te behouden. Vaak op het kantje af. Zo heeft men, we noemden slechts enkele voorbeelden, de afgelopen maan den op het eiland gewerkt. Strategie. Het offensief gaat voort. Doordat de gaten bij Sirjansland en Oosterland zijn gedicht, zijn bressen in de Ramp- aartsedijk stroomgaten geworden van de polder Ooster- en Sirjansland. Men kan hier slechts met zandzakken werken, die alleen per dukw of schuit naar de dijk getransporteerd worden. Drie gaten zijn er in deze dijk, die nu nog verder uitslijten. Twee èrvan zijn reeds 100 meter breed. Het is on doenlijk om hier groot materiaal in te zetten. Maar de strategie van de Rijkswa terstaat beperkt zich niet tot deze dijk, die met recht de rampdijk ge noemd is, omdat er zich zoveel tegen slagen voordeden en omdat in haar omgeving zovelen verdronken. De Rijkswaterstaat kijkt verder. Want wanneer de gaten van Steven- sluis en voor Ouwerkerk gedicht zijn zal de rampdijk niet zoveel zorgen meer baren. Dan immers is geheel Duiveland gered en daarmee, behalve Nieuwerkerk en Ouwerkerk in de Vierbannenpolder, ook Oosterland en Sirjansland. Stevensluis. Bij liet gat van Stevensluis doet zich eigenlijk weer dezelfde moeilijk heid voor als bij de Rampaartsedijk. De plaats is moeilijk te bereiken. Men is hier bijna gereed met de voorberei dende werkzaamheden voor het leg gen van een binnendijk rond het gat. De grootste moeilijkheden zullen hier spoedig overwonnen zijn. Ouwerkerk, Als men by Ouwerkerk komt, wrijft men zich de ogen uit. Daar ligt nb. de baggermolen „Marokko" met zijn mach tige schoepen het djjkgat uit te bag geren en dus nog dieper te maken, het verdronken en grotendeels verwoeste Ouwerkerk dat achter de gaten ligt, tartend. Dood en verlaten ligt het dorp in de stille watervlakte. Maar by de .gehavende dijk is het een en al beweeg en leven. Daar varen de bootjes af en aan, daar liggen de drie grondzuigers en de drie perszui gers, daar zijn in de onmiddellijke om geving de barakkenkampen opgetrok ken, daar doet ook de baggermolen „Marokko" dat wonderlijke werk, om de bodem gelijk te maken voor het plaatsen van de caissons. Tweede werk na Schelphoek. Het dichten van de twee gaten voor Ouwerkerk is na het karwei van de Schelphoek het belangrijkste werk op Schouwen en Duiveland. De twee bressen in de dijk, tezamen 450 meter breed, moeten worden af gegrendeld door een 2 km lange dijk, die buitengaats over de schorren ge legd wordt. Eigenlijk doet men aan landaanwin ning daar bij Ouwerkerk. Veel heeft dit toch niet te betekenen. Vanuit de dijkgaten waaieren de diepe stroom geulen naar buiten en binnen, die het land tot een woestenij maken. Het zijn juist deze stroomgeulen, die de ingenieurs zoveel hoofdbrekens kos ten. Na langdurige peilingen heeft men eindelijk het dijktracé vastge steld. Maar een week later wijzigen deze geulen zich weer en kan men weer gaan rekenen of, zoals meestal gebeurt, extra gaan bezinken,. Dan werken de rijswerkers nog langer en nog harder en dan worden extra zinkstukken aangevoerd en neer gelaten om zo'n lastige stroomgeul te stoppen. Dan weet het water echter wel weer een andere uitweg te vinden. Niettemin gaat de aanleg van deze buitendijk door. Zinkstuk na zinkstuk wordt op het tracé neergela ten. Ten Westen van de gaten by het ba rakkenkamp is het begin van deze dyk al te zien, die dyk die de uiteindelijke redding zal betekenen van geheel Dui veland. Globaal kan men zeggen, dat het lot van Schouwen en Duiveland afhangt van twee ringdijken, die respectievelijk gelegd moeten wor den rond de grote stroomgaten van Ouwerkerk en Schelphoek. Bij bei de grote stroomgaten wordt door de mensen van de Waterstaat de zelfde grote strijd geleverd, n.l. de strijd tegen de grote stroomgeulen, die soms kilometers lang zijn en die voortdurend het vastgestelde dijk tracé bedreigen. Schelphoek. Het grote stroomgat van Schelp hoek, 425 meter breed en 37 meter diep (een kerk zal er rustig in kun nen verdwijnen) is het knooppunt van de geulen, die buiten en vooral bin nengaats lopen. Een zeer interessante landkaart heeft men getekend van het door ploegde land voor de Schelphoek. Al le geulen hebben namen gekregen, omdat ze niet meer uit elkaar waren te houden. Het zou nog een hele studie ver eisen om zich de aardrijkskunde van het stuk grond voor de Schelphoek, dat straks door de grote ringdijk wordt begrensd, eigen te maken. Daar is de grote geul, de Gemene Geul ge noemd, die 70 tot 80 meter breed is en dwars door het dijktracé loopt. Twee geulen, die het dijktracé kruis ten, de Karremansgeul en de West Dijkrak, zijn reeds bedwongen. Maar met des te meer kracht schuurt het water nu door de andere geulen, zoals de Klompe Geul en de Gemene Geul. Het leggen van een 4 km lange dyk om een dykgat met een capaciteit van 120 millioen kubieke meter water per ty en een stroomsnelheid van 2'/z m per seconde dwars door geulen, is het moeiiykste probleem, dat men zich op waterstaatkundig gebied kan denken. Vier zinkstukken per dag. Aan dit werk zijn dan ook ontzag lijk veel voorbereidingen voorafge gaan. Ten Oosten van het gat bij de Heertjesinlaag en de Flaauwersinlaag is in korte tijd een groot werkterrein opgespoten, waar het grote barakken kamp van Van Oordts zinkwerkers is verrezen. Hiernaast bevindt zich de zate, een hellend stuk grond aan het water En de aannemers dan? Zy zijn even zeer enthousiast om het karwei zo vlug mogelijk te fixen. Hebben zij niet ma teriaal uit het buitenland moeten te rugtrekken en dreigt er voor hen nu juist geen concurrentie op de buiten landse markt? Nee, hoe eerder het werk klaar is, hoe liever het de aan nemers is. Dit alles geeft een burger weer moed en geeft hoop voor de toe komst! Kampmaand. Hoop is er voor de toekomst ook, omdat er al zoveel gepresteerd is op liet eiland sinds 1 Februari. Na het eiland volgt weer een traject van 1400 meter bestaande uit caissons en het slot van de dyk wordt weer ge vormd door een lichaam van 200 meter. Sluiting met caissons. In de dykgedeelten, bestaande uit caissons, zai do definitieve sluiting plaats hebben. Voor deze sluiting neemt het waterbouwkundig laboratorium in Delft uitgebreide proeven. Vast staat nu reeds dat de sluiting zal geschieden op het maaiveld, dus niet in een geul, door middel van kleinere caissons. waar de grote zinkstukken worden ge vlochten. Vier zinkstukken van meer dan honderd vierkante meter worden hier per dag in elkaar gedraaid. Met deze zinkstukken wordt letterlijk een woud van rijshout op het dijktracé neergelaten. 700 meter van het tracé is reeds bezonken. Bij laag water ste ken deze stukken boven het opper vlak uit, een hoopvol teken, dat wijst op grote vorderingen bij het werk. In totaal moet 250.000 vierkante meter bezonken worden. Zes zuigers zullen met volle kracht de slik en klei op de dpk storten, wan neer volgens het voorlopig werkschema de bezinking per 1 Augustus gereed is. In verschillende gedeelten wordt de dijk aangelegd. Het eerste gedeelte be staat uit een zand- en kleilichaam en wordt 700 meter lang. Dan volgt het gedeelte, dat gevormd zal worden uit caissons. Het middelste gedeelte, het eiand genaamd, ter lengte van 600 m, dat tegen Serooskerke aanligt, zal weer bestaan uit zand en klei. Het eiland. Hier zijn goed de resultaten van het werk te zien. De kleikade is deels opgeworpen. Op de achtergrond ligt het verdronken dorp, maar het ge hele beeld wordt beheerst door de Het lijkt wel of dat arme dorpje Serooskerke als compensatie een enorm drukke haven heeft gekregen. Door de uitgeschuurde geulen tuffen de kleine bootjes van de Rijkswater staat of van de heer Verwey, de hoofd aannemer, die overal tegelijk is, be moedigende woorden spreekt of mis standen recht zet. Verderop manoeu vreren de sleepboten met grote zand bakken door de geulen naar de stra tegische punten van het werk. Wie de bedrijvigheid hier ziet is geneigd dat arme Serooskerke te vergeten. Maar het gaat juist ook om de bevrijding van dit dorp. En dan tellen in het raam van dit grote werk de kleinigheden niet mee en ook voor belangrijke zaken kan men niet altijd aandacht hebben. De landbouwgronden voor het gat zijn verwoest door het kolkende water en ook door de werkzaamheden, die ver richt worden. „Het kan niet anders", zegt Waterstaat. „Landbouwherstél zal hier straks veel te doen hebben". grote zandcutter, de Polijp, waarvan het grommend geluid tot ver in dé omtrek hoorbaar is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1953 | | pagina 3